14 - Nogmaals Amadiro

55 * Baley was uit het veld geslagen. Hij wist niet wat hij aan Amadiro had, en hij had van zichzelf niet verwacht dat het hem zo in de war brengen zou. Gremionis had hem 'gereserveerd' genoemd. Uit wat Cicis gezegd had, verwachtte hij dat Amadiro een autocraat was. Maar in den lijve leek Amadiro joviaal, open, vriendelijk zelfs. En als je afging op zijn woorden was Amadiro op zijn gemak een eind aan het onderzoek aan het maken. Hij deed het genadeloos... en toch met een schijnbaar meelevende glimlach.

Wat was hij voor een man? - Als vanzelf wierp Baley een blik naar de nissen waar Daneel en Giskard in stonden, de primitieve Giskard natuurlijk uitdrukkingloos, de moderne Daneel rustig en kalm. Dat Daneel in zijn korte bestaan Amadiro ooit had ontmoet was op het eerste gezicht onwaarschijnlijk. Giskard anderzijds had in de vele decennia - hoeveel? - van zijn bestaan de man best eens tegengekomen kunnen zijn.

Baley's lippen verstrakten toen hij bedacht dat hij Giskard tevoren had kunnen vragen wat Amadiro voor iemand was. Dan had hij nu beter kunnen oordelen hoeveel er aan dit optreden van de roboticus echt was en hoeveel slimme berekening. Waarom toch, vroeg Baley zich af, maakte hij geen handiger gebruik van die mogelijkheden van zijn robots? Of waarom kwam Giskard niet zelf met gegevens aandragen? - Maar nee, dat was niet eerlijk. Giskard miste het vermogen tot dat soort onafhankelijke actie. Op verzoek verschafte hij gegevens, dacht Baley, maar niet op eigen initiatief.

Amadiro volgde Baley's snelle blik en zei: 'Ik ben één tegen drie, denk ik. Zoals u ziet heb ik hier in mijn kantoor geen enkele robot - al moet ik bekennen dat ik er in een mum van tijd zoveel als ik wil kan laten opdraven - en u hebt twee robots van Fastolfe: die oude vertrouwde Giskard en dat bouwkundig wonder, Daneel.'

'Ik zie dat u ze allebei kent,' zei Baley.

'Alleen uit de verhalen. Nu zie ik ze eigenlijk pas voor het eerst... ik zei bijna "in levende lijve", een roboticus notabene... pas voor het eerst echt, al heb ik Daneel uitgebeeld gezien door een acteur in dat intergolfstuk.'

'Iedereen op alle werelden schijnt dat intergolfstuk gezien te hebben,' zei Baley nors. 'Dat maakt mij het leven als beperkt wezen van vlees en bloed... moeilijk.'

'Niet tegenover mij,' zei Amadiro, en zijn glimlach werd breder. 'Ik kan u verzekeren dat ik die verzonnen weergave van u totaal niet serieus genomen heb. Ik dacht wel dat u in het werkelijke leven uw beperkingen had. En zo is het ook... Anders had u op Aurora niet zo kwistig met ongegronde beschuldigingen gestrooid.'

'Dr. Amadiro,' zei Baley, 'ik verzeker u dat ik geen formele beschuldigingen uitbracht. Ik deed alleen mijn onderzoek en liep de mogelijkheden na.'

'Begrijp me niet verkeerd,' zei Amadiro, plotseling ernstig, 'ik verwijt u niets. Ik ben overtuigd dat u naar Aardse maatstaven vlekkeloos gehandeld hebt. Maar nu hebt u met Aurorische maatstaven te maken. Wij koesteren onze goede naam ongelooflijk zorgvuldig.'

'Als dat zo was, dr. Amadiro, hebben u en andere Globalisten dr. Fastolfe met uw verdenkingen dan niet veel zwaarder belasterd dan ik iemand gedaan heb?'

'Heel waar,' zei Amadiro instemmend, 'maar ik ben een vooraanstaand Auroriër en heb een bepaalde invloed, terwijl u een Aardling bent zonder de minste invloed. Dat is niet helemaal eerlijk, dat moet ik toegeven, en ik betreur het, maar zo gaat het nu eenmaal op de werelden. Wat kunnen we eraan doen? Overigens, de beschuldiging jegens Fastolfe kan gestaafd worden... en zal gestaafd worden... en laster is geen laster als het de waarheid is. Uw fout was, beschuldigingen te uiten die beslist niet gestaafd kunnen worden. U zult beslist moeten toegeven dat noch meneer Gremionis, noch dr. Vasilia Aliena, alleen of samen, die arme Jander ooit hadden kunnen onklaar maken.'

'Ik heb geen van beiden formeel beschuldigd.'

'Misschien niet, maar op Aurora kunt u zich niet verschuilen achter het woordje "formeel". Het is jammer dat dr. Fastolfe u hier niet voor gewaarschuwd heeft toen hij u hier binnenhaalde voor dit onderzoek, dit - zoals, vrees ik, de zaken staan - tot mislukken gedoemde onderzoek.'

Baley voelde zijn mondhoek trekken toen hij bedacht dat Fastolfe hem inderdaad wel had mogen waarschuwen. 'Word ik in deze zaak nog gehoord, of is het al beslist?' vroeg hij.

'U wordt natuurlijk gehoord voor u wordt veroordeeld. Wij zijn geen barbaren, hier op Aurora. De Voorzitter zal het stuk dat ik hem heb gestuurd bekijken, samen met mijn voorstellen in deze kwestie. Vermoedelijk zal hij Fastolfe, als de andere nauw betrokken partij, raadplegen en misschien morgen een bijeenkomst arrangeren met ons alle drie. Dan - of later - valt het besluit en de hele Wetsraad zal dat onderschrijven. Alle vereisten van de wet worden in acht genomen, dat kan ik u verzekeren.'

'De wet wordt ongetwijfeld naar de letter gevolgd, maar als de Voorzitter al besloten heeft, als op mijn woorden geen acht geslagen wordt, als de Wetsraad de genomen beslissing domweg ratificeert? Kan dat gebeuren?'

Amadiro glimlachte daarop niet echt, maar er was iets van verfijnd vermaak te zien. 'U bent een realist, meneer Baley. Dat doet me plezier. Mensen die over rechtvaardigheid dromen worden zo licht teleurgesteld... en ze zijn meestal zo verdraaid aardig dat je dat afschuwelijk vindt.' Amadiro's blik gleed weer naar Daneel. 'Een geweldig stuk werk, die mensachtige robot,' zei hij. 'Het is verbazend hoe Fastolfe alles zelf in handen gehouden heeft. En wat jammer dat Jander verloren is gegaan. Daar heeft Fastolfe iets onvergeeflijks gedaan.'

'Dr. Fastolfe ontkent dat hij er hoe dan ook bij betrokken is, meneer.'

'Ja, meneer Baley, dat spreekt vanzelf. Zegt hij dat ik erbij betrokken ben? Of is dat helemaal uw idee?'

'Dat idee heb ik helemaal niet,' zei Baley bedaard. 'Ik wil u alleen maar vragen stellen over die zaak. Wat dr. Fastolfe betreft, hem zult u niet van laster kunnen beschuldigen. Hij is ervan overtuigd dat u niets te maken hebt met wat er met Jander gebeurd is, omdat hij er heel zeker van is dat u de kennis en het vermogen mist een mensachtige robot te laten verstarren.'

Als Baley gehoopt had het vuurtje zo aan te wakkeren, had hij pech. Amadiro pikte die veeg uit de pan zonder zijn humeur te verliezen en zei: 'Daar heeft hij gelijk in, meneer Baley. Geen enkele roboticus, levend of dood, bezit die kundigheid - alleen dr. Fastolfe zelf. Zijn dat geen woorden van hem, onze bescheiden meester der meesters?'

'Inderdaad.'

