18. Vraag niet wat jij voor je iPod kunt doen, vraag wat je iPod voor jou kan doen

'I want my MP3'

Het is augustus 2004 en ik zit te ontbijten in 7, een café in Playa d'en Bossa. Hier komen de podiumdansers van de Manumission steevast na hun acht uur durend karwei en voordat ze zich voortslepen naar de afterparty in Space, een paar honderd meter verderop (niet om zich te ontspannen, maar om nog meer te dansen). Ze komen voor bier, café con leche en ensamadas (Spaanse croissants met de stroperigheid van geplette donuts), en om hun voeten in plastic bakken met heet zeepwater te weken.

Zij zijn met z'n vijven, wij met z'n zevenen. Zij zijn al vierentwintig uur op, wij net twee. Zij druipen nog van het zweet, wij glimmen slechts van de net aangebrachte zonnebrand die je automatisch al een teint geeft terwijl je in afwachting bent van een echte. Desondanks genieten we van dezelfde soundtrack, hetzelfde gefilterde geluid dat rustig uit de speakers van het café kabbelt. Het is ongeveer halftien 's ochtends en de dinsdagse ochtendzon staat al hoog boven de gebouwen met schietgaten aan deze kant van het eiland. Overal zijn mensen, sommige gekleed in de reguliere felgekleurde, van veel labels voorziene sportkleding die door de echte clubbers wordt gedragen, sommige eenvoudig in tie-dye driekwart broeken en ruime surfshirts. In tegenstelling tot andere vakantieoorden en in tegenstelling tot andere stranden, in feite in tegenstelling tot elke andere plek ter wereld, kun je niet zeggen of deze mensen al uren of dagen wakker zijn. Als je goed kijkt, dan zien sommigen eruit alsof ze al jaren wakker zijn.

Hier zitten we dan in onze mooie kleren, gezicht gericht naar de zon, met de muziek meeknikkend. De meiden in loshangende glimmende dingen en de jongens gekleed in de moderne zomeroutfït van de Balearen: Birkenstocks, schreeuwerige shorts, nog schreeuweriger shirts en dure, reflecterende en erg sexy zonnebrillen. Dit is de look van Ibiza: jong, blits en een beetje te flitsend. Mannen die op vakantie zijn, kleden zich vaak minimaal vijf jaar jonger dan ze in werkelijkheid zijn, waardoor wij ons te goed kunnen doen aan dingen waar we thuis niet eens van durven dromen.

De muziek die bij 7 wordt gedraaid, is net zo eclectisch als de muziek op de rest van het eiland, net zo eclectisch als die de afgelopen dertig jaar is geweest, net zoals het dertig jaar geleden was, in de tijd dat Ibiza begon te werken aan het vestigen van een naam als de alternatieve feesthoofdstad van de wereld, waar iedereen gelijk is. Als je dertig jaar geleden had gezeten waar ik nu zit, kijkend naar een stel dansers die hun voeten in de hete ochtendzon wassen, dan kreeg je alles te horen, van James Brown ('Give it up or turn it a loose') en George McCrae ('Rock your baby') tot Pink Floyd ('Money') en Roy Harper ('One of those days in England'). Tegenwoordig is het niet anders, in feite alleen nog maar meer. Het enige verschil is dat het niet alleen in Ibiza gebeurt, maar overal ter wereld in nachtclubs, cafés en slaapkamers, van New Cross tot New Delhi.

Terwijl we van onze koffie nippen, pompt de stereo - wat een ongelooflijk ouderwets woord is dat toch tegenwoordig - een selectie nummers uit die een prima weergave is van de manier waarop wij tegenwoordig allemaal popmuziek consumeren: ' 19th Nervous breakdown' van The Rolling Stones wordt gevolgd door een huis-tuin-en-keukenhouseremix van 'Satellite of love' van Lou Reed, dat weer wordt gevolgd door John Barry's loungecoreklassieker 'The theme from The Persuaders', de bootlegremix uit 2002 van 'I'm waiting for my man' van The Velvet Underground en minstens drie clubplaten van onbekende herkomst (in elk geval voor mij). Nog niet zo lang geleden was het hebben van een eclectische muzieksmaak een vloek voor het gemiddelde publiek. Sinds het ontstaan van de popmuziek - toen Elvis vijftig jaar geleden bewees dat blanken ook de blues konden zingen - is de jongerencultuur altijd gekenmerkt door het natuurlijke verloop van de muziek, niet door een muzikale detente. Je hield van rockabilly of je hield van Motown, je hield van Captain Beefheart c|f van The Skatalites, Genesis of The Clash, Womack ft Womack of The Jesus ft Mary Chain. Je hield nooit van beide en als je dat wel deed, dan werd je niet echt serieus genomen.

