9

‘Nou mop, dat is een bijzonder verhaal dat Emiel ons vertelt.’

Hans Vermeer sloeg de laatste map dicht en keek zijn dochter meewarig aan. Hij was de enige in de hele wereld die haar ‘mop’ mocht noemen, zelfs in het bijzijn van vreemden. Zoals hij het uitsprak, was het een liefdevolle benaming, geen denigrerende. Ze zaten bij Emiel thuis in Zwolle en hadden alle documenten doorgewerkt.

Emiel had dit soort documenten vaker gezien.

‘Alleen al die termen die ze in het contract gebruiken, zoals ‘‘bank debantures’’ en ‘‘Medium Term Notes Trading Programme’’, dat zijn signalen,’ legde hij uit. ‘Die eerste term lijkt op het bestaande bankjargon maar dat woord betekent feitelijk niets. Ik wou dat ik dit geweten had, dan had ik ze kunnen waarschuwen. Fraudeurs gebruiken dit soort termen graag om indruk te maken op hun slachtoffers. En die ‘‘notes’’, als die term wordt gebruikt in een contract voor particulieren, dan is dat een sterke indicatie voor fraude. Particulieren hebben helemaal niets te maken met dat product. Dat is alleen bedoeld voor financiële instellingen die daar onderling mee werken of voor professionele beleggers. En zelfs als Overbeek dit soort producten zou aanbieden, dan had hij nooit zo’n hoge winst mogen beloven, ook bij die ‘‘notes’’ gaat het altijd om fracties van procenten. Zeker niet om tientallen procenten. Dat kan gewoon niet. En die ‘‘Liability Bank Authentication’’, daar kan ik kort over zijn: die bestaat niet.’

Emiel had zijn huis strak ingericht. Alle meubels waren op elkaar afgestemd in kleur. De gordijnen hadden dezelfde paarse tint als de sofa en aan de muur hingen halferotische tekeningen van blote mannenlijven.

Heleen voelde zich er op haar gemak. De pursers en stewards van haar luchtvaartmaatschappij waren ook bijna allemaal homoseksueel en ze bedacht dat hun huizen waarschijnlijk dezelfde sfeer zouden ademen. Emiel vond het een interessant dossier, had ze gemerkt, zeker nadat Heleen had verteld wat ze die dag allemaal aan aanvullende informatie had gekregen van Bram Kramer. Ze was er vol van. Zonder haar was dit bovendien nooit boven tafel gekomen. Francine was er zeker niet toe in staat geweest.

Dit christelijke beleggingsfonds leek volgens Emiel veel op andere niet-bestaande fondsen waarvan hij de papieren onder ogen had gehad, vertelde hij. Hij wees op de waarschuwing dat er niemand aan het project mocht meedoen met crimineel geld. Als zoiets expliciet werd vermeld – dat ‘fout’ geld werd geweerd – dan was dat ook een teken aan de wand. Een zelfbenoemd fraude-expert als hij zag direct dat er dan iets helemaal fout zat.

‘Het is allemaal al een keer met succes door anderen gedaan,’ verzuchtte hij. ‘Ook de vermelding dat het geld op een geblokkeerde rekening staat en dat er dus geen risico is, is een indicatie. Bij elke belegging hoort risico. Als er volgens de aanbieder geen enkel risico aan kleeft, dan is dat verdacht.’

‘En zien jullie niets geks aan het briefpapier van de bank die deze transactie in behandeling neemt?’ vervolgde hij en keek Heleen en haar vader uitdagend aan. Die trokken beiden hun wenkbrauwen op, alsof ze wilden zeggen: ‘Kom maar op met je verklaring.’ Emiel gaf zelf het antwoord. ‘Ik zal het eerst even checken maar ik durf te wedden dat er iets niet klopt.’ Emiel trok zijn laptop dichter naar zich toe en zocht een paar minuten op internet. ‘Kijk,’ zei hij en toonde het scherm aan zijn gehoor. ‘Zie je het adres van het abn Amro-kantoor dat hier is genoemd? Dat bestaat helemaal niet. Het adres van het hoofdkantoor is niet Gustav Mahlerplein maar Mahlerlaan en de postcode klopt ongetwijfeld ook niet. En het adres van het kantoor in Utrecht dat de beleggingen zou beheren bestaat niet. Kijk maar in de lijst van kantoren op de site van de bank. Dit kantoor staat er niet bij.’ Heleen en haar vader keken elkaar even aan.