'Dan vraag ik me af wat hij beweert dat er met Jander gebeurd is.'

'Een toevallig gebeuren. Puur toeval.'

Amadiro lachte. 'Heeft hij de waarschijnlijkheid van zo'n toevallig gebeuren berekend?'

'Ja, meester-roboticus. Toch zou zo'n uiterst kleine kans zich kunnen voordoen, met name als er dingen gebeuren die de kans verhogen.'

'Zoals?'

'Daar hoop ik nu achter te komen. Nu u al geregeld hebt dat ik van deze planeet gegooid word, wilt u nu ook niet meer dat ik u vragen stel, of mag ik met mijn onderzoek doorgaan tot er aan mijn bezigheden in dat opzicht wettelijk een eind wordt gemaakt?... Voor u antwoord geeft, dr. Amadiro, denkt u er alstublieft aan dat er aan mijn onderzoek wettelijk nog geen eind gemaakt is, en dat ik u als u dit gesprek nu afbreekt, bij eventuele zittingen, morgen of later, kan beschuldigen dat u geweigerd hebt mijn vragen te beantwoorden. Dat zou van invloed kunnen zijn op de beslissing van de Voorzitter.'

'Dat zou het niet, mijn beste meneer Baley. Denkt u maar niet dat u mij hoe dan ook kunt dwarsbomen... Maar u mag mij ondervragen zolang u wilt. Ik zal ten volle met u samenwerken, al was het alleen al om toe te zien hoe die goeie Fastolfe tevergeefs probeert zich los te maken van zijn ongelukkige daad. Ik ben niet zo heel wraakzuchtig, meneer Baley, maar het feit dat Jander Fastolfe's eigen schepping was geeft hem nog niet het recht Jander te vernietigen.'

'Het is nog niet wettig aangetoond dat hij dat gedaan heeft,' zei Baley, 'dus wat u zonet zei is, mogelijk toch minstens, laster. Laten we het daar dus niet over hebben, maar doorgaan met dit gesprek. Ik heb gegevens nodig. Ik zal mijn vragen kort en rechtstreeks stellen, en als u op dezelfde manier antwoord geeft zijn we er zo mee klaar.'

'Nee, meneer Baley. Niet u stelt de voorwaarden voor dit gesprek vast,' zei Amadiro. 'Ik neem aan dat een van uw robots, of allebei, in staat is ons gesprek in extenso op te nemen.'

'Ik geloof van wel.'

'Ik weet het. Zelf heb ik ook een opneemapparaat. Denkt u maar niet, mijn beste meneer Baley, dat u mij door een wirwar van korte antwoorden ergens toe kunt leiden dat Fastolfe's doel dient. Ik antwoord zoals ik wil en ik zal ervoor zorgen dat het niet verkeerd kan worden uitgelegd.' Nu zat er voor het eerst iets van de wolf achter Amadiro's vriendelijke houding.

'Heel goed dan, maar als uw antwoorden opzettelijk omslachtig en ontwijkend worden, zal ook dat uit de opname blijken.'

'Dat is duidelijk.'

'Nu we het daarover eens zijn, mag ik om te beginnen een glas water?'

'Natuurlijk... Giskard, wil jij meneer Baley van dienst zijn?'

Giskard kwam meteen uit zijn nis. Aan de bar aan het andere eind van het vertrek klonk het onvermijdelijke getinkel van ijs en meteen werd er een groot glas water voor Baley op het bureau gezet.

'Bedankt, Giskard,' zei Baley en wachtte tot hij terugging in zijn nis. 'Dr. Amadiro,' zei hij toen, 'vergis ik me niet, bent u het hoofd van het Robotisch Instituut?'

'Inderdaad.'

'En de oprichter ervan?'

'Zeer juist... U ziet, ik antwoord kort.'

'Hoe lang bestaat het?'

'Als idee, al tientallen jaren. Minstens vijftien jaar heb ik naar gelijkgestemde geesten gezocht. Twaalf jaar geleden kregen wij toestemming van de Wetsraad. Negen jaar geleden is de bouw begonnen en zes jaar geleden zijn we echt aan de slag gegaan. In zijn huidige, voltooide vorm bestaat het Instituut twee jaar en er zijn lange-termijnplannen voor verdere uitbreiding, later... Dit is nu een lang antwoord, maar gebracht, meneer, met redelijke nauwgezetheid.'

'Waarom vond u het nodig het Instituut op te richten?'

'O, meneer Baley. Hier verwacht u toch alleen maar een omstandig antwoord op?'

'Zoals u wilt, doctor.'

Op dat moment bracht een robot een blad kleine sandwiches en nog kleiner gebak, dat voor Baley allemaal nieuw was. Hij probeerde een sandwich en merkte dat die knapperig en niet onsmakelijk was, maar vreemd genoeg kon hij hem bijna niet op. Hij spoelde hem weg met de rest van het water.

Amadiro keek met een soort vriendelijk vermaak toe en zei: 'U moet begrijpen, meneer Baley, dat Auroriërs ongewoon volk zijn. Dat geldt voor Ruimtelingen in het algemeen, maar ik heb het nu over Auroriërs in het bijzonder. Wij stammen af van Aardlingen - waar de meesten van ons niet graag aan denken - maar wij selecteren onszelf.'

'Wat wil dat zeggen, meneer?'

'Aardlingen hebben lang op een steeds dichter bevolkte planeet gewoond en zijn samengetrokken in nog dichter bevolkte steden, die tenslotte tot de bijenkorven en mierenhopen werden die u Steden noemt, met een hoofdletter. Wat voor mensen zouden dan Aarde verlaten en naar andere werelden gaan, die leeg en vijandig zijn, om uit niets nieuwe samenlevingen op te bouwen, samenlevingen die zij zelf niet meer voltooid zouden zien tijdens hun leven... bomen die, om zo te zeggen, als zij stierven pas net uit de grond zouden zijn?'

'Heel ongewone mensen, neem ik aan.'

'Heel ongewone. Met name, mensen die zo onafhankelijk zijn van hun massa's medemensen dat ze de leegte tegemoet kunnen treden. Mensen die aan de leegte de voorkeur geven, die liever in hun eentje werken en eigenhandig de problemen aanpakken, dan zich in de kudde terug te trekken en de last zo te verdelen dat wat zijzelf te dragen krijgen praktisch niets is. Individualisten, meneer Baley, individualisten.'

'Dat begrijp ik.'

'En daarop is onze samenleving gegrondvest. Alle richtingen waarin onze Ruimtewerelden zich verder ontwikkeld hebben leggen de nadruk op onze individualiteit. Op Aurora zijn we trots dat we mens zijn, en geen Aardse kudde schapen... Let wel, meneer Baley, ik gebruik deze beeldspraak niet om Aarde te kleineren. Het is gewoon een ander soort samenleving, die ik niet bewonder, maar die u, veronderstel ik, geruststellend en ideaal acht.'

'Wat heeft dit te maken met de oprichting van het Instituut, dr. Amadiro?'

'Zelfs trots en gezond individualisme hebben hun nadelen. De grootste geesten kunnen, als ze alleen werken, al is het eeuwenlang, niet snel vooruitkomen als ze hun vindingen niet willen doorgeven. Een moeizaam vraagstuk kan een wetenschapper een eeuw ophouden, terwijl zijn collega de oplossing misschien al weet en zich niet eens bewust is wat voor vraagstuk hij kan oplossen... Het Instituut poogt althans op het beperkte gebied van de robotica een zekere denkgemeenschap in te voeren.'

'Is het misschien zo dat het moeizame vraagstuk waar u mee worstelt, de bouw is van een mensachtige robot?'

