16

Heleen kreunde. Wat had ze diep geslapen. Het duurde even voordat ze wist waar ze was. O ja, La Refuge. Die ruzie met Overbeek. Het was maar goed dat Francine in de buurt was geweest, anders had ze haar woede gekoeld op die afschuwelijke man. Ze kon er niet de vinger op leggen, maar ze wist dat hij niet de waarheid sprak. Ze had niet willen blijven, in dit huis, maar Francine had haar gisteravond niet laten gaan. Ze was haar achterna gelopen en had verhinderd dat ze opnieuw in de auto stapte. Heleen en zij waren samen naar binnen gegaan en hadden een glas wijn gedronken. Pas toen ze een slok nam, voelde ze hoe moe ze was. Ze had een T-shirt geleend van Francine en was vervolgens in slaap gevallen in de slaapkamer naast die van Francine. Ze opende haar ogen.

‘Goedemorgen,’ zei Francine opgewekt. ‘Ben je er weer bij? Het is bijna half twaalf.’

‘Hou jij nog steeds van lekker eten?’ vroeg Heleen. Ze was in één klap weer alert.

 

Ze zaten zwijgend tegenover elkaar, op het terras van Au Comte d’Harscamp. Het restaurant in Rendeux-Haut had Heleen gevonden op internet. Er kwam iemand naar buiten met hun fles uit de Pomerol-streek en een kurkentrekker. De wijn hadden ze net zelf in de koele wijnkamer uitgekozen. Francine lachte besmuikt. Zo vroeg al wijn. Zelf nam ze plat water.

‘Ben je van gedachten veranderd?’ zei Heleen ineens. ‘Hoe kijk jij nu naar de problemen die je ouders hadden? Wat is er volgens jou gebeurd?’

‘Je bent nog altijd dezelfde, hè? Zo fel en direct en heel nieuwsgierig. Als ik je zo zie praten, dan verlang ik terug naar vroeger. We hebben zo’n geweldige tijd gehad samen.’

‘Geef eens antwoord op mijn vraag. Je ontwijkt mijn vragen, net als vroeger,’ plaagde Heleen. ‘Je had advocaat moeten worden.’ Ze lachten allebei.

‘Of politicus,’ antwoordde Francine.

Ze kregen hun voorgerecht. Een stukje foie gras, kleine croques monsieurs met eendenborst en rucola. Ze aten zwijgend.

‘Weet je,’ zei Francine. ‘Het kan mij niet zoveel meer schelen hoe het precies zat. Mijn ouders hebben de beslissing genomen om geld te investeren en zijn daardoor in de problemen geraakt. Dat weet ik nu. Ik ben heel dankbaar dat je mij hebt willen helpen. Dat had je helemaal niet hoeven doen en ik vind het heel lief van je. Je hebt veel informatie boven tafel gekregen, veel meer dan mij ooit was gelukt. Jij hebt zoveel energie, daar bewonder ik je nog altijd om. De afgelopen dagen heb ik veel gebeden en gewandeld. Ik heb nagedacht en ik heb gepraat met de mensen hier. Ik voel me nu zoveel blijer.’

‘Maar wil je niet achter dat geld aan? Als ik oom Bert mag geloven, is er een vertraging opgetreden en dat zou betekenen dat je ouders nog geld van hem krijgen. Heel veel geld.’

‘Ik krijg mijn vader en moeder er niet mee terug. Dat geld heb ik ook helemaal niet nodig.’ Francine klonk ineens stoer. ‘Misschien blijf ik hier wel wonen. Het is zo’n fijn huis.’

‘Wat?’ Heleen gooide bijna haar glas wijn om. ‘Hoe kun je dat nou zeggen? Je hebt een baan. Een man. Een leven.’ Heleen wees naar haar buik. ‘En een kind straks.’

‘Mijn ouders hadden gelijk. Deze gemeenschap is heel prettig.’

‘Hoe wisten zij dat dan?’

‘Een tijdlang hadden we geen contact, maar de laatste tijd weer wat meer. Ze vertelden wel eens over dit huis. Ze hebben hier vrijwilligerswerk gedaan toen La Refuge nog een andere functie had. Mama vertelde me een keer dat sommige anderen van De Levensbron hier ook gingen wonen omdat zij allemaal dezelfde gedachten hadden over het geloof. Het leek hun beter om een grote woning te betrekken. In Nederland is al zo’n huis, veel kleiner. Vlak bij mijn ouders.’

