24

Ze waren al enkele weken met de drugszaak bezig en Van Buren wist dat hij meer mensen nodig had, als hij tot arrestatie wilde kunnen overgaan. De informatie stapelde zich op en moest nodig worden verwerkt in diverse bestanden. De computer had slechts enkele minuten nodig om informatie te koppelen terwijl een team van acht rechercheurs daar dagen over deed. De tijd die hij daarbij won, kon hij gebruiken voor het echte speurwerk. Er werden zeven telefoonlijnen afgeluisterd, onder andere van de drie personen die de drugs voor Joop en zijn tot nu toe onbekende compagnon verkochten. De dealers van Joop hadden het behoorlijk druk, hun telefoon stond geen moment stil. Nooit spraken ze openlijk over drugs en prijzen. Alles ging in bedekte termen: ‘Ik zie je bij de bank.’ ‘Ik sta bij de telefooncel, neem wat Smarties voor me mee.’ ‘Heb je nog suiker?’ ‘Twee bruin en een halfje wit.’ ‘Drie rondjes.’ ‘Ik wacht op de hoek van de kerk.’ Het onderzoeksteam kreeg gemiddeld zestig gesprekken per loper per dag binnen. Gesprekken van hooguit een halve minuut. De telefoonnummers van de bestellers moesten in kaart worden gebracht. De adressen moesten erbij worden gezocht. De camera aan de lantaarnpaal in de Kerkstraat had tientallen kentekens van bezoekers geregistreerd. Ook daar moest men mee aan de slag. De eigenaars van de auto's moesten via de kentekens worden achterhaald en dat was een behoorlijke klus. En dan was er nog de afrekening op het parkeerterrein van het hotel. Een witte Peugeot waarvan alleen de laatste twee letters van de kentekenplaat op de bewakingscamera leesbaar waren. Ook deze knaap stond onder de tap, maar zijn telefoon werd nauwelijks gebruikt. Er waren nog zoveel dingen die Van Buren moest uitzoeken, als hij de twee dealers financieel wilde uitkleden. Waar haalden Joop en zijn vriend de drugs vandaan? Hoeveel verkochten ze per dag en wat waren de prijzen? Waar hadden ze hun handel opgeslagen en met wie werkten ze samen? De rechercheur besefte maar al te goed dat dit onderzoek te veel werk was voor drie personen en hij ondernam actie.

Van Buren zat tegenover zijn recherchechef en keek haar strak aan. Hij had haar geduldig en zo vriendelijk mogelijk uitgelegd dat hij meer mensen nodig had. Dat ze het niet trokken met z'n drieën. Wieden leunde met een zucht achterover in haar stoel en keek naar Pieter Swoerd, die onbewogen het gesprek had gevolgd. Van Buren kreeg de indruk dat ook zij zich begon te ergeren aan de adviezen van haar opgedrongen raadgever. Elk onderzoek was nou eenmaal anders en daar kon men vooraf geen tijd of een prijskaartje aan hangen.

‘Luister, Nicole…’ begon Van Buren en het rekenwonder trok een afkeurend gezicht toen de rechercheur zijn chef bij haar voornaam aansprak. ‘Ik kan geen sturing geven en eindeloze telefoongesprekken met Justitie voeren, tapgesprekken lezen, feiten verzamelen, verklaringen afnemen en rapporten schrijven. Jij weet net zo goed dat dit een gevaarlijke manier van werken is. Dat het gevaar bestaat dat het verhaal wordt aangepast aan de feiten omdat ik niet meer objectief ben. En dat is iets wat ik niet wil.’

‘U moet zich alleen bezighouden met de coördinatie. De rest moet u aan uw teamleden overlaten’, mengde Pieter Swoerd zich nu in het gesprek. ‘Misschien dat de teamleden een tandje bij moeten zetten.’

‘Een tandje bij zetten?’ viel Van Buren uit. Het bloed steeg hem naar de wangen en het leek alsof hij ging ontploffen.

‘Heleen werkt normaal negentien uur en draait dertig uur per week. Pons hoort eigenlijk in zijn bed te liggen, want hij vergaat van de rugpijn. Toch staat hij elke ochtend om halfnegen voor de deur en gaat pas na vijven naar huis. Van hun inzet kun jij nog veel leren, dat haal je niet uit boeken. Dat zit hier.’ Van Buren trommelde met zijn vuist op zijn borst, de plek waar zijn hart zat.

