6 - Gladia

23 * Met een flauwe glimlach zei de jonge vrouw die tegenover hem stond: 'Ik wist, Elijah, dat dat het eerste woord zou zijn dat ik zou horen als ik je weerzag.'

Baley staarde haar aan. Ze was veranderd. Haar haar was korter en haar gezicht stond nog bezorgder dan twee jaar tevoren, en ze zag er meer dan twee jaar ouder uit. Maar toch was ze nog steeds Gladia, onmiskenbaar. Ze had nog steeds haar driehoekige gezicht, met die geprononceerde jukbeenderen en die kleine kin. Ze was nog klein, nog tenger van gestalte, nog enigszins kinderlijk.

Hij had vaak over haar gedroomd - zij het niet op een al te erotische manier - sinds zijn terugkeer naar de Aarde. Zijn dromen waren altijd verhalen waarin hij net niet bij haar kon komen. Ze was er altijd, een beetje te ver af om goed tegen te kunnen praten. Ze hoorde hem nooit echt als hij haar riep. Als hij op haar af ging bleef ze even ver weg.

Het viel niet moeilijk te begrijpen waarom die dromen zo waren. Zij was op Solarië geboren en als zodanig zou ze zelden fysiek in de nabijheid van andere mensen zijn.

Elijah was voor haar taboe omdat hij een mens was - en bovendien, natuurlijk, omdat hij van de Aarde was. Omdat de moordzaak die hij onderzocht vereiste dat ze elkaar persoonlijk spraken, was ze zolang hun betrekkingen duurden helemaal bedekt, om direct contact te vermijden. En toch had ze bij hun laatste ontmoeting met haar blote hand zijn wang heel vluchtig aangeraakt. Ze moest geweten hebben dat ze daardoor besmet had kunnen worden. Hij waardeerde die aanraking des te meer, omdat haar hele opvoeding dat systematisch tot iets onvoorstelbaars gemaakt had.

Op de duur waren die dromen vervaagd.

Baley zei, heel dwaas: 'Jij had dus die...'

Hij zweeg, en Gladia maakte de zin voor hem af: '...die robot. En twee jaar geleden had ik die echtgenoot. Alles wat ik aanraak gaat kapot.'

Zonder precies te weten wat hij deed stak Baley zijn hand uit om hem op haar wang te leggen.

Gladia scheen het niet te merken. 'Die eerste keer kwam je mij redden. Vergeef me, maar ik moest weer een beroep op je doen... Kom binnen, Elijah. Kom binnen, dr. Fastolfe.'

Fastolfe deed een stap achteruit om Baley voor te laten gaan. Hij ging achter hem aan. Daarachter kwamen Daneel en Giskard, die met de typische zelfverloochening van robots aan weerskanten naar een lege muurnis gingen en daar stil bleven staan, met hun rug naar de wand.

Eén ogenblik leek het erop dat Gladia ze behandelde met de onverschilligheid waarmee mensen gewoonlijk tegenover robots stonden. Maar na een blik op Daneel keerde ze zich af en zei tegen Fastolfe met een enigszins verstikte stem: 'Die... Vraag hem alstublieft om weg te gaan.'

Met een klein gebaar van verrassing vroeg Fastolfe: 'Daneel?'

'Hij is te... te Janderig!'

Fastolfe keerde zich om om naar Daneel te kijken, en even verscheen er een duidelijke uitdrukking van pijn op zijn gezicht. 'Natuurlijk, kindje. Neem mij niet kwalijk. Ik had er niet aan gedacht... Daneel, ga naar een andere kamer en blijf daar zolang wij hier zijn.'

Zonder iets te zeggen verdween Daneel.

Gladia wierp even een blik op Giskard als om te zien of hij ook te Janderig was, en wendde zich af met een licht schouderophalen. 'Wil een van jullie iets drinken?' vroeg ze. 'Ik heb een heerlijke kokosdrank, koel en fris.'

'Nee, Gladia,' zei Fastolfe, 'ik breng alleen zoals beloofd meneer Baley hier. Ik blijf niet lang.'

'Als ik een glas water mag,' zei Baley. 'Ik wil je verder geen moeite bezorgen.'

Gladia stak een hand op. Ongetwijfeld werd ze in het oog gehouden, want meteen kwam er een robot binnen, geluidloos, met op een plateau een glas water en een schaaltje met dingen, die er uitzagen als biscuits met op elk een rozig bolletje.

Baley kon niet nalaten er een te nemen, ook al wist hij niet wat het was. Het moest iets van Aardse afkomst zijn, want hij kon niet geloven dat hij - of wie dan ook - op Aurora ook maar een stukje van de zeldzame groeisels van de planeet zelf zou eten - of iets synthetisch. Toch zou het nageslacht van Aardse vruchten met de tijd kunnen veranderen, hetzij door doelbewuste teelt, hetzij als reactie op een vreemd milieu; en Fastolfe had bij de lunch gezegd dat veel van het Aurorische menu moest wennen.

Hij was aangenaam verrast. De smaak was scherp en kruidig, maar hij vond het heerlijk en nam bijna meteen een tweede. Tegen de robot - die daar zonder bezwaar eeuwig was blijven staan - zei hij: 'Dank je,' en nam het hele schaaltje, plus het glas water.

De robot vertrok.

Het was nu laat in de middag en de zon scheen rossig door de westelijke ramen. Baley had de indruk dat dit huis kleiner was dan dat van Fastolfe, maar het was vrolijker, ware het niet dat de trieste gestalte van Gladia, die er midden in stond, een ontmoedigend effect opriep.

Dat kon natuurlijk verbeelding zijn. Vrolijkheid leek hem in alle gevallen onmogelijk in een gebouw dat tot woning diende en mensen beschutte, maar waarvan de muren aan de achterkant toch blootgesteld waren aan Buiten. Niet één wand, bedacht hij, had achter zich menselijke levenswarmte. In geen enkele richting hoefde je te zoeken naar gezelschap, gemeenschappelijkheid. Achter elke buitenwand, aan alle kanten, onder en boven, was een onbezielde wereld. Koud! Koud!

En de kou kaatste terug op Baley zelf toen hij weer dacht aan het dilemma waarin hij zich bevond. Even had de schok dat hij Gladia weer zag, het uit zijn gedachten verdreven.

'Kom, ga zitten, Elijah,' zei Gladia. 'Neem me niet kwalijk, ik ben niet helemaal mijzelf. Voor de tweede keer ben ik het middelpunt van sensatie op een planeet... en de eerste keer was het mij al te gortig.'

'Dat begrijp ik, Gladia. Je hoeft je niet te verontschuldigen,' zei Baley.

'En u, beste doctor, moet niet denken dat u weg moet.'

'Nou...' Fastolfe keek naar de tijdstreep op de muur. 'Ik blijf nog even, maar dan, kindje, moet er gewerkt worden, al stort de hemel neer. Temeer omdat ik een nabije toekomst onder ogen moet zien waarin ik weleens helemaal niets meer zou kunnen doen.'

Gladia knipperde snel met haar ogen, alsof ze haar tranen inhield. 'Ik weet het, dr. Fastolfe. U zit diep in de problemen door... door wat hier is gebeurd, en ik schijn alleen maar tijd te hebben om aan mijn eigen... ongenoegen te denken.'

'Ik doe mijn best om mijn moeilijkheden op te lossen, Gladia,' zei Fastolfe, 'en je hoeft je niet schuldig te voelen over die kwestie... Misschien kan meneer Baley ons allebei helpen.'

Daarop kneep Baley zijn lippen op elkaar en zei toen ernstig: 'Ik wist niet, Gladia, dat jij hoe dan ook bij deze zaak betrokken was.'

'Wie anders?' zei ze met een zucht.

'Ben jij... was jij in het bezit van Jander Panell?'

'Hij was niet echt van mij. Ik had hem van dr. Fastolfe te leen.'

'Was je erbij toen hij...' Baley zocht hoe hij het moest zeggen.

'Stierf? Zouden we niet "stierf" kunnen zeggen?... Nee, ik was er niet bij. En voor je het vraagt, er was rond die tijd verder niemand in huis. Ik was alleen. Ik ben gewoonlijk alleen. Bijna altijd. Dat is mijn Solarische opvoeding, weet je nog? Het hoeft natuurlijk niet per se. Jullie zijn allebei hier en het hindert me niet... erg.'

'En je was beslist alleen toen Jander stierf? Heel zeker?'

'Dat zei ik toch,' zei Gladia. Het klonk een beetje geraakt. 'Nee, geeft niet hoor, Elijah. Ik weet dat jij alles telkens weer en weer moet horen. Ik was alleen. Eerlijk.'

'Maar er waren toch robots bij.'

'Ja natuurlijk. Als ik "alleen" zeg bedoel ik dat er geen mensen bij waren.'