Op Ibiza krijg ik mijn iPod-vertrouwenscrisis. We zijn op vakantie in dit enorme, gekke huis, zo'n tent waar de Adams Family had kunnen wonen als ze deel uitmaakten van de xic-generatie. Het is een gotisch monument voor de kitsch, compleet met een 48-sporenopnamestudio, pornobioscoop, snookerkamer, bubbelbaden, een inloopkast met een garderobe met pruiken van volgens mij lapdanseressen, een wigwam (natuurlijk), twee meertjes en een fantastische tuin vol waardeloze beelden. Als we het huis beschrijven aan mogelijke bezoekers, zeggen we dat het bemoedigend is om te weten dat het nog steeds mogelijk is om een miljoen pond uit te geven bij Woolworths. Toen ik in Londen terugkwam, ontdekte ik dat de eigenaar een dj is die de loterij had gewonnen, wat een hoop verklaarde.

Nadat ik maandenlang mijn cd's naar MP3 had geconverteerd (of eigenlijk de equivalent van Apple, aac-bestanden, die in feite MP4's zijn), begon ik half mei ook mijn vinyl op iTunes te rippen. Op een avond moest ik in de jury zitten van een of andere modewedstrijd voor studenten in een tent in Battersea Park, toen een van de organisatoren mij vertelde over een apparaatje dat iMic heette. Daarmee kon je vinyl rechtstreeks opnemen op iTunes. Dit leek mij het meest waardevolle ding ooit en de volgende dag ging ik naar de hifi-afdeling van John Lewis in Oxford Street (er werd mij in duidelijke bewoordingen verteld dat ik daaraaartoe moest gaan) en besteedde 39 pond aan een Griffin iMic.

En jongens, daar werd ik blij van. Voorzover ik me kan herinneren was ik ongeveer tien jaar toen ik mijn eerste opnamen maakte in de voorkamer van ons huis in Deal, de lusteloze kuststad in Kent. Ik gebruikte een externe microfoon van de cassettespeler om verschillende versies van Disney-liedjes op te nemen, zoals 'Old yeller' en 'Whistle while you work'. Dit zou net zo leuk zijn, maar hopelijk met betere resultaten.

Ik begon met de singles, ietwat ontmoedigd door de gedachte aan het handmatig opnemen van elk nummer van enkele van mijn favoriete elpees (met name Pink flag van Wire, waar de laatste keer dat ik het controleerde wel 63 nummers op stonden). Met het opnemen van singles kon ik mijn platencollectie spectaculair opschonen, een soort laxerende, huishoudelijke en behoorlijk zielige zelfmanagementtechniek die me onbewust zou aanmoedigen om door te gaan (dit zou heel, heel lang gaan duren). Ik installeerde de software, sloot alle kabels aan en paste het volume aan, net als ik jarenlang had gedaan als ik op cassette of minidisc opnam, me ervan vergewissend dat mijn singles van Devo en Aztec Camera niet direct in het rode zouden stuiteren en alles helemaal ging oversturen. Vervolgens liet ik de naald op het vinyl zakken, klikte snel op de opnameknop van de iMic-display en nam elke seconde op van elk obscuur en esoterisch stukje van mijn leven dat (vanwege allerlei geluidsredenen) niet op cd was uitgebracht. Je zou denken dat in deze tijd van extravagant geproduceerde cd-boxen, waarop elk waardeloos klinkend afdankertje is verzameld en ingelijst met perfecte digitale efficiency, het mogelijk zou zijn om dit materiaal te vinden in cd-zaken (ik stel me altijd voor dat elpees van Roberta Flack en Donny Hathaway metaforisch een bal tegen een garagedeur trappen in afwachting van iemand als ik die ze komt kopen). En mochten ze in de cd-zaak niet verkrijgbaar zijn, dan kon je ze nog altijd op internet krijgen.

Maar nee, hoor, de enige plek waar je ze kunt vinden is in mijn kasten, en daarom moest ik doorgaan. Als ik echt serieus mijn hele leven op het apparaat wilde zetten, moest ik alles opnemen en niet alleen die dingen die door de cd-generatie goed bevonden waren. En daarom ging ik verder met mijn platencollectie door te snuffelen en uploads te maken van zeldzame singles, zoals 'Love lies limp' van Alternative TV, de oorspronkelijke flexidisc die je in 1977 kreeg bij Sniffin' glue; 'Hurricane fighter plane' van The Red Crayola, de flexidisc die je kreeg bij het optreden van Pere Ubu in Chiselhirst Caves in 1978; 'Shepherd's song' van Tony Osborne, een opname uit 1972 van een reclame voor Dubonnet; 'I got a right' van Iggy Pop, maar dan de uitvoering van Siamese Records (wederom uit 1977, maar deze uitvoering is de enige die de moeite waard is om te hebben) en veel, heel veel meer. Het meest fantastische van de iMic was natuurlijk dat je er alle 12"-singles mee kon importeren, platen die het grootste gedeelte van mijn jeugd mijn avondleven hadden bepaald, die bijna onderdeel van mijn dna waren geworden, maar waar ik zelden naar luisterde. Een voorbeeld hiervan is 'Loveride' van Nuance op het oorspronkelijke label van Island, Fourth ft Broadway. Deze 12" had ik gekocht tijdens mijn eerste trip naar New York in 1984, toen ik 23 was. Toen ik erbij mijn terugkeer een recensie over schreef voor nme, schreef ik nogal bot dat het letterlijk een 'killing'plaat was voor de mensen op de dansvloer.

