17
Ronald had zijn jas uitgespreid in het hoge gras. Hij lag er bovenop en oogde ontspannen en zelfverzekerd. Het was duidelijk dat er vandaag geen boeven gevangen hoefden te worden. Of liever gezegd: dat mochten anderen nu even doen. Hij had zijn ogen gesloten en leek te genieten van het zonlicht op zijn gezicht. Een witte broek droeg hij, en een knalrode polo. Zijn auto had Heleen verderop zien staan. Haar eigen rode wagen had ze erachter gezet.
Ze sloop naar hem toe, met haar schoenen in haar hand. De grassprieten kleefden aan haar voetzolen. Ze liet zich zo geluidloos mogelijk vlak naast hem in het gras zakken. Ze boog naar hem toe en wilde zachtjes haar vingers op zijn wang leggen.
Plots sperde hij zijn ogen wijd open. ‘Boe,’ riep hij en veerde overeind.
Ze lachte.
‘Maak me maar aan het schrikken. Alsof ik het nog niet zwaar genoeg heb.’
Ze gaf hem een harde stomp tegen zijn arm waardoor hij bijna omviel. Hij kon nog net met één hand steun vinden in het gras.
‘Slappeling.’
‘Hé, je beledigt een ambtenaar.’
Hij stond op om haar vast te kunnen pakken.
‘Ja, maar niet in functie,’ antwoordde ze snel en sprong net op tijd weg, voor hij haar kon grijpen. ‘Slome duikelaar.’
‘Dat zeg je niet nog een keer.’
Ze probeerde weg te rennen over het hobbelige grasveld. Na twintig meter moest ze het afleggen tegen zijn lange stelten. Hij duwde haar omver en ging als een overwinnaar boven op haar middel zitten, de handen triomfantelijk ineengestrengeld boven zijn hoofd, de knieën in het gras. Toen ze zich oprichtte om zijn zware lijf van zich af te krijgen, greep hij vlug haar polsen vast en drukte haar weer op de grond. ‘Liggen jij!’
Hij wilde zich over haar heen buigen voor een zoen. Ze voelde zijn warme adem al in haar gezicht. Een vage pepermuntgeur. Voordat hij de kans kreeg nog dichterbij te komen, zette ze haar knie in zijn maag en wierp hem van zich af. Hij slaakte een kreet van pijn en greep met zijn beide handen naar de plek waar ze hem had geraakt. Dat was vals. Snel wrong ze zich onder hem vandaan en kroop op handen en voeten verder, hikkend van de lach. Ver kwam ze niet. Een ijzeren greep om haar enkel verhinderde haar om zich nog voort te bewegen. Ze probeerde zich te ontworstelen maar viel na enkele tijgerbewegingen krachteloos om. Van die kans maakte hij gebruik om met zijn handen onder haar shirt te kruipen. Eerst kietelde hij haar flanken totdat hij kippenvel voelde onder zijn vingertoppen. Haar ogen waren nu gesloten en haar mond stond een stukje open. Ze lag ontspannen op haar rug en wachtte, haar handen gevouwen onder haar hoofd. Haar blonde haar waaierde slordig over het gras. Hij knoopte haar broek open, boog zich voorover en raakte met zijn lippen heel licht het stukje huid tussen haar navel en de rand van haar slip aan. Alleen een vlinderkusje, verdomme, Heleen maakte een holling in haar rug en bood haar buik aan, maar Ronald hapte niet toe. Hij ging naast haar zitten, drukte haar tegen de grond en kuste haar vederlicht op de lippen. Ze greep zijn krullen vast, drukte hem tegen zich aan en likte aan zijn mond, die droog aanvoelde. Hun monden bleven op elkaar gedrukt, kleefden aan elkaar toen ze elkaar en zichzelf uitkleedden. Alleen hun shirts hadden ze nog aan; hun benen, billen en voeten werden beschenen door de zon. Haar handen en blote knieën rustten in het gras terwijl hij achter haar kroop, ook op handen en knieën. Haar hoofd hing slap voorover, haar haren raakten de grond. Zijn duimen rustten op haar rug, zijn vingers lagen gespreid over haar heupen. Hij bracht zijn duimen naar elkaar toe, tot ze elkaar raakten en een V vormden. Heel langzaam, centimeter voor centimeter bewoog hij de toppen van zijn duimen omlaag totdat ze de plek bereikten waarop Heleen zou reageren. Ze ademde hoorbaar door haar neusgaten en richtte haar hoofd op. Ze hield haar ogen gesloten, om zich beter te concentreren. Ze gaf zich over aan het ritme van hun bewegingen.
‘Wat zeg je? Hij ontkent zeker iets met dat geld te maken te hebben?’
Emiel lachte zo hard dat Heleen het geluid van haar telefoon zachter moest zetten.
‘Ja, dat zeggen ze allemaal. Zei hij ook nog dat een buitenlandse partner de boel heeft verpest? Of dat het geld uit het buitenland moet komen? Zei ik het niet? Je hebt een klassieke flessentrekker aan de haak geslagen, Heleen.’
Hij bulderde maar herstelde zich vlug.
