7 - Nogmaals Fastolfe

27 * Baley kwam van Gladia's huis de zonsondergang in. Hij keerde zich naar - zo meende hij - de westelijke horizon en zag er de zon van Aurora, fel donkerrood, waarboven dunne slierten rozige wolken hingen tegen een appelgroene lucht. 'Josafat,' mompelde hij. De zon van Aurora, koeler en sterker oranje dan de Aardse zon, benadrukte blijkbaar het verschil bij haar ondergang, als zijn licht door de dikkere atmosfeer van Aurora drong.

Daneel liep achter hem; Giskard, net als eerst, een eind vooruit. Hij hoorde de stem van Daneel. 'Voel je je goed, collega Elijah?'

'Heel best,' zei Baley zelftevreden. 'Ik kan goed met Buiten overweg, Daneel. Ik bewonder zelfs de zonsondergang. Is het altijd zo?'

Daneel blikte koel naar de ondergaande zon en zei: 'Ja. Maar laten we snel naar dr. Fastolfe's complex gaan. In dit jaargetijde duurt de schemering slechts kort, collega Elijah, en ik zou willen dat je nog goed kunt zien bij aankomst.'

'Ik ben klaar. Laten we opstappen.' Baley vroeg zich af of het niet beter was op het donker te wachten. Het was wel niet prettig om niets te zien, maar toch, het zou hem de illusie geven omsloten te zijn - en hij was er in zijn hart niet zeker van hoe lang de euforie, teweeggebracht door het aanschouwen van een zonsondergang - Buiten, nog wel - zou duren. Maar dat was een bange onzekerheid waar hij niet mee wilde rekenen.

Giskard kwam muisstil terug, naar hem toe, en vroeg: 'Wilt u liever nog wachten, meneer? Vindt u het in het donker prettiger? Ons geeft het geen ongemak.'

Baley ontwaarde andere robots, verder weg, aan alle kanten. Had Gladia haar terreinrobots aangewezen voor wachtdienst of had Fastolfe de zijne gestuurd? Het legde de nadruk op de zorg die ze voor hem hadden, en heel eigenzinnig wilde hij aan zijn zwakheid niet toegeven. 'Nee, we gaan nu,' zei hij en zette er flink de pas in, naar Fastolfe's complex dat hij tussen de verre bomen door net kon zien. Laat de robots maar meegaan - of niet, net wat ze willen, dacht hij stoer. Hij wist dat als hij de gedachte toeliet er iets in hem op zou komen dat nog sidderde bij het idee dat hij op de blote schil van een planeet stond, met alleen een bescherming van lucht tussen hem en de grote leegte, maar daar wilde hij niet aan denken.

Zijn kaken trilden en zijn tanden klapperden van blijdschap omdat hij vrij was van angst. Of kwam het van de koele avondwind, waardoor hij ook kippevel op zijn armen kreeg?... Het kwam niet door Buiten. Daar kwam het niet door.

Hij probeerde zijn op elkaar geklemde tanden los te krijgen en zei: 'Daneel, hoe goed kende jij Jander?'

'We zijn een tijdlang samen geweest,' zei Daneel. 'Vanaf dat vriend Jander gebouwd is tot hij naar het complex van mevrouw Gladia ging, waren we aanhoudend bij elkaar.'

'Vond je het vervelend, Daneel, dat Jander zoveel op je leek?'

'Nee. Wij kenden onszelf uit elkaar, collega Elijah, en dr. Fastolfe verwisselde ons ook nooit. Derhalve waren wij twee afzonderlijke exemplaren.'

'En Giskard, kende jij ze ook uit elkaar?' Ze waren nu dichter bij hem, misschien omdat de andere robots de wacht op afstand overgenomen hadden.

'Ik kan me geen geval herinneren,' zei Giskard, 'waarin het onderscheid voor mij van belang was.'

'En als dat wel het geval was geweest, Giskard?'

'Dan had ik ze kunnen onderscheiden.'

'Wat vond je van Jander, Daneel?'

'Wat ik vond, collega Elijah? Op welke kant van Jander doel je?'

'Deed hij bijvoorbeeld zijn werk goed?'

'Zeker.'

'Was hij in alle opzichten naar wens?'

'In alle opzichten, voor zover ik weet.'

'En jij, Giskard, wat vind jij?'

'Ik was lang niet zo intiem met vriend Jander als vriend Daneel, en het zou niet passend zijn mijn mening te geven,' zei Giskard. 'Ik kan wel zeggen dat dr. Fastolfe, voor zover mij bekend, onveranderlijk tevreden was over vriend Jander. Hij leek even tevreden over vriend Jander als over vriend Daneel. Maar ik denk niet dat mijn programma van die aard is dat ik in deze kwestie zekerheid kan verschaffen.'

'En nadat Jander bij mevrouw Gladia's personeel kwam?' vroeg Baley. 'Heb je hem toen meegemaakt, Daneel?'

'Nee, collega Elijah. Mevrouw Gladia hield hem op haar complex. Wanneer zij een bezoek bracht aan dr. Fastolfe, was hij voor zover ik heb waargenomen niet bij haar. Wanneer ik dr. Fastolfe begeleidde bij een bezoek aan mevrouw Gladia's complex, zag ik vriend Jander niet.'

Dat verbaasde Baley een beetje. Hij keek naar Giskard om hem dezelfde vraag te stellen, wachtte even en haalde toen zijn schouders op. Het bracht hem nergens, en zoals dr. Fastolfe al had opgemerkt, het had niet veel zin een robot te verhoren. Ze zouden niet welbewust iets zeggen dat een mens zou kwetsen, en je kon ze er niet toe brengen door ze te sarren, om te kopen, te lijmen. Ze zouden niet direct liegen, maar ze zouden koppig maar beleefd onbeduidende antwoorden blijven geven.

En, misschien, deed het er niet meer toe.

Ze stonden nu voor Fastolfe's drempel en Baley merkte dat zijn adem sneller ging. Dat zijn armen en zijn onderlip trilden kwam, ja, daar was hij zeker van, alleen maar van de koele wind. De zon was nu onder, er waren een paar sterren te zien, de lucht verduisterde zich tot een merkwaardig groenachtig paars waardoor hij er gekneusd uitzag, en Baley ging de deur door, de warmte in van de lichtgevende wanden.

Hij was veilig.

Fastolfe begroette hem. 'U bent mooi op tijd terug, meneer Baley. Was uw gesprek met Gladia vruchtbaar?'

'Heel vruchtbaar, dr. Fastolfe,' zei Baley. 'Het is zelfs mogelijk dat ik de sleutel tot de oplossing in mijn hand heb.'

 

28 * Fastolfe glimlachte alleen maar beleefd, op een manier die verrassing, blijdschap noch ongeloof uitdrukte. Hij ging voor naar wat blijkbaar de dinerkamer was, kleiner en vriendelijker dan waar ze geluncht hadden.

'U en ik, mijn beste meneer Baley,' zei Fastolfe opgewekt, 'gaan alleen en informeel dineren. Wij met z'n tweeën. Als u dat prettig vindt sturen we de robots zelfs weg. En we bespreken geen zaken, tenzij u dat per se wilt.'