Maar tegen augustus stond minimaal twee derde van mijn leven op mijn iPod. Er is nog steeds behoorlijk wat te doen, maar voor het overgrote deel lig ik op koers. Dat denk ik tenminste.

Als we op een middag op Ibiza bij het zwembad liggen te luieren, proberen sommigen over hun kater te komen, werken minimaal drie van ons zich door Plan of attack van Bob Woodward en een paar proberen het allebei te doen. We sluiten de iPod aan op het speakersysteem aan de rand van het zwembad en zetten een van de vele chill-outplaylists op die ik speciaal voor momenten als deze heb samengesteld (in een overmoedige bui heb ik mezelf opgeworpen als de iPod-dj voor een huis vol met topklasse iPodaholics van de eerste generatie). Maar tot mijn verbijstering is de geluidskwaliteit niet wat ik ervan had verwacht. De nummers klinken een beetje... houterig, een beetje dof, alsof we naar een radiozender luisteren die niet helemaal op de goede frequentie staat afgesteld.

Bizar genoeg zijn de enige nummers die niet zo modderig klinken, degene die ik direct van vinyl heb opgenomen. Niet alleen omdat in die tijd de muziek gewoon beter was, maar omdat ze - stomme eikel, waarom heb ik me dat niet gerealiseerd - allemaal waren opgenomen op het standaardformaat aiff. Dit betekende dat alle nummers die van cd waren opgenomen in MP3-formaat stonden (in dit geval dus aac), en dus waren gecomprimeerd. De vinylopnamen waren niet gecomprimeerd, ze waren namelijk in aiff-formaat. aiff (Audio Interchange File Format) werd jarenlang gebruikt voor het besturingssysteem van de Macintosh. Je zou kunnen zeggen dat het de Macintosh-equivalent is van golflengtebestanden, wat betekent dat het ongecomprimeerde audiodata zijn. De kwaliteit is heel wat beter dan MP3's, maar de omvang van de bestanden is enorm en een volledig nummer in aiff-formaat kan meer dan 30 MB aan schijfruimte innemen, aac (Advanced Audio Coding) was ontworpen om de MP3-technologie te vervangen, die nu bijna 25 jaar oud is. Maar waar het geluidcomprimeringssysteem veruit efficiënter werkt en betere geluidskwaliteit levert, bijna concurreert met die van ongecomprimeerde cd's, is het aiff-systeem werkelijk van cd-kwaliteit. En daar ben ik dus blijkbaar in de fout gegaan (door het niet te gebruiken, bedoel ik).

En toen dacht ik, met het koude zweet in mijn nek als een soort dodenmaskershalo, terug aan een aantal gesprekken die ik zes maanden daarvoor had gevoerd. Robin, die me had gewezen op de speakers van Altec Lansing en die een of andere expert leek lang voordat ik dacht dat het wenselijk was om er een te zijn, had me gezegd dat ik andere importeervoorkeuren moest ontdekken. ('Ik ben een kwaliteitsfreak, zie je,' zei hij, alsof hij wist dat ik een amateur was, maar probeerde om het voorzichtig te brengen.) Ook Richard, een andere goede vriend en de persoon die vanaf het begin mijn ontluikende obsessie met de iPod had gevolgd, had me een paar maanden geleden terloops verteld dat gecomprimeerde bestanden niet je van het waren (hij was een solide hightech muziekcentrum in zijn huis aan het installeren en sprak vol spot over elke vorm van comprimeren). Shit. Hoe konden ze allebei gelijk hebben? Ik moest niet alleen iets doen aan mijn importeerproces, ik moest het ook nog doen zonder dat zij het te weten zouden komen.

Moest ik al mijn aac's dumpen en overstappen op aiff? Dat zou betekenen dat een nummer als, laat ik eens even kijken, 'So what' van Miles Davis (dat 9 minuten en 24 seconden duurt) dat in aac slechts 8,8 MB in beslag nam, als ik het zou converteren naar of importeren als een aiff-bestand, wat een niet gecomprimeerd bestand is, 95,1 MB aan geheugen in beslag zou nemen. Dat is bijna tien keer zo veel geheugen! Om het een beetje in perspectief te plaatsen: je kunt ongeveer 92 vier minuten durende aiff-bestanden kwijt op een iPod mini. Ik kon dus mijn 40GB-iPod vullen met ongeveer 10.000 nummers als ik aac zou gebruiken (dat is ongeveer 666,6 uur, bijna genoeg om de hele maand februari non-stop muziek te draaien zonder dat ik een nummer twee keer zou horen), de kwaliteit zou echter uiteindelijk niet voldoende zijn.

