28

Vanuit de badkamer keek Joop naar de slapende gestalte van Selma in hun bed. Hij was rond elven thuisgekomen en had voordat hij ging douchen eerst naar een programma op tv gekeken. Het kwam steeds vaker voor dat Selma al vroeg lag te slapen. Met een zucht stapte hij onder de douche en hij spoelde het zweet van zijn lichaam. Hij poetste zijn tanden, trok een schone onderbroek aan en gleed toen zachtjes naast haar in bed. Hij keek naar haar rug en hoorde haar ademen. Het liefst was hij tegen haar aangekropen en had hij zijn arm om haar heen geslagen, had hij haar nek en haren gekust. Hij verlangde naar wat tederheid en liefde, maar had het lef niet om het op te eisen. Ze was zo prikkelbaar de laatste tijd, zo afstandelijk. ‘Welterusten’, zei hij zacht en hij drukte zijn lippen voorzichtig op haar schouderblad. Hij lag op zijn rug en staarde naar het plafond terwijl hij aan de woorden van Hanneke dacht. Een junk had bij de politie zitten klikken. Waarschijnlijk om zichzelf vrij te pleiten. Hij vroeg zich af hoeveel ze wisten en of zijn naam genoemd was. Hij had al genoeg problemen en kon dat er beslist niet bij hebben. Alles leek de laatste tijd verkeerd te gaan. Eerst belandde Jeffrey in het ziekenhuis met brandwonden waardoor het werk stagneerde. Toen sprong plotseling Bertus na jaren uit het niets op zijn nek en chanteerde hem. En nu begon de politie ook nog te roeren in zijn zaken. Wat kon de politie allemaal controleren? Telefoongesprekken, dat was al jaren bekend. Daarom sprak hij via de telefoon nooit over drugs. Ze konden hem natuurlijk schaduwen, dat zag je in films altijd. Waar was hij allemaal geweest? Misschien dat… Nee! Als hij werd gevolgd had hij dat beslist gemerkt. Hij wist het zeker. Zijn naam was niet genoemd. Dat was onmogelijk. De junks wisten niet eens dat hij Hanneke en de anderen voorzag van drugs. Hij werkte in de schaduw, praktisch onzichtbaar. Nee! Waarschijnlijk hadden ze een junk met een partij pillen opgepakt en toen onder druk gezet. In paniek was de lozer gaan babbelen en… Joop hield even zijn adem in. Het telefoontje van Koen doemde in zijn herinnering op. Koen had hem gebeld nadat hij was opgepakt met xtc. Hij stond voor het politiebureau, vertelde hij nog. Verdomme, die vuile flikker. Nu Joop er goed over nadacht, rammelde de verklaring van Koen aan alle kanten. Ondanks dat hij acht pillen op zak had, liet de politie hem gewoon weer lopen. Die hufter had gekletst en mocht daarna als beloning weer gaan. Natuurlijk had hij Joops naam niet genoemd, daar had hij de ballen niet voor. Maar de politie wilde een naam horen en toen heeft hij van die Hanneke gegeven. De slimmerik had zo een rookgordijn opgeworpen in de hoop dat Joop er nooit achter zou komen. Als het verraad zou uitlekken, dan viel de verdenking niet op hem, want alleen iemand die bij Hanneke bestelde, zou haar naam noemen en Koen kocht zijn rotzooi nooit bij haar. Verdomme, gromde Joop. Morgen zou hij dat kereltje te grazen nemen. Hij liet zich niet door een gozertje van negentien in de maling nemen.

De volgende ochtend stond Koen netjes op tijd voor de loods op Joop te wachten. Joop zag hem staan toen hij zijn auto de straat indraaide. Hij verbeet zijn woede en toverde een vriendelijke glimlach op zijn gezicht toen hij zijn auto parkeerde. De jongen zwaaide naar hem en hij zwaaide terug. Hij maakte een ongewassen indruk. Hij had het shirt van gisteren nog aan en de opgedroogde zweetvlekken onder zijn oksels waren zichtbaar. Joop pakte het vuurwapen onder zijn stoel vandaan en stopte het in zijn broekzak. Vervolgens stapte hij met een neutraal gezicht uit en groette amicaal. ‘Goedemorgen, vriend. Jij bent lekker op tijd.’

Koen was zichtbaar blij met het compliment. ‘Ik was hier al om tien voor acht’, antwoordde hij. Joop opende de deuren en liet Koen voorgaan. Hij was niet van plan om de jongen direct aan te vallen. Hij had zijn hulp nog veel te hard nodig vandaag.