'Hoeveel robots bezit je, Gladia? Jander niet meegerekend.'

Gladia zweeg, alsof ze in gedachten aan het tellen was. 'Twintig,' zei ze tenslotte. 'Vijf in het huis en vijftien op het terrein. Er zijn robots die zich vrij bewegen tussen mijn huis en dat van dr. Fastolfe, dus het is, als een robot even te zien is op een van beide complexen, niet altijd te zeggen of het er een van mij is of van hem.'

'Aha,' zei Baley, 'en omdat dr. Fastolfe zevenenvijftig robots op zijn complex heeft betekent dat, als we die twee feiten bij elkaar zetten, dat er alles bij elkaar zevenenzeventig robots beschikbaar zijn. Zijn er nog andere complexen waaruit robots zich ongemerkt onder de jouwe kunnen mengen?'

'Er is geen ander complex dicht genoeg in de buurt dat dat praktisch is. De praktijk dat robots zich onder elkaar mengen wordt ook niet echt aangemoedigd. Gladia en ik vormen een bijzonder geval, want zij is geen Aurorische en ik heb een zekere... verantwoordelijkheid voor haar op me genomen.'

'Maar toch. Zevenenzeventig robots,' zei Baley.

'Ja,' zei Fastolfe, 'maar wat wilt u daarmee zeggen?'

'Dat betekent dat er zevenenzeventig bewegende objecten zijn,' zei Baley, 'in grote lijnen allemaal menselijk van vorm, die jullie gewoonlijk vanuit de ooghoek zien en waar jullie geen bijzondere aandacht aan besteden. Kan het niet zijn, Gladia, dat je, als een echt mens in je huis zou binnendringen, om wat voor reden ook, je daar maar nauwelijks van bewust zou zijn? Het zou één bewegend object meer zijn, vaag menselijk van vorm, en je zou er geen aandacht aan schenken.'

Fastolfe grinnikte zachtjes en Gladia schudde, zonder glimlach, haar hoofd. 'Elijah,' zei ze, 'je kunt wel zien dat jij een Aardling bent. Kun jij je voorstellen dat een mens, zelfs dr. Fastolfe hier, mijn huis zou kunnen naderen zonder dat ik van dat feit door mijn robots op de hoogte was gesteld? Ik zou een bewegende gestalte kunnen negeren omdat ik aannam dat het een robot was, maar een robot nooit. Toen jullie kwamen stond ik jullie op te wachten, maar dat was omdat mijn robots mij hadden ingelicht dat jullie er aankwamen. Nee nee, toen Jander stierf was er geen ander mens in huis.'

'Behalve jij?'

'Behalve ik. Net als er behalve ik niemand in huis was toen mijn echtgenoot vermoord werd.'

Fastolfe kwam vriendelijk tussenbeide. 'Er is een verschil, Gladia. Je echtgenoot werd vermoord met een stomp voorwerp. De fysieke aanwezigheid van de moordenaar was vereist, en dat jij de enige aanwezige was, dat was een ernstige zaak. In dit geval werd Jander uitgeschakeld door een subtiel, gesproken programma. Fysieke aanwezigheid was niet vereist. Dat je alleen hier was heeft niets te betekenen, vooral niet omdat je niet weet hoe je de geest van een mensachtige robot zou moeten blokkeren.'

Allebei keken ze Baley aan; Fastolfe met een snaakse blik, Gladia met een treurige. Het ergerde Baley dat Fastolfe, wiens toekomst er even weinig rooskleurig uitzag als de zijne, die toch met humor tegemoet scheen te zien. Wat ter wereld zat er in deze situatie waar zo idioot om te lachen viel? dacht Baley gemelijk.

'Onwetendheid,' zei Baley langzaam, 'betekent misschien niets. Iemand weet misschien niet hoe hij ergens moet komen, en komt er toch terecht door zomaar in het rond te lopen. Iemand kan iets tegen Jander zeggen en zonder het te weten het knopje van de psychische stolling indrukken.'

'En de kans daarop?' vroeg Fastolfe.

'U bent de deskundige, dr. Fastolfe, en ik denk dat u zult zeggen dat die heel klein is.'

'Ongelooflijk klein. Iemand weet misschien niet hoe hij op een bepaalde plek moet komen, maar als de enige weg bestaat uit een aantal strakke touwen die in allerlei verschillende richtingen zijn gespannen, hoe groot is dan de kans er te komen als hij zomaar rondloopt met een blinddoek om?'

Gladia's handen bewogen uiterst nerveus. Ze balde haar vuisten als om ze stil te houden, en drukte ze op haar knieën. 'Ik heb het niet gedaan, niet per ongeluk, niet expres. Ik was toen het gebeurde niet bij hem. Ik was er niet bij. 's Morgens heb ik tegen hem gepraat. Hij was goed, volkomen normaal. Toen ik hem uren later opriep kwam hij niet opdagen. Ik ging hem zoeken en hij stond op zijn gewone plek, hij leek heel normaal. Het enige was dat hij niet op mij reageerde. Hij reageerde helemaal niet. Sindsdien heeft hij niet meer gereageerd.'

'Zou iets wat jij hebt gezegd, terloops, achteraf toen je weg was, een psychische stolling kunnen hebben veroorzaakt - na een uur misschien?'

Fastolfe kwam er heftig tussen. 'Volstrekt onmogelijk, meneer Baley. Als er een psychische stolling optreedt, treedt die acuut op. Plaag Gladia zo toch niet... Zij kan niet welbewust een psychische stolling oproepen en het is ondenkbaar dat ze die toevallig tot stand zou brengen.'

'En is het niet ondenkbaar dat hij veroorzaakt zou worden door willekeurige positronenbeweging, zoals u zegt dat het gebeurd moet zijn?'

'Lang niet zo ondenkbaar.'

'Maar allebei is het hoogst onwaarschijnlijk. Wat is het verschil in ondenkbaarheid?'

'Groot. Ik stel me voor dat een psychische stolling door willekeurige positronenbeweging een waarschijnlijkheid heeft van 1 op 1012, en door toevallige patroonopbouw 1 op 10100. Het is maar een schatting, maar een redelijke. Het verschil is groter dan tussen een enkel elektron en het heelal... in het voordeel van de positronenbeweging.'

Een tijdje was het stil. 'Dr. Fastolfe,' zei Baley toen, 'straks zei u dat u niet lang kon blijven.'

'Ik ben al te lang gebleven.'

'Goed. Zou u nu dan weg willen gaan?'

Fastolfe maakte aanstalten om op te staan en vroeg toen: 'Waarom?'

'Omdat ik graag met Gladia alleen spreken wil.'

'Om haar te plagen?'

'Ik moet haar ondervragen zonder dat u er zich mee bemoeit. Onze situatie is veel te ernstig om ons druk te maken om beleefdheid.'

'Ik ben niet bang voor meneer Baley, beste doctor.' Melancholiek voegde zij eraan toe: 'Mijn robots beschermen me wel als zijn onbeleefdheid te ver gaat.'

Fastolfe glimlachte en zei: 'Goed dan, Gladia.' Hij stond op en stak zijn hand naar haar uit. Ze drukte hem kort. 'Ik zou graag willen dat Giskard hier blijft, ter bescherming,' zei hij, 'en dat Daneel in de andere kamer blijft, als je dat niet erg vindt. Kun je mij een van je robots lenen om me naar mijn complex te begeleiden?'

'O zeker,' zei Gladia, en hief haar armen op. 'U kent Pandion, dacht ik?'

'Ja natuurlijk! Een sterke, betrouwbare begeleider.' Hij vertrok met de robot in zijn kielzog.

Baley wachtte, hield Gladia in het oog, bekeek haar. Daar zat ze, naar haar handen te kijken die ze slap in haar schoot gevouwen had.

Baley was er zeker van dat ze meer te zeggen had. Hoe hij haar tot praten kon brengen wist hij niet, maar één ding kon hij wel zeggen: zolang Fastolfe erbij was zou ze niet de hele waarheid vertellen.

 

24 * Eindelijk keek Gladia op, met de blik van een klein meisje. Met een dun stemmetje zei ze: 'Hoe gaat het met je, Elijah? Hoe voel je je?'

'Goed genoeg, Gladia.'

'Dr. Fastolfe zei dat hij je door de open lucht hierheen zou brengen,' zei ze, 'en dat hij ervoor zou zorgen dat je op het ergste stuk een tijdje wachten moest.'

'O ja? Waarom dan? Voor de grap?'

'Nee, Elijah. Ik had hem verteld hoe je op de open lucht reageert. Weet je nog dat je flauwviel, de vijver in?'

