12 - Nogmaals Gremionis

49 * Een paar minuten later bevond Baley zich in het vierde Aurorische complex dat hij had bezocht sinds zijn aankomst op de planeet, anderhalve dag daarvoor: dat van Fastolfe, van Gladia, van Vasilia, en nu dat van Gremionis.

Gremionis' complex bleek kleiner en minder netjes dan de andere, ook al vertoonde het aan Baley's in Aurorische zaken onervaren blik, tekenen dat het pas gebouwd was. Maar het typische kenmerk van het Aurorische complex, de robotnissen, waren er. Bij hun binnenkomst namen Giskard en Daneel snel twee lege nissen in en keken onbewogen en stil de kamer in. Gremionis' robot Brundij was bijna even snel in een derde nis gaan staan.

Uit niets bleek dat ze moeite hadden met het kiezen of dat twee robots de neiging hadden dezelfde nis op te zoeken, zelfs geen moment. Baley vroeg zich af hoe de robots tegenstrijdigheden vermeden en besloot dat ze onderling signalen moesten uitwisselen die een mens zich niet bewust werd. Dat was iets - als hij het niet vergat - om Daneel eens over te vragen.

Baley merkte op dat Gremionis ook naar de nissen zat te kijken.

Gremionis' hand was naar zijn bovenlip gegaan en met zijn wijsvinger streek hij over zijn snorretje. 'Uw robot, die er als een mens uitziet,' zei hij een beetje onzeker, 'lijkt daar in die nis niet op zijn plaats. Dat is Daneel Olivaw, niet? Een robot van dr. Fastolfe?'

'Ja,' zei Baley. 'Hij kwam ook voor in het intergolfstuk. Tenminste een acteur... die beter bij zijn rol paste.'

'Ja, dat weet ik nog.'

Baley merkte op dat Gremionis, net als Vasilia en zelfs Gladia en Fastolfe, op een zekere afstand bleef. Er scheen een onzichtbaar, onwaarneembaar veld van afkeer rond Baley te hangen dat die Ruimtelingen weerhield om te dichtbij te komen, waardoor ze als ze langsliepen in een zwakke boog om hem heen gingen. Baley vroeg zich af of Gremionis zich daarvan bewust was, of dat dat helemaal vanzelf ging. En wat deden ze met de stoel waar hij in hun complex in zat, het bord waar hij van at, de handdoek die hij gebruikte? Zou gewoon wassen volstaan, of waren er bepaalde sterilisatiebehandelingen? Zouden ze alles wegdoen en vervangen? Zouden de complexen ontsmet worden als hij eenmaal van de planeet vertrokken was, of elke avond? En de openbare privé die hij gebruikt had? Zouden ze die afbreken en opnieuw opbouwen? En de vrouw die er daarna nietsvermoedend binnen was gegaan? Of was zij misschien juist gekomen om de zaak te ontsmetten?

Hij begreep dat hij gek aan het worden was. - Naar de diepste ruimte ermee! Wat de Auroriërs deden en hoe ze hun problemen oplosten was hun zaak, hij maakte zich daar niet druk meer om. Josafat! Hij had zijn eigen problemen, en Gremionis was nu het acuutste daarvan... en na de lunch zou hij dat aanpakken.

De lunch was vrij eenvoudig, voornamelijk vegetarisch, maar voor de eerste keer had hij wat moeilijkheden. Elk apart voedsel had een te nadrukkelijke smaak. De worteltjes smaakten verschrikkelijk naar worteltjes, en de erwtjes verschrikkelijk naar erwtjes, bij wijze van spreken. Te erg misschien. Hij at met lange tanden en probeerde zijn afkeer te verbergen.

En intussen begon hij te merken dat hij eraan gewend raakte, alsof zijn smaakpapillen verzadigd raakten en de hevige smaak gemakkelijker verwerken konden. Het kwam, heel triest, bij Baley op dat hij, als hij nog een tijdje Aurorisch eten zou proeven, bij zijn terugkeer naar de Aarde die afzonderlijke smaken zou missen en het jammer vinden dat de Aardse smaken zo vermengd waren.

Zelfs de knapperigheid van het verschillend voedsel, dat hem eerst verbaasde: telkens als hij zijn tanden op elkaar beet maakte het een geluid dat naar hij dacht beslist het gesprek zou hinderen - die knapperigheid was al een prikkelend bewijs geworden dat hij echt at. De Aardse maaltijd zou voortaan een stilte hebben waardoor hij er iets aan zou missen.

Hij ging aandachtig eten om de smaken te bestuderen. Wanneer Aardlingen zich op andere werelden gingen vestigen, werd dit Ruimtelingen-voedsel misschien wel kenmerkend voor de nieuwe voedingswijze, vooral als er geen robots waren om het eten klaar te maken en op te dienen... En toen dacht hij ongerust: niet wanneer, maar indien Aardlingen zich op andere werelden gingen vestigen. En dat indien hing van hem af, van rechercheur Elijah Baley. Die last woog hem zwaar.

De lunch was voorbij. Een tweetal robots bracht de warme, vochtige doeken binnen waarmee ze hun handen konden schoonmaken. Het waren alleen geen gewone doeken, want toen Baley de zijne op zijn bord legde leek hij wat te bewegen, dunner te worden en fijn als spinrag. Toen, totaal onverwachts, schoot hij als een geest de lucht in en werd aangezogen door een afvoer in het plafond. Baley viel bijna van zijn stoel en zijn ogen gingen omhoog terwijl hij met open mond het verdwijnende ding volgde.

'Iets nieuws - ik heb het net te pakken gekregen,' zei Gremionis. 'Weggooispul, ziet u, maar ik weet nog niet of het me zal bevallen. Sommigen zeggen dat het na een tijd de afvoer zal verstoppen, en anderen maken zich zorgen om de vervuiling, want ze zeggen dat je er beslist iets van in je longen krijgt. De producent zegt van niet, maar...'

Opeens drong het tot Baley door dat hij tijdens het eten geen woord gezegd had en dat dit de eerste keer was dat een van hen had gesproken na die korte woordenwisseling over Daneel, voor het eten werd opgediend... En babbelen over warme doeken had geen zin. Tamelijk ruw zei Baley: 'Meneer Gremionis, bent u kapper?'

Gremionis werd rood, zijn lichte huid bloosde tot aan zijn haar. Met verstikte stem vroeg hij: 'Wie heeft u dat gezegd?'

'Als dat een onbeleefde manier is om over uw beroep te spreken, dan mijn verontschuldigingen,' zei Baley. 'Op Aarde is dat een normale term, die niet beledigend is.'

'Ik ben haarontwerper en kledingontwerper. Het is een erkende kunstvorm,' zei Gremionis. 'Ik ben eigenlijk verschijningskunstenaar.' Zijn vinger ging weer over zijn snorretje.