‘Heb je nog last gehad van die pil?’ wilde Joop weten terwijl hij de schakelknop van het licht indrukte.

‘Nee, eigenlijk vond ik er weinig aan’, was het commentaar.

‘Ik werd er niet echt high van.’

‘Maar jij bent meer gewend. De meeste kopers merken toch niks’, lachte Joop. ‘Ze zijn of dronken of toch al stoned.’

Koen lachte mee.

‘Zet maar eerst een pot koffie’, stelde Joop voor. ‘Ik heb nog niet ontbeten en met een lege maag kan ik niet werken. Jij lust toch ook wel een paar boterhammen?’

De jongen knikte gretig en ontfermde zich over het koffiezetapparaat.

Na een stevig ontbijt van eieren met gebakken spek gingen ze aan de slag. De radio stond aan en de muziek schalde door de loods. Ondertussen stond Joop achter de pannen en dreunde hij de ingrediënten van het lijstje op. Voor Koen ging het vandaag stukken makkelijker. Hij hoefde niet meer te zoeken naar de potten en flessen met poeders en zuren. Zelfs het wegen ging hem beter af. Het viel hem op dat Joop wat stil was vandaag. Misschien dat hij thuis wat problemen had. Dat moest haast wel, dacht Koen. Joop had een verschrikkelijk wijf en Koen begreep niet wat een aardige vent als Joop met zo'n kenau moest. Ze had ondertussen al twee keer gebeld en aan de reactie van Joop kon hij aflezen dat het geen prettige gesprekjes waren geweest. Hij moest vandaag maar extra zijn best doen om Joop wat op te vrolijken. Koen draafde in het rond en voerde elke opdracht snel en nauwkeurig uit. Joop vertaalde de enthousiaste inzet van de jongen totaal verkeerd. Koens overdreven vriendschappelijkheid rook naar gesjoemel. De jongen had overduidelijk last van een schuldgevoel. De ergernis bij Joop groeide naarmate de jongen behulpzamer werd, maar hij wist zich te beheersen. Ook al kostte hem dat enorm veel moeite. Ze werkten hard door, zelfs de pauzes werden overgeslagen. De damp had zich weer samengepakt boven het fornuis, maar dit keer bleven de deuren gesloten. Ze spraken weinig met elkaar en er was niets meer te horen dan het stampende geluid van de machines die in volle werking waren. De tabletteermachine had een eerste lading pillen al uitgespuwd. Zevenhonderdtien stuks had de eerste ronde opgeleverd. Koen telde de pillen en stopte ze in zakjes terwijl Joop voor de tweede keer de tabletteermachine vulde. Dit keer was het poeder minder kleverig en ook iets witter van kleur. Hij schakelde de machine aan en wendde zich toen tot Koen. Het liep ondertussen tegen vieren.

‘Als ik nu niets eet, val ik van mijn graat.’ Joop beklopte zijn vooruitstekende buik. ‘Ik rij even langs de McDonald's. Wil jij ook iets?’

Hij zag de jongen weifelen. ‘Zeg maar waar je trek in hebt, ik trakteer.’

‘Nou, een Big Mac gaat er wel in’, antwoordde Koen. ‘En als het mag ook graag een aardbeienmilkshake.’

‘Prima! Laat die machine maar stampen en ruim ondertussen de troep op. Ik ben zo terug.’

Koen had hoofdpijn en was ontzettend draaierig. Hij gaf de schuld aan de blauwe walm die in de lucht hing. Hij wachtte even, zodat hij zeker wist dat Joop in zijn BMW was vertrokken en trok toen een van de loodsdeuren open. Hij hield zich vast aan de deur en snoof de frisse lucht naar binnen. Gadverdamme, gromde hij en hij slikte het zuur in zijn keel weg. Hij strompelde weer naar binnen en dronk wat water uit de kraan. Dat ging hij zo niet volhouden. De berg pillen op de tafel leken hem te roepen. Ach, waarom niet. Er was genoeg. Hij nam twee pillen om er zeker van te zijn dat hij er iets van zou merken en spoelde ze met water naar binnen. Daarna ging hij even bij de open deur zitten en liet de wind door zijn haren spelen. Met gesloten ogen luisterde hij naar het gedreun van de machine op de achtergrond. Weer een, weer een, weer een, leek het te zingen. Na tien minuten kwam Koen moeizaam overeind, sloot de deur en ging weer aan het werk. Hij voelde zich al iets beter. Zijn hoofdpijn was in ieder geval weg. Hij maakte rijtjes van tien, schoof vervolgens de pillen de zakjes in en plakte ze dicht. Hij was net klaar met het tellen van de eerste lading toen de tabletteermachine afsloeg en de stilte de ruimte vulde. Zeshonderdvierennegentig gaf de teller van de machine aan. Toch vreemd, dacht Koen. Ze gebruikten telkens dezelfde hoeveelheid ingrediënten, maar het aantal was steeds anders. Hij controleerde de trommel van de tabletteermachine of daar misschien wat poeder was blijven steken, maar dat was niet het geval. Aan de wanden van de mengmachine zat nog een behoorlijke hoeveelheid vastgekoekt. Ze hadden de machine gisteren niet schoongemaakt waardoor wat poeder van de nieuwe lading zich aan de oude had gehecht. Met een lepel en een mes schraapte Koen de wanden schoon en verzamelde de smurrie in een emmer. Vervolgens gooide hij het spul in de tabletteermachine, leegde de opvangbak met pillen op tafel en zette de machine aan. De machine kwam weer met veel kabaal tot leven. Koen begon met het tellen van de nieuwe lading pillen en vulde de plastic zakjes.