‘Die villa, ik weet wat je bedoelt. Waarom is dat? Wat willen ze daarmee? Van wat ik gisteravond zag, werd ik niet bijster vrolijk. Kinderen die de stuipen op het lijf werden gejaagd omdat ze van binnen slecht zouden zijn.’

‘Jij ziet alles anders door je achtergrond. Het is echt heel bijzonder wat hier gebeurt. Hier wordt het christendom gered. Het echte christendom. Niet slap of halfbakken geloven staat hier centraal maar intens en enthousiast leven. Leven met een doel: het christendom redden. Het mooie is ook nog dat je hier juist helemaal jezelf wordt. Je hoeft je niet beter voor te doen dan je bent, je mag elke dag leren.’

Inmiddels hadden ze weer een gerecht gekregen. Een bord met sliertjes knoflookspaghetti. Boven op de pasta lag een spies met scampi’s. Heleen hapte een garnaal van haar spies. Ze herinnerde zich hoe Francine vroeger vaak tekeerging. Als meisje, ze was een jaar of acht, was ze een tijdje helemaal in de ban van paarden. Ze maakte iedereen horendol door alleen nog maar over die dieren te spreken. Weken achter elkaar, dag in, dag uit. Ze had de muren van haar kamer behangen met paardenposters, ze hing elk vrij uur rond bij de manege en nam stiekem paardentijdschriften mee naar school. Die las ze in de pauze, als haar klasgenoten tikkertje deden of kaarten van de Grease-film met elkaar uitwisselden. Bij tekenles wist ze maar een onderwerp. Heleen was blij dat Francines ouders de obsessie van hun dochter na een tijdje een halt toe riepen. Ze verboden hun dochter om nog naar de manege toe te gaan, met als gevolg dat Francine een tijdlang niet buitenkwam. Na school ging ze meteen naar huis en sloot zich op in haar kamer. In opstand komen deed ze niet, maar ze mokte wel een poos. Tot ze een volgende passie had gevonden. De ene keer was het dansen, dan weer het sterrenstelsel of een land. Heleen vond dat wispelturige en enthousiaste van Francine grappig. Zelf was ze opvliegend, maar als het om school ging of beroepskeuze, heel rechtlijnig. Ze had direct na de middelbare school een jaartje rondgereisd en was daarna aan de vliegopleiding begonnen.

‘Ik zal niet proberen je van gedachten te laten veranderen, ook al zou ik je het liefst onder mijn arm meenemen naar Nederland,’ verzuchtte Heleen. ‘Denk goed na, of je dit echt wilt. Weet Jorge hier al van?’

‘Hij heeft me wel een e-mail gestuurd. Die mocht ik lezen op de computer die bij de administratie staat. Hij is druk aan het toeren en hij schreef dat hij blij is dat ik het zo goed naar mijn zin heb.’

‘Iets heel anders,’ begon Heleen. ‘Ken jij Irene?’

‘Ja natuurlijk. Ze is hier alweer een tijdje. Hoezo?’

‘Gaat het goed met haar?’

‘Jazeker. Ze is gelukkig hier. Vroeg haar moeder weer naar haar?’

Heleen knikte. ‘Ze maakt zich ongerust.’

‘Dat hoeft ze niet te doen. Er wordt hier goed voor ons gezorgd.’ Francine klonk nu bits.

‘Wil je toch iets voor me doen? Wil je haar zeggen dat haar moeder niet boos op haar is? Dat ze altijd thuis mag komen?’

Francine knikte.

‘Laten we nu gaan. Mijn lessen beginnen zo weer. En ik heb allerlei taken in de keuken.’

‘Werkelijk?’

Heleen kon niet anders dan lachen, ondanks haar zware gemoed.

‘Dan zou ik me ook moeten aanmelden als vrijwilliger. Het lijkt me super om samen weer eens te koken. Wil je geen toetje meer?’

‘Nee. Ik moet echt gaan.’ Francine keek op haar horloge. ‘Het is bijna twee uur.’

