23
‘Moet je de kranten zien. Ze schrijven nu allemaal over La Refuge.’
Heleen smeet de stapel kranten op tafel. Ze had ze in Amsterdam gekocht en gelezen in de auto. Daarna was ze naar Ronald gescheurd. Zijn appartement zag er onberispelijk uit. Zou iemand zijn huis schoonmaken of zou hij zelf met de stofzuiger in de weer gaan?
Heleen dacht aan haar eigen huis waar ze gauw de ergste rommel had weggewerkt. De huis-aan-huisbladen en folders in de bak, melk weggespoeld die over de datum was en de wasmachine laten draaien.
Vanochtend had ze op haar iPhone al gezien dat de internetpagina’s van de landelijke dagbladen allemaal een bericht hadden over Irene. Niemand had haar gesproken, ze hadden het moeten doen met het bericht van het persbureau. Het anp had het nieuws van Evelien gecheckt bij de politie en een kort bericht gemaakt. Het stond bijna woordelijk in de meeste kranten afgedrukt. Voor De Stentor, de regionale krant van Kampen, was het voorpaginanieuws, zag ze later in de papieren krant. De Stentor had er extra informatie aan toegevoegd over de Kampense geloofsgemeenschap die zich had afgesplitst vorig jaar. Ook de naam stond erin: De Levensbron.
‘Je vriendin slaat alles,’ vond Ronald. Hij had het AD gepakt en zat het artikel te lezen. ‘Die heeft volgens mij Joshua gesproken. Ken je hem? Jij bent er geweest. Er staat jammer genoeg geen foto bij.’
‘Ik weet dat er ook mannen waren,’ zei Heleen weifelend. Ze dacht terug aan de ochtend dat zij Juliet zo wild had zien dansen met die andere kinderen. Was er niet ook een Amerikaanse jongen geweest? Ze probeerde zich zijn gezicht voor de geest te halen. Of was dat een Fransman? Er waren natuurlijk ook vaders in het huis.
‘Het is wel een onthullend stuk,’ vond Ronald. ‘Die man vertelt hoe het zit met La Refuge.’
‘Hij zegt alleen dat ze een paar maanden geleden daarheen zijn gegaan. Dat ze zo hecht zijn en dat ze het fijn vinden om bij elkaar te wonen. Blablabla.’
‘Nou ja, hij vertelt ook dat ze van plan zijn om nog veel van zich te laten horen. Ze hebben grote plannen.’
Heleen knikte. Ze had vandaag Shirley aan, een van haar favoriete jurken van LaDress, met een laag decolleté. Haar rondingen kwamen er goed in uit. Dat was Ronald niet ontgaan, zag ze.
‘Ja, ik begreep vanmorgen van Evelien dat ze Overbeek niet te spreken kreeg. En Melissa Carpenter ook niet. Ze wil vanmiddag naar La Refuge toe.’
‘Ik wil nu eerst ergens anders naartoe,’ zei Ronald. Hij draaide zich naar haar toe en greep haar middel vast. Hij drukte zijn mond tegen haar navel en liet daarna zijn lippen langs de stof glijden.
Heleen duwde Ronald zachtjes van zich af.
‘Laten we onze aandacht richten op je andere plannetje.’
‘Kijk, daar komt iemand.’
Ronald prikte Heleen met zijn elleboog in haar zij en wees naar de overkant. Ze ging op haar hurken zitten om ook uit het raam te kijken. Ze omklemde de radiator om niet om te vallen en keek door de vitrage naar de overkant van de straat. Vanuit dit huis hadden ze een perfect zicht op de woning van Irenes moeder. Er stond een babyfoon tussen hen in die als ontvanger diende. In het huis aan de overkant stond het andere apparaat bij wijze van microfoon.
‘O nee,’ zei Ronald teleurgesteld. ‘Het is een kind.’
‘Ik zie het. Wacht, er komt er nog een aan. Ze bellen wel aan. Wat wil je doen? Ingrijpen of nog even wachten? Straks verpesten ze jouw opzetje.’
‘Hé, niet zo denigrerend over mijn plan, hè.’
Ronald gaf Heleen een duw. Ze duwde hard terug.
‘Laten we eerst even luisteren,’ stelde ze voor.
Twee jongens van een jaar of elf hadden aangebeld en stonden nu te wachten tot de deur openging. Ze hielden elkaar braaf bij de hand, maar ze keken wel om zich heen. Hun blikken waren brutaal, zag Heleen. Ze zochten trammelant, zo leek het. Heleen herkende hun gezichten vaag, maar kon niet bedenken waar ze de jongens eerder had gezien. Ze zei niets tegen Ronald. Waarschijnlijk waren het buurjongens die soms bij haar ouders in de straat rondscharrelden. Ze hadden allebei donkerblond haar. Bij de een viel het steil langs zijn gezicht. Bij de ander krulde het licht aan de achterkant.