‘Sorry hoor, maar ik heb alle smoesjes al een keer gehoord. Elke oplichter vindt zichzelf vreselijk zielig. Zelfs voor de rechter houden ze vaak vol dat zij er zelf ingeluisd zijn. Dat zij de grootste slachtoffers zijn in plaats van de daders.’
Heleen vertelde dat ze zich machteloos voelde. Niemand die aangifte wilde doen van oplichting, Francine die ineens helemaal in de Heer was, de indoctrinatie die de kinderen in het huis leken te ondergaan.
‘Ik wil mijn vriendin wel uit dat huis sleuren,’ vertelde ze aan Emiel. ‘Er was ook een meisje dat op mijn dochter lijkt. Ik kan het niet aanzien dat ze in die agressieve toko zitten. Het lijkt wel een sekte. Heel eng.’
‘Het enige dat zou helpen, is een aangifte. Is er niet iemand die naar de politie wil stappen?’
‘Die Bram Kramer misschien. Ik bel hem straks wel.’
‘Iets anders, Heleen. Ik heb nog even gekeken naar de bedrijfsactiviteiten van Overbeek. Hij heeft een stichting in het leven geroepen, een jaar of twee geleden. Een soort goed doel, lijkt het wel. Verder heb ik gespeurd naar de bedrijven die in de buurt van La Refuge zijn gevestigd. Maar dan kom ik niet zo ver. Het lijkt erop dat er een dochterbedrijf van een Amerikaanse firma in het huis zit.’
‘Dat kan, want ik krijg de indruk dat de Amerikaanse die ik daar aan het werk zag, aan de touwtjes trekt. Een eng mens, als je het mij vraagt. Het lijkt wel of die kinderen worden gehersenspoeld.’
De weg naar Amsterdam leek langer dan gebruikelijk. Geen Julia die babbelde of ‘In Holland staat een huis’ of ‘Zagen, zagen, wiedewiedewagen’ zong. Geen telefoontjes. Bram Kramer kreeg ze niet te pakken. Straks nog maar eens proberen. Wat kon ze verder nog doen? Ronald had haar die middag in het gras verteld dat de politie niet veel aanknopingspunten zag. De inbraak leverde voorlopig niets op, de beleggingen konden vals zijn maar zonder klachten zou de politie niets beginnen en de toedracht van het ongeluk was een mysterie. De omwonenden, voor zover die er waren, hadden niets gezien of gehoord. ‘Het lijkt erop dat we niet verder komen, schatje,’ had Ronald gezegd terwijl hij haar over haar wang streek. We? Wat nou ‘we’? En dat woord schatje vond ze ook kinderachtig. Ineens wilde ze weg. Ze had haar broek in een wip aangetrokken. Haar schoenen vond ze meters verderop. Die had ze in de ‘heat of the moment’ met een dramatisch gebaar weggeslingerd. Een vlugge kus had ze nog op zijn voorhoofd gedrukt en weg was ze.
Nu voelde ze zich leeg. Hij was een goede minnaar, had haar precies op de juiste plekken op de goede ogenblikken geraakt maar dat betekende niet dat ze zich halsoverkop in een liefdesrelatie ging storten.
Het beeldscherm van de telefoon lichtte op. ‘Hi Evelien,’ antwoordde Heleen toen ze de luidspreker had aangezet. ‘Heb je mijn bericht gezien? Kun je vanavond?’
‘Het ergste kwam daarna. Die kerel kijkt me aan en zegt: ‘‘Weet je wat jij moet doen? Jij moet je eens flink laten uitwonen. Met je dikke kont.’’’
Evelien hield een korte pauze, speelde met haar glas, voerde de spanning op. Heleen zag aan de grijns op het gezicht van haar vriendin dat die het tafereel weer voor zich zag. Ze boog zich voorover om haar aan te moedigen met de ontknoping op de proppen te komen. Wat had ze gedaan? Knietje? Dreun tussen de ogen? Spugen?
‘Ik heb zijn glas whisky gepakt en ik heb het zo over zijn Blackberry gegoten.’
Ze keek nonchalant maar genoot zichtbaar van de reactie van Heleen. Die had haar ogen en mond wijd opengesperd van verbazing, waarna haar bewondering omsloeg in een vilein gegrinnik. ‘Toen ben ik rustig opgestaan en weggewandeld. Hij sloeg meteen in paniek aan het deppen en poetsen. Dat was maar goed ook, want aan zijn geschreeuw te horen was het anders heel slecht met mij afgelopen. Nooit meer wat van gehoord natuurlijk.’
Ze nam een slok van de huisrosé, die lang niet slecht was, zo hadden ze samen geconcludeerd.
‘Hij had natuurlijk wel gelijk, ik had ook enorme zin in seks maar ik had even geen zin om me dat te laten inwrijven door een gefrustreerde vijftiger die eruitzag of hij zelf al sinds de ijstijd geen menselijke warmte meer had ervaren. Dan maar geen verhaal.’
Ze haalde haar schouders op en gooide met een theatraal gebaar haar lange lokken naar achteren.