En hier komt aiff om de hoek kijken. Het is in feite beter. Als je een van de gebruiksaanwijzingen van de iPod leest die de afgelopen paar jaar op de markt zijn verschenen, dan zie je dat aiff-bestanden alleen voor audiofielen bedoeld zijn, maar dat is helemaal niet waar: om cd-kwaliteit te ervaren moet je aiff-bestanden hebben.

Ik stond dus voor een dilemma. Zou ik gewoon doorgaan en alles op aac opnemen en schijt hebben aan de consequenties? Of zou ik opnieuw beginnen en aiff gebruiken, veilig wetend dat mijn collectie zo goed mogelijk was? Ik moest niet mijn AAc-bestanden converteren naar aiff (wat met slechts twee vluchtige bewegingen gedaan kan worden in de iTunes-poort), omdat ik dan alleen maar een gecomprimeerd bestand zou uitbreiden, alsof je een beknopte uitgave van een boek zou uitvergroten (het is dan nog steeds beknopt, alleen groter).

Na een gesprek met mezelf van een aantal dagen (ik schaamde me te erg om het met iemand anders te bespreken) besloot ik ervoor te gaan. Die avond stond ik in de keuken van ons gehuurde paleis op de Balearen en zei terloops tegen Richard dat ik misschien - alleen misschien, begrijp je - mijn iPod helemaal opnieuw zou vullen en opnieuw door mijn cd- collectie zou gaan en alles op aiff zou opnemen in plaats van aac. Hij was op dat moment heel nauwgezet een Caesarsalade aan het maken en, misschien met een mix van verbijstering en welwillende overgave, nam een ferme slok van zijn bier en gaf mij een serieuze ouderwetse blik die impliciet zei: 'Je bent een heel dierbare vriend en wat je ook zult doen, ik vind het goed, maar ik voel me een beetje verplicht om je erop te wijzen dat je dit jaren geleden al had moeten bedenken, voordat je begon met al deze onzin, en ik wil dat er een notitie van gemaakt wordt dat ik je een zielige loser vind.'

En daar had hij eigenlijk helemaal gelijk in.

Voor deze affaire had ik andere kleine iPod-teleurstellingen, maar geen enkele was onoverkomelijk. Toen ik in het begin met earphones naar de iPod luisterde (iets waar ik nooit een grote fan van ben geweest, ik geef de voorkeur aan speakers als ik naar de iPod luister), begon ik me bezorgd af te vragen of ik voortijdig doof was worden. Het apparaat bleek niet hard genoeg af te spelen, alhoewel ik er al snel achter kwam dat de Europese modellen veel zachter afspelen dan de Amerikaanse versies. Sommige Europese landen - ik bedoel eigenlijk Frankrijk - zijn zo bezorgd over de gevaarlijke combinatie van excessief volume en onbeschermde oortelefoontjes dat ze op persoonlijke audio een begrenzer van 100 dB hebben laten zetten. Er bestaan verschillende manieren om deze begrenzer te omzeilen. Een van de gemakkelijkste is de iPod VolumeBooster van Hans-Peter Dusel, die je kunt vinden op www.bnv-gz.de/

hdusel/tools/iPodVolumeBooster. Je kunt ook investeren in een Etymotic ER6 Isolator-hoofdtelefoon, die het meeste van het externe geluid buitensluit. Als dat niet lukt, dan moet je maar naar Queens of the Stone Age luisteren. Altijd.

Mijn tweede probleem had te maken met de capaciteit van mijn PowerBook, die na een paar maanden niet zo groot bleek te zijn als ik had gedacht. Hij had namelijk slechts een capaciteit van 37 MB, waardoor ik onmogelijk mijn 40GB-iPod kon vullen. Ik voelde me lichtelijk opgelicht toen ik dit ontdekte, alsof de IT-jongens die mij de laptop hadden verkocht, wisten dat ik heel nauwkeurig 10.000 nummers op iTunes zou importeren en niet in staat zou zijn iets anders te doen, omdat mijn harde schijf niet groot genoeg was. Maar ik breidde eenvoudig mijn geheugen uit naar 55 GB en ging verder. Als ik immers van plan was om een compacte uitvoering van de Virgin Megastore te bouwen, was het amper een verrassing dat ik een of twee gekke uitbreidingen zou moeten realiseren.