'Het valt mij op dat u een snor hebt,' zei Baley ernstig. 'Is het op Aurora gewoon er een te dragen?'

'Nee, dat niet. Ik hoop dat het gewoon wordt. Neem nu mannengezichten... Heel veel kunnen er versterkt worden en verbeterd door het kunstig dragen van gezichtsbeharing. Alles hoort bij het ontwerp - dat is een onderdeel van mijn vak. Men kan natuurlijk te ver gaan. Op Pallas is gezichtsbeharing gewoon, maar daar is het gangbaar dat men het plaatselijk laat verven. Elke haar wordt afzonderlijk geverfd om een soort mengeling teweeg te brengen... Dat is natuurlijk dwaas. Het houdt niet, na een tijd veranderen de kleuren, het ziet er vreselijk uit. Maar toch is het in bepaalde opzichten beter dan gelaatskaalheid. Niets is onaantrekkelijker dan een gelaatswoestijn - Mijn eigen woorden. Ik gebruik ze in mijn persoonlijke gesprekken met toekomstige cliënten en ze werken goed. Vrouwen kunnen zonder gezichtsbeharing, want die maken dat op een andere manier goed. Op Smitheus-'

Er zat iets hypnotiserends in zijn kalme, snelle woorden en zijn ernstige gezichtsuitdrukking, in de manier waarop zijn ogen groter werden en op Baley gericht bleven met een doordringende oprechtheid. Baley moest zich er bijna lichamelijk voor inspannen om zich los te scheuren. 'Bent u roboticus, meneer Gremionis?' vroeg hij.

Gremionis leek geschokt en een beetje in de war, dat hij midden in een zin werd onderbroken. 'Roboticus?'

'Ja. Roboticus.'

'Nee, geen sprake van. Ik gebruik robots, als ieder ander, maar wat er binnenin zit weet ik niet... Kan me geen zier schelen.'

'Maar toch woont u hier op het terrein van het Robotisch Instituut. Hoe komt dat?'

'Waarom dan niet?' Gremionis' stem klonk duidelijk vijandiger.

'Als u geen roboticus bent...'

Gremionis trok een gezicht. 'Dat is waanzin! Toen het Instituut jaren geleden werd gepland, was de bedoeling dat het een op zichzelf staande gemeenschap zou worden. Wij hebben onze eigen voertuigreparatiewerkplaatsen, onze eigen onderhoudswerkplaatsen voor persoonlijke robots, onze eigen artsen, onze eigen bouwers. Onze dienstverleners wonen hier en als er behoefte bestaat aan een verschijningskunstenaar - dat is Santirix Gremionis, en ik woon ook hier... Is er iets mis met mijn beroep, dat ik hier niet hoor te wonen?'

'Dat heb ik niet gezegd.'

Met een restje kribbigheid dat Baley's haastige ontkenning niet had kunnen wegnemen, wendde Gremionis zich af. Hij drukte op een knop en na een veelkleurige rechthoekige strook bestudeerd te hebben deed hij iets dat veel leek op een kort getrommel met zijn vingers.

Langzaam daalde er een bol van het plafond die ongeveer een meter boven hun hoofd bleef hangen. Hij ging open als een sinaasappel die in partjes uit elkaar gaat, en binnenin begon een spel van kleuren, met zacht, vaag geluid. Die twee dingen versmolten zo kunstig dat Baley, die verbijsterd zat toe te kijken, na een tijdje ontdekte dat ze moeilijk van elkaar te onderscheiden waren.

De ramen werden ondoorzichtig en de segmenten werden lichter. 'Te licht?' vroeg Gremionis.

'Nee,' zei Baley na een korte aarzeling.

'Het is bedoeld als achtergrond, en ik heb een kalmerende combinatie gekozen die het ons makkelijker zal maken beschaafd te converseren, begrijpt u?' Toen zei hij vlot: 'Zullen we ter zake komen?'

Baley had moeite om zijn aandacht van dat ding - Gremionis had niet gezegd hoe het heette - los te maken, en zei: 'Alstublieft. Graag.'

'Hebt u mij beschuldigd dat ik iets te maken heb met de stolling van die robot Jander?'

'Ik heb navraag gedaan naar de omstandigheden waaronder de robot werd afgemaakt.'

'Maar in verband daarmee hebt u mijn naam genoemd... U hebt mij net zelfs gevraagd of ik roboticus ben. Ik weet waar u aan dacht. U probeerde mij te laten erkennen dat ik iets van robotica wist, zodat u een zaak tegen mij kon opzetten als... als... afmaker van die robot.'

'Doder, zou u kunnen zeggen.'

'Doder? Je kunt een robot niet doden... Hoe dan ook, ik heb hem niet afgemaakt of gedood of hoe u het maar wilt noemen. Ik heb u gezegd dat ik zelfs geen roboticus ben. Ik weet niets van robots. Hoe kunt u ook maar denken, dat-'

'Ik moet alle verbanden nagaan, meneer Gremionis. Jander behoorde toe aan Gladia, de Solarische, en u was met haar bevriend. Zo ligt het verband.'

'Er zijn misschien ik weet niet hoeveel mensen met haar bevriend. Dat is geen verband.'

'Zou u willen stellen dat u Jander nooit gezien hebt in al de tijd die u in Gladia's complex hebt doorgebracht?'

'Nooit! Niet één keer!'

'Wist u helemaal niet dat ze een mensachtige robot had?'

'Nee!'

'Ze heeft het er nooit over gehad?'

'Het zat er vol robots. Allemaal gewone robots. Ze heeft nooit gezegd dat ze iets anders had.'

Baley haalde zijn schouders op. 'Goed dan. Ik heb geen reden, tot nog toe, om te denken dat dat niet waar is.'

'Zegt u dat dan tegen Gladia. Daarvoor wilde ik u spreken. Om u dat te vragen. Dringend te vragen.'

'Heeft Gladia redenen om te denken dat de zaak anders ligt?'

'Natuurlijk. U hebt haar denken van slag gebracht. U hebt haar in dat verband over mij ondervraagd en zij nam aan... ze was in de war gebracht... In elk geval riep ze mij vanmorgen op en vroeg mij of ik er iets mee te maken had. Dat zei ik u al.'

'En u hebt het ontkend?'

'Natuurlijk heb ik dat, en heel heftig ook, want ik héb er niets mee te maken gehad. Maar mijn ontkenning is niet zo overtuigend. Ik wil dat u het ontkent. Ik wil dat u haar zegt dat ik naar uw mening niets met die hele affaire te maken had. Dat hebt u net erkend en zonder een spoor van bewijs kunt u niet mijn goede naam te grabbel gooien. Ik kan een aanklacht indienen.'

'Bij wie?'