Baley zei niets, maar staarde verbijsterd naar de muren. Ze waren van een beweeglijk, lichtgevend groen, met verschillen in tint en helderheid die langzaam van onder af sterker werden. Er was een vaag varenbladmotief van donkerder groen, en hier en daar waren schimmige trillingen. Door die muren leek de kamer een goed verlichte grot op de bodem van een smalle zeearm. Het effect was duizelingwekkend - voor Baley tenminste.

Fastolfe begreep Baley's gelaatsuitdrukking meteen. 'Men moet ervan leren houden, dat geef ik toe, meneer Baley,' zei hij. 'Giskard, temper de wandverlichting... Bedankt.'

Baley zuchtte van opluchting. 'U ook bedankt, dr. Fastolfe. Kan ik van de privé gebruik maken?'

'Maar natuurlijk.'

Baley weifelde. 'Zou u...'

Fastolfe grinnikte. 'U zult merken dat hij heel gewoon is, meneer Baley. U zult nergens last van hebben.'

Baley boog zijn hoofd. 'Heel hartelijk bedankt.'

Zonder die onuitstaanbare komedie was de privé - hij meende dat het dezelfde was die hij eerder die dag bezocht had - gewoon wat het was, maar luxueuzer en gastvrijer dan hij er ooit een gezien had. Hij was wel heel anders dan die op Aarde: identieke hokjes in een eindeloze rij, elk bestemd voor gebruik door één - maar één - persoon tegelijk.

Het glom er bijna van hygiënische zuiverheid. Het leek wel of na elk gebruik de buitenste laag moleculen werd afgekrabd en vervangen door een nieuwe. Heimelijk dacht Baley dat hij het, als hij lang genoeg op Aurora bleef, moeilijk zou vinden zich aan de Aardse massa's aan te passen, waarbij hygiëne en zindelijkheid op het tweede plan kwamen: iets om soms wel eens iets aan te doen; een ideaal dat je toch niet kon bereiken.

Baley stond daar te midden van ivoren en gouden voorzieningen - geen echt ivoor natuurlijk, en evenmin echt goud - glad en glanzend, en opeens merkte hij dat hij rilde om de willekeurige uitwisseling van bacteriën op Aarde, en zijn gezicht vertrok vanwege al die besmetting. Was dat niet hetzelfde wat de Ruimtelingen voelden? Kon hij het ze kwalijk nemen?

In gedachten verzonken waste hij zijn handen en speelde met de knopjes die hier en daar langs de regelstrook zaten om de temperatuur te veranderen. En toch waren die Auroriërs zo overdreven protserig in de opsmuk van hun interieur, en deden ze zo koppig of ze in een natuurlijke staat leefden, terwijl ze de natuur onderdrukt hadden en getemd... Of was dat alleen Fastolfe?

Gladia's complex was ten slotte soberder geweest... Of was dat alleen maar omdat zij op Solarië was opgevoed?

Het diner dat volgde was een onverdeeld genoegen. Net als bij de lunch kreeg hij weer duidelijk het gevoel dichter bij de natuur te zijn. Er waren tal van gerechten, allemaal verschillend, allemaal kleine porties, en in een paar gevallen kon je zien dat ze ooit deel hadden uitgemaakt van planten en dieren. Hij begon de ongemakken - hier en daar een botje, een stukje kraakbeen, een vezeldraad, die hem eerst afkeer bezorgden - te beschouwen als iets avontuurlijks.

De eerste gang was een visje - een visje dat je in zijn geheel opat, wat er ook voor organen in mochten zitten - wat hem op het eerste gezicht weer zo'n dwaze demonstratie leek. Natuur met een hoofdletter N. Maar toch werkte hij het visje naar binnen, net als Fastolfe, en de smaak bracht hem meteen tot andere gedachten. Zoiets had hij nog nooit geproefd. Het was of er opeens smaakpapillen waren uitgevonden en in zijn tong geplaatst.

Elk gerecht had een andere smaak en sommige smaakten heel vreemd en niet zo lekker, maar dat gaf niets, merkte hij. De sensatie van een aparte smaak, van verscheidene aparte smaken - op Fastolfe's aanwijzing nam hij tussen de gangen een slokje lichtelijk gearomatiseerd water - dat telde, en niet de elementen.

Hij probeerde niet te schrokken, niet al zijn aandacht aan het eten te wijden, zijn bord niet af te likken. Met de moed der wanhoop bleef hij Fastolfe in de gaten houden en nadoen, en de vriendelijke maar beslist vermaakte blik van de ander negeren.

'Ik denk,' zei Fastolfe, 'dat dit naar uw smaak is.'

'Heel goed,' wist Baley uit te brengen.

'Dwing uzelf alstublieft niet tot onnodige beleefdheid. Eet niets wat u raar of onsmakelijk lijkt. Ik heb overal nog meer porties van, als u iets anders in de plaats wilt.'

'Niet nodig, dr. Fastolfe. Het is allemaal heel lekker.'

'Goed.'

Al had Fastolfe aangeboden dat ze zonder robots zouden eten, ze werden door een robot bediend. Fastolfe, die eraan gewend was, merkte het niet eens, dacht Baley; en hij bracht het niet ter sprake. Zoals te verwachten viel was de robot stil en volmaakt in zijn bewegingen. Zijn mooie livrei scheen ontleend aan historische drama's die Baley op de intergolf gezien had. Pas van heel dichtbij zag je hoezeer het kostuum een lichtillusie was en hoe het uitwendige van de robot een glad metalen oppervlak was - en weinig meer.

'Is het oppervlak van de tafeldienaar ontworpen door Gladia?' vroeg Baley.

'Ja,' zei Fastolfe, kennelijk vergenoegd. 'Ze zal het een heel compliment vinden als ze hoort dat u haar stijl herkent. Ze is goed, hè? Haar werk wordt steeds meer geliefd en in de Aurorische samenleving vult zij een leemte.'

Het hele maal lang was het gesprek prettig geweest, maar zonder belang. Baley voelde zich niet gedrongen om zaken te bespreken; liever had hij niet te veel willen praten terwijl hij het maal genoot, en het aan zijn onbewuste geest overlaten - of wat voor instantie de dingen ook regelde zolang er niet werd nagedacht - om te beslissen hoe de kwestie, die nu de kern van het probleem-Jander leek, aan te pakken.

Maar Fastolfe nam hem de zaak uit handen door te zeggen: 'Nu u het over Gladia hebt, meneer Baley, mag ik u vragen hoe het kwam dat u nogal wanhopig naar haar complex ging, en bijna uitgelaten terugkwam en zei dat u misschien de sleutel tot de hele kwestie in handen had? Hebt u iets nieuws achterhaald, iets onverwachts misschien, bij Gladia?'

'Zo is het,' zei Baley afwezig - maar hij ging op in het dessert, dat hij totaal niet herkende en waarvan, nadat een verlangende blik in zijn ogen de tafelbediende had weten te inspireren, een tweede portie voor hem was neergezet. Hij voelde zich vol. Nooit in zijn leven had hij nog zo van het eten zelf genoten, en voor het eerst kwam hij in opstand tegen de lichamelijke beperkingen die het onmogelijk maakten altijd door te eten. Hij schaamde zich erg over dat idee.