Maar nadat ik mijn importeerlulkoek had ontdekt, zwoer ik opnieuw te beginnen en alles weer te uploaden wat ik al had geüpload, maar in een ander, beter formaat. Ik weet dat minimaal een vijfde van mijn iTunes-collectie van vinyl in aiff was getransformeerd, maar dan bleven er nog steeds zo'n vierduizend nummers over die moesten worden opgenomen of opnieuw moesten worden opgenomen. Vierduizend nummers, zo'n vierhonderd cd's van normale lengte tegen ongeveer vijf minuten per stuk (de tijd die het kost om het te uploaden). Dat betekende nog een keer 33 uur achter mijn PowerBook zitten. Niet alleen goed mogelijk, bedacht ik me, maar ook erg leuk.

Gore Vidal zei ooit dat het enige gevaar van het kijken naar porno is dat je alleen maar meer porno wilt zien. En ik moet toegeven dat de verslavende aard van uploaden betekende dat de gedachte aan het spenderen van anderhalve dag (nonstop, hè) aan het doen van iets wat ik al had gedaan (in feite het doen van veel dingen die ik al had gedaan) eigenlijk best opwindend was. Zelfs sexy.

Als gevolg daarvan begon ik meer lijstjes te maken, meer overwogen deze keer, van het materiaal dat ik wilde uploaden... te beginnen met het specificeren van mijn cd's van Steely Dan en Stevie Wonder. Vervolgens schatte ik hoe snel ik door mijn cd's kon werken waar ik maar één of twee nummers van wilde importeren. En zo besloot ik me er weer op te storten, terug naar de monsters van Sinatra, de hectaren van Moloko en de bossen van Free Design. De grote opgave beangstigde me totaal niet, ik werd er opgewonden van. Ik editte, verwijderde nummers die niet noodzakelijk leken en reduceerde mijn muzikale saus nog meer.

Maar net toen ik me erop wilde storten als de clichématige verhaallijn van weer een vervolg op Alien of Jaws, stuitte ik op nog een ander formaat: Apple Lossless. Ik had bedacht dat als ik mijn hele iTunes-bibliotheek zou overzetten naar aiff, ik een kleinere selectie moest maken en nog meer nummers uit mijn verleden moest skippen. Had ik echt al die nummers van Van Morrison nodig? Kon ik leven zonder al dat materiaal van Bob Dylan dat ik alleen maar had geript omdat ik dacht dat ik dat moest doen? (Ik wilde eigenlijk alleen maar Blonde on blonde en Blood on the tracks, dus waarom zou ik het daarbij niet laten?) En wilde ik echt de eerste elpee van Blondie? Het zou me natuurlijk mee terugnemen naar 1977, toen ik de plaat regelmatig draaide, maar eerlijk, vond ik hem eigenlijk wel goed? Zou ik er überhaupt een nummer van waarderen als het onverwachts tijdens een etentje voorbij zou komen? En wat moest ik in 's hemelsnaam met de cd van Keane? Er stonden maar drie goede nummers op, dus waarom moest ik hem in zijn geheel hebben?

En terwijl ik op die manier door mijn collectie ging, stelde een collega voor om Apple Lossless uit te proberen. Dit is een andere manier om muziek in hoge kwaliteit te importeren, maar zonder dat het zoveel geheugen in beslag neemt.

Jezus, dacht ik bij mezelf, wat moet ik nu doen? Zou ik dit spul nog opnieuw en weer opnieuw opnemen als ik vijftig was? Maar het bleek de beste iTip te zijn. Als je een audiofiel was en je hoefde je geen zorgen te maken over de ruimte die je muziekbestanden innamen, dan koos je voorheen voor de wav- code of liever nog de aiff, vanwege het uiteindelijke pure resultaat. Maar Lossless is een relatief nieuwe code die bijna dezelfde kwaliteit levert als aiff, maar slechts ongeveer de helft van het geheugen gebruikt. Dat betekende dat 'So what' van Miles Davis, dat in aiff-formaat een flinke 95,1 MB opvrat, in Lossless slechts een veel redelijker 55,5 MB nodig had, bijna de helft dus. Het maakt niet uit welk formaat je kiest, maar als je van encoders en geheugenomvang wilt wisselen, moet je een tripje maken langs het iTunes Importing preference bedieningspaneel, je moet dus Preferences selecteren van het menu van iTunes in Mac os x. Op dit scherm vind je de vijf codeeropties die iTunes heeft in het Import Using pop-upmenu en als je een code selecteert, verschijnt de standaardwaarde hier. Kies bijvoorbeeld aac en je krijgt te zien dat iTunes een bestand codeert met 128 Kbps, terwijl een MP3-bestand wordt gecodeerd met 160 Kbps, ook al is de kwaliteit minder goed.

Met deze nieuwe kennis opgeslagen, begon ik opnieuw. Toch wel iets geïrriteerd door de gedachte aan herhaling, maar ook wel daardoor juist opgepept. Ik was behoorlijk opgewonden bij de gedachte om nog een keer de luchtsnaar te raken bij het begin van 'Like a rolling stone', opgewonden bij de gedachte aan het rippen van de beste gedeelten van The Great Escape van Blur zonder dat ik die cd weer helemaal opnieuw moest draaien en opgewonden bij de gedachte aan het in zijn geheel importeren van de 112 nummers van Van Morrison.