Elijah knikte kortaf. Hij kon het gebeuren niet ontkennen, en ook niet dat hij het zich herinnerde, maar hij wilde niet dat het ter sprake werd gebracht. Ruw zei hij: 'Zo ben ik helemaal niet meer. Ik ben heel wat beter.'

'Maar dr. Fastolfe zei dat hij je op de proef zou stellen. Ging dat goed?'

'Goed genoeg. Ik ben niet flauwgevallen.' Hij dacht aan die scène aan boord van het ruimteschip toen ze Aurora naderden, en knarsetandde zachtjes. Dat was iets anders, en er was geen reden die kwestie te bespreken. Hij zei, om het onderwerp om te gooien: 'Hoe moet ik je hier noemen? Hoe spreek ik je aan?'

'Je hebt me steeds Gladia genoemd.'

'Misschien hoort dat niet. Ik zou mevrouw Delmarre kunnen zeggen, maar misschien -'

Haar adem stokte en ze viel hem scherp in de rede. 'Ik heb die naam sinds mijn aankomst hier niet meer gebruikt. Noem hem alsjeblieft niet.'

'Hoe noemen de Auroriërs je dan?'

'Die zeggen Gladia Solaria, maar dat is enkel een aanduiding dat ik een vreemdelinge ben, en ook dat wil ik niet. Ik ben gewoon Gladia. Eén naam. Het is geen Aurorische naam en ik betwijfel of er een tweede Gladia is op deze planeet, dus het is genoeg. En ik blijf je Elijah noemen als je het niet erg vindt.'

'Ik vind het best.'

'Ik zou graag de thee opdienen,' zei Gladia. Het was een vaststelling.

Baley knikte. 'Ik wist niet dat Ruimtelingen thee dronken.'

'Het is geen Aardse thee. Het is een plantenextract dat goed smaakt maar op geen enkele manier als schadelijk wordt beschouwd. Wij noemen het thee.' Ze stak haar arm op en Baley merkte op dat haar mouw strak om haar pols sloot, en dat daaraan dunne, vleeskleurige handschoenen zaten. In zijn bijzijn hield ze dus nog steeds zoveel mogelijk lichaamsoppervlak bedekt. Ze maakte nog steeds de besmettingskans zo klein mogelijk.

Haar arm bleef even in de lucht en na een tijdje kwam er een robot met een plateau. Hij was duidelijk nog primitiever dan Giskard, maar feilloos zette hij de kopjes, de kleine sandwiches en de eenhapsgebakjes neer. Hij schonk thee met zelfs een zekere sierlijkheid.

Nieuwsgierig vroeg Baley: 'Hoe doe je dat, Gladia?'

'Wat, Elijah?'

'Als je iets wilt steek je je arm op en de robots weten altijd wát. Hoe wist deze dat je de thee opgediend wilde hebben?'

'Dat is niet moeilijk. Telkens als ik mijn arm opsteek verbreek ik een zwak elektromagnetisch veld dat steeds in deze kamer hangt. Kleine verschillen in de stand van hand en vingers verstoren het veld op verschillende manier en mijn robots weten dat precies uit te leggen. Ik gebruik het alleen maar voor eenvoudige opdrachten: Kom hier! Breng thee! enzovoorts.'

'Ik heb niet gemerkt dat dr. Fastolfe op zijn complex dat systeem gebruikt.'

'Het is niet Aurorisch. Het is ons Solarisch systeem en ik ben eraan gewend... Bovendien neem ik rond deze tijd altijd thee. Borgraf verwacht dat al.'

'Dit is Borgraf?' Baley keek met enige belangstelling naar de robot, zich ervan bewust dat hij er eerst alleen een vage blik op geworpen had. Gewenning leidde vlug tot onverschilligheid. Binnen een dag zou hij robots niet eens meer opmerken. Ze zouden ongezien rond hem dwalen en de karweitjes zouden schijnbaar vanzelf gebeuren... Maar hij wilde niet dat hij ze niet zag. Hij wilde dat ze er echt niet waren. 'Gladia,' zei hij, 'ik wil met je alleen zijn. Ook zonder robots... Giskard, ga naar Daneel toe. Van daar kun je de wacht houden.'

'Ja, meneer,' zei Giskard die door de klank van zijn naam opeens tot zichzelf kwam en reageerde.

Dat leek Gladia koel te vermaken. 'Jullie Aardlingen zijn zo raar. Ik weet dat jullie op Aarde robots hebben, maar jullie weten er schijnbaar niet mee om te gaan. Je blaft je bevelen, alsof ze doof zijn.' Ze keek naar Borgraf en zei met zachte stem: 'Borgraf, niemand van jullie mag de kamer binnen, tot hij geroepen wordt. Stoor ons niet, behalve in geval van een duidelijk, acuut noodgeval.'

'Ja, mevrouw,' zei Borgraf. Hij stapte achteruit, keek over de tafel als om te controleren of hij iets vergeten was, keerde zich om en ging de kamer uit.

Baley was op zijn beurt vermaakt. Gladia's stem had zacht geklonken, maar haar toon was even scherp geweest als van een sergeant-majoor die een rekruut toespreekt... Maar waarom zou hem dat verbazen? Hij wist allang dat het makkelijker was dwaasheden bij een ander te zien dan bij jezelf.

'Nu zijn we alleen, Elijah,' zei Gladia. 'Zelfs de robots zijn weg.'

'Je bent toch niet bang met mij alleen te zijn?' vroeg Baley.

Langzaam schudde ze haar hoofd. 'Waarom zou ik? Een arm omhoog, een gebaar, een uitroep van schrik... en meteen zouden hier verschillende robots staan. Op geen enkele Ruimtewereld hoeft wie dan ook bang te zijn voor een ander mens. Dit is Aarde niet. Waarom moet je dat trouwens vragen?'

'Omdat er andere soorten vrees bestaan dan lichamelijke. Ik zou tegen jou geen geweld gebruiken of je op een andere manier lichamelijk mishandelen. Maar ben je niet bang voor mijn ondervraging en wat die over jou aan het licht zou kunnen brengen? Bedenk dat dit ook niet Solarië is. Op Solarië stond ik aan je kant en was erop gespitst je onschuld te bewijzen.'

'Sta je nu niet aan mijn kant?' vroeg ze zachtjes.

'Dit keer is er geen echtgenoot gedood. Jij wordt niet van moord verdacht. Er is alleen maar een robot vernietigd, en voor zover ik weet word jij nergens van verdacht. Nee, dr. Fastolfe, die vormt mijn probleem. Het is voor mij van het grootste belang, om redenen die ik niet hoef uit te leggen, zijn onschuld aan te tonen. Als de gang van zaken voor jou schadelijk zou blijken, kan ik daar niets aan doen. Ik ben niet van plan mij van mijn weg te laten brengen om jou last te besparen. Het is alleen maar eerlijk je dit te zeggen.'

Haar hoofd kwam omhoog en ze keek hem brutaal in de ogen. 'Waarom zou er voor mij iets schadelijk blijken?'

'Daar kunnen we misschien nu achter komen,' zei Baley koel, 'nu dr. Fastolfe er niet meer is om ertussen te komen.' Met een vorkje prikte hij een van de kleine sandwiches van de schaal - het had geen zin hem met zijn vingers te pakken en misschien de hele schaal voor Gladia onbruikbaar te maken - schoof hem op zijn eigen bordje, duwde hem in zijn mond en nam een klein slokje thee.

Zij deed met hem mee, sandwich voor sandwich, slokje voor slokje. Als hij de kat uit de boom keek, zou zij dat blijkbaar ook doen.

'Gladia,' zei Baley, 'het is van belang dat ik precies de verhouding ken tussen jou en dr. Fastolfe. Jij woont vlak bij hem en jullie vormen praktisch één robothuishouden. Hij is duidelijk bezorgd voor je. Hij heeft niet geprobeerd zijn eigen onschuld te betuigen, afgezien van zijn pure bewering onschuldig te zijn; maar op het moment dat mijn ondervraging wat strenger wordt springt hij met kracht in de bres.'

Gladia glimlachte vaag. 'Wat denk je, Elijah?'

'Draai er niet omheen,' zei Baley. 'Ik wil niets denken. Ik wil het weten.'

'Heeft dr. Fastolfe het over Fanya gehad?'

'Zeker.'

'Heb je hem gevraagd of Fanya zijn echtgenote is of enkel zijn vriendin? Of ze kinderen heeft?'

Baley ging ongemakkelijk verzitten. Hij had zulke dingen kunnen vragen, natuurlijk. In de dichtbewoonde wijken van de overbevolkte Aarde werd de privacy gekoesterd, juist omdat er bijna geen meer was. Het was op Aarde praktisch onmogelijk om niet alles te weten van familiebetrekkingen van anderen; daarom vroeg niemand er ooit naar en deed iedereen of hij er niets van wist. Het was een algemeen toegepast bedrog. Hier op Aurora golden natuurlijk de Aardse regels niet, maar Baley had er zich vanzelf toch aan gehouden. Dom!... 'Ik heb het nog niet gevraagd,' zei hij. 'Zeg jij het me.'