‘Nou, nou, wat een agressiviteit’, reageerde Swoerd met een lachje. Van Buren schoot uit zijn stoel omhoog en het zag ernaar uit dat hij de grijns bij zijn buurman van het gezicht ging timmeren. ‘Jij verachtelijk kereltje met je ziekelijke schema's. Wat weet jij nou van…’

‘Rob, ga zitten’, waarschuwde de recherchechef haar medewerker.

Pieter Swoerd verschoof met een wit gezicht in zijn stoel. ‘Ik vind het echt ongehoord’, sputterde hij verontwaardigd en hij keek de recherchechef afwachtend aan. Rob liet zich met tegenzin terug in zijn stoel vallen en keek Swoerd nijdig aan. Triomfantelijk keek de man terug en wachtte op de uitbrander die zijn aanvaller te wachten stond. Nicole Wieden vouwde haar handen en boog zich over haar bureau naar voren. Haar stem daalde en klonk vijandig toen ze sprak.

‘Als u nog één keer suggereert dat mijn mensen niet hard genoeg werken, dan gooi ik u eigenhandig het bureau uit’, siste ze tegen Pieter Swoerd. ‘Ik laat het hoofdbureau weten dat we voorlopig geen gebruik meer zullen maken van uw kennis. U kunt gaan.’ De man knipperde verbouwereerd met zijn ogen en stond langzaam op. ‘Maar…’

‘U kunt gaan’, onderbrak Wieden het gestamel.

Met die woorden verliet Pieter Swoerd de kamer. Het was even stil. Van Buren keek peinzend zijn meerdere aan en besefte dat ze veel risico's had genomen door de man de deur te wijzen. Het zou niet lang duren of de korpsleiding hing aan de telefoon en eiste een verklaring. Hij wilde iets zeggen, maar ze hief haar hand op om hem duidelijk te maken dat hij moest zwijgen. Ze kwam uit haar stoel en ging voor het whiteboard staan dat naast haar bureau aan de wand hing. In rode letters stonden de onderzoeken vermeld die op de afdeling werden gedraaid en onder elk onderzoek stonden de namen van de rechercheurs ingevuld. Ze zuchtte hoorbaar en pakte een stift van het bureau. Haar vinger gleed langs de rij namen omlaag en bleef bij Jolanda de Main even hangen. ‘Morgen komt Jolanda terug uit vakantie. Dat is een mogelijkheid. Ze gaat naar het zedenteam, maar dat heeft al vijf ervaren rechercheurs en als ik haar daar weghaal en vervang door…’ Met de wisser werden namen verwijderd en er werd geschoven met namen. Uiteindelijk kalkte ze de naam van rechercheur De Main bij het team van Rob. ‘En… Desiree Appels wilde graag bij ons stage lopen. Wellicht dat ze ingezet kan worden op de tapkamer. Het schijnt dat ze erg leergierig is. Ik bel straks haar leidinggevende om te horen of ze direct gemist kan worden.’ Er volgde weer een diepe zucht. ‘Dat zijn er al twee… eens kijken of we…’ mompelde Wieden in zichzelf. Normaal gesproken had Van Buren nu geprotesteerd. Desiree werkte parttime en was ook geen rechercheur. Daarnaast kostte het tijd om haar in te werken en tijd hadden ze niet. Maar het leek hem beter om zijn mond te houden en te aanvaarden wat hij kreeg toegewezen. Rob volgde zwijgzaam wat er gebeurde en zag zijn team groeien met twee nieuwe medewerkers.

