31
‘Ik krijg dat rotding weer niet open.’ Heleen rukte aan het portier. Ze lachte zenuwachtig.
‘Draai de hendel tegen de klok in.’
Ze slaagde erin het portier te openen en wurmde zich uit de helikopter.
‘Spring maar.’
Heleen liet zich vallen. Ze belandde op het zand en krabbelde snel overeind. Ze maakte nog een vaag handgebaar naar Paul en begon te rennen. Het was donker en de ondergrond was hobbelig. Ze moest haar best doen om in evenwicht te blijven. Goed dat ze gympen had aangetrokken en geen schoenen met hakken. Of sandalen met smalle riempjes. Nog een klein stukje de heuvel op. Dan was ze er. Haar hand begon weer te bonzen. Ze hield hem omhoog en ondersteunde de elleboog met haar andere hand.
Ze hoorde de wieken klappen. De Apache zou over haar en La Refuge heen vliegen. Daar was hij. Ze keek omhoog. Trumpet deed zijn witte licht aan en uit bij wijze van begroeting. Daarna duwde hij de neus van de helikopter omlaag en zwenkte scherp af. Ze zwaaide en rende daarna door. Het bos was hier minder dicht en de maan was eindelijk achter de wolken vandaan gekomen. Nog een paar honderd meter schatte ze.
Ze bleef verstijfd staan. Daar stond het drietal, met de kinderen. Op de oprijlaan aan de voorkant van het huis. Hun gezichten werden beschenen door een schijnwerper. Ze beschermden hun ogen met hun handen. Melissa Carpenter en Joshua stonden dicht bij elkaar. Zij had een lang gewaad aan. Hij droeg een legerbroek met zakken aan de zijkant. Zijn borst was ontbloot. Bert Overbeek stond een meter van hen vandaan. Hij had iets in zijn hand, maar Heleen kon niet zien wat het was.
De kinderen stonden in een halve cirkel om de volwassenen heen op het grind. Zo vormden de kinderen een menselijk schild tegen de schutters bij de poort. Wat een lafbekken, dacht Heleen. Juliet en de twee andere meisjes bibberden, zag ze. Hun haren waren ongekamd en de blauwe strikken van de afgelopen dagen ontbraken. Om hun nachthemden waren leren riemen geknoopt waar staven achter waren gestoken. Ineens snapte Heleen waardoor de kinderen liepen als pinguïns. De kinderen keken verbaasd om zich heen, slaapdronken. Ze hadden geen idee dat ze met explosieven rondliepen.
Heleen wilde roepen, maar er kwam bijna geen geluid uit haar keel, op een hees gehijg na. Ze wilde naar hen toe rennen, maar haar voeten waren aan de grond vastgekleefd.
‘Draag de kinderen over.’
Het krakende Engels kwam uit een megafoon. Heleen herkende de stem niet. Het was zeker iemand van de Belgische speciale dienst. Ze wist dat bij de ingang een heel bataljon politieagenten stond. De commando’s hadden zich in de tuin verstopt, onzichtbaar voor haar.
‘Nee,’ antwoordde Joshua beslist. Hij wees op de meisjes voor zich. ‘Wij hebben een heel ander plan. Lopen maar meisjes.’
Joshua draaide zich om naar Bert, sereen glimlachend. Hij fluisterde de oude man iets toe. Heleen zag hem daarna een aanmoedigend knikje met zijn hoofd maken.
‘Ik wil dat iemand van jullie hierheen komt,’ riep Joshua. ‘Die Heleen. Is die daar?’
Heleen deed haar mond open maar het lukte haar niet om te antwoorden.
Bert duwde de meisjes een stukje naar voren. In de richting van het hek, waar Heleen ook scherpschutters vermoedde. Ze zag helemaal niets. De schijnwerper ontnam haar het zicht op het hek.
De meisjes bleven enkele meters verder staan. Ze leken niet bang. Eerder verdwaald.
‘Come on,’ spoorde Joshua aan. ‘Ga naar het hek toe.’
Hij verhief zijn stem.
‘Laat iemand van jullie hierheen komen. Heleen of anders iemand van de politie. Of is die journaliste daar?’
Er kwam geen antwoord.
Joshua keek Bert Overbeek doordringend aan, zag Heleen. Niemand leek haar te zien.
‘Ja, ja,’ antwoordde de grijsaard. Zijn handen beefden. Joshua deed vier stappen naar achteren. Melissa deed hetzelfde. Ze knepen hun ogen dicht. En bedekten hun oren.
‘Bert,’ riep Heleen zo hard als ze kon. ‘Doe het niet. God wil geen kinderen doodmaken. God is liefde.’
Ze had geen idee waar haar woorden vandaan kwamen, ze had er geen controle over. Wat wist zij nou van Gods bedoelingen? Het enige dat ze wilde was Bert behoeden voor een grote fout. Overbeek leek tot haar verbazing getroffen door haar woorden. Zijn schouders zakten naar beneden. Hij knikte.
‘Dit wil niemand, Bert.’
Heleens stem klonk vast. Ze voelde dat ze hem in de greep hield.
‘Je hebt gelijk, Heleen,’ riep hij terug.
‘We hebben een afspraak,’ zei Joshua scherp. Overbeek pakte het apparaatje in zijn linkerhand en richtte het op de meisjes. Nee, dacht Heleen, een elektrische ontsteking voor die staven. Zijn rechterwijsvinger hing boven het ding, maar hij drukte niet op de knop. Hij liet zijn hand zakken en draaide zich naar de Carpenters toe.
‘Ik wilde dit niet,’ riep hij hen toe.