‘Jammer. De desserts zagen er prachtig uit.’

 

‘Loop je nog even mee?’ Ze stonden bij de hoofdingang van La Refuge en Francine wilde Heleen mee naar binnen trekken. Het was gaan regenen.

‘Nee, ik heb geen zin om Overbeek tegen te komen. Echt, ik heb het helemaal gehad met die vent.’

Ze gaf Francine een zoen, drukte haar nogmaals op het hart goed voor zichzelf te zorgen en wandelde naar haar auto.

‘En groet Irene alsjeblieft.’

‘Heleen! Mevrouw Heleen!’

Een klein meisje kwam op haar roze fietsje aanrijden. Het was Juliet, het meisje dat gisteren zo stevig Heleens hand had vastgehouden. Heleen lachte en groette het meisje.

‘U moet echt met mij meekomen. Ik wil u iets laten zien.’

Heleen had het hart niet om te weigeren. Het kind keek haar zo smekend aan. Ze had twee staartjes in haar haar, net als Julia soms had. Ze greep opnieuw haar hand en ook die van Francine.

‘Wat een schatje, hè?’ zei Francine. ‘Ik ben zo dol op haar.’

Juliet leidde de vrouwen naar binnen.

In de grote zaal stond een groep jongens en meisjes blootsvoets op het podium, gekleed in groene shirts en legerkleurige gevechtsbroeken. De Amerikaanse taart was nergens te bekennen, zag Heleen. Jammer, want ze had haar toch wel even aan de tand willen voelen. De kinderen hadden groene en bruine vegen op hun gezicht en hadden allen een kleine stok in hun hand. Hun haren stond wild omhoog. Het leek of ze een dans oefenden.

‘Dit is cool. U moet het zien,’ zei Juliet. Ze klapte in haar handen van opwinding. Ze schoof de gordijnen open. De zaal was in één klap ruim en licht. De achtertuin had een flink terras en een ovale vijver. Daar stonden enkele picknicktafels. Er was een groot grasveld, en daarachter begon het bos.

Een van de meisjes stond bij de geluidsinstallatie. Ze startte de muziek, een nummer met een harde beat, en sprong daarna weer op de bühne. Heleen schrok. Niet alleen door het harde geluid dat losbarstte maar ook door de malicieuze uitdrukking die de jonge kinderen prompt op hun gezicht kregen. Haar eigen dochter was ook wel eens boos, maar deze kinderen ontpopten zich tot kwaadaardig ogende wezens. Ze stampten op de vloer, schreeuwden hun kelen schor en maakten agressieve gebaren.

‘We are the soldiers,’ zongen ze. ‘The soldiers of Christ.’ Ze stompten in de lucht. ‘We will give our lives. Give our lives for Him. ’Cause we are the soldiers of God. We have no fear.’

Juliet was nog te klein om mee te doen, maar ze kende de tekst al uit haar hoofd. Ze grijnsde en probeerde de dansbewegingen na te apen. Ze deden ook aan andere lessen, vertelde ze. Joshua gaf die lessen.

‘Zo cool,’ verzuchtte Juliet. ‘Dan zegt hij ‘‘doe mij na’’ en dan moeten we doen wat hij doet. Stompen in de lucht of schoppen zo hoog als we kunnen. Ik kan heel hoog. Kijk maar.’ Ze verplaatste haar gewicht naar haar linkerbeen, trok haar armen dicht tegen zich aan als een professionele bokser, boog haar knie en bracht haar voet vervolgens de lucht in. Heleen pakte het voetje plagend vast en duwde Juliet op de grond. Ze begon haar te kietelen totdat ze het uitkraaide.

‘Wat waren onze dansjes hierbij vergeleken onschuldig,’ verzuchtte Heleen toen de herrie was opgehouden. Ze hield Juliet nog dicht tegen zich aan. Het meisje voelde aan dat Heleen dol op haar was. Francine beaamde dat zij zelf van heel andere muziek hielden.

‘Waar dansten wij ook alweer op? De Spice Girls?’

Heleen lachte. Ze zakte door haar knieën om Juliet te omhelzen en gedag te zeggen. Het liefst zou ze haar meenemen naar Nederland. Ze voelde een intens medelijden met haar en verlangde naar haar eigen dochter.