'Fanya is zijn echtgenote,' zei Gladia. 'Hij is meer dan eens getrouwd, achtereenvolgens natuurlijk - ofschoon gelijktijdige huwelijken bij beide geslachten hier op Aurora voorkomen.' De lichte afkeer waarmee ze het zei riep een even licht verweer op. 'Op Solarië komt dat niet voor.

Toch zal het huidige huwelijk van dr. Fastolfe binnenkort waarschijnlijk worden ontbonden. Ze willen allebei vrij zijn om nieuwe banden aan te gaan, al wachten de twee partijen niet altijd op de ontbinding voor ze eraan beginnen... Ik kan niet zeggen dat ik zo'n slordige manier van doen begrijp, Elijah, maar zo bouwen Auroriërs hun verhoudingen op. Dr. Fastolfe is voor zover ik weet niet zo rekkelijk. Hij heeft altijd een bepaald huwelijk en zoekt niets daarbuiten. Op Aurora beschouwt men dat als ouderwets en vrij dwaas.'

Baley knikte. 'Ik heb daar iets van opgepikt bij mijn lectuur. Het huwelijk, begrijp ik, vindt plaats wanneer men de bedoeling heeft kinderen te krijgen.'

'In theorie is dat zo, maar er is mij verteld dat niemand dat tegenwoordig nog ernstig neemt. Dr. Fastolfe heeft al twee kinderen en mag er niet meer, maar toch trouwt hij en vraagt een derde aan. Dat wordt natuurlijk geweigerd en dat weet hij van tevoren. Sommigen nemen niet eens de moeite van een aanvraag.'

'Waarom wordt er dan getrouwd?'

'Er zitten maatschappelijke voordelen aan vast. Het is vrij ingewikkeld en ik, als niet Aurorische, begrijp het, geloof ik, maar half.'

'Nou, laat maar. Vertel me iets over dr. Fastolfe's kinderen.'

'Hij heeft twee dochters, van verschillende moeders. Niet van Fanya, natuurlijk. De dochters werden ingebracht in de baarmoeder van de moeder, zoals hier de gewoonte is. De dochters zijn nu allebei volwassen en elk heeft haar eigen complex.'

'Staat hij op goede voet met hen?'

'Dat weet ik niet. Hij heeft het nooit over ze. De ene is robotica en ik zou toch denken dat hij door haar werk wel in contact moet blijven. De andere, geloof ik, is kandidate voor een functie in een van de Stadsraden, of ze heeft die functie al. Ik weet het echt niet.'

'Zit er oud zeer in de familie?'

'Niet dat ik weet, Elijah, maar dat zegt niet veel. Zover mij bekend staat hij met al zijn vroegere echtgenotes op goede voet. Geen van de ontbindingen ging met ruzies gepaard. Zo iemand is dr. Fastolfe helemaal niet. Ik kan me niet voorstellen dat hij iets in het leven enthousiaster zou begroeten dan met een goedmoedige zucht van opluchting. Hij zal op zijn sterfbed nog grapjes maken.'

Dat klonk tenminste oprecht, dacht Baley. 'En dr. Fastolfe's verhouding tot jou?' vroeg hij. 'De waarheid, alsjeblieft. We zitten niet in een situatie om uit gêne de waarheid geweld aan te doen.'

Ze keek op en zag hem recht aan. 'Er is geen sprake van gêne. Dr. Han Fastolfe is mijn vriend, een heel goede vriend.'

'Hoe goed, Gladia?'

'Zoals ik zei: heel goed.'

'Wacht je op ontbinding van zijn huwelijk, om zijn volgende echtgenote te worden?'

'Nee.' Ze zei het heel rustig.

'Zijn jullie dan minnaars?'

'Nee.'

'Geweest?'

'Nee... Verbaast je dat?'

'Ik moet het alleen maar weten,' zei Baley.

'Laat mij je vragen dan als geheel beantwoorden, Elijah, en blaf ze niet naar me alsof je denkt dat je mij zó verrast, dat ik je dingen zeg die ik anders geheim zou houden.' Ze zei het zonder iets van boosheid. Bijna leek ze het vermakelijk te vinden.

Baley kreeg een blosje en stond op het punt te zeggen dat dat helemaal niet zijn bedoeling was, maar dat was het natuurlijk wel en met ontkennen zou hij niets winnen. Zacht brommend zei hij: 'Nou dan, ga je gang.'

De resten van de thee stonden rommelig verspreid over de tafel tussen hen in. Baley vroeg zich af of zij onder normale omstandigheden haar arm niet opgestoken zou hebben in een bepaalde stand, en of de robot Borgraf dan niet stil binnengekomen zou zijn om de tafel af te ruimen. Zou die rommel daar Gladia in de war maken en haar reacties minder beheerst? Als dat waar was, kon het beter zo blijven... maar Baley had er weinig hoop op, want Gladia gaf geen tekenen dat de rommel haar hinderde, of dat ze er zich zelfs maar van bewust was.

Gladia's ogen waren weer naar haar schoot gezonken, en haar gezicht zakte omlaag en werd een tikje star, alsof ze zich in een verleden begaf dat ze veel liever had uitgewist. 'Van mijn leven op Solarië heb je iets te zien gekregen,' zei ze. 'Het was geen gelukkig leven, maar ik kende geen ander. Pas toen ik een vleugje geluk voelde begreep ik precies in hoeverre - en hoe erg - het geluk in mijn vroegere leven ontbrak. Het eerst merkte ik het door jou, Elijah.'

'Door mij?' Baley was verbijsterd.

'Ja, Elijah. Onze laatste ontmoeting op Solarië - ik hoop, Elijah, dat je het je herinnert - heeft mij iets geleerd. Ik heb je aangeraakt! Ik deed mijn handschoen uit, net zo een als ik nu aanheb, en ik raakte je wang aan. Het contact duurde maar eventjes. Ik weet niet wat het voor jou betekende... Nee, zeg het me niet, het doet er niet toe... Maar voor mij betekende het een heleboel.'

Ze keek op, ze keek hem uitdagend in de ogen. 'Voor mij betekende het alles. Het heeft mijn leven veranderd. Denk je eens in, Elijah, dat ik tot dan toe, vanaf mijn vroege kinderjaren, nooit een man - of zelfs een mens - had aangeraakt, uitgezonderd mijn echtgenoot. En mijn echtgenoot raakte ik maar zelden aan. Ik had mannen gekeken via trimensie, natuurlijk, en op de duur was ik volkomen vertrouwd met alle lichamelijke aspecten van mannen, met al hun lichaamsdelen. In dat opzicht had ik niets meer te leren.

Maar ik had geen reden om te denken dat de ene man heel anders aanvoelde dan de andere. Ik wist hoe de huid van mijn man aanvoelde, hoe zijn handen aanvoelden als hij er zich toe kon brengen mij aan te raken, hoe... alles. Ik had geen reden om te denken dat het bij welke man ook anders zou zijn. Het contact met mijn echtgenoot gaf mij geen genoegen, maar waarom zou het? Zit er een bepaald genoegen in het contact van mijn vingers met deze tafel, behalve in zoverre dat ik de gladheid van het materiaal kan waarderen?

Contact met mijn echtgenoot was onderdeel van een ritueel dat nu en dan plaatsvond en dat hij uitvoerde, omdat het van hem werd verwacht, en daarom deed hij het als goed Solariër op de dag en het uur en gedurende de tijd en op de manier die zijn voorgeschreven door een goede opvoeding. Al was het in een andere zin dan geen goede opvoeding, want al had dat periodiek contact specifiek seksuele omgang tot doel, mijn echtgenoot had geen kind aangevraagd en had naar ik meen geen belangstelling om er een te krijgen. En ik had te veel ontzag voor hem om er op eigen initiatief een aan te vragen - wat mijn goed recht was geweest.

Als ik erop terugzie weet ik dat die seksuele ervaring gedwongen was, werktuiglijk. Ik kreeg nooit een orgasme. Niet één keer. Uit wat ik las dacht ik wel dat er zoiets bestond, maar de beschrijvingen brachten me alleen maar in de war; en omdat ik ze alleen uit geïmporteerde boeken haalde - Solarische boeken spraken nooit over seks - kon ik ze niet vertrouwen.

Ik kon ook niet experimenteren - tenminste niet met succes - met auto-erotiek. Masturbatie is, geloof ik, het gangbare woord. Ik heb het tenminste op Aurora horen gebruiken. Op Solarië wordt seks natuurlijk in geen enkele toonaard besproken, en in de beschaafde omgang zijn er geen woorden die iets met seks uitstaande hebben. En andere omgang bestaat er op Solarië niet.