Dit was echt wat ze nodig had, bedacht Heleen. Een avond met Evelien. Onbeschaamde, botte en avontuurlijke Evelien. Een vrouw die haar levensstijl sinds haar studententijd bijna niet had aangepast. Ze at beter, nogal wiedes, want ze kon nu goede restaurants betalen. Ze kleedde zich beter en ze ging naar andere, exotischer, oorden op vakantie. Voor het overige was ze nog steeds dezelfde als vijftien jaar geleden toen ze elkaar in Amsterdam ontmoetten op een feestje: grofgebekt, grappig, altijd bereid tot drankmisbruik. Waar ze ook was, ze maakte er een rommeltje van. De ene keer liep ze een halve dag met pindakaas in haar haren, de andere keer schampte ze haar peuk tegen een feestjurk die daardoor vlam vatte. Of ze klapte per ongeluk uit de school als ze vertelde over haar oudere zus, die vorig jaar staatssecretaris van Defensie was geworden. Heleen moest dan bezweren dat ze die roddels niet verder zou vertellen. Margaret kon vreselijk foute opmerkingen maken over buitenlanders en die gewoonte had ze grotendeels afgeleerd maar soms kon ze nog wel eens roepen dat zwarten pijn héél anders voelden. Evelien moest daar onbedaarlijk om lachen, juist omdat ze haar zus zo goed kende, maar ze wist wel dat zulke uitspraken Margaret haar baan zouden kunnen kosten. Heleen smulde van dat soort politiek incorrecte verhalen. Het was nooit saai met Evelien. Heleen en zij zaten een keer op de fiets naar huis van het zoveelste feest toen Evelien ontdekte dat ze de hele avond op twee verschillende laarzen had gelopen. Op deze vrouw zou Heleen wel verliefd kunnen worden. Het was dat Evelien samenwoonde met haar Philip, anders zouden ze best bij elkaar kunnen wonen. Ze hadden zoveel gemeenschappelijk dat het hun bijna angst inboezemde als ze te diep in het glaasje hadden gekeken: allebei bijdehand en het motto ‘work hard, play hard’ hoog in het vaandel. Stel dat ze tijd hadden om dagboeken te schrijven, dan zouden die in no time op de bestsellerlijsten staan. Verrek, de dagboeken van Francines moeder! Heleen sprong op en rende naar de deur.
‘Ben zo terug,’ riep ze. Haar auto stond pal voor de deur van het restaurant, dat was een mazzeltje. Ze pakte alleen het eerste deel, waar ze al in had gelezen. Daar hadden ze voorlopig genoeg aan.
‘Kijk, hier staat dat ze zo blij zijn dat ze nu hun lot helemaal in de handen van God hebben gelegd. Ze zegt dat ze erover denkt om ook in La Refuge te gaan wonen en dat een deel van hun kennissen de stap al heeft genomen. Die zijn eerst in die villa in Kampen gaan wonen en oom Ed en tante Bea gingen daar vaak heen. Gezamenlijk bidden, gezamenlijk eten en lezen in de Bijbel.’
Heleen en Evelien zaten op de bank, genietend van een sinaasappellikeurtje. Naast elkaar, de hooggehakte sandaaltjes op tafel. Dat was een van de voordelen van dit nieuwe restaurant, vonden ze, dat ze na afloop ook onderuit konden zitten. Hangen, liever gezegd. Ze snapten de overwegingen van de uitbater wel om een deel van zijn zaak in te richten als huiskamer. De drankomzet kreeg er een lekkere impuls door. Jammer dat de sigaren in de doos moesten blijven sinds het rookverbod. Evelien had het hele verhaal aangehoord. Ze had vooral interesse getoond voor de spannende details: seks in de openlucht met een geile agent, religieus fanatisme, kinderen die blootstonden aan indoctrinatie.
‘Eduard voelt zich goed bij de gemeenschap maar Bea zegt dat ze zich niet altijd op haar gemak voelt. Ze voelt zich gedwongen om mee te doen, terwijl ze liever haar eigen ritme bepaalt. Ze zegt dat ze het ook niet prettig vindt om weer zoveel met Bert op te trekken. Net als vroeger, schrijft ze. Bovendien vindt ze de Amerikanen die er rondlopen te rechtlijnig.’
Heleen hoorde Evelien zachtjes zuchten. Sliep ze? Als ze het niets vond, dan kon ze nog even rustig doorgaan met lezen. Ze hield het bij de belangrijkste passages, waarin Bea van Sluis worstelt. Niet meer met haar gezondheid, daar was ze halverwege dit eerste dagboek wel mee klaar, maar met het toetreden tot de gemeenschap. Haar dochter vertelt ze nog steeds niks. Heleen kon bijna niet wachten tot ze dit allemaal aan Francine kon laten lezen. Die had recht te weten wat haar moeder allemaal uitspookte toen ze nog springlevend was. Vooral het gedeelte over haar ziekte zou ze vast willen lezen. Ze klapte het boek dicht. Evelien deed haar ogen open.
‘Kom op, vrouwtje.’
‘Ja, lekker ding. We gaan drinken. Je moet me maar eens over die Ronald vertellen.’
Ze sloegen de armen om elkaars schouders en gingen op pad.