'En wat voor nieuws en onverwachts hebt u ontdekt?' vroeg Fastolfe met kalm geduld. 'Vermoedelijk iets dat ik zelf niet wist?'

'Misschien. Gladia zei me dat u haar Jander ongeveer een half jaar geleden gegeven hebt.'

Fastolfe knikte. 'Dat wist ik wel. Dat is zo.'

'Waarom?' vroeg Baley scherp.

De beminnelijke blik op dr. Fastolfe's gezicht trok langzaam weg. 'Waarom niet?' vroeg hij toen.

'Ik weet niet waarom niet, dr. Fastolfe,' zei Baley. 'Het kan me ook niet schelen. Mijn vraag is: Waarom?'

Fastolfe schudde zacht met zijn hoofd en zei niets.

'Dr. Fastolfe,' zei Baley, 'ik ben hier om orde op zaken te stellen in iets wat een vreselijke puinhoop lijkt. Niets wat u gedaan hebt, niets, heeft de zaak vereenvoudigd. U lijkt er eerder genoegen in te scheppen, mij te laten zien hoe groot de puinhoop is en elk idee dat ik naar voren breng als mogelijke oplossing in de grond te boren... Nu, van anderen verwacht ik niet dat ze mijn vragen beantwoorden. Ik heb op deze wereld geen officiële status en geen recht om vragen te stellen, laat staan een antwoord te eisen.

Maar met u ligt de zaak anders. Ik ben hier op uw verzoek en ik probeer zowel uw loopbaan als de mijne veilig te stellen, en naar u de zaak voorstelt, probeer ik zowel Aurora als de Aarde te redden. Daarom verwacht ik van u dat u mijn vragen volledig en naar waarheid beantwoord. Laat u alstublieft niet tot patstellingtactieken verleiden, door mij bijvoorbeeld te vragen waarom niet, als ik vraag waarom. Nu, nogmaals... en voor de laatste keer: Waarom?'

Fastolfe tuitte zijn lippen en keek star. 'Neem me niet kwalijk, meneer Baley. Als ik niet direct antwoordde was dat omdat er, als ik eraan terugdenk, niet zo'n schokkende reden lijkt te zijn. Gladia Delmarre - nee, zij wil niet dat haar achternaam gebruikt wordt - Gladia is een vreemdelinge op deze planeet; op haar thuiswereld heeft ze, zoals u weet, heel pijnlijke ervaringen opgedaan, en op deze, zoals u misschien niet weet, ook pijnlijke -'

'Ik weet het. Wees alstublieft niet zo omslachtig.'

'Nou, tja, het speet me voor haar. Ze was alleen en Jander zou haar eenzaamheid een beetje wegnemen, dacht ik.'

'Speet u voor haar? Dat was alles? Bent u haar minnaar? Of geweest?'

'Nee, geen sprake van. Ik heb mij niet aangeboden, en zij zich ook niet... Waarom? Zei ze dat wij gelieven waren?'

'Nee, dat zei ze niet, maar ik moet in elk geval onafhankelijke bevestiging hebben. Als er tegenspraak is zal ik het u zeggen; daar hoeft u zich dan niet druk over te maken. Hoe komt het dat als u haar zo aardig vindt, en naar ik van Gladia hoor zij u zo dankbaar is, dat u zich geen van beiden hebt aangeboden? Ik begrijp dat op Aurora het aanbod van seks net zoiets is als het praten over het weer.'

Fastolfe fronste zijn wenkbrauwen. 'Daar weet u niets van, meneer Baley. Beoordeel ons niet naar de maatstaven van uw eigen wereld. Seks is voor ons niet iets van groot belang, maar we gaan er voorzichtig mee om. U hebt misschien een andere indruk, maar niemand van ons biedt het lichtvaardig aan. Gladia bood het misschien lichtvaardig aan - of misschien was het eerder wanhopig - omdat ze onze manieren niet kende en op Solarië seksueel gefrustreerd was geraakt... en het hoeft dan ook geen verbazing te wekken dat zij aan de uitkomst geen plezier beleefde.'

'Hebt u niet geprobeerd een en ander beter te maken?'

'Door mijzelf aan te bieden? Wat zij nodig heeft ben ik niet, en trouwens, wat ik nodig heb is zij niet. Het speet me voor haar. Ik mag haar graag. Ik bewonder haar kunstenaarstalent. En ik zie haar graag gelukkig... Ten slotte, meneer Baley, zult u het met me eens zijn dat de sympathie van de ene mens voor de andere niet hoeft te berusten op seksueel verlangen, of op iets anders dan gewoon menselijk gevoel. Hebt u nooit sympathie voor iemand gevoeld? Hebt u nooit iemand willen helpen, alleen om het goede gevoel dat het u gaf de ellende van een ander te verlichten? Van wat voor planeet komt u?'

'Wat u zegt is terecht, dr. Fastolfe,' zei Baley. 'Ik betwijfel niet dat u een goed mens bent. Maar luistert u nu eens even. Toen ik vroeg waarom u Jander aan Gladia had afgestaan, zei u eerst niet wat u me zonet zei... en ik mag wel zeggen, heel geëmotioneerd. Uw eerste neiging was: de vraag ontduiken, aarzelen, tijd winnen door te vragen waarom niet.

Aangenomen dat het zo is als u mij daarna vertelde, wat heeft u bij die vraag eerst dan in verlegenheid gebracht? Welke reden - die u niet wilde bekennen - kwam bij u op voor u besloot tot de reden die u wel wilde bekennen? Neem me niet kwalijk dat ik zo aandring, maar ik moet het weten... en niet om mijn eigen nieuwsgierigheid, dat kan ik u verzekeren. Als wat u zegt in deze trieste affaire niet van nut is, is het wat mij betreft in een zwart gat gevallen.'

Zacht zei Fastolfe: 'In alle eerlijkheid, ik weet niet waarom ik uw vraag ontweek. U hebt mij onverwachts ergens mee geconfronteerd dat ik misschien niet onder ogen wil zien. Laat mij eens denken, meneer Baley.'

Ze zaten rustig bij elkaar. De dienaar ruimde de tafel af en ging weg. Daneel en Giskard waren elders - ze zouden het huis wel aan het bewaken zijn. Baley en Fastolfe waren alleen in een robotvrije kamer. Eindelijk zei Fastolfe: 'Ik weet niet wat ik u zeggen moet, maar laat ik eens een paar decennia teruggaan. Ik heb twee dochters. Dat weet u misschien. Ze zijn van verschillende moeders -'

'Had u liever zoons gehad, dr. Fastolfe?'

Fastolfe leek dit echt te verbazen. 'Nee. Geen sprake van. De moeder van mijn tweede dochter wilde een zoon geloof ik, maar ik wilde geen toestemming geven voor kunstmatige bevruchting met geselecteerd zaad - ook niet met dat van mezelf; ik stond erop, op de natuurlijke manier de genetische dobbelsteen te laten rollen. Voor u vraagt waarom: omdat ik hou van een geluksfactor in het bestaan, en ik denk eigenlijk dat ik een kans wilde om een dochter te krijgen. Een zoon had ik best gevonden, begrijpt u, maar ik wilde de kans op een dochter niet laten schieten. Ik ben voor dochters, toevallig. Nu, de tweede bleek een dochter en dat zal wel een van de redenen zijn dat de moeder het huwelijk kort na de geboorte verbrak. Anderzijds wordt toch al een aanzienlijk deel van de huwelijken na de geboorte verbroken, dus ik hoef misschien geen bijzondere reden te zoeken.'