Een paar weken na mijn conversie naar Lossless zag ik een advertentie op internet: 'huis op ibiza te huur: opzichtige stijl, 12 slaapkamers, fitnessruimte, bubbelbad, dierentuin, indoorkunstijsbaan, populair bij pornofilmmakers.' Ik besloot het voor het volgende jaar te boeken.

19. Reis door het binnenste van de iPod

Eindelijk ben ik verzadigd, één met mijn apparaat

De PowerBook staat op het bureau in mijn werkkamer, waar hij eigenlijk de laatste tien maanden vrijwel onafgebroken heeft gestaan. Hij staat, zen-achtig, precies in het midden, omgeven door mijn detritus, mijn... zooi. De kef-speakers staan er nog steeds trots achter, net als het Sony-dubbeldeck, de Audio Technica-draaitafel en de enorme Kenwood-tuner. Onder het plasma op de verre muur staan mijn bijna aangesloten Japanse Eclipse iPod-speakers, de snoeren hangen nog steeds als een klimop over de rand van het kastje. Er liggen stapels cd's, stapels bladen, stapels paperclips, stapels... stapels.

Mijn linkerwijsvinger drukt op de Apple-knop op de PowerBook terwijl mijn rechter op 's' drukt van saven. En terwijl ik het doe, gaat de laptop van 'ping!' in een perfecte C-majeur, het gelukkigste akkoord ter wereld, het akkoord van 'ik hou van iedereen'. Apple heeft het bewust gedaan om ons een goed gevoel te geven als we hun producten gebruiken, en het werkt. Deze 'ping!' is geen D-mineur septime, het ik-voel-me-zo- triest-dat-ik-niet-eens-een-hoer-kan-vinden-bluesakkoord, maar de 'ping!' van eeuwigdurende zonneschijn. Het klinkt ook wel alsof het de release van een gefilterde discoplaat aankondigt, maar is dat nu zo slecht?

'Ping!'

En eindelijk ben ik klaar. Ik heb elk stukje goede muziek dat ik heb, op één plek verzameld. Elk nummer dat ik ooit goed heb gevonden, heb ik geüpload op mijn iTunes-bibliotheek en vervolgens getransporteerd naar mijn iPod. Mijn geheugenbox is barstensvol. Elke dag, elke week en elke maand van mijn leven zit hier op de een of andere manier in, of het nu de avond is dat ik mijn maagdelijkheid verloor of de dag dat ik verliefd werd op mijn vrouw. Alles heeft zijn eigen soundtrack en die soundtrack staat op mijn iPod. Kan dit het zijn? Is dat alles wat er is?

De term 'Elvisjaar' wordt in Engeland gebruikt om het jaar te omschrijven dat iets het populairst was (2003 was bijvoorbeeld het Atkins Dieet Elvisjaar, maar het is nog steeds een discussie wanneer het Elvis Elvisjaar was). Voor de iPod is sinds 2001 elk jaar een Elvisjaar geweest. De iPod is een enorm cultureel fenomeen, hij heeft heel wat meer mensen geïnteresseerd in Apple dan Apple mensen heeft geïnteresseerd in de iPod. Miljoenen mensen hebben er een, nog meer miljoenen mensen praten erover op een fluistertoon en het spervuur van gadgets van andere aanbieders heeft bijgedragen aan een uitzonderlijk, rijk begroeid en bloeiend ecosysteem. Er bestaat een heuse iPodNatie en het is tegenwoordig zo'n wezenlijk onderdeel van het popculturele lexicon dat de 'i'-referenties overal opduiken. Lees de volgende voorbeelden maar uit de Future Dictionary of America: 'iGod n. a portable device (typically of 500-yottabyte capacity) that stimulates the wisdom and/or awe-inspiring terror of an omnipotent deity. e.g., "I downloaded Buddhism on to my iGod last week and I've already reached a state of nirvana".'... of'... iJob n. optical liposuction for people with unfashionable fat eyes, popular in the 2010s. The extracted material made an excellent teething gel for babies.'

De iPod werd zo alomtegenwoordig dat de Duke University in North Carolina startte met het aanbieden van downloadcursussen... tijdens een sollicitatiegesprek was het heel normaal om mensen te vragen wat ze op hun iPod hadden staan... en in navolging van de 'sleutelfeesten' uit de jaren 70, begonnen mensen in mijn buurt iPod-feesten te organiseren. De bedoeling was dat iedereen zijn iPod in een grote schaal op de salontafel moest doen en er willekeurig een moest uitkiezen om mee naar huis te nemen (stel je het afgrijzen voor als je je kleine digitale vreugdeapparaat meeneemt in je auto en nadat je op het sonische envelopje hebt gedrukt, ontdekt dat daar de complete werken op staan van Courtney Love of The Manie Street Preachers!).