'Bij de Raad tot persoonsbescherming. Bij de Wetsraad. Het hoofd van het Instituut is een goede persoonlijke vriend van de Voorzitter, en hem heb ik over deze kwestie al een volledig verslag gestuurd. Ik wacht niet af, ziet u. Ik ga iets ondernemen.' Gremionis schudde zijn hoofd met een houding die als fel bedoeld kon zijn, maar niet helemaal overtuigend was door de zachtheid van zijn gezicht. 'Kijk,' zei hij, 'dit is Aarde niet. Hier zijn wij beschermd. Op uw planeet leven de mensen door de overbevolking in een stel bijenkorven, in een stel mierenhopen. Jullie verdrukken elkaar, verstikken elkaar... en het doet er niet toe. Eén leven of miljoenen... het doet er niet toe.'

Baley deed zijn best om zijn stem niet minachtend te laten klinken. 'U hebt te veel historische romans gelezen,' zei hij.

'Natuurlijk... en die beschrijven Aarde zoals hij is. En zo moet het wel zijn, als miljarden mensen op een enkele wereld wonen... Op Aurora is ieders leven waardevol. Wij worden lichamelijk beschermd, stuk voor stuk, door onze robots, zodat er op Aurora nooit een aanslag plaatsvindt, laat staan een moord.'

'Behalve op Jander.'

'Dat is geen moord: het is maar een robot... En onze Wetsraad beschermt ons tegen lichtere schade dan een aanslag. De Raad tot persoonsbescherming moet niets hebben, helemaal niets, van activiteiten die ten onrechte de goede naam of de maatschappelijke status van welke burger ook aantasten. Een Auroriër die net zoiets doet als u, komt al dik in de problemen. En een Aardling... tja...'

'Ik doe een onderzoek,' zei Baley, 'op uitnodiging van de Wetsraad, neem ik aan. Ik denk niet dat dr. Fastolfe mij zonder toestemming van de Wetsraad hierheen had kunnen halen.'

'Dat kan zijn, maar dat geeft u niet het recht de grenzen van een eerlijk onderzoek te overschrijden.'

'Gaat u dit dan aan de Wetsraad voorleggen?'

'Ik laat het hoofd van het Instituut-'

'Hoe heet het hoofd, tussen haakjes?'

'Keiden Amadiro. Ik ga het hoofd vragen het in de Wetsraad te brengen - hij zit in de Wetsraad, ziet u... hij is een van de leiders van de Globalistische Partij. U kunt Gladia dus beter duidelijk maken dat ik volkomen onschuldig ben.'

'Dat zou ik graag doen, meneer Gremionis, want ik denk dat u onschuldig bént... maar hoe kan denken tot zekerheid worden als u mij niet toestaat u een paar vragen te stellen?'

Gremionis aarzelde. Toen ging hij in een uitdagende houding naar achter zitten in zijn stoel en legde zijn handen in zijn nek: het toonbeeld van een man die tevergeefs probeert er ontspannen uit te zien. 'Vraag maar op,' zei hij. 'Ik heb niets te verbergen. En als u klaar bent, moet u Gladia oproepen op dat trimensietoestel in de kamer achter u, en uw zegje doen... of u krijgt grotere moeilijkheden dan u zich kunt voorstellen.'

'Dat begrijp ik. Maar eerst... Hoe lang hebt u dr. Vasilia Fastolfe gekend, meneer Gremionis? Of dr. Vasilia Aliena, als u haar bij die naam kent?'

Gremionis weifelde en zei toen met gespannen stem: 'Waarom vraagt u dat? Wat heeft dat ermee te maken?'

Baley zuchtte en zijn donkere blik werd nog donkerder. 'Mag ik er u aan herinneren, meneer Gremionis, dat u niets te verbergen hebt en dat u mij wilt overtuigen van uw onschuld, zodat ik Gladia ervan kan overtuigen? Zegt u mij gewoon hoe lang u haar gekend hebt. Hebt u haar nooit gekend, zeg dat dan gewoon... maar voor u dat doet is het niet meer dan eerlijk om u te vertellen dat dr. Vasilia heeft meegedeeld dat u haar goed kende... tenminste goed genoeg om u aan haar aan te bieden.'

Gremionis zag er getergd uit. Met trillende stem zei hij: 'Ik begrijp niet waarom mensen daar toch zo'n toestand van moeten maken. Zo'n aanbod is een volkomen normaal iets in de maatschappelijke omgang, dat niemand anders aangaat... Maar u, als Aardling, tilt daar natuurlijk geweldig aan.'

'Ik heb begrepen dat zij uw aanbod niet heeft aanvaard.'

Gremionis legde zijn handen in zijn schoot, met gebalde vuisten. 'Het is helemaal aan haar om te aanvaarden of niet. Er zijn mensen die zich aan mij hebben aangeboden en die ik heb afgewezen. Het heeft niet veel om het lijf.'

'Nou goed. Hoe lang hebt u haar gekend?'

'Een jaar of wat. Vijftien, ongeveer.'

'Kende u haar al toen ze nog bij dr. Fastolfe woonde?'

'Toen was ik nog pas een knaap,' zei hij blozend.

'Hoe hebt u haar leren kennen?'

'Toen ik klaar was met mijn opleiding tot verschijningskunstenaar, liet ze mij komen om een garderobe voor haar te ontwerpen. Ze was er blij mee en sedertdien heeft ze uitsluitend van mijn diensten - in dit opzicht - gebruik gemaakt.'

'Hebt u dan op haar aanbeveling uw huidige positie verworven als, laten we zeggen, officieel verschijningskunstenaar voor de leden van het Robotisch Instituut?'

'Zij begreep dat ik er geschikt voor was. Ik werd samen met anderen voor een proef gesteld en ik heb mijn positie verworven door mijn kwaliteiten.'

'Maar zij heeft u aanbevolen?'

'Ja,' zei Gremionis kortaf, geërgerd.

'En u meende dat het niet meer dan beleefd was om u aan haar aan te bieden.'

Gremionis trok een gezicht en ging met zijn tong over zijn lippen, alsof hij iets vies proefde. 'Dit is walgelijk! Zo moeten Aardlingen wel denken. Dat ik me aanbood betekende dat ik dat graag deed.'

'Omdat ze aantrekkelijk is en een warm karakter heeft?'

Gremionis aarzelde. 'Nou, ik zou niet zeggen dat ze een warm karakter heeft,' zei hij voorzichtig, 'maar aantrekkelijk is ze zeker.'

'Ik heb gehoord dat u zich aan iedereen aanbiedt - zonder onderscheid.'

'Dat is een leugen.'

'Wat is een leugen? Dat u zich aan iedereen aanbiedt, of dat ik dat gehoord heb?'

'Dat ik mezelf aan iedereen aanbied. Wie heeft dat gezegd?'

'Ik denk niet dat het ergens goed voor zou zijn om die vraag te beantwoorden. Zou u willen dat ik u noemde als de bron van pijnlijke informatie? Zou u vrijuit met mij praten als u dacht dat ik dat zou doen?'