Van Burens bruine ogen keken boven de zilveromrande leesbril, die op het puntje van zijn neus balanceerde, het team rond. De vrouwen waren in de meerderheid en dat was zelfs voor Rob iets nieuws. Met Jolanda de Main had hij eerder aan een onderzoek gewerkt. Ze was een harde. Ze had een gedrongen figuur en ietwat overgewicht. Niet dat ze zich daar ooit druk om maakte. De enige strijd die ze met zichzelf leverde, was haar poging om te stoppen met roken. Een strijd die al jaren voortduurde en die ze graag leek te willen verliezen. Al was De Main klein van stuk, ze wist menige kerel tijdens het verhoor op de knieën te krijgen. Haar geest was snel en haar tong was rap en scherp. Door haar buitengewone gevoel voor humor was ze zeer geliefd bij haar collega's. Ze was altijd in voor een goede grap en haar uitbundige lach droeg twee kamers ver. Rob zag haar als een aanwinst voor zijn team, maar de andere vrouw… Zijn blik bleef iets langer op Desiree Appels hangen. De ranke vrouw met het halflange blonde haar had het hoogste woord en was overduidelijk in de kamer aanwezig. Ze vertelde een smakelijk verhaal en de collega's hingen aan haar lippen. Er werd gelachen en geroutineerd switchte ze naar een volgend onderwerp. Haar mond stond geen vijf minuten stil en Rob begon zich af te vragen of hij zich zorgen moest maken. De vrouw was voor een onbepaalde periode aan hem uitgeleend en de beslissing was aan hem of ze bleef of niet. Op dit moment kon hij niet kieskeurig zijn. De rechercheur tikte met een pen op zijn aantekeningen en kondigde aan dat de briefing was begonnen. In het kort vertelde hij de nieuwelingen over het onderzoek en waar de knelpunten zaten. Vervolgens nam hij de nieuwe ontwikkelingen door en verdeelde de taken. Desiree werd in de tapkamer aan het werk gezet, onder begeleiding van Pons. De taak van Heleen bestond uit het opzoeken van kentekengegevens en het maken van overzichtslijsten. Jolanda kreeg de opdracht om de drugsgebruikers via de binnengekomen telefoonnummers uit te nodigen op het bureau. Van Buren pakte zijn aantekeningen erbij en verduidelijkte zijn opdrachten.

‘Selma belt naar het ziekenhuis en informeert naar de bezoektijden. Daarna belt ze met Joop en zegt dat ze bij ene Jeffrey langsgaat’, las de rechercheur uit de tapverslagen op.

‘Joop is in de ochtend bij Jeffrey op bezoek geweest en heeft voor de rest van de week geen tijd meer om naar het ziekenhuis te gaan. Hij vraagt of Selma gaat. En dan zegt hij dat hij er door dat stomme ongeluk nu alleen voor staat. Er moeten nieuwe komen.’ De rechercheur keek op van zijn aantekeningen. ‘Uit de tapgesprekken blijkt dat zijn lopers geen drugs meer hebben. We mogen aannemen dat Joop een nieuwe voorraad moet inslaan. Ik heb een observatieteam de opdracht gegeven om Joop achtenveertig uur te schaduwen.

Ik wil weten waar hij naartoe gaat en met wie. Pons stuurt het observatieteam via de tapgesprekken aan. Hij luistert de huistelefoon en de gsm van Joop live af, zodat hij weet wat onze vriend afspreekt. Via de paalgegevens kunnen wij zien vanwaar hij belt. Heleen gaat naar het ziekenhuis. Ik wil weten wie die Jeffrey is en waarom hij is opgenomen. Het is duidelijk dat Jeffrey iets met de drugslevering te maken heeft, anders reageert Joop niet zo gefrustreerd.’ Heleen knikte en was blij dat ze voor haar tweede opdracht de straat op mocht.

‘Jolanda…’ Van Buren onderbrak zijn zin voor een slok lauwe koffie. ‘We hebben lang genoeg getapt. Joop is te voorzichtig en laat echt niets over de telefoon los. Het wordt tijd dat we in actie komen en bewijzen gaan verzamelen. Ik wil van de gebruikers prijzen en aantallen horen. En als ze weigeren mee te werken, zet je ze onder druk. Dreig gerust dat je naar hun school stapt, hun ouders inlicht, vriend of vriendin aanspreekt, het maakt niet uit. Als ze maar verklaren en ondertekenen. Vertel ze niet dat ons onderzoek op Joop gericht is. Verzin maar iets anders, maar houd het vaag. Zodra jij de deur bij een gebruiker dichttrekt, hangen ze aan de telefoon. Binnen een paar minuten weten de dealers dat de politie aan het rondneuzen is. Maar dat geeft niets, onrust is altijd goed. Des te meer fouten gaan ze maken.’

‘Geen probleem’, stelde de rechercheur hem gerust. ‘Het komt goed.’