En wat een tumult heeft het veroorzaakt! De muziekindustrie bevindt zich in een periode van steeds meer vernieuwingen, zodat het vrijwel onmogelijk is een werkzaam businessmodel te vinden dat enigszins overeenkomt met een dat ze de afgelopen vijftig jaar hebben ontwikkeld. Het succes van de iPod en het digitale downloaden heeft de industrie op heel veel verschillende manieren beïnvloed.

Sinds het begin van het decennium hebben bladen en kranten er een gewoonte van gemaakt om de verkoopcijfers op te krikken door een gratis cd erbij te leveren. In november 2004 gaf Wired een iets andere cd weg. Alle nummers waren voorzien van een licentie die iedereen toestemming gaf er meer mee te doen dan er alleen maar naar te luisteren. Je kon ze ruilen, samplen, wat je maar wilde. En het grootste deel van de artiesten die eraan meededen - Danger Mouse, Gilberto Gil, The Thievery Corporation, David Byme, Paul Westerberg en anderen - ging een stap verder en bracht hun nummers uit onder de uitgebreidere Sampling Plus-licentie, waarmee ze wilden aangeven dat hun muziek ook voor commerciële doeleinden mocht worden gebruikt. Omdat het blad vond dat de muziekindustrie een niet te winnen oorlog voerde tegen technologie, besloot Wired om een precedent te scheppen en alles... vrij te geven.

Er bestaat ook een snelgroeiende groep van zogenoemde podcasters. Dit zijn hoofdzakelijk amateur-programmamakers die hun radioshows zo hebben ontworpen dat ze op MP3-spelers kunnen worden afgespeeld. Sinds september 2004, toen nieuwe software die iPodder heet de luisteraars in staat stelde om hun favoriete shows rechtstreeks te downloaden, hebben zich honderden reclamevrije radiozenders gemeld in cyberspace. Je hoeft alleen maar de software te downloaden van iPodder.com en te besluiten op welke audiofeeds je je wilt abonneren, die vervolgens op je iPod worden opgeslagen, de eerstvolgende keer dat je het apparaat synchroniseert met je laptop.

Ik ben zelf een andere aanbieder geworden en sinds mijn apparaat helemaal geladen is ben ik een soort iPod-bitch geworden. Ik moedig mensen aan om mij hun spiksplinternieuwe apparaat te sturen, waarna ik mijn eigen herinneringen erop zet. Een redacteur van een krant, een schoenenontwerper, een zanger, een architect, een literair agent, het Europese hoofd van een groot modebedrijf, een of twee advocaten... allemaal lopen ze rond met mijn herinneringen die op hun hoofd beuken... Help ik hen of helpen zij mij? Ik vraag me af of ik hun een ongelofelijke hoeveelheid moeite en tijd bespaar of dat ik er zelf van geniet om mijn smaak aan hen op te dringen.

Gek genoeg was het de passie voor muziek van Jonathan Ive en Steve Jobs die het product er in het begin door heeft gedrukt, vooral nu de iPod het grootste succesverhaal van Apple kan blijken te zijn. Jobs wist dat het bedrijf een MP3-speler nodig had en natuurlijk werd de iPod net als alle creaties van Apple ontwikkeld met een commercieel doel (en vanwege de dorst naar digitale convergentie), maar de ziel van de iPod, zijn hart, is een bewijs van het geloof van de makers dat muziek nog net zo capabel is om een cultuur te definiëren als zo duidelijk twintig, dertig, veertig jaar geleden gebeurde. Het voortdurende belang van popmuziek, zowel voor de consumenten als de industrie die hen voedt, is gebaseerd op het constant opnieuw uitvinden: ongeveer elke anderhalfjaar moet het roer collectief worden omgegooid om het geheel vers te houden, een soort aardverschuiving die alles wat er direct aan voorafging direct mysterieus en ondoorgrondelijk lijkt te maken. En op zijn manier is de iPod de eerste muziekdrager en de digitale muziektechnologie het eerste verzendsysteem en ze beïnvloeden de muziekindustrie net zozeer als de muziek zelf.

Toen ik dacht dat ik het einde van de digitale tunnel had bereikt, stelde een geïnteresseerde groep twee saillante vragen: a. Nu je al dit... materiaal hebt verzameld, wat mis je nu eigenlijk? Wat heb je nog echt nodig? Heb je ooit nog meer Sham 69 nodig? b. Hoe ga je onthouden waar alles staat?