Ik las toevallig iets dat me een idee gaf hoe masturbatie werkt, en een aantal keren deed ik een halfslachtige poging om het te doen zoals het beschreven werd. Ik kón het niet. Het taboe tegen de aanraking van mensenhuid scheen de mijne ook verboden en onaangenaam te maken. Ik kon met mijn hand langs mijn zij gaan, mijn benen over elkaar slaan, de druk van mijn dijen tegen elkaar voelen, maar dat waren terloopse, ongemerkte aanrakingen. Het aanraken tot een middel voor echt plezier maken, dat was iets anders. Ik wist met iedere vezel dat het niet hoorde, en omdat ik dat wist werd het niet prettig.

En niet één keer kwam het bij me op dat aanraken onder andere omstandigheden plezierig kon zijn. Waarom zou ik dat denken? Hoe kon ik dat denken?

Tot ik die ene keer jou aanraakte. Ik weet niet waarom. Ik voelde een opwelling van genegenheid voor je, omdat je mij van het moordenaarschap had gered. En daarnaast was jij niet volstrekt verboden. Jij was geen Solariër. Je was - neem me niet kwalijk - niet helemaal een man. Jij was een Aards schepsel. Jij was menselijk van verschijning, maar was kortlevend en bevattelijk voor besmetting, wat je op z'n best tot een half-mens maakte.

Dus omdat je mij gered had en geen echte mens was, kon ik je aanraken. En bovendien keek je niet naar mij met de vijandigheid en de afschuw van mijn echtgenoot... of met de zorgvuldig aangeleerde onverschilligheid van iemand die mij via trimensie keek. Je stond daar, tastbaar, en je ogen stonden warm en bezorgd. Je trilde zelfs toen mijn hand naar je wang ging. Dat heb ik gezien.

Waarom, dat weet ik niet. Het was zo'n vluchtige aanraking en de lichamelijke gewaarwording kan onmogelijk anders geweest zijn dan wanneer ik mijn echtgenoot had aangeraakt, of een andere man, of misschien een vrouw zelfs. Maar er zat meer aan vast dan een lichamelijke gewaarwording. Jij was daar, jij was er blij mee, jij liet mij alle tekenen zien van wat ik beschouwde als... genegenheid. En toen onze huid - mijn hand, jouw wang - met elkaar in contact kwamen, was het alsof ik een vriendelijk vuur aanraakte dat meteen door mijn hand en mijn arm vloeide en mij helemaal in vlam zette.

Ik weet niet hoe lang het geduurd heeft - het kan maar even geweest zijn - maar voor mij stond de tijd stil. Er overkwam mij iets dat mij nog nooit tevoren overkomen was, en als ik er na lange tijd aan terugdacht, toen ik een en ander te weten was gekomen, besefte ik dat ik bijna een orgasme had gehad.

Ik wilde het niet laten merken...'

Baley waagde het niet haar aan te kijken. Hij schudde zijn hoofd.

'Nou dan, ik liet het niet merken. Ik zei: "Dank je, Elijah." Ik zei dat om wat je voor mij gedaan had in verband met de dood van mijn echtgenoot. Maar veel meer zei ik het omdat je een licht in mijn leven geworpen had en zonder het zelf te weten mij had laten zien wat het leven inhield... om de deur die je had opengemaakt, om het pad dat je had verlicht, om de horizon die je me gewezen had. Het lichamelijk gebeuren stelde niets voor. Zomaar een aanraking. Maar het was het begin van alles...'

Haar stem verstierf en even zei ze niets, verzonken in de herinnering. Toen stak ze een vinger op. 'Nee. Niets zeggen. Ik ben nog niet klaar.

Vroeger had ik fantasieën gehad, heel vage, onduidelijke beelden. Een man en ik, doende wat mijn echtgenoot en ik deden, maar dan anders - ik wist zelfs niet hoe anders - en iets anders voelend, iets dat ik me met al mijn fantasie niet kon bedenken. Ik had misschien mijn hele leven kunnen proberen me het onvoorstelbare voor te stellen, en ik had kunnen sterven zoals op Solarië de vrouwen, denk ik - en de mannen ook - vaak sterven, zonder het te kennen. Nog na drie, vier eeuwen niet. Het nooit te kennen. Kinderen krijgen, maar het niet te kennen.

Maar één keer je wang aanraken, Elijah, en ik kende het. Is dat niet verbazend? Jij leerde mij wat ik me zou kunnen voorstellen. Niet de techniek ervan, niet de saaie, onwillige bijeenkomst van lichamen, maar iets waarvan ik niet had kunnen dromen dat het er iets mee te maken had. De blik op een gezicht, de schittering in een oog, het gevoel van... vriendelijkheid, aardig zijn... iets dat ik niet kan omschrijven... aanvaarding... het openen van die vreselijke slagboom tussen individuen. Liefde, denk ik... een makkelijk woord om dat alles en meer te omvatten.

Ik voelde liefde voor je, Elijah, omdat ik dacht dat jij liefde voor mij kon voelen. Ik zeg niet dat jij van me hield, maar het leek me dat je dat zou kunnen. Ik had het nooit beleefd, en al wordt er in de antieke literatuur over gepraat, ik wist niet beter wat ze bedoelen dan wanneer mannen het in diezelfde boeken hebben over "eer", en elkaar daarom doden. Ik accepteerde het woord, maar kwam niet achter de betekenis. En zo was het met "liefde" tot ik jou aanraakte.

Vanaf toen kon ik er me een voorstelling van maken... en ik ging naar Aurora met de herinnering aan jou, en ik dacht aan jou en praatte eindeloos tegen je en ik dacht dat ik op Aurora miljoenen Elijahs zou vinden.' Even zweeg ze, in gedachten verloren, en toen ging ze opeens verder. 'Die vond ik niet. Aurora was op zijn manier even erg als Solarië. Op Solarië was seks verkeerd. We hadden er een hekel aan en keerden het allemaal de rug toe. We konden elkaar niet liefhebben vanwege de haat die door seks werd opgeroepen. - Op Aurora was seks saai. Het werd rustig aanvaard, gemakkelijk... net zo makkelijk als dat je ademt. Als je de aandrang voelde vroeg je iemand die geschikt leek, en als die geschikte iemand op dat moment niet bezig was met iets urgents, werd er op een voor de

hand liggende manier seks gepleegd. Net zoals je ademt... Maar waar is bij ademen de extase? Als je stikte zou de eerste ademhuivering die volgde op de benauwdheid iets overweldigend opwindends en verrukkelijks zijn. Maar als je nooit verstikt was?

En als je nooit onvrijwillig zonder seks zat? Als het de kinderen tegelijk met lezen en programmeren geleerd werd? Als men het vanzelfsprekend vond dat de kinderen ermee experimenteerden en grotere kinderen daar even vanzelfsprekend bij hielpen?

Seks heeft, zoals het is op Aurora - toegestaan, en net als water, gratis - en zoals het is op Solarië - verboden, en beschamend - niets met liefde te maken. In beide gevallen komen er maar weinig kinderen, en die krijgt men alleen na een formele aanvraag... En als er vergunning is verleend vindt er een tussenspel plaats van seks, die alleen op de voortplanting gericht is, saai en verschaald. Als er na een redelijke periode geen zwangerschap volgt, komt de geest in opstand en men neemt zijn toevlucht tot kunstmatige inseminatie.

Over een tijd zal hier net zoals op Solarië ectogenese in de mode zijn, en de vruchtontwikkeling vindt dan plaats in genotaria; seks staat dan op zichzelf als een vorm van maatschappelijke omgang, een spel, dat met liefde niet meer te maken heeft dan ruimtepolo.

Die Aurorische houding kon ik niet aannemen, Elijah. Daar was ik niet toe opgevoed. Vol schrik vroeg ik om seks, en niemand weigerde, en niemand deed er iets toe. Wanneer ik mij aanbood stonden de mannenogen uitdrukkingloos, en als ze aanvaardden stonden ze uitdrukkingloos. Zij ook, zeiden ze; wat kan het schelen? Ze wilden wel, maar daar bleef het bij.

Een aanraking zei hun niets. Ik had mijn echtgenoot aan kunnen raken. Ik leerde ermee door te gaan, mee te doen, hun leiding te aanvaarden... en nog steeds had het niets te betekenen. Ik kreeg niet eens de drang om het zelf, alleen te doen. Het gevoel dat jij me gegeven had kwam niet meer terug, en op de duur gaf ik het op.