Heleen Resmann stond bij de receptie van het ziekenhuis en toonde haar legitimatiebewijs.

‘We zijn bezig met een onderzoek en ik heb wat informatie nodig. Kunt u een patiënt opzoeken op voornaam?’

‘Nee, dat is onmogelijk. Ik heb een achternaam nodig’, antwoordde de man achter de balie.

‘En op naam van bezoekers?’

Weer schudde de man zijn hoofd. ‘Bezoekers worden niet geregistreerd.’

‘En een lijst met mannelijke patiënten die de afgelopen week zijn opgenomen? Waarschijnlijk was hij betrokken bij een ongeluk.’

‘Dat wordt wel een lange lijst, maar het is mogelijk. Heeft u even? U kunt een kopje koffie nemen in de hal. Zodra de lijst klaar is, kom ik u halen.’

‘Dank u.’ Heleen borg haar legitimatie op en nam in de centrale hal plaats. Ze observeerde de bezoekers die in- en uitliepen. Mensen in rolstoelen, met krukken, sommigen ingepakt in verband. Lachende kinderen, huilende kinderen. Ouders met bezorgde gezichten. Er leek geen eind te komen aan de stroom bezoekers. Heleen keek op haar horloge. Er waren al vijfentwintig minuten verstreken en de man achter de balie was nog nergens te bekennen. Het moest wel een lange lijst zijn, dacht ze bitter. Het zou haar minstens drie dagen kosten om al die mensen op de lijst door te lichten. De draaideuren kwamen weer in beweging. De volgende stroom bezoekers kwam binnen. Mensen met bossen bloemen, cadeautjes keurig ingepakt in kleurrijk papier. Spijkerbroeken, kostuums, korte rokken. Heleen verslikte zich en spuugde de hete thee terug in haar kopje. Haar ogen volgden de blonde vrouw met haar ranke benen. Haar naaldhakken klikten op de plavuisvloer terwijl haar heupen ritmisch meebewogen. Selma! Heleen had haar herkend van de foto die op het prikbord hing. Snel stond ze op, beende naar het winkeltje naast de receptie en trok een bos bloemen uit een emmer. De rij voor de kassa was enorm. Heleen wilde geen tijd verspillen en rende zonder te betalen het winkeltje uit. Ze rende naar de liften en trof daar Selma tussen een groep mensen aan. Hijgend verschool Heleen zich achter een echtpaar dat druk bezig was met het fatsoeneren van een strik op het cadeaupapier. Ze observeerde de jonge vrouw. Er kwamen zes liften in de hal uit en het was onduidelijk voor welke Selma stond te wachten. De roestvrij stalen liftdeuren schoven met een ‘ping’ open en Selma stapte in de linker, gevolgd door nog zes anderen, onder wie Heleen. De deuren sloten zich en Heleen werkte zich naar achteren. Op de vierde etage stapte Selma uit en ze controleerde op een briefje het kamernummer. Ze liep de gang door, lachte verleidelijk naar een jonge verpleger in het wit en stapte toen kamer 4.13 binnen. Heleen stopte bij de deur en wierp een vluchtige blik de kamer in. Ze herkende de patiënt als de man met de paardenstaart en checkte toen de naam die naast de deur in een houder aan de muur hing.

‘Zoekt u iemand?’ vroeg een verpleegster die met een dienblad vol kopjes naast haar stopte.

‘Ik ben verkeerd’, excuseerde Heleen zich. ‘Ik dacht dat dit de derde etage was, maar nu lees ik dat dit de vierde is. Ik moet een etage zakken.’ Ze draaide zich om en nam de lift naar de begane grond. Ze stopte de bloemen terug in de emmer en meldde zich aan de balie. ‘Ik kon u nergens vinden’, merkte de baliemedewerker korzelig op en hij reikte haar een lijst met namen aan.

‘Ik was even op het toilet’, was het droge antwoord. Heleen liet haar ogen langs de namen glijden. ‘Bedankt’, mompelde ze bijna onhoorbaar.

‘Wilde u nog iets weten?’ De baliemedewerker vond dat hij wel genoeg gedaan had. De uitdraai had hem al heel wat tijd gekost en nu blokkeerde de politiebeambte zijn rij door op haar gemak de lijst door te nemen. ‘Misschien dat ik deze mensen even mag helpen? Ze staan al een poosje te wachten.’