'Nou... wie dat gezegd heeft is een leugenaar.'

'Misschien was het alleen een kleurrijke overdrijving. Had u zich vóór dr. Vasilia wel aan anderen aangeboden?'

Gremionis wendde zijn ogen af. 'Een paar keer. Nooit zo in ernst.'

'Maar met dr. Vasilia was het wel in ernst?'

'Nou...'

'Ik meen te weten dat u zich aan haar meer dan eens hebt aangeboden, wat nogal indruist tegen de Aurorische gewoonte.'

'Och, Aurorische gewoonte...' begon Gremionis kwaad. Toen perste hij zijn lippen op elkaar en kreeg rimpels in zijn voorhoofd. 'Hoor eens, meneer Baley, kan ik met u in vertrouwen spreken?'

'Ja. Al mijn vragen zijn bedoeld om mij ervan te overtuigen dat u niets met Janders dood te maken had. Zodra ik daarvan overtuigd ben kunt u er gerust op zijn dat ik uw opmerkingen voor mij houd.'

'Goed dan. Het is niets verkeerds... niets waar ik me voor schaam, ziet u. Ik heb alleen een sterk gevoel voor privacy, en ik heb er recht op als ik dat wil, niet?'

'Beslist,' zei Baley troostend.

'Ziet u, ik geloof dat seksuele omgang het beste is als er een diepe liefde en genegenheid tussen de gelieven is.'

'Dat lijkt me heel waar.'

'En dan is er geen behoefte aan anderen, zou u zeggen?'

'Dat klinkt... redelijk.'

'Ik heb er altijd van gedroomd, de volmaakte geliefde te vinden en nooit iemand anders te willen. Dat noemen ze monogamie. Op Aurora bestaat dat niet, maar op een paar andere werelden wel... en op Aarde ook, is het niet, meneer Baley?'

'In theorie, meneer Gremionis.'

'Dat wil ik. Ik heb er jaren naar gestreefd. Als ik weleens met seks experimenteerde, voelde ik dat er iets ontbrak. Toen kwam ik dr. Vasilia tegen en zij zei me... Ja, mensen worden vertrouwelijk tegen hun verschijningskunstenaar, want het is heel persoonlijk werk... En nu komt het echt vertrouwelijke...'

'Ja, gaat u verder.'

Gremionis likte over zijn lippen. 'Als wat ik u nu vertel bekend wordt, zit ik aan de grond. Zij zal haar best doen ervoor te zorgen dat ik geen opdrachten meer krijg. Bent u er zeker van dat dit iets met de zaak te maken heeft?'

'Ik verzeker u met alle kracht die in me is, meneer Gremionis, dat dit van het grootste belang kan zijn.'

'Nou dan...' Gremionis leek niet helemaal overtuigd. 'Het is zo, dat ik begrepen heb uit wat dr. Vasilia mij gezegd heeft, dat ze' - zijn stem daalde tot een fluistering - 'maagd is.'

'Zo,' zei Baley kalm, en dacht eraan hoe zeker Vasilia was dat de weigering van haar vader haar leven had getekend, en begon haar haat tegen haar vader beter te begrijpen.

'Dat prikkelde mij. Het leek me dat ik haar helemaal voor mezelf kon hebben en dat ik de enige zijn zou die zij ooit zou hebben. Ik kan niet zeggen hoeveel dat voor mij betekende. Het maakte haar in mijn ogen schitterend mooi en ik verlangde zo naar haar.'

'Dus u hebt u aan haar aangeboden.'

'Ja.'

'Herhaaldelijk. Dat ze telkens weigerde ontmoedigde u niet?'

'Het versterkte juist haar maagdelijkheid, om zo te zeggen, en mijn verlangen. Dat het niet makkelijk ging prikkelde mij juist. Ik kan het niet uitleggen, en ik verwacht niet dat u het begrijpt.'

'Integendeel, ik begrijp het best, meneer Gremionis... Maar er kwam een moment dat u het aanbieden aan dr. Vasilia staakte?'

'Nou - ja.'

'En u aan Gladia ging aanbieden?'

'Nou - ja.'

'Meer dan eens?'

'Nou - ja.'

'Waarom? Waarom die wisseling?'

'Dr. Vasilia maakte tenslotte duidelijk,' zei Gremionis, 'dat ik geen kans had, en toen zag ik Gladia en ze leek op dr. Vasilia en... en... dat was het.'

'Maar Gladia is geen maagd,' zei Baley. 'Op Solarië was ze getrouwd en hier op Aurora heeft ze uitvoerig geëxperimenteerd, is mij gezegd.'

'Dat wist ik, maar... daar hield ze mee op. Ze is Solarische van geboorte, ziet u, geen Aurorische, en ze begreep de Aurorische gebruiken niet goed. Maar ze hield op omdat ze niet van "vrij verkeer" - zo noemt ze dat - houdt.'

'Heeft ze u dat gezegd?'

'Ja. Op Solarië is monogamie gebruikelijk. Ze was niet gelukkig getrouwd, maar het is het gebruik waaraan ze gewend is, dus toen ze de Aurorische manier probeerde vond ze dat absoluut niet prettig... en ik wil ook monogamie, ziet u?'

'Ja. Maar hoe hebt u haar eigenlijk ontmoet?'

'Ik kwam haar gewoon tegen. Ze kwam op de intergolf toen ze op Aurora arriveerde, een romantische vluchtelinge van Solarië. En ze speelde een rol in dat intergolfstuk-'

'Ja ja, maar er was toch ook nog iets anders, niet?'

'Ik weet niet wat u nog meer zoekt.'

'Nou, laat me eens raden. Kwam er niet een moment dat dr. Vasilia zei dat ze u voorgoed afwees... en heeft ze u toen niemand anders genoemd?'

Plotseling woedend riep Gremionis: 'Heeft dr. Vasilia u dat gezegd?'

'Niet met zoveel woorden, maar ik denk dat ik evengoed weet wat er is gebeurd. Zei ze u niet dat het voordeel kon hebben, iemand op te zoeken die pas op de planeet was, een jongedame van Solarië, een beschermelinge van dr. Fastolfe... die naar u weet Vasilia's vader is? Heeft dr. Vasilia u misschien niet gezegd dat die jongedame, Gladia, veel op haar leek, maar dat ze jonger was en een warmer karakter had? Kortom, heeft dr. Vasilia u niet aangemoedigd uw attenties niet op haar, maar op Gladia te richten?'

Het was te zien dat dit Gremionis pijn deed. Zijn ogen flitsten naar die van Baley en weer weg. Het was de eerste keer dat Baley vrees zag in het oog van een Ruimteling - of was het ontzag?... Hij schudde zwakjes zijn hoofd. Hij moest niet te veel voldoening putten uit het overklassen van een Ruimteling. Dat kon zijn objectiviteit schaden. 'Nou?' vroeg hij. 'Heb ik gelijk of niet?'