‘Dus?’

‘Dit lijkt me een typisch gevalletje van fraude,’ vatte Emiel samen. ‘Het zou me niks verbazen als deze Bert een grote groep mensen bereid heeft gevonden zijn prachtige project mede te financieren.’

‘De kring,’ mompelde Heleen.

‘Wat bedoel je?’ Haar vader boog zich naar haar toe.

‘Ik heb vanmiddag gesproken met die Bram, een kennis van Francines ouders. Hij zat in dezelfde afsplitsing van de kerk als Edward en Beatrijs van Sluis, De Levensbron. Hij noemde het een kring. Bert Overbeek leidde de groep. Bram heeft zelf ook geld geïnvesteerd. Tienduizend euro, zei hij. Ik heb een lijst gekregen met namen van andere leden van de kring. Ik zal eens navragen of de andere leden ook van dit soort contracten hebben afgesloten.’

Heleen hield de witte velletjes boven haar hoofd. Ze keek grimmig.

‘Die Bert Overbeek is dus een echte boef.’

‘Daar ziet het wel naar uit.’ Emiel stond op. ‘Willen jullie nog koffie? Of iets sterkers misschien?’ Hij keek ondeugend. ‘Ik heb nog een mooie port staan.’

Als een Siamese tweeling schudden Heleen en Hans Vermeer tegelijkertijd hun hoofd. ‘We gaan ervandoor,’ zei Heleens vader.

‘Nog een stuk taart dan? Dat eerste stuk hadden jullie vlug op.’

Vader en dochter keken elkaar aan en schoten in de lach. Ja, dat wilden ze wel. Emiels taart was heerlijk geweest.

‘Hoe komt het eigenlijk dat je dit allemaal weet?’ zei Heleen toen ze opnieuw in een stuk cheesecake zaten te prikken. Deze was bijna net zo lekker als die van haarzelf. Heleen was geconcentreerd. Ze raakte er rap aan gewend om veel vragen te stellen. Ze zou morgen bellen met Ronald Bakker, die rechercheur, besloot ze. Hij zou ook vast willen weten wat ze vandaag allemaal had gehoord.

‘Je zou kunnen zeggen dat fraude mijn hobby is geworden, als dat niet zo raar zou klinken,’ zei Emiel. ‘Het is pas sinds een paar maanden, hoor. Op de bank heb ik er niet echt mee te maken maar ik lees er al een tijdje over. Ik ben erin gerold door vrienden die mij vroegen om eens navraag te doen naar de bedrijven waarin ze wilden gaan investeren. Ik ben altijd goed geweest in logisch nadenken en ik kan goed zoeken op internet. Als ik de indruk had dat er iets niet in de haak was met de bedrijven waar ze geld in wilden steken, dan ging ik verder op onderzoek uit. Inmiddels heb ik contacten over de hele wereld. Soms heel gewone mensen die ooit slachtoffer zijn geweest van oplichters en die willen voorkomen dat anderen hetzelfde lot treft. Soms zijn het gepensioneerde politiemensen of ondernemers. Wij waarschuwen elkaar voor nieuwe vormen van fraude en we helpen elkaar als dat nodig is.’

‘Waarom heb je Francines ouders dan niet gewaarschuwd?’

‘Ik kende deze mensen niet. Het had ook niet geholpen, vermoed ik. Het leek wel of ze liever niet wilden dat wat ik zei waar was.’

‘Hoe bedoel je?’

‘Nou, soms blijven mensen iets geloven omdat ze anders in de war raken. Dan zou hun wereldbeeld omver worden geblazen. Ze steken nog liever hun kop in het zand. Ik heb dat gedrag vaak gezien bij homo’s. Vreselijk, want als je niet kunt zijn wie je bent, dan kun je nooit echt gelukkig worden.’

Emiel dronk het laatste slokje van zijn wijn op.

‘Iets anders. Wat voor man is die Bert Overbeek eigenlijk?’ vroeg hij. ‘Ik ken hem niet.’