'Ik neem aan dat zij haar kind met zich meenam.'

Fastolfe wierp Baley een verbouwereerde blik toe. 'Waarom zou ze dat doen?... Maar ik vergeet het, u bent van Aarde. Nee, natuurlijk niet. Het kind zou in een tehuis worden opgevoed natuurlijk, waar er goed voor haar gezorgd kon worden. Maar' - hij trok een rimpel in zijn neus, alsof een vreemde herinnering hem onaangenaam verraste - 'zo ver kwam het niet. Ik besloot haar zelf op te voeden. Dat was volgens de wet, maar heel ongebruikelijk. Ik was natuurlijk nog vrij jong, de eeuwlijn nog niet gepasseerd, maar in de robotica had ik al naam gemaakt...'

'En lukte het?'

'Om haar goed groot te krijgen, bedoelt u? O jawel. Ik werd erg op haar gesteld. Ik heb haar Vasilia genoemd. De naam van mijn moeder, ziet u.' Hij grinnikte bij de herinnering. 'Ik krijg soms van die gekke, sentimentele trekjes... zoals mijn genegenheid voor mijn robots. Mijn moeder heb ik natuurlijk nooit ontmoet, maar haar naam stond op mijn kaarten. En ze leeft nog, voor zover ik weet, dus ik kan haar gaan opzoeken... maar er zit, denk ik, iets onsmakelijks aan om iemand te spreken bij wie je in de schoot hebt gezeten, eens... Waar had ik het over?'

'U had uw dochter Vasilia genoemd.'

'Ja... en ik heb haar opgevoed en raakte echt op haar gesteld. Heel erg op haar gesteld. Ik begreep best waarom dat zoiets aantrekkelijks had, maar mijn vrienden geneerden zich natuurlijk en als er iemand op bezoek kwam, in de persoonlijke of in de beroepssfeer, moest ik haar uit het zicht houden. Ik herinner me, op een keer...' Hij zweeg.

'Ja?'

'Daar heb ik in geen tientallen jaren aan gedacht. Ze kwam aangerend, ze huilde om het een of ander en viel in mijn armen op een moment dat dr. Sarton bij me was om een van de eerste ontwerpprogramma's voor mensachtige robots te bespreken. Ze was nog pas zeven, denk ik, en ik knuffelde haar natuurlijk en kuste haar en vergat het hele gesprek, wat iets hoogst onvergeeflijks was. Sarton vertrok hoestend, naar adem snakkend - en verschrikkelijk verontwaardigd. Het duurde wel een week voor ik weer contact met hem op kon nemen en we de bespreking hervatten. Kinderen zouden, denk ik, niet zo'n uitwerking op mensen moeten hebben, maar er zijn zo weinig kinderen en je ziet ze zo zelden.'

'En uw dochter - Vasilia - was ook op u gesteld?'

'O jawel... tenminste, tot... Ze was erg op mij gesteld. Ik zorgde voor haar opleiding en zag erop toe dat ze zich in alle opzichten mocht ontplooien.'

'U zei dat ze op u gesteld was tot... iets. Die zin hebt u niet afgemaakt. Er kwam dus een tijd dat ze niet meer op u gesteld was. Wanneer?'

'Toen ze oud genoeg was wilde ze haar eigen complex. Dat was heel gewoon.'

'En dat wilde u niet?'

'Hoezo, wilde ik niet? Natuurlijk wilde ik dat wel. U blijft maar denken, meneer Baley, dat ik een monster ben.'

'Moet ik dan aannemen dat ze, toen ze op de leeftijd kwam om een eigen complex te krijgen, niet meer dezelfde genegenheid voor u voelde die ze vanzelf had toen ze echt uw dochter was, en afhankelijk van u op uw complex woonde?'

'Zo eenvoudig was dat niet. Het zat eigenlijk vrij ingewikkeld. Ziet u...' Fastolfe leek in verlegenheid. 'Ik heb haar geweigerd toen ze zich aan mij aanbood.'

'Zij heeft zich aan u aangeboden?' zei Baley vol afschuw.

'Dat lag voor de hand,' zei Fastolfe onverschillig. 'Mij kende zij het beste. Ik had haar in seks onderricht, haar experimenten aangemoedigd, haar meegenomen naar de Erotische Spelen, mijn best voor haar gedaan. Het viel te verwachten en het was dom van mij dat niet te verwachten, zodat ik erdoor werd verrast.'

'Maar incest...'

'Incest?' vroeg Fastolfe. 'O ja, een Aardse term. Op Aurora bestaat zoiets niet, meneer Baley. Heel weinig Auroriërs kennen hun naaste verwanten. Natuurlijk, als er sprake is van een huwelijk en er wordt een kind aangevraagd, dan komt er een genealogisch onderzoek, maar wat heeft dat te maken met seks in de omgang? Nee nee, wat er zo ongewoon was, was dat ik mijn eigen dochter weigerde.' Hij begon te blozen... en het meest van al zijn grote oren.

'Maar goed ook,' mompelde Baley.

'Ik had er ook geen goede redenen voor... tenminste geen die ik Vasilia kon uitleggen. Het was misdadig van mij die situatie niet te voorzien, en geen motief bedacht te hebben voor een redelijke afwijzing van iemand die zo jong en onervaren was, als dat nodig mocht blijken, dat haar niet zou kwetsen en verschrikkelijk zou vernederen. Ik schaam me werkelijk ontzettend dat ik de ongebruikelijke verantwoordelijkheid op me genomen heb een kind op te voeden, alleen om haar aan zo'n onverteerbare ervaring bloot te stellen. Mij leek het dat onze verhouding als vader en dochter - als vriend en vriendin - kon blijven bestaan, maar zij gaf het niet op. Telkens als ik haar afwees, hoe lief ik dat ook probeerde te doen, werd de situatie tussen ons slechter.'

'Tot uiteindelijk -'

'Uiteindelijk wilde zij haar eigen complex. Eerst maakte ik bezwaar, niet omdat ik niet wilde dat ze er een had, maar omdat ik onze liefdevolle verhouding weer op wilde bouwen vóór ze ging. Wat ik ook deed, niets hielp. Misschien was dat wel de moeilijkste tijd van mijn leven. Tenslotte stond ze er domweg - en goed heftig - op om te gaan, en ik kon haar niet langer tegenhouden. Inmiddels was ze een volleerd robotica - ik ben blij dat ze uit afkeer van mij haar beroep niet de rug heeft toegekeerd - en ze kon zonder mijn hulp een complex stichten. Dat deed ze dus ook en sedertdien is er tussen ons weinig contact meer geweest.'

'Het kan zijn, dr. Fastolfe,' zei Baley, 'dat ze zich niet helemaal van u vervreemd voelt, gezien ze de robotica niet vaarwel heeft gezegd.'