Amadiro's ogen fonkelden. 'Ja, dat laat zich raden, niet? Zesentwintig jaar geleden maakte Fastolfe's nieuwe wiskunde, die hij "intersectionele analyse" noemde, het mogelijk mensachtige robots te ontwerpen... maar hij hield die kennis voor zich. Jaren later, toen alle moeilijke technische details waren uitgewerkt, pasten hij en dr. Sarton die theorie toe bij de bouw van Daneel. Jander is door dr. Fastolfe alléén voltooid. Maar ook al die details werden geheim gehouden.

De meeste robotici haalden hun schouders op en beschouwden dat als iets normaals. Ze konden alleen stuk voor stuk proberen zelf die details uit te werken. Ik daarentegen kwam op de mogelijkheid van een Instituut waarin de krachten zouden worden verenigd. Het was niet gemakkelijk andere robotici van het nut van dit plan te overtuigen, of om de Wetsraad over te halen tot de oprichting, ondanks de enorme tegenstand van Fastolfe, of om mijn poging jarenlang vol te houden, maar het is gelukt.'

'Waarom was dr. Fastolfe ertegen?' vroeg Baley.

'Gewoon eigenliefde, op de eerste plaats... en begrijpt u me goed, daar zie ik geen kwaad in. Wij hebben allemaal een heel natuurlijke eigenliefde. Die hoort in het rijk van het individualisme thuis. Het punt is dat Fastolfe zich als de grootste roboticus in de geschiedenis beschouwt en ook meent dat de mensachtige robot zijn persoonlijke prestatie is. Hij wil niet dat die prestatie wordt nagedaan door een groep robotici, die in vergelijking met hem elk voor zich niet zoveel betekenen. Ik stel me voor dat hij het zag als een complot van de kleintjes om zijn eigen grote triomf af te zwakken en neer te halen.'

'U zei dat zijn bezwaar "op de eerste plaats" daarop berustte. Dat betekent dat er andere beweegredenen waren. Welke?'

'Hij is ook tegen het gebruik dat wij van de mensachtige robots willen gaan maken.'

'Welk gebruik dan, meneer Amadiro?'

'Kom kom... we houden ons van de domme. Dr. Fastolfe zal u toch wel verteld hebben van de plannen van de Globalisten om de Melkweg te koloniseren?'

'Dat heeft hij; en overigens, dr. Vasilia heeft mij verteld van de moeilijkheden om onder individualisten wetenschappelijk verder te komen. Maar dat neemt niet weg dat ik uw visie op die zaken wil horen. En u hoeft het niet te weerhouden het tegen mij te zeggen. Wilt u bijvoorbeeld dat ik dr. Fastolfe's uitleg van de plannen van de Globalisten als onbevooroordeeld, als onpartijdig aanvaard... en wilt u dat dan bevestigen, voor later? Of beschrijft u uw plannen liever met uw eigen woorden?'

'Als u het zo stelt, meneer Baley, geeft u mij niet veel keus.'

'Helemaal geen, dr. Amadiro.'

'Goed dan. Ik - wij, moet ik zeggen, want de mensen op het Instituut denken er net zo over - zien in de toekomst en wensen dat de mensheid steeds meer nieuwe planeten openstelt voor kolonisatie. Maar we willen niet dat het proces van zelfselectie de oudere planeten vernietigt of ze doet verkommeren, zoals in het geval van Aarde - neemt u mij niet kwalijk. Wij willen niet dat de nieuwe planeten het beste van ons nemen en de droesem achterlaten. Dat begrijpt u toch wel?'

'Gaat u alstublieft door.'

'In elke op robots gerichte samenleving als de onze, is de voor de hand liggende oplossing robots uit te sturen als kolonisten. De robots bouwen de wereld en de samenleving op en dan kunnen we later allemaal volgen, zonder selectie, want de nieuwe wereld zal even gerieflijk zijn en aangepast aan ons als de oude wereld, zodat we de nieuwe werelden kunnen betrekken zonder, om zo te zeggen, van huis weg te gaan.'

'Zullen de robots niet eerder robotwerelden maken dan mensenwerelden?'

'Precies, als we robots sturen die alleen maar robots zijn.

Maar we zijn in de gelegenheid om mensachtige robots uit te sturen, zoals Daneel hier, die als ze voor zichzelf een wereld zouden inrichten, hem vanzelf voor ons inrichten. Maar daar is dr. Fastolfe het niet mee eens. Hij ziet iets moois in de gedachte dat mensen een nieuwe wereld vormen uit een vreemde, ontoegankelijke planeet en wil niet inzien dat zo'n poging niet alleen geweldig veel mensenlevens zou kosten, maar ook zou leiden tot een wereld die door rampen gevormd wordt tot iets heel anders dan de ons bekende werelden.'

'Net zoals de Ruimtewerelden nu van de Aarde verschillen, en onderling.'

Een ogenblik was Amadiro zijn goedmoedigheid kwijt en keek peinzend. 'Precies, meneer Baley, daar snijdt u een belangrijk punt aan. Ik heb het alleen maar over Aurora. Inderdaad, de Ruimtewerelden verschillen onderling, en over de meeste ben ik niet zo heel erg te spreken. Het is mij duidelijk, al ben ik dan misschien bevooroordeeld, dat Aurora, de oudste, tevens de beste, de best geslaagde is. Ik wens geen veelheid van nieuwe werelden waarvan er maar een paar echt van waarde zijn. Ik wens vele Aurora's... talloze miljoenen Aurora's... en daarom wil ik dat nieuwe werelden tot Aurora's omgevormd worden voor er mensen heen gaan. Daarom noemen wij ons trouwens Globalisten. Wij hebben te maken met onze globe, onze wereld, Aurora, en met geen andere.'

'Ziet u geen waarde in veelsoortigheid, dr. Amadiro?'

'Als de varianten even goed waren, dan zou het misschien waarde hebben, maar als er enkele - of de meeste - beneden de maat zijn, wat zou de mensheid er dan aan hebben?'

'Wanneer begint u met dit werk?'

'Zodra wij de mensachtige robots hebben om het uit te voeren. Tot nu waren er twee van Fastolfe, waarvan hij er een heeft vernietigd, zodat Daneel als enig exemplaar overblijft.' Terwijl hij dat zei dwaalden zijn ogen even naar Daneel.

'Wanneer hebt u die mensachtige robots?'

'Dat is moeilijk te zeggen. We hebben dr. Fastolfe nog niet ingehaald.'

'Ook al is hij alleen en u bent met velen, dr. Amadiro?'

Amadiro trok even met zijn schouders. 'Uw sarcasme houdt geen steek, meneer Baley. Fastolfe lag ons aan het begin al voor, en hoewel het Instituut allang op stapel stond zijn wij pas twee jaar aan het werk. Het is ons trouwens niet genoeg om Fastolfe in te halen, maar we moeten hem vóór komen. Daneel is een goed product, maar het is maar een prototype, niet goed genoeg.'

'In welk opzicht moeten mensachtige robots ten opzichte van Daneel verbeterd worden?'

'Ze moeten natuurlijk nog menselijker zijn. Ze moeten voorkomen in twee geslachten en er moet iets zijn, vergelijkbaar met kinderen. Er moet een opeenvolging van generaties zijn, wil er op de planeten een samenleving worden opgebouwd die menselijk genoeg is.'

'Daar zie ik een probleem, dr. Amadiro.'

'Ongetwijfeld. Er zijn er vele. Welk probleem ziet u, meneer Baley?'

'Als u mensachtige robots maakt die zo mensachtig zijn dat zij een menselijke samenleving kunnen vormen, en als ze in beide geslachten gemaakt worden, in verschillende generaties, hoe zijn ze dan nog van mensen te onderscheiden?'

'Doet dat ertoe?'

'Misschien. Als die robots te menselijk worden versmelten ze misschien met de Aurorische samenleving en gaan deel uitmaken van menselijke familiegroepjes... en dan zijn ze niet meer geschikt om als pionier te dienen.'