Met zachte stem zei Gremionis: 'Dat intergolfstuk was dan dus niet overdreven... Kunt u gedachtenlezen?'

 

50 * Rustig zei Baley: 'Ik stel alleen maar vragen... En u hebt geen rechtstreeks antwoord gegeven. Heb ik gelijk of niet?'

'Het is niet precies zo gebeurd,' zei Gremionis. 'Niet precies zo. Zij had het wel over Gladia, maar...' Hij beet op zijn onderlip en zei: 'Nou, het kwam neer op wat u zei. Het was ongeveer zoals u het hebt beschreven.'

'En u was niet teleurgesteld? U vond dat Gladia op dr. Vasilia leek?'

'In zekere zin wel.' Gremionis' ogen werden helderder. 'Maar niet echt. Zet ze naast elkaar en u zult het verschil zien. Gladia is veel fijner, en sierlijker. En heeft meer gevoel voor... humor.'

'Hebt u zich na uw ontmoeting met Gladia nog aan Vasilia aangeboden?'

'Bent u nou gek? Natuurlijk niet!'

'Maar u hebt u aan Gladia aangeboden.'

'Ja.'

'En ze heeft u afgewezen?'

'Nou, ja, maar u moet begrijpen dat ze zeker wilde zijn, net als ik. Denk u eens in wat een fout ik had gemaakt als ik dr. Vasilia had overgehaald mij te aanvaarden. Gladia wil die fout niet maken, en dat kan ik haar niet kwalijk nemen.'

'Maar u denkt niet dat het een fout van haar zou zijn u te aanvaarden, dus u hebt u opnieuw aan haar aangeboden... en weer... en weer.'

Gremionis keek Baley aan met een nietsziende blik en leek toen te huiveren. Hij stak zijn onderlip naar voren, als een opstandig kind. 'U zegt het zo kwetsend...'

'Dat spijt me. Ik wilde u niet beledigen. Geeft u alstublieft antwoord.'

'Nou - ja.'

'Hoe vaak hebt u zich aangeboden?'

'Ik heb het niet geteld. Vier keer. Nee, vijf. Of misschien nog vaker.'

'En ze heeft u telkens afgewezen.'

'Ja. Anders had ik me niet weer hoeven aanbieden, hè?'

'Heeft ze u boos afgewezen?'

'O nee. Zo is Gladia niet. Heel vriendelijk.'

'Bent u zich daardoor aan anderen gaan aanbieden?'

'Wat?'

'Gladia heeft u afgewezen. Een mogelijke reactie zou zijn, u aan iemand anders aan te bieden. Waarom niet? Als Gladia u niet wil...'

'Nee. Ik wil niemand anders.'

'Waarom niet, denkt u?'

Heftig zei Gremionis: 'Hoe zou ik dat weten? Ik wil Gladia. Het is... het is een soort waanzin, al denk ik dat het een heel goed soort waanzin is. Ik zou gek zijn als ik dat soort waanzin niet had... Ik denk niet dat u dat kunt volgen.'

'Hebt u dat aan Gladia proberen uit te leggen? Misschien zou zij het begrijpen.'

'Nooit. Ik zou haar van haar stuk brengen, ze zou in verlegenheid komen. Over zulke dingen praat je niet. - Ik zou naar een mentoloog moeten.'

'Hebt u er een opgezocht?'

'Nee.'

'Waarom niet?'

Gremionis fronste zijn wenkbrauwen. 'U stelt steeds maar de grofste vragen, Aardling.'

'Misschien omdat ik een Aardling ben. Ik weet niet beter. Maar ik ben ook rechercheur en ik moet die dingen weten. Waarom bent u niet naar een mentoloog gegaan?'

Tot zijn verbazing begon Gremionis te lachen. 'Ik heb u toch gezegd: genezing zou een ergere waanzin zijn dan de kwaal. Ik ben liever bij Gladia, afgewezen, dan bij een ander, aanvaard... Stel je voor, je denken is ontspoord en je wilt dat het zo blijft. Elke mentoloog zou me een zware behandeling voorschrijven.'

Baley dacht even na en zei toen: 'Weet u of dr. Vasilia een soort mentoloog is?'

'Ze is robotica. Men zegt dat dat er het dichtste bij zit. Als je weet hoe een robot werkt heb je een idee hoe de menselijke hersenen werken. Dat zegt men tenminste.'

'Denkt u weleens dat Vasilia weet van die merkwaardige gevoelens die u hebt in verband met Gladia?'

Gremionis verstijfde. 'Ik heb het haar nooit gezegd... Ik bedoel, niet met zoveel woorden.'

'Is het niet mogelijk dat ze uw gevoelens begrijpt zonder ernaar te vragen? Weet zij dat u zich herhaaldelijk aan Gladia hebt aangeboden?'

'Nou... Ze vroeg soms hoe het met me ging. Omdat we elkaar al zo lang kennen dus. Ik zei dan wel bepaalde dingen. Niets intiems.'

'Weet u zeker dat het nooit iets intiems was? Ze moedigde u natuurlijk wel aan u te blijven aanbieden.'

'Weet u... nu u dat zegt, zie ik het opeens allemaal anders. Ik begrijp niet goed hoe u dat mij aanpraat. Het komt zeker door de vragen die u stelt, maar het lijkt me nu dat ze mijn vriendschap met Gladia inderdaad is blijven aanmoedigen. Ze heeft die duidelijk versterkt.' Hij keek benauwd. 'Dit is nog nooit eerder bij me opgekomen. Ik heb er nooit echt over gedacht.'

'Waarom denkt u dat zij u aanmoedigde u steeds weer aan Gladia aan te bieden?'

Treurig trok Gremionis met zijn wenkbrauwen en zijn vinger ging naar zijn snor. 'Ik veronderstel dat veel mensen zouden denken dat ze probeerde van mij af te komen. Dat ze probeerde te zorgen dat ik haar niet meer lastig viel.' Er klonk een kort lachje. 'Dat is voor mij niet zo vleiend, wel?'

'Is dr. Vasilia sindsdien niet meer met u bevriend?'

'O jawel. Haar vriendschap werd eerder nog sterker.'

'Heeft ze u proberen te zeggen hoe u meer succes bij Gladia zou hebben? Bijvoorbeeld door meer belangstelling voor Gladia's werk aan de dag te leggen?'

'Dat hoefde ze niet te doen. Gladia's werk lijkt veel op het mijne. Ik werk met mensen en zij met robots, maar allebei zijn we ontwerper... kunstenaar. Dat geeft een band, weet u. We helpen elkaar soms zelfs. Zolang ik me niet aanbied en afgewezen word, zijn we dikke vrienden... En dat is heel wat, als je nagaat.'

'Heeft Vasilia u op het idee gebracht meer belangstelling te tonen voor het werk van dr. Fastolfe?'