Ze zagen de deur opengaan. Het was Irenes moeder die de jongens begroette. Een moment later liet ze hen binnen.
‘Irene, kom eens. Er zijn hier twee jongens voor jou,’ hoorden Heleen en Ronald de vrouw roepen. Kennelijk was haar dochter boven in haar kamer.
‘De babyfoon doet het goed,’ stelde Ronald tevreden vast. Heleen knikte.
‘Komen jullie maar even zitten. Willen jullie thee? Goed zo. Suiker? Irene, kom je?’
Er klonk gestommel. Irene rende zo te horen van de trap.
‘Wie zijn er dan?’ riep ze. ‘Hé, wat doen jullie hier?’
Heleen keek opzij naar Ronald. Juist op momenten dat het echt niet kon, kreeg ze zin om hem stevig beet te pakken. Hij voelde haar blik en knikte. Hij was ook verbaasd om te horen dat de kinderen bekenden waren van Irene. Hij leek niet in de gaten te hebben dat zij aan iets geheel anders dacht; aan de manier waarop hij haar eerder die week had gelikt, hoe hij haar had genomen, hard, maar zonder zelfzuchtig te zijn. Precies zoals zij het prettig vond. Een jongen van zijn generatie, bedacht ze. Hij vond het niet alleen heel spannend om haar verlangen te laten groeien om zo de ontlading nog groter te maken, hij leek het ook vanzelfsprekend te vinden om haar voor te laten gaan, als een echte gentleman. Ze had een lichte triomf in zijn blik ontwaard toen hij haar de eerste keer naar een orgasme leidde. Hij raadde kennelijk dat zij ervan genoot om in die zwevende toestand erna hem zijn gang te laten gaan.
‘We zijn hier om je te waarschuwen,’ zei een jongensstem. ‘Het was stom van je om weg te gaan.’
Ronald en Heleen gingen rechtop zitten. Het waren dus toch vertegenwoordigers van La Refuge die op de lokroep waren afgekomen. Heleen had niet voor niets in haar gesprek met Francine laten vallen dat Irene bij haar moeder zat.
‘Ja,’ vulde de tweede jongen aan. ‘Heel stom. Je kunt niet zomaar vertrekken, joh. We gaan al heel snel beginnen met onze eerste acties. Daar moet je toch bij zijn? We rekenen op je.’
‘Het wordt hartstikke leuk,’ zei die andere jongen. Hij klonk enthousiast. ‘We laten straks zien waar we in geloven. Dan kunnen we echt iets doen. Echt God dienen. Dat is toch cool?’
Irene had nog niets gezegd. Was ze er nog wel? Ze hoorden geschuifel en het getik van lepels.
‘Ik ga even naar boven,’ kondigde Irenes moeder aan. Er klonk opnieuw gestommel. Ronald keek verstoord. Ze hadden met haar afgesproken dat ze bij Irene zou blijven. Had ze niet in de gaten dat ze nu niet weg kon?
‘Jongens,’ zei Irene na een pauze. ‘Ik heb er geen zin meer in. Echt, ik vind het heel aardig dat jullie zijn gekomen. Helemaal uit België. Super hoor. Echt een verre reis voor jullie. Maar ik blijf hier. Ik doe mijn werk gewoon thuis. Bidden en zo. Ik hoef niet zo nodig de straat op, echt.’
‘Ja, maar,’ begon de ene. Hij werd onderbroken door zijn compagnon.
‘Je taak is nog niet volbracht, Irene,’ zei hij ernstig. ‘Joshua heeft gevraagd of je terug wilt komen om weer mee te helpen.’
‘Nou jongens,’ Irene leek een eind te willen maken aan dit gesprek, ‘zeg maar tegen de grote baas dat hij dan lang kan wachten. Ik heb andere dingen te doen.’
Wat er daarna gebeurde, konden Ronald en Heleen alleen maar raden. Uit de babyfoon op de vensterbank kwam geschreeuw. Ze hoorden een langgerekt ‘Nee!’.
Ze staken de straat over. Ronald had Irenes moeder gevraagd de deur niet te sluiten maar er iets tussen te doen. Een papieren zakdoek of een envelop. Maar de deur was dicht. Hij bonkte hard op het glas.
‘Opendoen,’ riep hij. ‘Doe de deur open.’
Ze zagen door het glas schimmen bewegen. Ronald rommelde aan de deur. Daarna duwde hij de deur met een snelle beweging open. Heleen liep achter hem aan. Voordat Heleen het mes had gezien, had hij het al afgepakt van de grootste jongen. Hij hield het lemmet vast tussen duim en wijsvinger.
‘Pak eens voorzichtig aan.’
Heleen nam het steekwapen aan. Het had een zwart lemmet met een oranje streep.