Hij holde naar de drie meisjes die besluiteloos op de oprijlaan stonden.
‘Rennen,’ spoorde hij ze aan. ‘Rennen. Naar de poort.’
Overbeek trok de staven dynamiet weg. Hij wurmde de constructie los en smeet de riemen op de grond. Nu konden de kinderen gemakkelijker bewegen. Heleen kon haar ogen niet geloven. Ze voelde een diepe haat voor moeder en zoon Carpenter. Met gebalde vuisten stond ze te luisteren.
Het hek werd van buitenaf opengeduwd. De oude man haastte zich naar de poort toe. De meisjes renden mee. Juliet kwam achterop. Zij verzwikte haar enkel en viel voorover. Overbeek keek om. Hij duwde de andere twee door het tuinhek, en liep terug naar Juliet. Hij tilde het meisje op en droeg haar met zijn laatste krachten naar buiten. Het hek viel met een klik dicht.
Joshua en zijn moeder stonden als aan de grond genageld. Ze keken elkaar aan en begrepen dat alleen zij nog over waren. Joshua reikte naar zijn dijbeen. Daar zat een bobbel, zag Heleen nu.
‘Geef je over,’ klonk dezelfde krakende stem uit de luidspreker. ‘Laat je handen zien.’
‘Nee. Laat ons duidelijk maken wat wij willen,’ antwoordde Joshua. ‘We hebben een fantastisch plan.’
Heleen hoorde hoop in zijn stem. De vriendelijke jongeman die haar binnen had gelaten leek onaangedaan door het nachtelijk tijdstip, de omstandigheden waarin hij zich bevond en de verdwijning van Bert en de kinderen. Joshua oogde moe, maar hij klonk rustig en beheerst. Hij wilde een toespraak houden, leek het. Hij nam de tijd.
Met zijn rechterhand maakte hij de rits aan de zijkant van zijn broek open. Hij stak zijn hand in de broekzak en haalde er iets uit.
Er klonk een knal.
Heleen zag Joshua tot haar schrik in elkaar zakken. Met een verbaasde blik keek hij zijn moeder aan. Uit zijn hand viel een wit rolletje papier. Geen wapen dus. Zijn borst kleurde donkerrood. Melissa knielde achter Joshua en ze trok haar zoon op schoot. Hij pakte zijn arm met zijn linkerhand vast. Zijn hoofd viel schuin omlaag. Melissa wiegde hem heen en weer, haar wangen waren nat van de tranen. ‘My poor baby,’ hoorde Heleen haar jammeren. Haar hoofd was gebogen maar het was alsof ze haar zoon presenteerde aan de onzichtbare mensen bij de poort. Alsof de commando’s hem moesten aanbidden. Melissa deed Heleen denken aan moeder Maria die haar stervende zoon op schoot heeft. Het beroemde beeld Pièta van Michelangelo maakte ooit diepe indruk op Heleen en nu zag ze de afbeelding in levenden lijve.
Heleen voelde amper hoe zij naar Melissa en Joshua bewoog, het leek net of ze zweefde. Geen spier voelde ze, ze functioneerde op adrenaline. Vijftien of twintig meter legde ze in de duisternis af, gedachteloos. Ze voelde alleen een wilde woede in zich opwellen.
Heleen vloog op Melissa af. Joshua was uit de armen van zijn moeder gegleden. Hij bleef liggen. Zijn arm lag in een vreemde knik naast hem. Heleen gooide de enorme vrouw op de grond, en ging boven op haar zitten. Met haar nagels kraste ze in de dikke huid van Melissa’s armen. De vrouw probeerde overeind te komen maar Heleen duwde haar ruw terug. Ze trommelde met haar vuisten op haar gezicht. Haar gewonde hand voelde ze in haar woede niet. De vrouw was overdonderd en ze verweerde zich niet. Ze riep alleen maar hard ‘No, please’ en ‘Have mercy’.
Pas toen Joshua was opgekrabbeld en aan haar krullen begon te trekken, realiseerde Heleen zich dat hij nog leefde. Ze gilde het uit. Joshua trok haar van zijn moeder af. Melissa rolde weg.
Het lukte Joshua om Heleen met haar buik op de grond te duwen. Hij draaide haar armen op haar rug. Het grind schuurde tegen haar wang. Hij duwde haar handen richting schouderbladen. Daarna zette hij zijn knie op de wond aan haar hand en duwde hard op het verband. Ze schreeuwde het uit. De hechtingen waren losgegaan, de snee begon weer te bloeden. Hij pakte haar hoofd en duwde haar wang diep in de kiezels. Ze haalde diep adem en draaide zich in een ruk op haar rug. Haar knieën trok ze tot haar borst op en ze trapte Joshua hard in zijn buik. Haar gympen duwden tegen de bebloede huid. Hij viel achterover. Heleen bleef op haar rug liggen. Ze drukte haar pijnlijke hand tegen haar borst. Kon niemand haar komen helpen? Waar was Paul?
Joshua reikte ergens naar, zag ze in haar ooghoek. Het lukte hem om een mes van Melissa te pakken te krijgen. Hij hield het ding met twee handen boven zijn hoofd. In zijn ogen las ze frustratie en haat. Zijn armen waren gebruind en gespierd, zag ze nu. Hij zwaaide het mes wild naar achteren en boog naar Heleen toe. Ze hoorde opnieuw een droge knal. Joshua dreigde op haar te vallen. Het lukte haar om weg te duiken voor het mes. Met een klap viel zijn lichaam naast haar neer. Zijn ogen waren open. De haat was eruit verdwenen, evenals de frustratie, maar het leven ook.