Bij dit alles was dr. Fastolfe mijn vriend. Op heel Aurora wist alleen hij alles wat er op Solarië is gebeurd. Dat denk ik tenminste. Je weet dat niet het hele verhaal openbaar gemaakt is, en zeker niet in dat afschuwelijke intergolfprogramma waarover ik heb gehoord... Ik wilde het niet zien.

Dr. Fastolfe beschermde mij tegen het tekort aan begrip van de Auroriërs en tegen hun minachting voor Solariërs in het algemeen. Ook beschermde hij me tegen de wanhoop die mij na een tijd vervulde. Minnaars zijn we niet geweest, nee. Ik zou mezelf wel aangeboden hebben, maar tegen de tijd dat dat bij me opkwam dacht ik niet dat het gevoel dat jij bij me had opgeroepen, Elijah, nog ooit terug zou komen. Ik dacht dat mijn herinneringen mij misleidden en ik gaf het op. Ik heb me niet aangeboden, en hij ook niet. Ik weet niet waarom hij niet. Misschien had hij door dat ik zo wanhopig werd doordat ik niets zinnigs kon vinden in seks, en wilde hij die wanhoop niet versterken door een herhaling van die ervaring. Typisch zijn soort vriendelijkheid, om op zo'n manier voorzichtig met mij te zijn... We zijn dus geen gelieven geweest. Hij was alleen mijn vriend in een periode dat ik dat zoveel harder nodig had.

Zo dan, Elijah. Daar heb je het hele antwoord op de vragen die je gesteld hebt. Je wilde weten hoe mijn verhouding met dr. Fastolfe was en je zei dat je feiten wilde weten. Alsjeblieft. Ben je tevreden?'

Baley probeerde niets van medelijden te laten blijken. 'Het spijt me zo, Gladia, dat het leven zo hard voor je geweest is. Je hebt me de feiten gegeven die ik nodig had. Je hebt me misschien wel beter ingelicht dan je zelf weet.'

Gladia trok haar wenkbrauwen op. 'Hoezo?'

Baley gaf geen rechtstreeks antwoord. 'Gladia,' zei hij, 'ik ben blij dat je herinnering aan mij zoveel voor je betekend heeft. Op Solarië is het geen moment bij me opgekomen dat ik zo'n indruk op je maakte, en had ik dat wel gemerkt, ik zou toch niet geprobeerd hebben... Dat weet je wel.'

'Dat weet ik, Elijah,' zei ze, vertederd. 'En ik had het, als je het had geprobeerd, niet toegelaten. Ik had het niet gekund.'

'En dat weet ik... Wat je mij verteld hebt beschouw ik ook niet als een uitnodiging voor nu. Een aanraking, een ogenblik van seksueel inzicht, meer is er niet nodig. Heel waarschijnlijk is het niet voor herhaling vatbaar en dat eenmalig bestaan moet niet bedorven worden door dwaze pogingen om het weer tot leven te brengen. Dat is één reden waarom ik mij nu niet... aanbied. Dat ik dat niet doe moet je niet uitleggen als weer een doodlopende weg. Bovendien -'

'Ja?'

'Je hebt, zoals ik al zei, me misschien meer verteld dan je wel erg in hebt. Je hebt me gezegd dat het verhaal niet ophoudt bij je wanhoop.'

'Waarom zeg je dat?'

'Toen je het had over het gevoel dat in je opkwam, toen je mijn wang aanraakte, zei je zoiets als dat je later, toen je meer geleerd had, besefte dat je bijna een orgasme gehad had... Maar toen ging je door en legde uit dat seks bij de Auroriërs niets opleverde, en ik neem aan dat je zo ook geen orgasme hebt gekregen. En toch heb je het wel gehad, Gladia, anders had je niet kunnen herkennen wat je toen op Solarië meemaakte. Je kunt niet terugdenken en de ware aard ervan onderkennen, als je geen echte liefde hebt beleefd. Met andere woorden, je hébt een minnaar gehad en je hébt de liefde ervaren. Als ik moet geloven dat dr. Fastolfe niet je minnaar is, en ook niet geweest, dan volgt daaruit dat het iemand anders was... of is.'

'En als dat zo is? Waarom gaat het je dan aan, Elijah?'

'Ik weet niet of het mij aangaat, Gladia. Zeg me wie het is en als dan blijkt dat het me niet aangaat, geen woord er meer over.'

Gladia zweeg.

'Als jij het mij niet zegt, Gladia,' zei Baley, 'moet ik het jou zeggen. Ik heb je al verteld dat ik niet in een positie ben om je gevoelens te sparen.'

Gladia bleef stil, de rand van haar lippen werd wit van de druk.

'Het moet iemand zijn, Gladia, en je verdriet over het verlies van Jander is wel heel groot. Je stuurde Daneel de deur uit omdat je zijn aanblik niet kon verdragen, vanwege het feit dat zijn gezicht je zo aan Jander deed denken. Vergis ik me als ik concludeer dat Jander Panell...' Hij zweeg even en zei nors: 'Als Jander Panell, de robot, niet je minnaar geweest is, zeg het dan.'

En Gladia fluisterde: 'Jander Panell, de robot, was niet mijn minnaar.' Toen zei ze luid, met vaste stem: 'Hij was mijn echtgenoot.'

 

25 * Baley bewoog geluidloos zijn lippen, maar de vier woorden waren niet mis te verstaan.

'Ja,' zei Gladia. 'Josafat! Je bent van je stuk! Waarom? Heb je er iets tegen?'

'Het past mij niet om het er al of niet mee eens te zijn,' zei Baley toonloos.

'Je bent het er dus niet mee eens.'

'Ik ben alleen op gegevens uit. Wat is op Aurora het onderscheid tussen een minnaar en een echtgenoot?'

'Als twee mensen een zekere tijd samenwonen op hetzelfde complex, noemen ze elkaar eerder "echtgenoot" en "echtgenote" dan "geliefde".'

'Hoe lang?'

'Dat scheelt van streek tot streek, heb ik begrepen, overeenkomstig de plaatselijke wens. Hier in Eos is die tijd drie maanden.'

'Is het ook een eis dat ze gedurende die periode afzien van seksuele omgang met anderen?'

Gladia trok verbaasd haar wenkbrauwen op. 'Waarom?'

'Ik vraag het maar.'

'Exclusiviteit is op Aurora ondenkbaar. Echtgenoot of minnaar, het maakt geen verschil. Seks doet men naar willekeur.'

'En deed jij dat ook toen jij met Jander was?'

'Toevallig niet, maar dat was mijn eigen keuze.'

'Hebben anderen zich aangeboden?'

'Zo nu en dan.'

'En je hebt geweigerd?'

'Ik kan vrij weigeren. Dat hoort bij het ontbreken van exclusiviteit.'

'Maar je weigerde.'

'Ja.'

'En degenen die je weigerde, wisten die waarom?'

'Wat bedoel je?'

'Wisten die dat je een robot-echtgenoot had?'

'Ik had een echtgenoot. Noem hem geen robot-echtgenoot. Dat woord bestaat niet.'

'Wisten ze het?'

Ze wachtte even. 'Ik weet niet of ze het wisten.'

'Heb je het hun verteld?'

'Waarom zou ik?!'

'Beantwoord mijn vragen niet met vragen. Heb je het hun verteld?'

'Nee.'

'Hoe kon je daaromheen? Denk je niet dat als je weigert een uitleg voor de hand ligt?'

'Er wordt geen uitleg verwacht. Weigeren is gewoon weigeren, en dat wordt altijd geaccepteerd. Ik kan je niet volgen.'

Baley zweeg om zijn gedachten te ordenen. De belangen van Gladia en hem waren niet strijdig; ze liepen parallel. Hij begon weer: 'Zou het op Solarië gewoon geweest zijn om een robot als echtgenoot te hebben?'

'Op Solarië zou dat ondenkbaar zijn, en zo'n mogelijkheid zou nooit bij mij zijn opgekomen. Op Solarië was alles ondenkbaar... En op Aarde ook, Elijah. Zou jouw echtgenote ooit een robot als echtgenoot genomen hebben?'

'Dat doet niet ter zake, Gladia.'

'Zal wel niet, maar je gezicht sprak duidelijke taal. Wij zijn geen Auroriërs, jij en ik, maar we zitten op Aurora. Ik heb hier twee jaar gewoond en de tradities aanvaard.'

'Bedoel je dat seksuele verbintenissen tussen mensen en robots hier op Aurora gewoon zijn?'

'Dat weet ik niet. Ik weet alleen maar dat ze geaccepteerd worden, omdat als het over seks gaat alles geaccepteerd wordt... alles wat vrijwillig is, aan allebei bevrediging geeft, en geen van beiden lichamelijk schaadt. Wat voor verschil zou het een mens maken hoe een ander, of meer anderen, hun bevrediging vonden? Zou iemand zich zorgen maken welke boeken ik keek, wat voor eten ik at, hoe laat ik opstond of naar bed ging, of ik van katten hield of een hekel had aan rozen? Seks is ook iets onverschilligs... op Aurora.'