'Daar is ze het best in en het meest geïnteresseerd. Met mij heeft dat niets te maken. Dat weet ik, want aanvankelijk dacht ik net als u en ik stuurde vriendschapssignalen, maar die werden niet opgepikt.'

'Mist u haar, dr. Fastolfe?'

'Natuurlijk mis ik haar, meneer Baley... Dit is een voorbeeld van de fout, zelf een kind op te voeden. Je geeft toe aan een irrationele aandrift, een atavistisch verlangen, en het leidt ertoe dat het kind vervuld wordt van de heftigste liefdegevoelens. Zo neem je het risico dat kind, de eerste keer dat ze zich aanbiedt, te moeten weigeren, en haar gevoelens voor het leven te tekenen. En bovendien maak je jezelf het slachtoffer van dat door en door onredelijke gevoel van schuldig gemis. Iets dat ik nooit tevoren gevoeld heb, en sindsdien ook niet meer. Zij en ik hebben allebei nodeloos geleden en de schuld ligt helemaal bij mij.'

Fastolfe verviel in een soort overpeinzing en Baley zei vriendelijk: 'Wat heeft dat allemaal te maken met Gladia?'

Fastolfe schrok op. 'O! Ik was het vergeten... Nou, het is heel eenvoudig. Alles wat ik over Gladia gezegd heb is waar. Ik vond haar aardig, was op haar gesteld, bewonderde haar talent. Maar bovendien lijkt ze op Vasilia. De gelijkenis viel mij op toen ik het eerste intergolfverslag van haar aankomst van Solarië zag. Het was verbijsterend en dat wekte mijn belangstelling.' Hij zuchtte. 'Toen het tot me doordrong dat zij, net als Vasilia, in haar seksualiteit gehavend was, was dat meer dan ik kon verdragen. Ik zorgde dat ze vlak bij mij kwam wonen, zoals u ziet. Ik ben een vriend voor haar geweest en heb mijn best gedaan om de aanpassingsproblemen aan een vreemde wereld op te vangen.'

'Zij is dus uw plaatsvervangende dochter.'

'Ja, in zekere zin, geloof ik, kan men dat zo noemen, meneer Baley... En u hebt geen idee hoe blij ik ben dat het nooit bij haar is opgekomen om zich aan mij aan te bieden. Haar afwijzen zou betekenen, mijn afwijzing van Vasilia nog eens doormaken. Haar aannemen uit onvermogen om weer af te wijzen zou mijn leven verzuren, want dan zou ik het gevoel hebben voor een vreemde - die flauwe afspiegeling van mijn dochter - iets te doen wat ik voor mijn eigen dochter niet gedaan had. In beide gevallen... Maar goed, nu begrijpt u waarom ik de eerste keer aarzelde met mijn antwoord. Op de een of andere manier voerde het mijn gedachten terug naar die droevige episode in mijn bestaan.'

'En uw andere dochter?'

'Lumen?' vroeg Fastolfe onverschillig. 'Met haar heb ik nooit enig contact gehad, maar soms hoor ik iets van haar.'

'Ze streeft naar een politieke functie, heb ik begrepen.'

'Een plaatselijke. Op de lijst van de Globalisten.'

'Wat zijn dat?'

'Die Globalisten? Die zijn vóór Aurora alleen. Enkel onze wereldbol, begrijpt u? Auroriërs moeten voorop gaan bij de kolonisatie van de Melkweg. Anderen moeten daarvan zoveel mogelijk worden uitgesloten, met name de Aardlingen. "Verlicht eigenbelang" noemen ze dat.'

'Dat is natuurlijk niet uw standpunt.'

'Natuurlijk niet. Ik ben leider van de Humanistische partij, die gelooft dat alle mensen recht hebben om deel te krijgen aan de Melkweg. Als ik het over "mijn vijanden" heb, bedoel ik de Globalisten.'

'Lumen is dus een van uw vijanden.'

'Vasilia ook. Zij is lid van het Robotisch Instituut van Aurora - het RIA - dat een paar jaar geleden is opgericht en geleid wordt door robotici die mij zien als een duivel, die tot elke prijs vernietigd moet worden. Maar mijn diverse ex-echtgenotes zijn voor zover ik weet onpolitiek, of zelfs Humanist.' Hij glimlachte een beetje zuur en zei: 'Nu, meneer Baley, hebt u alle vragen gesteld die u wilde?'

Baley's handen zochten vruchteloos naar zakken in zijn gladde, losse, korte Aurorische broek - dat deed hij regelmatig sinds hij die op het schip was gaan dragen - en vond er geen. Hij nam een middenweg, zoals wel vaker, door zijn armen voor zijn borst te vouwen. 'Eigenlijk, dr. Fastolfe,' zei hij, 'heb ik zo'n idee dat u die eerste vraag nog niet hebt beantwoord. Het schijnt me toe dat u dat maar blijft ontwijken. Waarom, gaf u Jander aan Gladia? Laten we alles aan de oppervlakte brengen, zodat we licht kunnen zien in wat nu duister is.'

 

29 * Weer werd Fastolfe rood. Ditmaal kon het woede zijn geweest, maar hij bleef zacht spreken. 'U moet me niet tergen, meneer Baley,' zei hij. 'Ik heb u uw antwoord gegeven. Ik vond het zo jammer voor Gladia, en ik dacht dat Jander gezelschap voor haar zou zijn. Ik heb tegen u openlijker gesproken dan ik tegen wie dan ook zou doen, deels vanwege mijn situatie en deels omdat u geen Auroriër bent. In ruil vraag ik een redelijk respect.'

Baley beet op zijn onderlip. Hij was niet op Aarde. Er stond geen officiële autoriteit achter hem en er stond meer op het spel dan zijn beroepstrots. 'Ik verontschuldig me, dr. Fastolfe,' zei hij, 'als ik uw gevoelens heb gekwetst. Ik heb niet willen beweren dat u niet oprecht bent of niet meewerkt. Maar toch kan ik niet vooruit zonder de hele waarheid. Laat u mij het antwoord waar ik misschien naar zoek eens noemen, en zegt u me dan of

het klopt, of een beetje klopt, of dat ik er helemaal naast zit. Kan het zijn dat u Jander aan Gladia gegeven hebt om te dienen als mikpunt voor haar seksuele drang, zodat ze niet in de gelegenheid kwam zich aan u aan te bieden? Misschien was dat niet de bewuste reden, maar denkt u er eens over na. Is het mogelijk dat zo'n idee bijdroeg tot de schenking?'

Fastolfe's hand nam een licht, doorzichtig sierstukje op dat op de eettafel stond. Hij keerde het om en om, om en om. Afgezien van die beweging leek Fastolfe wel van was. Eindelijk zei hij: 'Dat zou zo kunnen zijn, meneer Baley. Toen ik haar Jander geleend had - een echte schenking was het niet, overigens - maakte ik mij beslist minder zorg dat ze zich aan mij zou aanbieden.'

'Weet u of Gladia Jander gebruikte voor seksuele doeleinden?'

'Hebt u Gladia gevraagd of ze gebruik van hem maakte, meneer Baley?'