Heleen bleef even stil voor zich uit kijken. Ze voelde hoe haar vader en Emiel haar aankeken en aarzelde. Waar zou ze beginnen?

‘Hij was een vriend van Francines ouders. Die gingen elke zomer naar een van Overbeeks asiels om vrijwilligerswerk te doen in de vakantie. In Spanje was dat. Ik ben een paar jaar mee geweest.’

Ze zweeg over de laatste vakantie. Dat leek haar niet zo relevant nu.

‘Het is een heel gelovige man,’ vervolgde ze. ‘Het is een grote vent en hij heeft een zware stem. Ik snap dat mensen onder de indruk van hem kunnen zijn. Hij kan heel vertrouwenwekkend overkomen. Mensen kijken tegen hem op. Ik zag hem vorige week bij de begrafenis heel kort, hij was samen met zijn vrouw. Zij is petieterig, je kunt haar zo omblazen. Daarnaast lijkt hij een reus. Hij heeft tegenwoordig een grijze kuif.’

‘Klinkt goed,’ grinnikte Emiel. ‘Ken je hem goed?’

Heleen schokschouderde. ‘Beetje oud voor jou, Emiel.’ Ze gaf hem een knipoog.

‘Hij was altijd actief bij de kerk. Wat ik net al zei, hij leidde een groep gelovigen die apart samenkwam, naast de gewone bijeenkomsten van de geloofsgemeenschap. Ze bidden samen en lezen in de Bijbel. Of baden en lazen kan ik beter zeggen. Ik realiseer mij nu dat Bram Kramer zei dat ze elke week samenkwamen maar de laatste tijd kreeg hij Overbeek niet meer te pakken. Steeds als hij naar België belt, krijgt hij te horen dat Bert hem niet te woord kan staan. Wel krijgt hij telkens bericht dat de rendementen binnenkort uitbetaald zullen worden.’

Emiel lachte. ‘Ja, dat zeggen alle oplichters.’

‘Hoe bedoel je?’ vroeg Hans Vermeer.

‘Het lijkt wel of ze zich aan een soort draaiboek houden, die boeven,’ legde Emiel uit. ‘Ze lokken hun slachtoffers met prachtige verhalen, mooie beloften van hoge rendementen. Eerst kunnen de potentiële beleggers hun oren niet geloven. Zulke indrukwekkende rendementen krijgen ze niet bij hun eigen bank. Dan brengt de oplichter ze in contact met beleggers die al begonnen zijn met investeren. Ze vertellen dat zij de rendementen, soms beloven ze wel 30 of 40 procent per maand, netjes krijgen overgemaakt op hun bankrekening. Het gaat ook wel eens andersom; dan brengt een bestaande belegger zelf nieuwe slachtoffers aan. Ze zijn goede ambassadeurs want zij krijgen hun beloning keurig uitbetaald. Meestal weten ze niet dat ze op die manier fungeren als katvangers. Het groepje dat zijn geld op tijd krijgt, is klein. De anderen krijgen te horen dat zij hun rendement het best opnieuw kunnen investeren, ook tegen een hoog percentage natuurlijk. Op papier bouwen ze een mooi kapitaal op. Maar dat geld bestaat niet.’

Heleen moest denken aan die Amerikaanse oplichter die was gepakt. Bernard Madoff had precies zo’n truc uitgehaald. De zakenman had jarenlang vrienden en bekenden warm gemaakt voor investeringen met een aantrekkelijke winstverwachting. Het mooie was dat zelfs in slechte tijden, als de beurzen kelderden, de rendementen toch gewoon werden uitgekeerd. Zijn zoons hadden hem aangegeven toen hij opbiechtte dat hij honderden mensen had bedrogen. In totaal ging het om 50 miljard dollar en duizenden gedupeerden.

‘Is dit een piramidespel?’

‘Precies, dat is het.’

‘Net als bij Madoff? Dat was ook een piramidespel.’

‘Waar hebben jullie het over?’

Hans Vermeer keek vragend naar Emiel en Heleen.

‘Wat is een piramidespel?’

‘Pap, waar heb je de afgelopen jaren gezeten? Onder een steen?’