‘De zakjes zijn bijna op’, meldde Koen toen Joop met twee volle draagtassen de loods binnenstapte.

‘Heb je er nog veel nodig?’

‘Een stuk of tien.’

‘Misschien in een van die kastjes’, meende Joop en hij seinde met zijn hoofd naar de keuken. ‘We moeten ze hebben. Ik weet alleen niet waar Jeffrey ze heeft opgeborgen.’

Joop schoof de pillen opzij en zette de draagtassen op tafel.

‘Ik heb wat gevonden, maar ze zijn iets anders.’ Koen wapperde met een zakje door de lucht. ‘Ze zijn iets groter en er staat een cijfer opgedrukt. Een negen.’

‘Dat maakt toch niet uit. Kom eerst even eten, anders wordt het koud.’

Het doosje van de Big Mac stond opengeklapt op tafel met de milkshake ernaast. Koen had nu toch ook honger en viel gulzig op zijn hamburger aan. De burger werd in een paar happen verorberd waarna de frietjes in een rap tempo volgden. Bemoedigend lachte Joop de knaap toe terwijl zijn kaken de hamburger vermaalden. Ondertussen dacht hij na over een straf voor de loslippigheid van de jongen.

‘Hoeveel hebben we er nu?’ informeerde Koen nieuwsgierig. Hij maakte het laatste zakje dicht en gooide het met een boog op de stapel.

Joop zat gebogen over een stuk papier en telde de aantallen bij elkaar op.

‘Eenentwintighonderdvierenveertig.’

‘Zo…’ riep Koen, onder de indruk van hun prestatie. ‘Dat is behoorlijk. Toch?’

Joop glunderde en maakte voor de zekerheid nogmaals de optelsom. Het klopte. Joop was meer dan tevreden. Dit was het bewijs dat hij Jeffrey in het geheel niet nodig had. Hij mocht deze keer nog meedelen in de winst en dan kon hij ophoepelen. Wat had hij nou nog gedaan? Praktisch niets. Hij was een blok aan het been geworden. ‘We gaan zo naar huis’, zei Joop en hij stond op om de stekkers uit de machines te trekken. ‘Gooi de pillen maar in een tasje.’

Hij fronste zijn wenkbrauwen toen hij nog wat pillen in de opvangbak aantrof. ‘Wat is dat?’ Hij wees op de opvangbak. ‘Er zitten nog pillen in.’

‘O, dat klopt’, zei Koen en hij wilde al opstaan om ze te halen.

‘Dat was nog een restje. Helemaal vergeten.’ Joop trok met zijn mond. Hij geloofde er geen snars van.

Met een klap zette hij de opvangbak voor Koens neus. Het was hem duidelijk. De jongen wilde de pillen achteroverdrukken. Die dacht zeker dat hij achterlijk was.

‘Tel ze maar uit’, gromde Joop.

Het waren eenendertig pillen.

Het begon te schemeren en de regen viel loodrecht uit de hemel.

Joop had Koen met een smoes zijn auto ingelokt. Ze hadden nog een klein klusje te doen. De BMW reed het parkeerterrein af en volgde de A12 een klein stukje naar het westen. De lichten van de vierdeursauto sneden door de stromende regen en de ruitenwissers smeerden de druppels over de hele breedte van de voorruit uit, daarbij strepen achterlatend op de plaatsen waar het rubber was versleten. Na ongeveer acht kilometer draaide de auto de weg af en sloegen ze een weggetje in dat naar het bos leidde.