Amadiro lachte. 'Daar denkt u beslist aan vanwege Gladia's gehechtheid aan Jander. U ziet, ik weet iets van uw gesprek met die vrouw door mijn contact met Gremionis en dr. Vasilia. Ik wijs u erop dat Gladia van Solarië komt en dat haar idee over een echtgenoot niet per se overeenkomt met het Aurorische.'

'Ik dacht niet aan haar in het bijzonder. Ik dacht eraan dat seks op Aurora ruim wordt opgevat en dat ook nu robots als seksuele partners zijn toegestaan, nu ze nog niet eens mensachtig zijn. Maar als je een robot echt niet meer van een mens kunt onderscheiden...'

'De kinderen... Robots kunnen geen kinderen verwekken of voortbrengen.'

'Maar daar komt weer iets aan de orde. De robots moeten een lang bestaan hebben, want het goed opbouwen van een samenleving kan eeuwen in beslag nemen.'

'Ze moeten in elk geval een lang bestaan hebben, willen ze op Auroriërs lijken.'

'En de kinderen? Ook een lang bestaan?'

Amadiro zei niets.

'Het moeten kunstmatige robotkinderen zijn,' zei Baley, 'die nooit ouder worden... Ze worden niet volwassen en oud. Dat schept een dusdanig niet-menselijk element dat het de aard van de samenleving twijfelachtig maakt.'

Amadiro zuchtte. 'U gaat wel diep, meneer Baley. Wij denken er inderdaad aan, een systeem te ontwerpen waardoor robots kindertjes kunnen voortbrengen die op een of andere manier groeien en volwassen worden... minstens lang genoeg om de samenleving die wij wensen tot stand te brengen.'

'En dan, als dan de mensen komen, kunnen de robots tot een robotachtiger gedrag worden gebracht.'

'Misschien... als dat aanbevelenswaardig lijkt.'

'En dat voortbrengen van kindertjes? Het zou natuurlijk het beste zijn als het gebruikte systeem zo menselijk mogelijk is, niet?'

'Misschien.'

'Seks, bevruchting, geboorte?'

'Misschien.'

'En als die robots een samenleving vormen die zo menselijk is dat het niet meer van een menselijke te onderscheiden is, zou het dan niet kunnen zijn dat de robots, als de mensen komen, boos worden op de immigranten en proberen ze eruit te houden? Zouden de robots niet net zo op de Auroriërs reageren als jullie op de Aardlingen?'

'Meneer Baley, de robots zouden nog steeds gebonden zijn door de Drie Wetten.'

'De Drie Wetten spreken van mensen geen kwaad berokkenen, en mensen gehoorzamen.'

'Precies.'

'En als de robots zo op mensen lijken dat ze elkaar als mensen beschouwen die ze moeten beschermen en gehoorzamen? Zeer terecht zouden ze zichzelf boven de immigranten plaatsen.'

'Mijn beste meneer Baley, waarom maakt u zich zo druk om al die dingen? Die zijn voor de verre toekomst. Daar komen oplossingen voor, naarmate de tijd verstrijkt en wij door waarneming leren begrijpen wat de echte problemen zijn.'

'Het zou kunnen zijn, dr. Amadiro, dat de Auroriërs uw plannen, als ze eenmaal de strekking ervan door krijgen, niet erg toejuichen. Misschien geven ze dan de voorkeur aan de visie van dr. Fastolfe.'

'O ja? Fastolfe meent, dat als Auroriërs niet ineens nieuwe planeten kunnen koloniseren zonder de hulp van robots, Aardlingen daartoe moeten worden aangespoord.'

'Dat lijkt mij heel zinnig,' zei Baley.

'Omdat u een Aardling bent, mijn beste Baley. Ik kan u verzekeren dat Auroriërs het niet prettig zouden vinden als Aardlingen over de nieuwe werelden zouden krioelen en nieuwe bijenkorven zouden bouwen en met hun biljoenen en triljoenen een soort Galactisch Rijk zouden vormen dat de Ruimtewerelden zou maken tot... tot op zijn best iets onbeduidends, en ze misschien zelfs zou uitroeien.'

'Maar het alternatief is werelden met mensachtige robots, die pseudo-menselijke samenlevingen bouwen en echte mensen niet meer toelaten. Dan zou er allengs een Galactisch robotrijk ontstaan en de Ruimtewerelden zouden op zijn best tot iets onbeduidends gemaakt worden, en misschien zelfs uitgeroeid. De Auroriërs zullen zeker liever een Galactisch Rijk van mensen hebben dan van robots.'

'Waarom bent u daar zo zeker van, meneer Baley?'

'Dat komt door de vorm die uw samenleving nu heeft aangenomen. Onderweg naar Aurora is mij verteld dat er hier geen onderscheid gemaakt wordt tussen robots en mensen, maar dat is niet zo. Het mag dan een mooi ideaal zijn en de Auroriërs mogen zich vleien met de gedachte dat het zo is, maar het is niet zo.'

'U bent hier... hoe lang?... nog geen twee dagen, en u durft zoiets te beweren?'

'Ja, dr. Amadiro. Juist omdat ik een vreemdeling ben zie ik het misschien zo duidelijk. Ik ben niet verblind door gewoontes en idealen. Robots mogen geen privé binnen, en dat is één verschil dat men blijkbaar maakt. Dat geeft mensen de gelegenheid een plek te vinden om alleen te zijn. U en ik zitten hier op ons gemak, terwijl de robots in hun nis blijven staan, zoals u ziet' - Baley wuifde met zijn arm naar Daneel - 'en dat is verschil nummer twee. Ik denk dat mensen, zelfs Auroriërs, altijd graag zulke verschillen zullen maken om hun eigen menselijkheid te beschermen.'

'Het is verbazend, meneer Baley.'

'Niets verbazend, dr. Amadiro. U hebt verloren. Ook al lukt het u alle Auroriërs op de mouw te spelden dat dr. Fastolfe Jander heeft vernietigd, ook al ontneemt u dr. Fastolfe alle politieke macht, ook al weet u de Wetsraad en de bevolking van Aurora voor uw plan van robotkolonisatie te winnen, u wint alleen tijd. Zodra de Auroriërs door krijgen wat uw plan behelst, keren ze zich tegen u. Het zou beter zijn als u een eind maakt aan uw campagne tegen dr. Fastolfe, en met hem gaat praten om een compromis te bereiken waarbij de kolonisatie van nieuwe werelden door Aardlingen zo geregeld wordt, dat het geen dreiging betekent voor Aurora of voor de Ruimtewerelden in het algemeen.'

'Het is verbazend,' zei Amadiro nogmaals.

'U hebt geen keuze,' zei Baley botweg.

Maar op een bedaarde, vermaakte toon antwoordde Amadiro: 'Toen ik zei dat uw opmerkingen verbazend waren, doelde ik niet op de inhoud van uw beweringen, maar op het feit dat u ze durft te uiten - en dat u denkt dat ze iets waard zijn.'

 

56 * Baley keek hoe Amadiro een laatste gebakje greep, het voor de helft in zijn mond stak en er zichtbaar van genoot. 'Heel lekker,' zei Amadiro, 'maar ik eet een beetje te graag... Wat zei ik ook weer?... O ja, meneer Baley, denkt u een geheim ontdekt te hebben? Dat ik u iets gezegd heb dat onze wereld nog niet weet? Dat mijn plannen gevaarlijk zijn, maar dat ik ze uitflap tegen elke nieuwkomer? U kunt best denken dat als ik lang genoeg tegen u praat er vast wel iets dwaas uit komt waar u gebruik van kunt maken. Vergeet u dat maar rustig. Mijn plannen voor massa's mensachtige robots, voor robotgezinnen, en voor een zo menselijk mogelijke samenleving zijn allemaal vastgelegd. Ze zijn beschikbaar voor de Wetsraad en voor elke geïnteresseerde.'