'Waarom zou ze dat doen? Ik weet niets van dr. Fastolfe's werk.'

'Het kon zijn dat Gladia geïnteresseerd was in het werk van haar weldoener, en het kon een manier zijn om bij haar in de gunst te komen.'

De ogen van Gremionis vernauwden zich. Hij schoot opeens overeind, liep naar de andere kant van de kamer, kwam terug, ging vlak voor Baley staan en zei: 'Hoort u eens hier! Ik ben niet het grootste genie van de planeet, en ook niet het grootste genie op één na, maar ik ben ook geen achterlijke idioot. Ik begrijp wel waar u op af stuurt!'

'O ja?'

'Al uw vragen dienen ertoe om mij te laten zeggen dat dr. Vasilia mij verliefd heeft gekregen... Zo zit het.' Hij stokte, verbaasd opeens. 'Ik ben verliefd, net als in die historische romans.' Met een licht van verwondering in zijn ogen dacht hij daarover na. Toen kwam zijn boosheid terug. 'Dat ze mij verliefd heeft gekregen, en gezorgd heeft dat ik het bleef, zodat ik achter dingen van dr. Fastolfe kon komen en leren die robot, Jander, buiten werking te stellen.'

'Denkt u niet dat dat zo is?'

'Nee, zo is het niet!' riep Gremionis. 'Ik weet niets van robotica. Geen bliksem. Hoe precies ze me ook iets zouden uitleggen, ik zou het niet begrijpen. En ik denk Gladia ook niet. Ik heb trouwens nooit iemand iets over robotica gevraagd, en niemand - dr. Fastolfe niet of wie dan ook - heeft me er ooit iets over verteld. Niemand heeft me ooit op het idee gebracht me met robotica te gaan bezighouden. Dr. Vasilia heeft dat nooit voorgesteld. Die hele smerige theorie van u klopt van geen kanten.' Hij stak beide armen ver uit. 'Klopt niet. Zet het uit uw hoofd.' Hij ging zitten, vouwde zijn armen strak over zijn borst en drukte zijn lippen samen tot een dunne lijn, zodat zijn snorretje uitstond.

Baley keek op naar de sinaasappel-in-partjes die nog steeds zijn zachte, aangenaam veranderende melodie neuriede en vriendelijke kleurverschuivingen vertoonde, terwijl hij hypnotiserend een kleine, trage kring beschreef. Als Gremionis' uitbarsting zijn aanvalstactiek had doorbroken, liet hij dat toch niet merken. 'Ik begrijp wat u zegt,' zei hij, 'maar dat neemt niet weg dat u Gladia nog vaak ziet, niet?'

'Jawel.'

'Dat u zich steeds weer aanbiedt kwetst haar niet... en dat ze u steeds afwijst kwetst u niet?'

Gremionis haalde zijn schouders op. 'Ik bied me beleefd aan. Zij weigert vriendelijk. Waarom zou dat ons kwetsen?'

'Maar hoe brengt u samen de tijd door? Van seks is dus geen sprake, en over robotica praat u niet. Wat doet u wel?'

'Is kameraadschap niet meer dan dat: seks en robotica? We doen samen een hele hoop. We praten, bijvoorbeeld. Ze is heel nieuwsgierig wat Aurora betreft en vele uren heb ik besteed aan het beschrijven van onze planeet. Ze heeft er niet veel van gezien, weet u. En urenlang praat ze over Solarië en wat een hel het daar is. Ik woonde nog liever op Aarde... Daar bedoel ik niets mee, hoor... En dan haar gestorven echtgenoot. Wat was dat een ellendeling. Gladia heeft een zwaar leven gehad, die arme meid.

We gaan naar concerten, ik heb haar een paar keer meegenomen naar het Instituut voor Schone Kunsten, en we wérken samen. Dat zei ik al. Samen bekijken we mijn ontwerpen, of de hare. Om heel eerlijk te zijn, ik zie niet in hoe het werken met robots erg bevredigend kan zijn, maar ja, iedereen heeft zijn eigen ideeën. Ze vond het trouwens grappig toen ik haar uitlegde waarom het zo belangrijk was het haar goed te knippen... haar eigen haar zit niet helemaal goed, weet u... Maar meestal gaan we wandelen.'

'Wandelen? Waar?'

'Nergens in het bijzonder. Gewoon wandelen. Dat is zij gewend... door hoe ze op Solarië is opgevoed. Bent u ooit op Solarië geweest? - Ja, natuurlijk. Sorry... Op Solarië heb je die enorme landgoederen met maar een of twee mensen erop en verder alleen maar robots. Je kunt kilometers lopen en volkomen alleen zijn, en Gladia zegt dat het je het gevoel geeft dat je de eigenaar van de hele planeet bent. Er zijn natuurlijk altijd robots die een oog op je houden en voor je zorgen, maar die blijven vanzelfsprekend uit het gezicht. Hier op Aurora mist Gladia dat gevoel van wereldbezit.'

'Bedoelt u dat zij de wereld wil bezitten?'

'Een soort machtsverlangen, wilt u zeggen? Gladia? Onzin. Ze bedoelt enkel maar dat ze het gevoel mist, alleen te zijn met de natuur. Zelf heb ik dat niet, ziet u, maar ik geef haar graag haar zin. Op Aurora kun je natuurlijk niet echt het Solarische gevoel krijgen. Er zijn altijd mensen in de buurt, met name in het hoofdstedelijk gebied van Eos, en de robots zijn niet geprogrammeerd om uit het zicht te blijven. De Auroriërs lopen in het algemeen zelfs met hun robots... Maar ik weet nog een paar mooie, stille wandelwegen en Gladia geniet daarvan.'

'Geniet u er ook van?'

'Nou, alleen omdat ik dan met Gladia ben. De Auroriërs zijn over het algemeen ook wandelaars, maar ik moet bekennen dat ik er geen ben. In het begin kreeg ik last van mijn spieren, en Vasilia lachte mij uit.'

'Zij wist dat jullie gingen wandelen?'

'Nou, op een dag kwam ik binnenstrompelen en mijn heupgewrichten knarsten. Dat moest ik verklaren. Ze lachte en zei dat het een goed idee was, en dat meewandelen de beste manier was om een wandelaar ertoe te brengen een aanbod aan te nemen. "Hou vol," zei ze, "en ze maakt haar afwijzing ongedaan, vóór je de kans krijgt je opnieuw aan te bieden. Zij zal zich aanbieden." Dat deed Gladia dus niet, maar evengoed kreeg ik tenslotte plezier in dat wandelen.'

Hij leek over zijn woedeaanval heen en was nu heel op zijn gemak. Hij dacht misschien aan de wandelingen, dacht Baley, want er lag een vage glimlach op zijn gezicht. Hij zag er heel sympathiek - en kwetsbaar - uit met zijn gedachten bij god wist welk gesprek op een wandeling naar god wist waar. Bijna glimlachte Baley terug. 'Vasilia wist dus dat die wandelingen doorgingen.'