'Dat heeft met mijn vraag niets te maken. Weet u het? Hebt u openlijk seksueel gedrag tussen hen meegemaakt? Heeft een van uw robots iets dergelijks gemeld? Heeft ze het u zelf verteld?'

'Meneer Baley, het antwoord op al die vragen is nee. Als ik er niet bij stilsta is er niets echt ongewoons aan het gebruik van robots voor seksuele doeleinden, zowel bij mannen als bij vrouwen. Gewone robots zijn er niet speciaal voor toegerust, maar de mens is in dat opzicht vindingrijk. Wat Jander betreft, hij is ervoor toegerust, want hij is zo mensachtig als we hem maar maken konden -'

'Zodat hij mee kon doen aan seks.'

'Nee, dat heeft niet in onze bedoeling gelegen. Wat dr. Sarton en mij bezighield was het abstracte probleem, een volkomen mensachtige robot te maken.'

'Maar die mensachtige robots zijn ideaal gebouwd voor seks, niet?'

'Dat neem ik aan, en nu ik er zo over nadenk - ik erken dat het misschien al die tijd wel in mijn achterhoofd heeft gezeten - kan Gladia Jander best zo gebruikt hebben. Als dat zo is, hoop ik dat ze er plezier van gehad heeft. Dan zou ik het als een goede daad beschouwen, dat ik hem heb uitgeleend.'

'Zou het misschien nog een betere daad kunnen zijn dan u dacht?'

'Op welke manier?'

'Wat zou u zeggen als ik u vertelde dat Gladia en Jander echtgenoten waren?'

Fastolfe's hand, met nog steeds het sierstukje, klemde zich er plotseling omheen, hield het even strak vast en liet het toen los. 'Wat? Dat is belachelijk. Het is wettelijk onmogelijk. Van kinderen is geen sprake, dus een aanvraag is totaal absurd. Zonder de bedoeling zo'n vergunning aan te vragen, is er geen huwelijk.'

'Het gaat hier niet om de wet, dr. Fastolfe. Gladia is een Solarische, ziet u, en haar kijk hierop is niet Aurorisch. Het is een kwestie van gevoel. Gladia zelf zei me dat ze Jander beschouwd had als haar echtgenoot. Ik denk dat ze zichzelf nu als zijn weduwe beschouwt en dat ze er nog een seksueel trauma bij heeft - een heel ernstig. Als u hoe dan ook bewust hiertoe hebt bijgedragen...'

'Bij alle sterren,' zei Fastolfe ongewoon heftig, 'dat heb ik niet! Wat ik ook gedacht mag hebben, ik heb me geen moment voorgesteld dat Gladia een huwelijk met een robot kon fantaseren, hoe mensachtig hij ook wezen mocht. Dat had geen enkele Auroriër zich voor kunnen stellen.'

Baley knikte en stak zijn hand op. 'Ik geloof u. Ik denk niet dat u acteur genoeg bent om mij te overspoelen met namaak-oprechtheid. Het kon ten slotte zijn, dat -'

'Nee, dat kon niet. Dat ik deze situatie voorzag? Dat ik om een of andere reden haar opzettelijk zo afschuwelijk tot weduwe gemaakt heb? Het was niet denkbaar, dus heb ik het niet bedacht. Wat ik ook voorhad, meneer Baley, met Jander op haar complex te plaatsen, ik bedoelde het goed. Dit was niet mijn bedoeling. Ik weet dat goede bedoelingen een zwak excuus vormen, maar meer heb ik niet te bieden.'

'Laten we het daar niet meer over hebben, dr. Fastolfe,' zei Baley. 'Wat ik nu te bieden heb is een mogelijke oplossing van het mysterie.'

Fastolfe zuchtte diep en leunde in zijn stoel naar achter. 'Daar zinspeelde u al op toen u van Gladia terugkwam.' Hij keek Baley aan met iets woests in zijn ogen. 'Had u mij die "sleutel" niet meteen kunnen geven? Moest dit... allemaal wel?'

'Het spijt me, dr. Fastolfe. De sleutel heeft geen betekenis zonder dit... allemaal.'

'Nou goed. Voor de draad ermee.'

'Het komt. Jander was in een positie die u, de grootste robotoloog in de hele wereld, niet voorzien hebt; dat hebt u zelf erkend. Hij behaagde Gladia zó dat ze smoorverliefd op hem was en hem als haar echtgenoot beschouwde. En als nu blijkt dat hij, door haar genoegen te bezorgen, ook ongenoegen bezorgde?'

'Ik begrijp niet goed waar u op doelt.'

'Nou, kijk eens, dr. Fastolfe. Ze deed nogal terughoudend over die kwestie. Ik heb begrepen dat op Aurora seksuele aangelegenheden niet ten koste van alles verborgen worden gehouden.'

'We zenden het niet uit over de intergolf,' zei Fastolfe droog, 'maar we maken er geen groter geheim van dan van andere strikt persoonlijke zaken. We weten over het algemeen wie het laatst met wie is geweest, en als het vrienden betreft hebben we vaak wel een indruk hoe goed, enthousiast, of het omgekeerde, hij of zij of allebei zijn. Het komt in de conversatie wel ter sprake.'

'Ja, maar van Gladia's verbintenis met Jander wist u niets.'

'Ik vermoedde -'

'Dat is niet hetzelfde. Ze heeft u niets verteld. U hebt niets gezien. Uw robots konden u ook niets melden. Ze hield het zelfs voor u, haar beste vriend op Aurora, geheim. Haar robots hadden blijkbaar een nauwgezette opdracht gekregen niet over Jander te praten, en Jander zelf moet goed geïnstrueerd zijn geweest niets te verraden.'

'Dat lijkt me een redelijke gevolgtrekking.'

'Waarom zou ze dat doen, dr. Fastolfe?'

'Een Solarische neiging om seks geheim te houden?'

'Is dat geen erkenning dat ze zich ervoor schaamde?'

'Daar had ze geen reden toe, al zou ze zich, door Jander als haar echtgenoot te beschouwen, tot een mikpunt van spot gemaakt hebben.'

'Dat punt had ze heel makkelijk verborgen kunnen houden zonder alles te verheimelijken. Stel u eens voor dat ze zich op z'n Solarisch schaamde.'

'Wat dan?'

'Niemand vindt het leuk om zich te schamen, en dat heeft ze Jander misschien verweten, op de uiterst onredelijke manier van sommige mensen om anderen de schuld toe te schuiven voor ongenoegen dat ze zichzelf op de hals hebben gehaald.'

'En?'

'Het kan gebeurd zijn dat Gladia, die vlug van de kook raakt, bijvoorbeeld aan het huilen is geslagen en Jander verweten heeft de bron van haar schaamte en verdriet te zijn. Misschien heeft het niet lang geduurd en is ze al vlug overgestapt op verontschuldigingen en liefkozingen, maar zou Jander niet het stellige idee gekregen hebben dat hij werkelijk de oorzaak was van haar schaamte en verdriet?'

'Misschien.'