'Weet het grote publiek het?' vroeg Baley.

'Vermoedelijk niet. Het grote publiek heeft zijn eigen prioriteiten, en is meer geïnteresseerd in de volgende maaltijd, de volgende intergolfshow, de volgende ruimtevoetbalwedstrijd, dan in de volgende eeuw en het volgende millennium. Toch zal het grote publiek mijn plannen even graag aanvaarden als intellectuelen die ze al kennen. Het aantal mensen dat bezwaar maakt zal te verwaarlozen zijn.'

'Weet u dat wel zeker?'

'Vreemd genoeg wel. Ik vrees dat u niet door hebt hoe heftig de gevoelens van Auroriërs - van Ruimtelingen in het algemeen - tegenover Aardlingen zijn. Ik deel die gevoelens niet, hoor; ik voel mij bijvoorbeeld best op mijn gemak bij u. Ik heb die primitieve besmettingsvrees niet, ik verbeeld me niet dat u kwalijk riekt, ik denk u niet allerlei eigenschappen toe die ik afschuwelijk vind, ik denk niet dat u en de uwen samenspannen om ons van leven en goed te beroven... maar de grote meerderheid van de Auroriërs wel. Het ligt er misschien niet dik bovenop en Auroriërs kunnen heel beleefd zijn tegen individuele Aardlingen die ongevaarlijk lijken, maar als puntje bij paaltje komt duikt al hun haat en achterdocht op. Zeg hun dat Aardlingen uitzwermen over nieuwe werelden en beslag leggen op de Melkweg, en ze zullen schreeuwen om vernietiging van Aarde voor het zover is.'

'Ook als het alternatief een robotsamenleving is?'

'Zeer zeker. U hebt ook niet door hoe wij over robots denken. Wij zijn met hen vertrouwd. Wij voelen ons bij hen thuis.'

'Nee. Het zijn jullie dienaren. U voelt u boven hen verheven, en u bent bij hen alleen op uw gemak omdat dat verheven-zijn bevestigd wordt. Als u wordt bedreigd door een ommekeer, zodat zij de meerderen worden, dan zult u reageren met afgrijzen.'

'Dat zegt u alleen omdat u weet hoe Aardlingen zouden reageren.'

'Nee. U houdt ze uit de privés. Dat is een teken.'

'Zij hebben daar niets te zoeken. Ze hebben hun eigen schoonmaakgelegenheden en lichaamsafval kennen ze niet... Ze zijn natuurlijk niet echt mensachtig. Waren ze dat wel, dan zouden we dat verschil niet maken.'

'Des te meer zou u ze vrezen.'

'O ja?' zei Amadiro. 'Nonsens. Bent u bang voor Daneel? Als ik dat intergolfstuk mag geloven - ik denk van niet, dat geef ik toe - hebt u voor Daneel een sterke genegenheid gekregen. Die hebt u nog steeds, niet?'

Baley's stilzwijgen sprak duidelijke taal en Amadiro maakte gebruik van zijn voordeel. 'Op dit moment,' zei hij, 'kan het u niets schelen dat Giskard daar stil en afwezig in een hokje staat, maar aan kleine dingetjes in uw lichaamstaal kan ik zien dat u het niet prettig vindt dat Daneel daar ook zo staat. U vindt dat hij er te menselijk uitziet om als robot behandeld te worden. U bent niet banger voor hem omdat hij er menselijk uitziet.'

'Ik ben een Aardling. Wij hebben robots,' zei Baley, 'maar geen robotbeschaving. Ik ben geen goed voorbeeld.'

'En Gladia, die liever Jander had dan een mens-'

'Zij is een Solarische. Zij is ook geen goed voorbeeld.'

'Wie is dan wel een goed voorbeeld? U raadt maar in het wilde weg. Mij lijkt het duidelijk dat een robot, als hij menselijk genoeg is, als mens aanvaard zal worden. Vraagt u een bewijs dat ik geen robot ben? Het feit dat ik een mens lijk volstaat. Uiteindelijk zullen we ons niet druk maken of een nieuwe wereld gekoloniseerd wordt door Auroriërs die mens zijn of mens lijken, als niemand het verschil meer kan zien. Maar mensen of robots, de kolonisten zullen Auroriërs zijn, geen Aardlingen.'

Baley's zekerheid begon te wankelen. 'Maar,' vroeg hij met weinig overtuiging, 'als u nu nooit leert een mensachtige robot te bouwen?'

'Waarom denkt u dat we dat niet zouden leren? Let wel, ik zeg "wij". We zijn er met velen aan bezig.'

'Eén genie is misschien meer dan hoeveel middelmatige lieden ook.'

'Wij zijn niet middelmatig,' zei Amadiro kortaf. 'Fastolfe zal er misschien alsnog voordeel in zien zich bij ons aan te sluiten.'

'Ik denk van niet.'

'Ik wel. Hij zal het niet leuk vinden zijn macht in de Wetsraad kwijt te raken, en als onze plannen om de Melkweg te koloniseren vorderen, en hij merkt dat de tegenstanders ons niet kunnen weerhouden, komt hij bij ons. Dat zou niet meer dan menselijk zijn.'

'Ik denk niet dat u wint,' zei Baley.

'Omdat u denkt dat dat onderzoek van u Fastolfe's onschuld zal aantonen, en misschien mij of iemand anders belasten.'

'Misschien,' zei Baley wanhopig.

Amadiro schudde zijn hoofd. 'Mijn vriend, als ik dacht dat u iets kon doen wat mijn plannen dwarsboomde, zou ik dan hier zomaar op de ondergang zitten wachten?'

'Dat doet u ook niet. U doet wat u kunt om het onderzoek te laten afbreken. Waarom zou u dat doen als u dacht dat ik u toch niet kon dwarsbomen?'

'Nou,' zei Amadiro, 'u kunt mij dwarsbomen door een paar leden van het Instituut van hun stuk te brengen. U kunt niet gevaarlijk worden, maar wel vervelend... en dat wil ik geen van twee. Als ik kan zal ik dus een eind aan dat gedoe maken - maar op een redelijke manier, op een vriendelijke manier zelfs. Maar als u echt gevaarlijk was-'

'Wat kon u in dat geval doen, dr. Amadiro?'

'Ik kon u laten grijpen en opsluiten tot u werd uitgewezen. Ik denk niet dat Auroriërs zich in het algemeen erg druk zouden maken over wat ik met een Aardling doe.'

'U probeert mij te intimideren,' zei Baley, 'en dat zal niet lukken. U weet heel goed dat u met mijn robots erbij mij met geen vinger kunt aanraken.'

'Beseft u wel goed,' zei Amadiro, 'dat ik honderd robots bij de hand heb? Wat zouden de uwe tegen hen kunnen uitrichten?'

'Ze zouden me alle honderd niets kunnen doen. Ze kennen geen onderscheid tussen Aardlingen en Auroriërs. In de zin van de Drie Wetten ben ik een mens.'

'Ze zouden u stevig vast kunnen houden, zonder u pijn te doen, terwijl uw robots vernietigd werden.'

'Nee nee,' zei Baley. 'Giskard hoort u en als u één beweging maakt om uw robots te roepen, zal Giskard u vasthouden. Hij beweegt zich vliegensvlug en als het zover is zijn uw robots hulpeloos, ook al lukt het u ze te roepen. Ze begrijpen wel dat wat u ook tegen mij onderneemt uitdraait op schade aan u.'

'Wilt u zeggen dat Giskard mij pijn zou doen?'

'Om mij tegen schade te beschermen? Beslist. Hij zou u doden als het niet anders kon.'

'Dat kunt u niet menen.'