'Dat neem ik aan. Ik nam 's woensdags en 's zaterdags vrij omdat dat paste bij Gladia's indeling... en als ik bij Vasilia met tekeningen aankwam maakte ze soms grapjes over mijn "WZ-wandelingen".'

'Ging dr. Vasilia wel eens mee wandelen?'

'O nee hoor.'

Baley ging verzitten en staarde gespannen naar zijn vingertoppen toen hij zei: 'Ik neem aan dat jullie wandelden vergezeld van robots?'

'Zeker. Een van mij en een van haar. Maar ze bleven een stuk uit de buurt. Ze hingen niet achter ons aan op zijn Aurorisch, zoals Gladia dat noemde. Ze wilde Solarische eenzaamheid, zei ze. Ik deed haar zin, al kreeg ik eerst nog krampen in mijn nek van het rondkijken of Brundij wel bij me was.'

'En welke robot ging met Gladia mee?'

'Niet altijd dezelfde. Maar welke het ook was, hij bleef ook uit de buurt. Met hem praten kwam er niet van.'

'En Jander?'

Meteen werd Gremionis' gezicht minder zonnig. 'Wat, Jander?' vroeg hij.

'Ging hij nooit mee? Als dat zo was, zou u het weten, hè?'

'Een mensachtige robot? Zeker zou ik dat weten. Hij is nooit met ons mee geweest - nooit.'

'Bent u daar zeker van?'

'Volstrekt zeker.' Met een boze blik: 'Ik denk dat ze hem veel te kostbaar vond om te verspillen aan dingen die elke huis-tuin- en keukenrobot kon.'

'U kijkt geërgerd. Vond u dat ook?'

'Het was haar robot. Daar maakte ik mij niet druk om.'

'En als u op Gladia's complex was zag u hem nooit?'

'Nooit.'

'Zei ze ooit iets over hem? Commentaar?'

'Niet dat ik mij herinner.'

'Vond u dat niet merkwaardig?'

Gremionis schudde zijn hoofd. 'Nee. Waarom zouden we over robots praten?'

Baley's donkere ogen richtten zich op het gezicht van de ander. 'Had u enig idee van de verhouding tussen Gladia en Jander?'

'Wilt u mij vertellen dat ze geslachtelijke omgang hadden?' vroeg Gremionis.

'Zou u dan verbaasd zijn?' vroeg Baley.

'Het komt voor,' zei Gremionis laconiek. 'Het is niet ongewoon. Je kunt een robot best gebruiken als je daar zin in hebt. En een mensachtige robot... volkomen mensvormig, geloof ik...'

'Volkomen,' zei Baley met een toepasselijk gebaar.

Gremionis' mondhoeken gingen omlaag. 'Ja, nou, dat zou voor een vrouw moeilijk te weerstaan zijn.'

'Ze heeft u weerstaan. Vindt u het niet vervelend dat Gladia de voorkeur gaf aan een robot boven u?'

'Nou, als puntje bij paaltje komt weet ik niet of ik dat wel geloof... maar als het zo is, lig ik er nog niet wakker van. Een vrouw en een robot, of een man en een robot... dat is net masturbatie.'

'Wist u eerlijk absoluut niet van die verhouding, meneer Gremionis? Nooit aan gedacht?'

'Geen haar op mijn hoofd,' hield Gremionis vol.

'Geen idee, of wel een idee, maar niet bij stilgestaan?'

Gremionis fronste zijn wenkbrauwen. 'U zit weer te pressen. Wat wilt u dat ik zeg? Nu u mij het idee hebt opgedrongen lijkt het me achteraf dat ik me zoiets misschien toch wel heb afgevraagd. Maar evengoed heb ik nooit gedacht dat er iets aan de hand was, voor u die vragen stelde.'

'Weet u dat zeker?'

'Ja, ik weet het zeker. Houdt u op met dat getreiter.'

'Ik treiter u niet. Ik vroeg me alleen af of het mogelijk was dat u wist dat Gladia regelmatig geslachtelijke omgang had met Jander, dat u wist dat ze u nooit zou aannemen als minnaar zolang die toestand bestond, dat u zo naar haar verlangde dat niets u kon weerhouden om Jander uit de weg te krijgen, kortom, dat u zo jaloers was dat u-'

En op dat moment wierp Gremionis, alsof een strak opgewonden veer die met grote moeite minutenlang was vastgehouden opeens lossprong, zich met een luide, wilde kreet op Baley. Baley, totaal verrast, drukte zich instinctief naar achter en zijn stoel viel om.

 

51 * Ogenblikkelijk omvatten sterke armen hem. Baley voelde dat hij werd opgetild, dat de stoel recht werd gezet en realiseerde zich dat een robot hem vasthield. Hoe makkelijk vergat je, als ze stil en bewegingloos in hun nis stonden, dat ze in de kamer waren.

Maar noch Daneel, noch Giskard was hem te hulp gekomen. Brundij was het, de robot van Gremionis. 'Meneer,' zei Brundij met een stem die bijna natuurlijk klonk, 'ik hoop dat u niet gekwetst bent.'

Waar waren Daneel en Giskard? Het antwoord werd meteen duidelijk. De robots hadden het werk netjes verdeeld, en snel. Daneel en Giskard, die onmiddellijk hadden ingeschat dat een omgevallen stoel voor Baley minder gevaar bood dan een woedende Gremionis, hadden zich op de gastheer geworpen. Brundij, die meteen zag dat hij hierbij niet meer nodig was, zorgde voor het welzijn van de gast.

Gremionis die, zwaar hijgend, nog overeind stond kon zich in de voorzichtige dubbele greep van de robots totaal niet meer bewegen. 'Laat me los,' zei Gremionis. Het was nauwelijks meer dan fluisteren. 'Ik heb mezelf weer in de hand.'

'Ja, meneer,' zei Giskard.

'Natuurlijk, meneer Gremionis,' zei Daneel bijna minzaam.

Maar al lieten hun armen hem los, allebei bleven ze een tijdje bij hem staan. Gremionis keek naar links en naar rechts, trok zijn gladde kleding recht en ging toen vastberaden zitten. Zijn adem ging nog snel en zijn haar zat een beetje in de war. Baley stond nu overeind, met een hand op de rugleuning van de stoel waar hij op had gezeten.

'Meneer Baley, het spijt me,' zei Gremionis, 'dat ik mijn zelfbeheersing verloor. Dat is me zolang ik volwassen ben nog nooit gebeurd. U hebt mij beschuldigd dat ik ja-jaloers ben. Dat is iets wat geen behoorlijke Auroriër tegen een andere zou zeggen, maar ik had eraan moeten denken dat u een Aardling bent. Het is een woord dat wij alleen in historische liefdesverhalen tegenkomen, en zelfs dan wordt het woord gewoonlijk gespeld met een j met een streepje. Op uw wereld is dat natuurlijk niet zo. Dat begrijp ik wel.'