‘O, sorry.’ Heleen glimlachte verontschuldigend en deed een stapje opzij. ‘Gaat uw gang.’

Ze had snel gevonden wat ze zocht. Met pen omcirkelde ze de naam die ze op het kaartje naast de deur van kamer 4.13 had aangetroffen. De baliemedewerker was ondertussen weer achter zijn computer gekropen en keek zuur toen er een naam onder zijn neus werd geschoven. Nog meer werk.

‘J. Leeuwensteijn’, las de man hardop. ‘En wat wilt u van hem weten?’

‘Adres, geboortedatum, reden van verblijf, kortom, alles’, somde de politiebeambte op.

De man probeerde onopvallend te zuchten, wat hem niet lukte, en controleerde de naam in het bestand.

‘J. Leeuwensteijn. Geboren: 14 januari 1974. Walnotenstraat 45 a in Beneden Gorsel. Verzekerd bij de FBTO en afgelopen dinsdag om 17.45 uur opgenomen met ernstige brandwonden, veroorzaakt door zoutzuur. Hij werd gebracht door de heer J. Sneeks, woonplaats onbekend. U wilt hiervan natuurlijk ook een uitdraai?’ De man wachtte haar antwoord niet af en drukte op de printknop.

Rechercheur De Main had de bellers in drie groepen verdeeld. Boven elke lijst prijkte met grote letters de naam van de verkoper. Op de eerste lijst stonden de nummers van de mensen die bij Blondie hun bestelling deden. Keurig op datum en tijdstip. De lijst van Blondie was nagenoeg de langste van de drie en ze had veertien vaste gebruikers die geregeld contact met haar zochten. Bovenaan lijst twee stond subdealer De Muis. Tien bellers bestelden bijna dagelijks enkele grammen wit, rondjes en kruiden bij hem. Lijst nummer drie: Erik, alias ‘de nieuwe’. De naam Erik kwam verschillende keren in tapgesprekken voor. Er waren bellers die hem bij zijn voornaam aanspraken, maar zelf nam hij ook geregeld op met de naam Erik. Hij had zeven verdachte telefoontjes die nagetrokken moesten worden. In een van de gesprekken werd openlijk over wiet, xtc en cocaïne gesproken. Er werd zelfs een prijs genoemd: vijfenveertig euro voor een gram. Jolanda had het gesprek met rood onderstreept. De telefoonnummers waren opgestuurd naar de providers met het verzoek om de namen en de adressen van de abonnees bekend te maken. Het zou drie dagen duren voordat de informatie binnenkwam. Ze had in ieder geval twee onvoorzichtige bellers die hun bestelling via de huistelefoon hadden gedaan. Deze nummers waren simpelweg in het telefoonboek op te zoeken. Het waren contacten van Blondie. Een jongeman die zich meldde met de naam Melvin. Jolanda belde het nummer en een vrouw van middelbare leeftijd nam de telefoon op.

‘Goedemiddag, mevrouw Van Dijk. Mijn naam is rechercheur De Main en ik ben belast met een onderzoek. Ik ben op zoek naar Melvin. Is hij thuis?’

De vrouw aan de andere kant van de lijn schrok hoorbaar. ‘O, gut’, stamelde ze. ‘Is er iets gebeurd? Heeft hij weer rottigheid uitgehaald?’

‘Rottigheid? Nee, hoor. Hij kent waarschijnlijk wat mensen over wie ik wat vragen wil stellen.’

‘O?’ Het bleef even stil en omdat de rechercheur verder geen uitleg gaf, zei de vrouw haastig: ‘Melvin zit op school. Zal ik vragen of hij u terugbelt?’

‘Graag. Ik geef u mijn nummer.’ De Main dreunde haar nummer op en verbrak de verbinding. Ze maakte een aantekening en belde het andere nummer.

‘Met Jolien Bovenkerk’, schalde een opgewekte kinderstem door de hoorn. ‘Met wie spreek ik?’ Hooguit een jaar of vijf, zes, schatte de rechercheur in. ‘Dag Jolien, met Jolanda. Is je moeder of je vader thuis?’

‘Ja, mama is thuis.’ Het bleef stil en het kind kwam niet in actie.