'Jawel,' zei Baley. 'Daneel en Giskard hebben de opdracht mij te beschermen. De Eerste Wet is in dit opzicht versterkt met alle kundigheid die dr. Fastolfe maar in huis heeft... en met name met betrekking tot mij. Dat is mij niet met zoveel woorden gezegd, maar ik geloof het stellig. Als mijn robots moeten kiezen tussen schade aan u of aan mij zal het makkelijk voor hen zijn, ook al ben ik een Aardling, u te kiezen. Ik neem aan dat u best weet dat dr. Fastolfe uw welzijn minder ter harte gaat.'

Amadiro grinnikte en een grijns vertrok zijn gezicht. 'U hebt ongetwijfeld in alle opzichten gelijk, meneer Baley, maar het is toch fijn dat u het zegt. U weet, beste meneer, dat ik dit gesprek ook opneem - dat heb ik u aan het begin verteld - en dat is maar goed ook. Misschien zal dr. Fastolfe het laatste deel van dit gesprek uitwissen, maar ik beslist niet. Uit wat u hebt gezegd is het duidelijk dat hij er volkomen op voorbereid is mij via robots schade toe te brengen, of zelfs te doden als hij kan, terwijl uit dit of welk gesprek ook met geen woord blijkt dat ik hem enig lichamelijk letsel toedenk; zelfs u niet. Wie van ons is de schurk, meneer Baley?... Ik denk dat ik dat heb vastgesteld, en verder denk ik dat dit een goed moment is om het gesprek te beëindigen.'

Nog steeds glimlachend stond hij op en Baley, die zwaar slikte, stond als vanzelf ook op.

'Maar ik heb nog één ding te zeggen,' zei Amadiro. 'Het heeft niets te maken met ons probleempje hier op Aurora, dat van Fastolfe en mij. Maar meer met uw eigen probleem, meneer Baley.'

'Mijn probleem?'

'Misschien moet ik zeggen het probleem van Aarde. Ik stel me voor dat u die arme Fastolfe dolgraag wilt redden van zijn eigen dwaasheid omdat u denkt dat uw planeet dan een verbreidingskans krijgt... Geloof dat maar niet, meneer Baley. U zit er helemaal naast - mijn tante, om een platte uitdrukking te gebruiken die ik in de historische romans van uw planeet weleens tegenkom.'

'Ik ken die uitdrukking niet,' zei Baley strak.

'Ik bedoel, u ziet de situatie omgekeerd. Want wanneer mijn standpunt het wint in de Wetsraad - en let wel, ik zeg niet "indien" maar "wanneer" - dan wordt Aarde gedwongen binnen zijn eigen zonnestelsel te blijven. Dat geef ik toe, maar dat is feitelijk in zijn voordeel. Aurora heeft dan het vooruitzicht zich uit te breiden en een onmetelijk rijk te stichten. Als we dan weten dat Aarde gewoon Aarde blijft, en nooit iets meer, wat kan hij ons dan schelen? Met de Melkweg in de hand zullen wij de Aardlingen hun eigen wereld niet misgunnen. Misschien zijn we wel bereid Aarde zo gerieflijk voor de bevolking te maken als mogelijk is.

Maar anderzijds, meneer Baley, als de Auroriërs doen wat Fastolfe vraagt, en Aarde toestaan kolonisatiegroepen uit te sturen, zal een stijgend aantal onzer al vlug denken dat Aarde de Melkweg wil gaan beheersen en dat wij omringd en ingesloten worden, en gedoemd zijn tot verval en dood. Dan kan ik er niets meer aan doen. Mijn eigen sympathie tegenover Aardlingen zal niet zijn opgewassen tegen het vuur van Aurorische argwaan en vooroordeel, en dan ziet het er voor Aarde niet fraai uit.

Dus, meneer Baley, als u echt iets voelt voor uw eigen volk, kunt u maar beter hopen dat het Fastolfe niet lukt zijn onzalig plan aan onze planeet op te dringen. U zou het mijne juist moeten steunen. Denk erover na. Ik zeg u dit, dat verzeker ik u, uit oprechte vriendschap en sympathie voor u en uw planeet.'

Amadiro glimlachte breder dan ooit, maar alles aan hem was de wolf.

 

57 * Baley en zijn robots volgden Amadiro de kamer uit, de gang door. Bij een onopvallende deur bleef Amadiro staan en zei: 'Wilt u voor u gaat nog gebruik maken van onze voorzieningen?'

Even fronste Baley zijn voorhoofd, in verwarring, want hij begreep hem niet. Toen dacht hij aan de verouderde uitdrukking die Amadiro had gebruikt, doordat hij historische romans gelezen had. 'Er is vroeger eens een generaal geweest,' zei hij, 'zijn naam ben ik kwijt, die met het oog op een plotselinge verwikkeling in de strijd eens gezegd heeft: "Een kans om te pissen moet je nooit afslaan".'

Amadiro glimlachte breed en zei: 'Een uitnemend advies.

Net zo goed als mijn advies eens ernstig over mijn woorden na te denken... Maar ik merk dat u toch aarzelt. U denkt toch niet dat ik een val voor u opzet? Geloof me, ik ben geen barbaar. In dit gebouw bent u mijn gast en alleen om die reden al bent u hier volkomen veilig.'

Behoedzaam zei Baley: 'Als ik aarzel is het omdat ik me afvraag of het, gezien ik geen Auroriër ben, wel passend is uw... voorzieningen te gebruiken.'

'Onzin, mijn beste Baley. Hebt u een andere keus? Nood breekt wet. Maak er toch gebruik van. Laat dat een teken zijn dat ik niet behept ben met de gangbare Aurorische vooroordelen en u en Aarde het beste wens.'

'Kunt u nog een stap verder gaan?'

'Hoe dat zo, meneer Baley?'

'Kunt u mij laten zien dat u ook boven het vooroordeel tegen robots staat dat hier heerst-'

'Er is hier geen vooroordeel tegen robots,' zei Amadiro snel.

Baley knikte plechtig alsof hij die opmerking accepteerde, en maakte zijn zin af: '- door ze toe te staan met mij de privé in te gaan. Ik ben tegenwoordig niet meer op mijn gemak als ze er niet bij zijn.'

Eén ogenblik leek Amadiro geschokt. Hij herstelde zich vrijwel meteen en zei met een bijna dreigende blik: 'Maar natuurlijk, meneer Baley.'

'Maar wie er nu binnen is, is daar misschien vierkant tegen. Ik wil geen scène.'

'Daar is niemand. Het is een eenpersoons privé, en als iemand hem in gebruik had zou het bezetlampje dat wel aangeven.'

'Dank u, dr. Amadiro,' zei Baley. Hij deed de deur open en zei: 'Ga binnen, Giskard.'

Giskard aarzelde zichtbaar, maar bracht er niets tegen in en ging naar binnen. Op een teken van Baley volgde Daneel hem, maar in het voorbijgaan nam deze Baley bij de elleboog en nam hem ook mee naar binnen. 'Ik ben er zo weer,' zei Baley terwijl de deur achter hem dichtging. 'Bedankt voor uw toestemming.' Hij ging zo onbezorgd als hij maar kon het vertrekje in; toch voelde hij in de holte van zijn buik iets samentrekken. Zou er hem een onaangename verrassing wachten?

 

58 * Maar Baley merkte dat de privé leeg was. Er viel niet eens veel te doorzoeken. Hij was kleiner dan die op Fastolfe's complex. Tenslotte merkte hij dat Daneel en Giskard stil zij aan zij stonden met hun rug tegen de deur, alsof ze hun best deden het vertrekje zo weinig mogelijk binnen te gaan.

Baley probeerde gewoon te praten, maar wat eruit kwam was een zwak gekras. Met onnodig lawaai schraapte hij zijn keel en zei: 'Jullie kunnen verder naar binnen komen... en je hoeft niet te zwijgen, Daneel.' Daneel was op Aarde geweest en kende het Aardse taboe tegen spreken in de privé.