'Het spijt mij ook, meneer Gremionis,' zei Baley ernstig, 'dat mijn vergeetachtigheid inzake Aurorische gebruiken mij op dit moment om de tuin heeft geleid. Ik verzeker u dat ik zo'n vergissing niet meer zal maken.' Hij ging zitten en zei: 'Naar mijn idee is er niet veel meer te bespreken-'

Gremionis luisterde blijkbaar niet. 'Toen ik een kind was,' zei hij, 'duwde ik soms tegen een ander kind, en hij duwde terug, en het duurde natuurlijk een tijdje voor de robots de moeite namen om ons uit elkaar te halen...'

'Als ik het uit mag leggen, collega Elijah,' zei Daneel. 'Er is duidelijk vastgesteld dat volledige onderdrukking van agressie bij de allerjongsten ongewenste gevolgen heeft. Een zekere mate van kinderspel met lichamelijke wedijver wordt toegestaan, aangemoedigd zelfs, zolang er geen echte kwetsuren optreden. De toeziende robots zijn nauwkeurig geprogrammeerd om te kunnen onderscheiden hoe groot de kans op en de zwaarte van de schade is die zou kunnen voorkomen. Ik ben bijvoorbeeld in dit opzicht niet goed geprogrammeerd, en zou niet geschikt zijn als kindertoeziener, tenzij in noodgevallen, voor korte tijd... Giskard ook niet.'

'Aan dat agressieve gedrag wordt in de puberteit zeker een eind gemaakt,' zei Baley.

'Stapsgewijs,' zei Daneel, 'naarmate de schade die kan worden toegebracht zwaarder wordt, en de wenselijkheid van zelfbeheersing toeneemt.'

'Toen ik klaar was voor hogere scholing,' zei Gremionis, 'wist ik, net als alle Auroriërs heel goed dat alle wedijver berustte op vergelijking van verstandelijk vermogen en talent-'

'Geen lijfelijke wedijver?' vroeg Baley.

'Dat wel, maar alleen op manieren die geen doelbewuste lichamelijke aanraking inhielden met het doel de ander te kwetsen.'

'Maar sinds u geen puber meer bent-'

'Heb ik nooit meer iemand aangevallen. Natuurlijk niet. Ik heb diverse keren de neiging gevoeld, dat wel. Ik denk dat ik niet helemaal normaal was als het anders was, maar tot nu toe heb ik mij kunnen beheersen. Maar ja, niemand heeft mij ooit... zo genoemd.'

'Het heeft nooit zin om aan te vallen, als u door robots wordt tegengehouden, wel?' zei Baley. 'Ik neem aan dat er altijd aan weerskanten van de aanvaller en van de aangevallene een robot binnen bereik is.'

'Zeker... Des te meer reden om mij te schamen dat ik mijn zelfbeheersing verloor. Ik hoop dat dit niet in uw rapport hoeft.'

'Ik verzeker u dat ik hiervan niets zal doorgeven. Met de zaak heeft het niets te maken.'

'Dank u wel. Zei u dat u klaar bent met het gesprek?'

'Ik denk van wel.'

'Wilt u dan doen wat ik u gevraagd heb?'

'En dat is?'

'Gladia zeggen dat ik niets te maken heb met het buiten werking treden van Jander.'

Baley aarzelde. 'Ik zal haar zeggen dat dat naar mijn mening zo is.'

'Zeg het alstublieft nadrukkelijker,' zei Gremionis. 'Ik wil dat ze er beslist van overtuigd is dat ik er niets mee te maken heb; zeker als ze uit seksueel oogpunt zo aan haar robot gehecht was. Ik zou niet kunnen verdragen dat zij dacht dat ik ja-ja... was. Als Solarische zou ze dat kunnen denken.'

'Inderdaad,' zei Baley peinzend.

'Maar luister,' zei Gremionis, die snel en ernstig sprak, 'ik weet niets van robots en niemand - dr. Vasilia of iemand - heeft mij er iets over verteld. Hoe ze werken, bedoel ik. Ik kan Jander onmogelijk vernield hebben.'

Een ogenblik leek Baley in gedachten verzonken. Toen zei hij, met kennelijke tegenzin: 'Ik moet u wel geloven. Maar ik weet nog niet alles. En het is mogelijk - ik zeg het niet om u te kwetsen - dat u, of dr. Vasilia, of allebei, liegt. Ik weet verbazend weinig van de binnenkant van de Aurorische samenleving en misschien kan men mij gemakkelijk een rad voor ogen draaien. En toch moet ik u wel geloven. Maar ik kan niet meer doen dan Gladia vertellen dat u in mijn ogen volkomen onschuldig bent. Maar "in mijn ogen" moet ik erbij zeggen. Ik ben er zeker van dat ze dat overtuigend genoeg vindt.'

'Dan zal ik daar genoegen mee nemen,' zei Gremionis somber. 'En als dat helpt wil ik u, op mijn woord van Aurorisch burger, verzekeren dat ik geen schuld heb.'

Baley glimlachte nauw zichtbaar. 'Het komt niet bij me op om aan uw woord te twijfelen, maar mijn opleiding dwingt mij om alleen op objectieve bewijzen te vertrouwen.' Hij stond op, keek Gremionis even plechtig aan en zei: 'Wat ik nu ga zeggen moet u niet verkeerd begrijpen, meneer Gremionis. Ik neem aan dat u er belang bij hebt dat ik Gladia geruststel, omdat u haar vriendschap wilt behouden.'

'Dat wil ik heel graag, meneer Baley.'

'En bent u van plan u bij gelegenheid weer aan te bieden?'

Gremionis bloosde, slikte zichtbaar en zei toen: 'Ja.'

'Mag ik u dan een goede raad geven, meneer? Doet u het niet.'

'Als u dat zegt kunt u uw goede raad beter bij u houden. Ik ben niet van plan het op te geven.'

'Ik bedoel: u moet niet de gebruikelijke formele weg bewandelen. U zou kunnen overwegen om gewoon' - Baley voelde zich onverklaarbaar genoeg gegeneerd - 'uw armen om haar heen te slaan en haar te kussen.'

'Nee,' zei Gremionis ernstig. 'Alstublieft. Geen enkele Aurorische zou dat pikken. En een Auroriër evenmin.'

'Denkt u er dan aan, meneer Gremionis, dat Gladia geen Aurorische is? Zij is een Solarische, met andere gebruiken, andere tradities. Als ik u was zou ik het proberen.'

Baley's onbewogen blik verborg een plotselinge innerlijke woede. Wat betekende Gremionis voor hem, dat hij hem zo'n raad gaf? Waarom zei hij iemand dat hij doen moest wat hij zelf zo graag wilde?