‘Moeten we restafval storten?’ raadde Koen.

‘Zoiets’, antwoordde Joop. Zijn stem klonk rustig, maar met een hatelijke ondertoon en dat was Koen niet ontgaan. Hij keek Joop vreemd aan. De auto werd half in de berm geparkeerd en de motor sloeg af. Joop draaide zich naar de jongen toe en keek hem indringend aan terwijl hij een sigaar opstak. Hij trok de rook naar binnen en hield die even in zijn mond gevangen voordat hij hem langzaam met getuite lippen liet ontsnappen.

De vreemde, gespannen stilte maakte Koen bang. Hij staarde naar het intimiderende lijf van Joop en voelde instinctief aan dat het goed fout zat, al kon hij met geen mogelijkheid bedenken wat hij fout had gedaan.

‘Is er iets, Joop?’ verbrak hij dapper de beklemmende stilte.

‘Hanneke is verraden. Iemand heeft haar telefoonnummer aan de politie doorgespeeld.’

Koen zei niets. Hij begreep er nog steeds geen snars van.

‘Het schijnt een junkie te zijn geweest. Hij werd opgepakt met een partij pillen op zak en heeft toen een dealtje met de politie gemaakt’, verduidelijkte Joop zijn verhaal. Hij hield Koens reactie scherp in de gaten. Maar het kwartje leek niet te vallen. ‘Wie was het?’ vroeg Koen naïef. ‘Paul zeker, of was het Bleke Theo?’

Hij hoorde Joop ongeduldig zuchten. ‘Zie jij Paul of Theo hier in de auto zitten?’

Koen keek hem ontzet aan. ‘Wat bedoel je?’ stamelde hij. ‘Jij denkt toch niet dat ik…’ Hij lachte schril. ‘Doe effe normaal. Ik weet van niks.’

Opeens verloor Joop zijn geduld. Hij greep de jongen bij zijn shirt en trok hem naar zich toe.

‘Ben jij niet pas opgepakt met xtc?’

‘Jawel, maar…’

‘En stond jij niet na een paar minuten weer buiten?’

‘Jawel, maar ik heb echt niet zitten lullen. Ik was het niet, Joop. Echt niet.’

Zijn stem brak. Zijn ogen liepen vol. Joop bleef hem zonder enige emotie aanstaren toen hij zei: ‘Ik moet geloven dat ze jou gewoon weer op straat hebben gezet? Geen onderzoek, geen paar uurtjes in een cel. Helemaal niets. Denk je dat ik simpel ben? Dat ik jouw kulverhaal geloof? Jij hebt een van mijn mensen verraden, kloothommel!’

‘Dat is niet waar, Joop. Ik zweer het je’, huilde Koen.

‘Heb jij mijn naam genoemd?’ Joop schudde de jongen door elkaar.

‘Nee’, schreeuwde Koen en hij probeerde zijn shirt uit de knuisten van zijn tegenstander los te wrikken. ‘Ik heb geen namen genoemd.’

Pats. Joop sloeg met zijn vlakke hand in het gezicht van Koen. En nog een keer.

‘Houd je bek’, blafte hij. ‘Ik vraag het nog één keer. Heb jij mijn naam genoemd. Ja of nee?’

Koen was niet meer in staat te antwoorden. Hij had zijn armen beschermend over zijn hoofd gelegd en huilde als een bang klein kind. Joop liet de jongen los en beet nijdig op zijn sigaar. ‘Schijtjong’, blafte hij hem toe.

‘Echt waar, Joop!’ jammerde Koen. Hij liet zijn handen zakken en kreeg bijna een hartaanval toen hij recht in de loop van een vuurwapen keek. ‘Joop’, gilde hij en sloeg als een wilde om zich heen. Het wapen viel op de grond en Koen bedacht zich geen seconde. Hij graaide naar de deurhendel en begon er wild aan te trekken. De deur zwaaide open en hij tuimelde de auto uit.

‘Joop, Joop!’ herhaalde hij in paniek de naam. ‘Joop, niet doen!’

Snel krabbelde hij overeind om weg te rennen. Hij holde zo hard hij kon, zijn ademhaling joeg als een bezetene door zijn keel. Joop was de auto uitgeklommen en richtte het wapen met gestrekte armen voor zich uit. Een schot klonk, vogels vlogen krijsend op. Koen struikelde en tuimelde met een schreeuw omlaag een greppel in. Daar bleef hij roerloos liggen.