Daneel legde die wetenschap meteen aan de dag. Hij legde zijn wijsvinger op zijn lippen.

'Ja, dat weet ik wel,' zei Baley, 'maar vergeet dat nou maar. Als Amadiro over het Aurorisch taboe van robots in de privé heen kan stappen, dan kan ik over het Aardse taboe van praten heen.'

'Geeft het je geen onbehaaglijk gevoel, collega Elijah?' vroeg Daneel met zachte stem.

'Niet in het minst,' zei Baley op gewone toon. Het spreken met Daneel - een robot - was iets anders. Het spreekgeluid in zo'n vertrekje was, als er geen mens bij was, niet zo schrikwekkend. Het was eigenlijk helemaal niet schrikwekkend als er alleen robots bij waren, hoe mensachtig een van beide ook was. Dat kon Baley natuurlijk niet zeggen. Al had Daneel geen gevoelens die een mens kon kwetsen, Baley had gevoelens in zijn plaats. En toen dacht Baley ergens anders aan en kreeg de heftige gewaarwording dat hij een driedubbel overgehaalde ezel was. 'Of,' zei hij tegen Daneel, met een opeens wel heel zachte stem, 'zeg je dat we stil moeten zijn omdat we hier afgeluisterd worden?'

'Als je bedoelt, collega Elijah, dat mensen hierbuiten te weten kunnen komen wat hierbinnen gesproken wordt middels een soort af luistertoestel - dat is volstrekt uitgesloten.'

'Waarom uitgesloten?'

Met een snelle, stille doelmatigheid spoelde het toilet zichzelf door en Baley ging naar de wasbak.

'Op Aarde,' zei Daneel, 'maakt de dichte bewoning van de Steden afzondering onmogelijk. Dat men door anderen gehoord wordt neemt men voor lief, en een toestel gebruiken om doelgerichter af te kunnen luisteren ligt voor de hand. Als een Aardling niet afgeluisterd wil worden, dan spreekt hij gewoonweg niet, en daarom is stilzwijgen wellicht een eerste vereiste op plaatsen waar men doet of er afzondering is, zoals met name in de vertrekken die jullie privé noemen.

Op Aurora daarentegen is afzondering, net als op alle Ruimtewerelden, een echte werkelijkheid die hoog gewaardeerd wordt. Je herinnert je Solarië en de ziekelijke uitersten tot waar het daar werd doorgevoerd. Maar ook op Aurora, dat lang geen Solarië is, is elk mens gescheiden van elk ander mens door een hoeveelheid ruimte die op Aarde ondenkbaar is, en ook nog door een muur van robots. Die afzondering doorbreken zou iets ondenkbaars zijn.'

'Bedoel je,' zei Baley, 'dat het misdadig zou zijn om dit hier af te luisteren?'

'Erger, collega Elijah. Het zou iets zijn wat een beschaafde Aurorische heer nooit zou doen.'

Baley keek om zich heen. Daneel, die dat verkeerd begreep, trok een handdoek uit de houder die voor ogen die hier niet vertrouwd waren misschien niet meteen te vinden was, en reikte hem Baley toe.

Baley nam de handdoek aan, maar daar was zijn zoekende blik niet voor geweest. Zijn ogen zochten naar een minimicrofoontje, want hij kon zomaar niet geloven dat iemand een gemakkelijk voordeel kon laten schieten op grond van het feit dat het niet beschaafd zou zijn. Maar hij zag niets en moedeloos besefte hij dat er niets te zien kon zijn. Een Aurorisch minimicrofoontje zou hij niet ontdekken, ook al was het er. In zo'n vreemde beschaving wist hij niet waar hij naar moest zoeken.

Waarna hij op een andere wantrouwige gedachtengang inging. 'Zeg mij eens, Daneel, jij kent Auroriërs beter dan ik, waarom denk je dat Amadiro zoveel moeite voor mij doet? Hij neemt alle tijd voor een gesprek met mij. Hij brengt mij naar buiten. Hij biedt mij het gebruik van zijn privé aan - wat Vasilia niet wilde. Hij schijnt alle tijd van de wereld te hebben voor mij. Beleefdheid?'

'Veel Auroriërs gaan prat op hun beleefdheid. Amadiro misschien ook. Hij heeft meer dan eens gezegd dat hij geen barbaar is.'

'Nog een vraag. Waarom, denk je, stond hij toe dat jij en Giskard hier mee naar binnen gingen?'

'Het leek mij dat hij dat deed om je argwaan weg te nemen dat het gebruik van dit vertrek een val was.'

'Waarom zou hij zich daar druk om maken? Was hij soms bezorgd dat ik onnodige vrees moest doormaken?'

'Ook weer een gebaar van een beschaafde Aurorische heer, zou ik zeggen.'

Baley schudde zijn hoofd. 'Nou, als we hier worden afgeluisterd en Amadiro kan mij horen, laat hij me dan maar horen. Hij heeft duidelijk gezegd dat hij, als ik mijn onderzoek niet staakte, zou zorgen dat de Aarde als geheel daaronder zou lijden. Doet een beschaafde heer zoiets? Of is dat meer iets voor een ongelooflijk brutale chantagepleger?'

'Een Aurorische heer kan het wel eens nodig vinden bedreigingen te uiten,' zei Daneel, 'maar dan zou hij dat toch doen op de manier van een heer.'

'Net als Amadiro. Het is dus de stijl van de woorden en niet de inhoud die de heer kenmerkt. Maar ja, Daneel, jij bent een robot en kunt dus niet echt kritiek hebben op een mens, hè?'

'Dat zou moeilijk voor mij zijn,' zei Daneel. 'Maar mag ik je iets vragen, collega Elijah? Waarom heb je toestemming gevraagd vriend Giskard en mij hierbinnen mee te nemen? Straks leek het mij dat je niet wilde geloven dat je in gevaar was. Ben je nu tot de conclusie gekomen dat je niet veilig bent als wij er niet bij zijn?'

'Nee, helemaal niet, Daneel. Ik ben nu absoluut overtuigd dat ik niet in gevaar ben, en niet geweest ben ook.'

'Toch was er beslist iets argwanends in je gedrag toen we dit vertrek betraden, collega Elijah. Je hebt het doorzocht.'

'Natuurlijk!' zei Baley. 'Ik zei dat ik niet in gevaar ben, maar ik heb niet gezegd dat er geen gevaar is.'

'Ik geloof dat ik het verschil niet begrijp, collega Elijah,' zei Daneel.

'Daar zullen we het later over hebben, Daneel. Ik weet nog steeds niet of we hier worden afgeluisterd of niet.' Nu was Baley helemaal klaar. 'Nou, Daneel, ik heb er mijn tijd voor genomen, weinig haast gemaakt. Nu ben ik klaar om eruit te komen en ik vraag me af of Amadiro na al die tijd nog op ons staat te wachten, of dat hij een ondergeschikte heeft opgedragen ons verder naar de deur te brengen. Amadiro is ten slotte een drukbezet man, hij kan niet de hele dag aan mij spenderen. Wat denk je, Daneel?'

'Het zou logischer zijn als dr. Amadiro die taak had overgedragen.'

'En jij, Giskard, wat denk jij?'

'Ik ben het met vriend Daneel eens, maar ik heb wel ervaren dat mensen niet altijd handelen volgens de reactie die logisch lijkt.'

'Ik voor mij,' zei Baley, 'denk dat Amadiro heel geduldig staat te wachten. Als iets hem ertoe brengt zoveel tijd aan ons te besteden, dan denk ik dat datgene wat hem ertoe gebracht heeft - wat dat ook zijn moge - nog niet is uitgewerkt.'

'Ik weet niet waar je op doelt, collega Elijah,' zei Daneel.

'Ik ook niet, Daneel,' zei Baley, 'en dat zit me behoorlijk dwars. Maar laten we nu de deur opendoen en eens kijken.'