'En zou dat voor Jander niet betekend hebben dat hij, als hij doorging met hun verhouding, haar ongelukkig zou maken, en als hij de verhouding afbrak, haar óók ongelukkig zou maken. Wat hij ook deed, hij zou de Eerste Wet schenden, en omdat hij niets kon doen zonder dat hij die schond kon hij alleen heul zoeken in het helemaal niets doen... en zo kwam hij in een psychische stolling... Herinnert u zich het verhaal dat u me vroeger op de dag verteld hebt over de legendarische telepathische robot, die door die roboticapionier tot stolling werd gebracht?'

'Door Susan Calvin, ja. U vormt uw scenario naar die oude sage. Heel spitsvondig, meneer Baley, maar het klopt niet.'

'Waarom niet? Toen u zei dat alleen u een psychische stolling bij Jander teweeg kon brengen, had u niet het flauwste idee dat hij zo diep in zo'n onverwachte situatie zat verwikkeld. Het loopt precies parallel met de situatie van Susan Calvin.'

'Laten we eens doen of dat verhaal van Susan Calvin en de telepathische robot niet helemaal fantasie is. Laten we het au sérieux nemen. Er zou geen parallel bestaan tussen dat verhaal en de situatie van Jander. In het geval van Susan Calvin hadden we te maken met een ongelooflijk primitieve robot, een die het vandaag de dag niet verder zou brengen dan tot speelgoed. Hij kon alleen kwalitatief met die materie omgaan: A veroorzaakt ongeluk; niet-A veroorzaakt ongeluk; ergo psychische stolling.'

'En Jander?' vroeg Baley.

'Elke moderne robot - elke robot uit de laatste eeuw - zou zulke kwesties kwantitatief afwegen. Welke van de twee mogelijkheden, A of niet-A, zou het meeste ongeluk brengen? De robot zou snel tot een slotsom komen en kiezen voor het minste ongeluk. De kans dat hij zou besluiten dat de twee elkaar uitsluitende mogelijkheden precies even grote hoeveelheden ongeluk zouden teweegbrengen is klein, en voor het geval dát, is de moderne robot uitgerust met een toevalligheidsfactor. Als A en niet-A precies gelijke ongelukverwekkers zijn, naar zijn oordeel, kiest hij op een onvoorspelbare manier het een of het ander, en gedraagt zich zonder bedenkingen dienovereenkomstig. Hij krijgt geen psychische stolling.'

'Zegt u dat Jander onmogelijk een psychische stolling kan krijgen? U hebt gezegd dat u er een op had kunnen roepen.'

'In het geval van het mensachtig positronisch brein is er een manier om de toevalsfactor uit te schakelen, die helemaal berust op de wijze waarop dat brein gebouwd is. Zelfs voor wie de basistheorie kent is het een moeilijk en omslachtig proces om de robot, om het zo te zeggen, het tuinpad op te lokken, door een slimme reeks vragen en opdrachten die uiteindelijk leiden tot de psychische stolling. Het is ondenkbaar dat het bij toeval gebeurt en het pure vóórkomen van een dilemma, zoals veroorzaakt door gelijktijdige liefde en schaamte, roept het niet op zonder uiterst nauwkeurige kwantiteitsregeling onder zeer ongewone omstandigheden. - Het enige wat overblijft is, ik zeg het nogmaals, het wilde toeval; de enige manier waarop het gebeurd kan zijn.'

'Maar uw vijanden zullen volhouden dat uw eigen schuld waarschijnlijker is. Zouden wij, op onze beurt, niet kunnen volhouden dat Jander tot psychische stolling gebracht was door het conflict, opgeroepen door Gladia's liefde en schaamte? Zou dat niet geloofwaardig klinken? En zou het de publieke opinie niet aan uw kant brengen?'

Fastolfe trok zijn wenkbrauwen op. 'Meneer Baley, u bent te vlot. Denk er eens ernstig over na. Als we proberen uit ons dilemma te komen op deze hoogst oneerlijke manier, wat zou dan het gevolg zijn? Ik spreek niet over de schaamte en de ellende die het Gladia zou bezorgen; ze zou niet alleen lijden onder het verlies van Jander, maar ook onder het gevoel dat zij zelf haar verlies had veroorzaakt, wanneer ze werkelijk schaamte heeft gevoeld en dat op een of andere manier heeft laten merken. Dat zou ik niet willen, maar laten we dat zo mogelijk ter zijde schuiven. Bedenk dan eens dat mijn vijanden zouden zeggen, dat ik haar Jander juist had uitgeleend om het gebeurde te veroorzaken. Ze zouden zeggen dat ik het gedaan had om een methode te ontwikkelen voor psychische stolling van mensachtige robots, en voor het oog alle verantwoordelijkheid daarvoor te ontlopen. We zouden er slechter aan toe zijn dan nu, want ik zou niet alleen zoals nu beschuldigd worden een gemene intrigant te zijn, maar bovendien, mij monsterlijk gedragen te hebben tegenover een argeloze vrouw onder het mom van vriendschap - en daar ben ik tot op heden voor gespaard.'

Baley was verbijsterd. Zijn mond viel open en zijn stem werd tot een gestamel. 'Ze zouden toch niet -'

'O, zeker. U was een paar minuten geleden zelf op zijn minst lichtelijk geneigd om dat te denken.'

'Alleen als een vage -'

'Mijn vijanden zouden het niet vaag vinden en het niet als iets vaags publiek maken.'

Baley wist dat hij rood was geworden. Hij voelde een golf van warmte en kon Fastolfe niet recht aankijken. Hij kuchte en zei: 'U hebt gelijk. Ik zocht naar een uitweg zonder na te denken, en ik kan u alleen maar excuus vragen. Ik schaam mij diep... Er is, neem ik aan, geen andere uitweg dan de waarheid... als we die vinden kunnen.'

'Wanhoop niet,' zei Fastolfe. 'U hebt in verband met Jander al gebeurtenissen ontdekt die nog niet bij me zijn opgekomen. U kunt er meer ontdekken en uiteindelijk kan wat ons nu totaal mysterieus lijkt, aan het licht komen en duidelijk worden. Wat is uw volgende stap?'

Maar door zijn schaamte over zijn fiasco kon hij niets meer bedenken. 'Ik weet het werkelijk niet,' zei hij.

'Nou ja, het was niet aardig van mij dat te vragen. Het is niet verwonderlijk dat uw hoofd wat van slag is, nu. Wilt u niet even rusten, een film zien, slapen? Dan gaat het morgen weer beter.'

Baley knikte en mompelde: 'Daar hebt u misschien gelijk in.'

Maar op dat ogenblik dacht hij niet dat het morgen ook maar een haar beter gaan zou.

 

30 * De slaapkamer was, zowel qua temperatuur als qua inrichting, koud. Baley rilde een beetje. Zo'n lage temperatuur in een kamer gaf het onaangename gevoel Buiten te zijn. De wanden waren iets gebroken wit en - ongewoon in Fastolfe's complex - onopgesmukt. De vloer was voor het oog van glad ivoor, maar voor de blote voeten leek het een tapijt. Het bed was wit en de gladde deken voelde koud aan.

Hij ging op de hoek van de matras zitten en merkte dat het een klein beetje meegaf met de druk van zijn gewicht. Tegen Daneel, die met hem mee was gekomen, zei hij: 'Daneel, hindert het je als een mens een leugen vertelt?'