‘Mag ik je mama even?’ vroeg De Main vriendelijk.

‘Mama’, brulde het kind. ‘Een mevrouw voor jou.’

De moeder nam het gesprek over. Jolanda stelde zich voor en informeerde of er nog andere vrouwen op het adres woonden. Toen de vrouw dat ontkende, vertelde de rechercheur dat er geregeld door een vrouw met dit nummer drugs werd besteld. En omdat er geen andere vrouwen woonachtig waren op het adres nam ze aan dat mevrouw Bovenkerk de beller was. Het was even stil voordat de vrouw vloekend aangaf dat zij niks had besteld en van geen drugs afwist. Daarna kwakte ze de hoorn erop. Jolanda glimlachte, trok haar jas aan en stapte in een onopvallende dienstauto. Ze stak een sigaret op en werd overvallen door een hoestbui. Ze gromde dat ze haar longen aan het verpesten was en besloot dat dit haar laatste sigaret werd. Ze ging nu definitief stoppen. Absoluut! Mijmerend duwde ze de versnellingspook in zijn een en reed het parkeerterrein af. Binnen een halfuur stond ze bij de familie Bovenkerk voor de deur. Ze drukte haar sigaret uit en belde aan. Een vrouw van rond de dertig opende de deur. Ze trok wit weg toen de rechercheur zich legitimeerde en vroeg of ze even binnen mocht komen. Met tegenzin deed de vrouw een stapje opzij, gluurde de straat door en sloot toen de deur.

‘Ik heb u net gebeld’, begon de rechercheur met haar uitleg. ‘Maar ik denk dat er een storing op de lijn was, want we werden ruw onderbroken.’

De vrouw trok een nors gezicht en gaf geen antwoord. ‘Laat ik er niet omheen draaien. We zijn bezig met een onderzoek en via een tip zijn we te weten gekomen dat u regelmatig drugs bij een dealer bestelt.’

‘Dat is gelogen’, gromde de vrouw en snel sloot ze de deur van de woonkamer waar haar twee kinderen aan het spelen waren. ‘Ik gebruik geen drugs. Wilt u nu weggaan?’

‘Mevrouw, we hebben bewijzen dat het klopt. Uw telefoon is afgeluisterd en de gesprekken zijn opgenomen. Het is uw telefoonnummer en uw stem. U kunt meewerken, zo niet dan neem ik u mee naar het bureau voor verhoor. Zegt u het maar.’ De Main keek de vrouw afwachtend aan terwijl ze een schrijfblok uit haar tas pakte.

‘Ik heb wel eens iets besteld’, ging de vrouw overstag. ‘Maar dat is al weer een hele poos terug.’

‘Eergisteren’, las De Main in haar aantekeningen. ‘Mevrouw, ik heb geen tijd voor die flauwekul. Als ik u nogmaals op een leugen betrap, dan kunt u zich melden op het bureau.’

Mevrouw Bovenkerk likte nerveus langs haar lippen. ‘Mijn man weet van niets en dat wil ik graag zo houden. Ik bestel meestal als hij naar zijn werk is.’

De Main knikte en zocht een schone bladzijde in haar schrijfblok. ‘Naar welk nummer belt u?’

‘Dat nummer heeft u dan toch?’

‘Ja, maar ik wil het ook van u horen.’

De vrouw gaf het nummer en controleerde haar horloge.

‘Mijn man komt over een halfuurtje van zijn werk thuis’, zei ze zenuwachtig.

‘Dan mogen we wel opschieten’, was het antwoord van de rechercheur. ‘Ik wil de naam van de dealer, ik wil weten hoe lang u al bij hem of haar koopt en wat u zoal koopt. Ik wil de prijzen weten en hoe de bestelling afgeleverd wordt. Met de auto, per fiets, brommer of lopend. Ik wil weten of uw dealer alleen komt en ik wil weten hoe hij of zij eruitziet. Ik zet uw verklaring op papier en die mag u ondertekenen. Dan ben ik weg. Het is aan u om te bepalen hoe lang het gaat duren. En als uw verhaal niet klopt, dan sta ik morgenavond voor de deur. Dan is uw man ook thuis?’

Mevrouw Bovenkerk knikte gedwee en vertelde wat ze wist.