 

59 * Amadiro stond buiten de deur op hen te wachten, precies waar hij stond toen Baley binnenging. Hij glimlachte naar hen zonder een teken van ongeduld. Baley moest Daneel wel even aankijken met een blik van heb-ik-het-niet-gezegd?, maar Daneel reageerde met minzame onbewogenheid.

'Ik vond het wel jammer, meneer Baley,' zei Amadiro, 'dat u Giskard niet buiten liet toen u de privé in ging. Ik had hem vroeger, toen Fastolfe en ik op betere voet stonden, tegengekomen kunnen zijn, maar om een of andere reden is er dat nooit van gekomen. Fastolfe is eens mijn leraar geweest, weet u.'

'O ja?' zei Baley. 'Nee, dat wist ik niet.'

'Dat kon u ook niet weten, tenzij iemand het u had verteld... en in die korte tijd dat u op onze planeet bent zult u nauwelijks tijd hebben gehad om veel te weten te komen van dit soort alledaagsheden, denk ik. - Maar kom, ik heb bedacht dat u mijn gastvrijheid niet hoog zult aanslaan als ik geen gebruik maak van de gelegenheid om u in het Instituut rond te leiden.'

'Maar,' zei Baley, die een beetje verstijfde, 'ik moet-'

'Ik sta erop,' zei Amadiro, en er kwam iets dwingends in zijn stem. 'U bent gistermorgen op Aurora aangekomen en ik denk dat u niet lang meer op onze planeet zult blijven. Dit is misschien de enige kans die u ooit krijgt om een glimp te zien van een modern laboratorium waar roboticaonderzoek wordt gedaan.' Hij stak zijn arm door die van Baley en praatte op vertrouwelijke toon verder. 'Keuvelen' was het woord dat bij de verbijsterde Baley opkwam.

'U hebt uw handen gewassen,' zei Amadiro. 'U hebt u verzorgd. Er zijn hier misschien andere robotici die u wilt ondervragen, en dat zou ik toejuichen, want ik wil u dolgraag aantonen dat ik u niets in de weg leg, in die korte tijd dat u uw onderzoek nog kunt voortzetten. Er is zelfs geen reden waarom u niet bij ons zou blijven dineren.'

'Als ik u in de rede mag vallen, meneer-' zei Giskard.

'Dat mag je niet!' zei Amadiro onmiskenbaar vastbesloten, en de robot zweeg. 'Mijn beste meneer Baley,' zei Amadiro, 'ik begrijp die robots. Wie zou ze beter kennen dan ik?... Afgezien van die ongelukkige Fastolfe dan natuurlijk. Giskard wilde u vast herinneren aan een afspraak of een belofte of zoiets, en dat is allemaal van geen belang. Ik verzeker u, nu het onderzoek zo goed als voorbij is heeft datgene waaraan hij u wilde herinneren niet de minste betekenis meer. Laten we al die onzin vergeten en voor even vrienden zijn.

U moet begrijpen, mijn beste meneer Baley,' ging hij verder, 'dat ik een groot supporter ben van Aarde en zijn beschaving. Het is hier op Aurora niet een van de favoriete onderwerpen, maar ik vind het fascinerend. Ik ben vooral geïnteresseerd in de vroegere geschiedenis van Aarde, toen er nog honderd talen waren en het Interstellair nog niet bestond... Mag ik u trouwens een compliment maken, hoe u Interstellair spreekt?

Hierheen, hierheen,' zei hij en sloeg een hoek om. 'We komen bij de circuitsimulator die zijn eigen griezelige schoonheid heeft, en misschien is er een bouwmodel in werking. Dat komt eigenlijk goed uit... Maar ik had het over uw Interstellair. Een van de vele bijgeloofjes over Aarde op Aurora is dat Aardlingen een vrijwel onverstaanbaar Interstellair spreken. Toen dat stuk over u werd vertoond waren er heel wat die zeiden dat de acteurs geen Aardlingen konden zijn omdat ze verstaanbaar waren... en toch kan ik u verstaan.' Toen hij dat zei glimlachte hij.

'Ik heb gepoogd Shakespeare te lezen,' ging hij door op een toon alsof hij Baley in vertrouwen nam, 'maar ik kan hem in oorspronkelijke versie natuurlijk niet lezen, en de vertaling is wel heel saai. Ik moet wel denken dat de fout bij de vertaling ligt en niet bij Shakespeare. Dickens en Tolstoj gaan mij beter af, misschien omdat dat proza is, al zijn de namen van de personages voor mij in beide gevallen praktisch onuitspreekbaar.

Wat ik u zeggen wil, meneer Baley, is dat ik een vriend ben van Aarde. Werkelijk. Ik wil, wat voor Aarde het beste is. Begrijpt u?' Hij keek Baley aan en weer was in zijn fonkelende ogen de wolf te zien.

Baley verhief zijn stem en wrong hem tussen de zacht kabbelende zinnen van de ander. 'Ik vrees dat ik van uw aanbod geen gebruik kan maken, dr. Amadiro. Ik moet mijn zaken regelen en ik heb u noch iemand anders hier nog iets te vragen. Als u-' Baley zweeg. Er klonk een zacht, vreemd gerommel in de lucht. Hij keek geschrokken op. 'Wat is dat?'

'Wat is wat?' vroeg Amadiro. 'Ik hoor niets.' Hij keek naar de robots die de twee mannen in ernstig stilzwijgen waren gevolgd. 'Niets!' zei hij dringend. 'Niets!'

Baley herkende dat: het was gelijk aan een bevel. Geen van beide robots kon hem nu direct tegenspreken en zeggen dat hij het gerommel had gehoord, tenzij Baley tegendruk gaf... en tegenover Amadiro's vakmanschap zou hem dat natuurlijk niet lukken. Maar wat deed het er ook toe. Hij had iets gehoord, en hij was geen robot; hem konden ze er niet van af praten. 'Zoals u zelf al zei, dr. Amadiro, ik heb niet veel tijd meer. Des te meer reden om-'

Weer dat gerommel, luider.

Met een scherpe, snijdende klank in zijn stem zei Baley: 'Dat is, neem ik aan, precies wat u net niet hoorde en wat u nu ook niet hoort. Laat me gaan, meneer, of ik vraag mijn robots om hulp.'

Amadiro liet zijn greep om Baley's bovenarm meteen los. 'Mijn vriend, u hoefde het maar te vragen! Kom, ik breng u naar de dichtstbijzijnde uitgang, en als u ooit nog op Aurora komt, wat wel uitermate onwaarschijnlijk lijkt, kom dan terug en ik geef u de beloofde rondleiding.'

Ze liepen nu sneller. Ze gingen de spiraalhelling af, een gang door tot in de ruime en nu lege entreehal, naar de deur waardoor ze binnengekomen waren. De ramen in de hal zagen er heel donker uit. Kon het al avond zijn?

Nee. 'Rotweer,' mompelde Amadiro bij zichzelf. 'Ze hebben de ramen geblindeerd.' Hij keerde zich naar Baley. 'Ik denk dat het regent. Het is voorspeld, en de weersverwachting is meestal betrouwbaar - en als hij onaangenaam is, altijd.'

De deur ging open en Baley sprong met ingehouden adem achteruit. Een koude wind joeg naar binnen en tegen de lucht - niet zwart, maar mat donkergrijs - zwiepten de boomtoppen heen en weer. Er viel water uit de lucht, het kwam in stromen omlaag. En terwijl Baley vol afkeer toekeek flitste er een streep van licht door de lucht met een verblindende schittering, en het gerommel kwam weer, ditmaal met een krakende slag, alsof de lichtstreep de lucht in tweeën gespleten had en het gerommel daar het lawaai van was.

Jammerend keerde Baley zich om en vluchtte de weg terug die hij gekomen was.