'Op Aurora,' echode Baley. 'Maar jij bent niet op Aurora geboren en niet zo opgevoed. Straks nog zei je dat je niet kon wennen aan die onverschilligheid voor seks die je nu opeens zo roemt. Daarvóór liet je merken hoe afkerig je was van meervoudige huwelijken en vrije omgang. Als je degenen die je weigerde niet zei waarom, was dat misschien omdat je ergens in een hoekje van je hoofd je schaamde om Jander als echtgenoot te hebben. Je wist misschien - of je dacht, of je vreesde alleen - dat je uit de band viel, zelfs op Aurora, en je schaamde je.'

'Nee, Elijah. Je kunt mij geen schaamte aanpraten. Als een robot als echtgenoot zelfs hier op Aurora ongewoon is, komt dat omdat robots als Jander ongewoon zijn. De robots die we op Solarië hebben, of die van Aarde, of van Aurora - Jander en Daneel uitgezonderd - zijn zo gemaakt dat ze alleen de meest primitieve seksuele bevrediging kunnen geven. Misschien kunnen ze gebruikt worden als masturbatie-apparaat, zoals een vibrator, maar daar blijft het bij. Als de nieuwe mensachtige robots algemeen worden, zal seks tussen mensen en robots dat ook worden.'

'Hoe kwam Jander trouwens in je bezit, Gladia?' vroeg Baley. 'Er waren er maar twee - allebei op het complex van dr. Fastolfe. Heeft hij je er gewoon één - de helft van het totaal - gegeven?'

'Ja.'

'Waarom?'

'Uit vriendelijkheid, neem ik aan. Ik was eenzaam, gedesillusioneerd, ellendig, een vreemdeling in een vreemd land. Hij gaf me Jander als gezelschap en daar zal ik hem nooit genoeg voor kunnen bedanken. Het duurde maar een half jaar, maar dat halve jaar is wel net zoveel waard als de hele rest.'

'Wist dr. Fastolfe dat Jander je echtgenoot was?'

'Hij heeft er nooit op gezinspeeld, dus ik weet het niet.'

'Heb jij erop gezinspeeld?'

'Nee.'

'Waarom niet?'

'Dat leek me niet nodig... En het was niet uit schaamte.'

'Hoe kwam het?'

'Dat het me niet nodig leek?'

'Nee, dat Jander je echtgenoot werd.'

Gladia verstrakte. Met een vijandige stem zei ze: 'Waarom moet ik dat uitleggen?'

'Gladia, het wordt al laat,' zei Baley. 'Ga nu niet bij elke stap dwars liggen. Ben je bedroefd dat Jander... weg is?'

'Moet je dat nog vragen?'

'Wil je erachter komen wat er gebeurd is?'

'Nogmaals, moet je dat nog vragen?'

'Help me dan. Ik heb alle gegevens nodig die ik krijgen kan, wil ik ook maar een stapje doen in de richting van de oplossing van een schijnbaar onoplosbaar probleem. Hoe werd Jander je echtgenoot?'

Gladia leunde in haar stoel naar achter en haar ogen stonden opeens vol tranen. Ze duwde het bordje kruimels weg dat eens een gebakje was en zei met verstikte stem: 'Normaal dragen robots geen kleren, maar ze zijn zo gemaakt dat ze er uitzien alsof. Ik heb op Solarië gewoond en ken robots goed, en ik heb een zeker artistiek talent -'

'Ik herinner me je lichtvormen,' zei Baley zachtjes.

Gladia knikte bevestigend. 'Ik heb een paar ontwerpen gemaakt voor nieuwe modellen, die naar mijn mening meer stijl hadden en interessanter waren dan sommige die hier in zwang zijn. Hier op de muren staan schilderingen van mij die op die ontwerpen gebaseerd zijn. Op andere plaatsen in dit complex zijn er nog meer.'

Baley's ogen gingen naar de schilderingen. Hij had ze gezien. Onmiskenbaar waren het robots. Ze waren niet realistisch, maar schenen langer en onnatuurlijk gebogen. Hij zag nu dat de vertekeningen heel handig die delen benadrukten, nu hij ze vanuit een andere gezichtshoek zag, die kleding suggereerden. Ergens kreeg je de indruk van bediendenkledij die hij eens gekeken had in een boek, gewijd aan het Victoriaanse Engeland uit de middeleeuwen. Wist Gladia daarvan of was het een puur toevallige, zij het bijkomstige gelijkenis? Het was geen belangrijk iets, waarschijnlijk, maar iets wat hij misschien niet vergeten moest.

Toen hij ze het eerst gezien had, had hij gedacht dat het Gladia's manier was om zich met robots te omringen, als nabootsing van haar leven op Solarië. Aan dat leven had ze een hekel, had ze gezegd, maar dat kwam alleen voort uit haar denken. Solarië was het enige thuis dat ze echt gekend had en dat liet je niet makkelijk los... misschien wel nooit. En misschien bleef dat in haar schilderingen wel een element, ook al gaven haar nieuwe bezigheden haar een directer motief.

Ze praatte. 'Ik had succes. Een paar robotfirma's betaalden goed voor mijn ontwerpen en tal van bestaande robots kregen op mijn aanwijzingen een nieuw uiterlijk. Al die dingen gaven mij een zekere voldoening, die het emotionele gemis in mijn leven een beetje goedmaakte.

Toen dr. Fastolfe mij Jander gaf, had ik een robot die natuurlijk gewone kleren droeg. Die goeie doctor was zelfs zo aardig om me voor Jander een paar stel schone kleren te geven. Het was allemaal fantasieloos en ik vond het leuk spulletjes te kopen die hem volgens mij beter stonden. Daarvoor moest ik hem heel nauwkeurig opmeten, want ik wilde mijn ontwerp op maat laten maken... en daarvoor moest hij successievelijk al zijn kleren uitdoen.

Dat deed hij... en pas toen hij helemaal ontkleed was drong het goed tot me door hoe mensachtig hij was. Er ontbrak niets en wat je zou verwachten dat er stijf kon worden, werd inderdaad stijf. Het stond zelfs onder bewuste beheersing - zo zou je dat noemen bij een mens. Jander kon op bevel een erectie krijgen en kwijtraken. Dat zei hij me toen ik hem vroeg of zijn penis in dat opzicht werkte. Ik was nieuwsgierig en hij liet het mij zien.

Je moet begrijpen dat ik wel, al zag hij er nog zo menselijk uit, besefte dat hij een robot was. Ik schrik er een beetje voor terug om mannen aan te raken - dat begrijp je - en ik twijfel er niet aan of dat heeft bijgedragen tot het feit dat ik met Auroriërs niet bevredigend kon vrijen. Maar dit was geen man en ik had heel mijn leven robots om me heen gehad. Jander kon ik vrijelijk aanraken.

Het duurde niet lang voor het tot me doordrong dat ik het leuk vond hem aan te raken en Jander kreeg vlug door dat het me plezier deed. Hij was een goed afgestelde robot die de Drie Wetten precies volgde. Als hij geen vreugde schonk waar dat kon, stelde hij iemand teleur. Teleurstelling kon als schade beschouwd worden en hij kon een mens geen schade berokkenen. Hij nam alle moeite om mij plezier te verschaffen, en doordat ik in hem het verlangen zag om plezier te geven - wat ik bij Aurorische mannen nooit zag - bracht het me werkelijk plezier, en tenslotte, zoals ik merkte, naar ik meen een volledig orgasme.'

'Was je toen helemaal tevreden?' vroeg Baley.

'Met Jander? O ja. Helemaal.'

'Hadden jullie nooit onenigheid?'

'Met Jander? Hoe zou dat kunnen? Zijn enig doel, zijn enige bestaansreden was mij te behagen.'

'Zou je dat niet dwars kunnen zitten? Hij behaagde je alleen maar omdat hij moest.'

'Wat voor motief zou wie dan ook hebben om iets te doen, behalve dat hij het om de een of andere reden moet?

'En je kreeg, toen je geleerd had een echt orgasme te ondergaan, geen drang om het met echte - om het met Auroriërs te proberen?'

'Dat zou een soort surrogaat geweest zijn. Ik wilde alleen Jander... En begrijp je nu wat ik kwijt ben?'

Baley's van nature ernstige uitdrukking werd bijna plechtig. 'Ik begrijp het, Gladia,' zei hij. 'Als ik je straks pijn gedaan heb, neem het mij dan niet kwalijk, want toen begreep ik het nog niet goed.' Maar zij huilde en hij wachtte, niet in staat nog iets te zeggen of een goede manier te bedenken om haar te troosten.