'Ik ben mij ervan bewust dat mensen somtijds liegen, collega Elijah. Een leugen kan soms nuttig of zelfs noodzakelijk zijn. Wat ik over een leugen denk is afhankelijk van de leugenaar, de gelegenheid, de reden.'

'Weet je altijd wanneer een mens liegt?'

'Nee, collega Elijah.'

'Lijkt je dat dr. Fastolfe dikwijls liegt?'

'Ik heb nooit de indruk gehad dat dr. Fastolfe loog.'

'Ook niet in verband met Janders dood?'

'Voor zover ik kan zeggen, vertelt hij in alle opzichten de waarheid.'

'Misschien heeft hij je de opdracht gegeven dat te zeggen... als ik het zou vragen?'

'Nee, collega Elijah.'

'Maar misschien heeft hij je dat ook opgedragen te zeggen...' Hij zweeg. Alweer - wat voor zin had het een robot te ondervragen? En in dit bijzondere geval daalde hij een eindeloze trap af.

Opeens drong het tot hem door dat de matras langzaam onder hem had meegegeven en nu half om zijn heupen zat. Hij stond snel op en vroeg: 'Is er een manier om de kamer te verwarmen, Daneel?'

'Het zal warmer zijn als je onder de deken ligt met het licht uit, collega Elijah.'

'Aha.' Hij keek wantrouwig om zich heen. 'Wil je het licht uitdoen, Daneel, en dan in de kamer blijven?'

Het licht ging bijna meteen uit en Baley merkte dat zijn veronderstelling dat deze kamer tenminste niet opgesmukt was, volkomen fout was. Meteen toen het donker was merkte hij dat hij Buiten was. Daar was het zachte ruisen van de wind in de bomen en de vage, slaperige geluiden van levende wezens in de verte. Ook was er de illusie van een sterrenhemel, waar nu en dan een nauwelijks zichtbare wolk door dreef.

'Doe het licht weer aan, Daneel!'

De kamer baadde in het licht.

'Daneel,' zei Baley, 'ik moet dat gedoe niet. Geen sterren, geen wolken, geen geluiden, geen bomen, geen wind... en ook geen geurtjes. Ik wil duisternis, vormeloze duisternis. Kun je daarvoor zorgen?'

'Zeker, collega Elijah.'

'Doe dat dan. En laat me zien hoe ik zelf het licht uit kan doen, als ik aan slapen toe ben.'

'Ik ben hier om je te beschermen, collega, Elijah.'

'Dat kun je ook wel aan de andere kant van de deur,' zei Baley brommerig. 'Giskard staat vast buiten het raam, als er tenminste een raam achter de gordijnen zit.'

'Dat zit er... Over die drempel, collega Elijah, vind je een privé voor jou alleen. Dat stuk van de muur is niet stoffelijk en je loopt er gemakkelijk doorheen. Als je er binnengaat gaat het licht aan en het gaat uit als je weggaat... en niets is opgesierd. Je kunt douchen als je wilt, of doen wat je maar wenst, voor je gaat slapen of als je wakker wordt.'

Baley keek in de aangegeven richting. Hij zag geen onderbreking in de wand, maar de plint had op die plek een verdikking als een drempel. 'Hoe zie ik die in het donker, Daneel?' vroeg hij.

'Dat deel van de wand - dat geen wand is - straalt een vage gloed af. Wat het kamerlicht betreft, er zit een kuiltje aan het hoofdeind van je bed; als je daar je vinger in steekt wordt de kamer donker als hij licht is - en licht als hij donker is.'

'Bedankt. Je kunt wel gaan.'

Een half uur later was hij klaar in de privé en onder de deken gekropen, met het licht uit, omhuld door een warme, troostrijke duisternis. Zoals Fastolfe gezegd had, het was een lange dag geweest. Het was bijna ongelooflijk dat hij pas die morgen op Aurora was gearriveerd. Hij was heel wat te weten gekomen, maar daar had hij niets aan gehad. Hij lag daar in het donker en liep de gebeurtenissen van die dag na in kalme opeenvolging, in de hoop dat hem iets zou opvallen wat hem tevoren was ontgaan; maar dat was niet het geval.

Tot zover de rustige, bedachtzame, opmerkzame, subtiel denkende Elijah Baley van het intergolfstuk.

De matras zat weer half om hem heen en was als een warme beslotenheid. Hij ging iets verliggen en de matras strekte zich onder hem, om zich dan langzaam aan zijn nieuwe houding aan te passen.

Het had geen zin met zijn vermoeide, slaperige gedachten de dag nog eens na te lopen, maar als vanzelf probeerde hij het nog een keer, volgde hij zijn eigen voetstappen op deze eerste dag van hem op Aurora - van de ruimtehaven naar Fastolfe's complex, toen naar dat van Gladia, toen terug naar Fastolfe.

Gladia... mooier dan hij zich herinnerde, maar hard... ze had iets hards... of heeft ze zich beschermend ingekapseld... arme meid. Hij had warme gevoelens over haar reactie op haar aanraking van zijn wang... als hij bij haar gebleven was had hij het haar kunnen leren... stomme Auroriërs... walgelijk nonchalante houding tegenover seks... alles kan... wat betekent dat er in feite niets kan... niets de moeite waard... stom... naar Fastolfe, naar Gladia, weer naar Fastolfe.

Hij ging wat verliggen en voelde toen verstrooid hoe de matras zich weer aanpaste. Terug naar Fastolfe. Wat gebeurde er op de weg terug naar Fastolfe? Iets wat er gezegd was? Iets wat er niet gezegd was? En op het schip, voor ze nog maar op Aurora waren... iets dat daarmee te maken had...

Baley was in de duistere wereld van de halfslaap, als de gedachten vrij zijn en hun eigen wetten volgen. Het is of het lichaam vliegt, door de lucht zweeft, vrij van zwaartekracht. Op eigen houtje pakte zijn geest gebeurtenissen op... dingetjes die hij had opgemerkt... legde ze naast elkaar... telde ze bij elkaar op... zette ze op hun plaats... vormde een web... een weefsel...

En toen leek het hem dat hij een geluid hoorde, en hij kwam weer tot een waakniveau. Hij luisterde, hoorde niets en zonk weer weg in de halfslaap om de gedachtenlijn weer op te nemen... maar die ontglipte hem.

Het was of er een kunstwerk in een moeras zonk. Hij zag de omtrekken nog, de kleurvlekken. Ze werden vager, maar hij wist nog dat het er was. En nog terwijl hij er wanhopig naar graaide was het helemaal verdwenen en herinnerde hij zich er niets meer van. Totaal niets.

Had hij echt iets gedacht, of was de herinnering daaraan op zichzelf een illusie, gebaseerd op wat losse onzin in een slapende geest? En nu sliep hij werkelijk.

Toen hij in de nacht even wakker werd dacht hij bij zichzelf: Ik had een idee. Een belangrijk idee... Maar hij herinnerde zich niets, behalve dat hij het gehad had. Hij bleef een tijdje wakker, in het donker staren. Als er echt iets geweest was... dan zou het te zijner tijd terugkomen.

Of niet - Josafat!

...En hij sliep weer.