Heleen trok plagend aan haar vaders brillenkoord. Ze wist dat haar vader soms wekenlang het nieuws niet volgde. Alleen maar ellende, vond hij, en zoveel miste hij volgens hem niet. Als er echt iets belangrijks gebeurde, hoorde hij het toch wel.

‘Hoe werkt dat dan?’

‘Het komt erop neer dat investeringen niet of nauwelijks echt worden belegd,’ legde Emiel uit. ‘De rendementen komen rechtstreeks van nieuwe inleggers. De kans dat mensen die onderaan de piramide bungelen ooit uitbetaald krijgen, is miniem.’

‘Dat loopt uiteindelijk toch verkeerd af?’

Heleens vader keek Emiel ernstig aan.

‘Ja, uiteindelijk wel. Zo’n constructie houd je niet vol. Het loopt een keer mis. Ze noemen het ook wel een Ponzischeme. Dat komt omdat een Amerikaan, Charles Ponzi, zo’n investeringszwendel ooit begon in de jaren twintig van de vorige eeuw. Misschien was hij destijds wel de eerste. Het was nogal spectaculair, want hij wist duizenden goedgelovigen te verleiden om geld te storten. Hij verzamelde miljoenen en miljoenen dollars en na een jaar spatte de zeepbel uit elkaar. Ik heb wel een artikel over dit soort oplichting, als jullie er meer over willen weten. ‘‘Beleggen in gebakken lucht’’ heet het, en dat is precies wat dit soort types doen. Het staat trouwens ook op internet en binnenkort verschijnt het als boek. De werkwijze van deze vorm van oplichting wordt stap voor stap uitgelegd.’

‘Als een handleiding, of draaiboek.’

Emiel schoot in de lach. ‘Ja, precies. Als je slechte bedoelingen hebt, kun je het zo gebruiken. Als een kookboek met recepten die niet kunnen mislukken. En er wordt dankbaar gebruik van gemaakt, het komt zo vaak voor! Werkelijk, honderden keren per jaar.’

 

Heleen was gaar. Wat een dag. Ze zat naast haar vader in de auto en deed even haar ogen dicht. ‘Gaat het?’ vroeg hij bezorgd.

‘Jawel.’

Ze haalde diep adem.

‘Ik zal morgen flink aan het werk moeten,’ zei ze, meer tegen zichzelf dan tegen haar vader. ‘Eerst natuurlijk Overbeek opnieuw bellen, dan de mensen van die lijst van Bram Kramer opzoeken en misschien nog wel het moeilijkste: Francine vertellen hoe het zit met de geldproblemen van haar ouders.’

Haar vader lachte.

‘Je hebt ineens wel een hoop op je bordje, zeg. Daar gaat je vakantie.’

‘Het lijkt me nu bijna opgelost. Ik hoop dat de politie Overbeek gauw gaat verhoren en dat hij de bak indraait,’ zei Heleen wraakzuchtig. ‘Aan mij zal het niet liggen. Ik denk dat ik morgen ga informeren of Julia en ik met een vlucht mee kunnen, naar de Middellandse Zee of zo. Ergens waar het warm is en waar ik me verstaanbaar kan maken.’ Ze lachte. ‘En graag een plek waar ze goede wijn schenken.’ Ze bedacht dat ze helemaal was vergeten om de computer bij de familie Van Sluis weer aan te sluiten zodat ze kon internetten. Dat moest ze morgen dan maar doen.

 

Heleen hoorde haar vader de voordeur afsluiten.

‘Doe jij de lichten uit?’ riep hij vanuit de hal.

‘Ja, ik kijk nog heel even naar teletekst,’ antwoordde ze. Niets om vrolijk van te worden, concludeerde ze al snel toen ze de berichten scande. Een trein ontspoord bij Woerden. Een beschieting op een Amerikaanse school. Nieuwe topman bij een bank. Heleen opende een bericht met de kop ‘Weer blunder minister van Defensie’. Ze las dat de minister in een interview met een tijdschrift had beweerd dat gelovigen betere mensen zijn. ‘Ze kunnen onderscheid maken tussen goed en kwaad,’ had hij in het gesprek gezegd. ‘Alleen voor hen is een plek in de hemel.’ Heleen zette de tv snel uit. Eenmaal in het logeerbed, met haar slapende dochter in het campingbedje ernaast, viel ze als een blok in slaap.