Eindelijk schudde ze haar hoofd en veegde haar ogen af met de rug van haar hand. 'Is er verder nog iets?' fluisterde ze.

Op verontschuldigende toon zei Baley: 'Een paar vragen over iets anders, en dan laat ik je verder met rust... voorlopig,' voegde hij er voorzichtigheidshalve aan toe.

'Wat is het?' Ze zag er heel moe uit.

'Weet je dat er mensen zijn die denken dat dr. Fastolfe verantwoordelijk was voor de dood van Jander?'

'Ja.'

'Weet je dat dr. Fastolfe zelf toegeeft dat alleen hij de vakkundigheid bezit om Jander te doden zoals hij gedood is?'

'Ja. Die goeie doctor heeft het me zelf gezegd.'

'Nou, dan, Gladia, denk jij dat dr. Fastolfe Jander heeft doodgemaakt?'

Ze keek naar hem op, scherp, plotseling, en zei toen boos: 'Natuurlijk niet. Waarom zou hij?! Jander was op de eerste plaats zijn eigen robot en hij was een en al zorg voor hem. Je kent hem niet zo goed als ik, Elijah. Hij is een vriendelijk mens die niemand kwaad zou doen, ook geen robot. Als je gelooft dat hij er een kan doden, geloof je ook dat een rots naar boven valt.'

'Verder heb ik geen vragen meer, Gladia, en het enige wat ik nu hier nog te doen heb is naar Jander kijken... wat er van hem over is. Als jij het goedvindt.'

Weer werd ze wantrouwig, vijandig. 'Waarom? Waarom?'

'Gladia! Alsjeblieft! Ik denk niet dat het veel nut heeft, maar ik moet naar Jander gaan kijken en zien dat het geen nut heeft. Ik zal proberen niets te doen dat je gevoelens kwetst.'

Gladia stond op. Haar japon, zo eenvoudig dat het niet meer was dan een nauw, recht kleed, was niet zwart, zoals het op Aarde geweest zou zijn, maar van een doffe kleur die nergens de minste glinstering vertoonde. Baley besefte, al was hij geen kenner van kleding, hoe goed dit rouw uitdrukte.

'Kom mee,' fluisterde ze.

 

26 * Baley liep achter Gladia aan diverse vertrekken door met zacht lichtgevende wanden. Een keer of twee ving hij een glimp van een beweging op; hij dacht dat het robots waren die snel weggingen, omdat ze de opdracht hadden uit de buurt te blijven.

Toen een hal door en een korte trap op naar een vertrekje, waarin een stukje van de muur zo gloeide dat het een accentlicht leek. Er stonden een brits en een stoel - verder geen meubilair.

'Dit was zijn kamer,' zei Gladia. Alsof ze antwoord gaf op Baley's gedachten ging ze verder: 'Meer had hij niet nodig. Ik liet hem zoveel mogelijk met rust, als ik het kon de hele dag. Ik wilde hem nooit moe worden.' Ze schudde haar hoofd. 'Ik wilde nu wel dat ik elke seconde bij hem gebleven was. Ik wist niet dat we maar zo weinig tijd zouden krijgen... Hier is hij.'

Jander lag op de brits en Baley keek er ernstig naar. Over de robot lag een glad, glimmend dek. De lichtwand wierp zijn glans op Janders hoofd, dat glad was en bijna onmenselijk sereen. De ogen stonden wijd open, maar waren ondoorzichtig en dof. Hij leek genoeg op Daneel om Gladia's ongenoegen over Daneels aanwezigheid heel geloofwaardig te maken. Zijn nek en naakte schouders waren boven het dek uit te zien.

'Heeft dr. Fastolfe hem onderzocht?' vroeg Baley.

'Ja, grondig. Ik ging in wanhoop naar hem toe en als je hem hierheen had zien rennen, de zorg, het verdriet... de paniek! Je zou niet meer denken dat hij de schuld kan zijn. Hij kon niets doen.'

'Is hij ongekleed?'

'Ja. Dr. Fastolfe moest voor een grondig onderzoek de kleding verwijderen. Het had geen zin hem die weer aan te trekken.'

'Wil je mij toestaan het dek weg te halen, Gladia?'

'Moet dat?'

'Ik wil niet op mijn brood krijgen dat ik een duidelijk punt van onderzoek ben vergeten.'

'Wat zou jij kunnen vinden dat dr. Fastolfe niet heeft gezien?'

'Niets, Gladia. Maar ik moet weten dat er voor mij niets te vinden is. Werk mij alsjeblieft niet tegen.'

'Nou, ga je gang dan, maar leg als je klaar bent het dek precies terug zoals het nu ligt.' Ze ging met haar rug naar hem en Jander toe staan, drukte haar linkerarm tegen de muur en liet haar hoofd daartegen rusten. Ze maakte geen geluid, geen beweging, maar Baley wist dat ze weer huilde.

Het lichaam was misschien niet echt menselijk. De spieromtrekken waren wat vereenvoudigd en een beetje schematisch, maar alle onderdelen waren aanwezig: tepels, navel, penis, testikels, schaamhaar, enzovoorts. Zelfs fijn, bleek haar op de borst.

Hoeveel dagen geleden was Jander gedood? Het frappeerde hem dat hij het niet wist, maar het moest toch ruim vóór zijn reis naar Aurora zijn. Er was meer dan een week verlopen en er was geen teken van bederf te zien of te ruiken. Baley aarzelde; toen duwde hij een arm onder Janders schouders en de andere onder zijn heupen, tot aan de andere kant. Hij dacht er niet over Gladia om hulp te vragen; dat was iets onmogelijks. Hij tilde, en met enige inspanning wist hij Jander om te keren zonder dat hij van de brits viel.

De brits kraakte. Gladia moest geweten hebben wat hij aan het doen was, maar ze keerde zich niet om. Ze bood haar hulp niet aan, maar ook maakte ze geen bezwaar.

Baley trok zijn armen terug. Jander voelde warm aan. Vermoedelijk ging de energie-eenheid door met die gewone dingen als handhaving van de temperatuur, ook al werkte het brein niet. Het lichaam voelde stevig en veerkrachtig aan. Het zou wel nooit in een toestand komen die leek op rigor mortis.

Eén arm hing nu langs de brits, heel menselijk. Baley bewoog hem voorzichtig en liet hem los. Hij bengelde even en hing toen weer stil. Hij boog het ene been bij de knie en bekeek de voet; toen het andere. De billen waren volmaakt van vorm en er was zelfs een anus.

Baley voelde zich weinig op zijn gemak en kon dat gevoel maar niet kwijtraken. Het idee dat hij de persoonlijkheid van een mens schond bleef maar steeds. Als het een echt lijk geweest was, hadden kou en stijfheid er de menselijkheid aan ontnomen. Nerveus dacht hij: een robotlijk is menselijker dan een mensenlijk.

Weer stak hij zijn armen onder Jander, tilde hem op en keerde hem om. Hij trok het dek zo goed mogelijk glad, legde het terug zoals het gelegen had en trok het recht. Hij deed een stap achteruit en besloot dat het er hetzelfde uitzag als eerst; beter zou het hem niet lukken. 'Gladia, ik ben klaar,' zei hij.

Ze keerde zich om, keek met vochtige ogen naar Jander en zei: 'Kunnen we nu dan gaan?'

'Ja natuurlijk... Maar, Gladia...'

'Wat?'

'Hou je hem zo? Ik stel me voor dat hij niet vervalt.'

'Geeft dat iets?'

'In bepaalde opzichten wel. Je moet jezelf de kans geven er overheen te komen. Je kunt geen drie eeuwen blijven rouwen. Wat voorbij is is voorbij.' Wat hij zei klonk hem als een reeks verschrikkelijke clichés in de oren. Hoe klonk het in de hare?

'Ik weet dat je het vriendelijk bedoelt, Elijah,' zei ze. 'Er is mij gevraagd Jander hier te houden tot het onderzoek voorbij is. Op mijn verzoek zal hij verteerd worden.'

'Verteerd?'

'Onder een ionenbrander gelegd en teruggebracht tot zijn elementen, net als met doden gebeurt. Ik heb hologrammen van hem... en herinneringen. Is het zo goed?'

'Natuurlijk... Ik moet nu terug naar het huis van dr. Fastolfe.'

'Ja. Ben je door Janders lichaam iets wijzer geworden?'

'Dat had ik niet verwacht, Gladia.'

Ze keek hem recht in de ogen. 'En Elijah, ik wil dat je erachter komt wie het gedaan heeft en waarom. Ik moet het weten.'

'Maar Gladia -'

Ze schudde heftig haar hoofd, als om er alles buiten te houden wat ze niet horen wilde. 'Ik weet dat je het kunt.'