Nou, het antwoord op de eerste vraag is erg simpel: in feite... alles. Als elk nummer op mijn iPod de strijd aan kan gaan met het voorgaande nummer, wie weet welke gekke nevenschikking dan mogelijk is? Wie zegt dat er niet nog een paar verborgen juweeltjes staan op de vele albums die Prince in de jaren 90 heeft gemaakt? Wie zegt dat Motley Crue reddeloos verloren is? Hoeveel albums van Grateful Dead zijn er eigenlijk? Die kunnen toch niet allemaal slecht zijn, toch? Tóch? Maar er is inderdaad niet meer ruimte voor Sham 69, dat moet ik toegeven...

En voor wat de tweede vraag betreft: gemakkelijk. De bediening van de iPod maakt alles gemakkelijk toegankelijk, terwijl hij datzelfde 'alles' begraven houdt in een labyrint van verstrengelde algoritmen (luister maar lang genoeg en je zult misschien iets horen wat je nog nooit hebt gehoord).

En hoe ging het eigenlijk met mij na mijn reis? Had ik werkelijk de ziel van dit nieuwe apparaat gevangen? Of waren mijn verwachtingen eenvoudig verontwaardiging die zich nog moest opbouwen? William Burroughs zei ooit dat we het verleden in stukken snijden om de toekomst te vinden, wat eigenlijk op een bepaalde manier precies is wat de iPod heeft gedaan: ons verleden door elkaar hutselen om een duidelijke toekomst te creëren. Ik voelde zeker dat mijn verleden grondig was uitgekamd, terwijl ik tegelijkertijd vooruitkeek met een toenemend gevoel van verwachting.

Maar nog belangrijker, zat mijn reis erop? Had mijn exprestrein eindelijk Digitopia bereikt? Verre van dat. Nee, dacht ik, dit is nog maar het begin. Alles wat ik de rest van mijn leven nog doe, wordt vanaf nu vergezeld door mijn kleine witte geheugenbox. Toen mijn collectie uiteindelijk op één plaats stond, begon ik die te beschouwen als een boog die mijn levensloop volgde, van links naar rechts in een dalende curve die uiteindelijk in de periferie verdwijnt, rechtsonder in mijn blikveld tegen de tijd dat ik 110 ben (als ik zeker dood ben, ondanks alles wat Jonathan Ive ontwerpt). De lijn begint bij 8 of 9 jaar met de platen van Frank Sinatra en The Beatles van mijn ouders en de grafiek gaat vervolgens naar beneden in mijn tienerjaren van Bowie, Roxy en Alice Cooper. Dan loopt hij verder door het begin van de punk, de new romantics, disco van vóór de zondvloed, clubland en glitter uit de jaren 80, naar een beperking die naar verlichting leidt (oftewel toen ik weer naar mijn oude platen ging luisteren). Als de curve richting de 30 racet, denk ik aan Van Morrison en Bruce Springsteen en een belangstelling van premiddelbare leeftijd voor dingen die ik voorheen genegeerd of gemist had. En dan, net op het moment dat de curve bijna eindigt... is daar het icoontje van de iPod, net als op mijn PowerBook. Daar is het! De ÜberPod, trots en rechtop staand, een zwart gat vol met alles uit mijn verleden, mijn heden en veel van mijn toekomst als ik er de tijd voor heb.

Cruciaal was dat het bij me begon te dagen dat mijn reis een bestemming op zich was. John Lennon zei wel vaker dat leven is wat er gebeurt als je druk andere plannen aan het maken bent (hij zong het zelfs ooit in een liedje) en mijn iPod-reis is daar het bewijs van. Ik heb zo veel over muziek en over mijzelf geleerd tijdens de reis dat ik 'één werd' met mijn apparaat, dat ik begon te denken dat mijn hobby eigenlijk toch een roeping was. En wat ik altijd dacht dat een parallel universum was, was in feite mijn eigen universum, waarvan er slechts één is.

Wat ik zeker weet, is dat dit voorzover ik me kan herinneren de eerste keer is dat technologie de inhoud op zo'n heftige manier beïnvloedt, of de consumptie van inhoud. De iPod heeft mijn interesse in muziek totaal veijongd en na mijn negen maanden durende introductieperiode werd ik een geobsedeerd man. Ik kocht tientallen en tientallen nieuwe cd's, tientallen oude cd's waarvan ik dacht dat ik het nooit voor elkaar zou krijgen om ernaar te luisteren en ik leende, brandde en downloadde als een gek. De iPod herinnerde me eraan dat muziek fascinerend is, je helemaal kan opslokken en continu amusant is. Hoe meer ik hoor, des te meer wil ik. John Peel, die misschien wel de beste en meest uitgesproken aanhanger van 'nieuwe' muziek was (of in elk geval een man die meer tijd besteedde aan het luisteren naar muziek dan iemand ooit heeft gedaan), had het volgende te zeggen over de constante queeste naar het nieuwe: 'Er bestaat altijd de mogelijkheid dat je een plaat ontdekt die je hele leven op zijn kop zet. En dat gebeurt wekelijks. Het is als een blaadje dat op de stroom wordt meegevoerd. In het water zitten kleine stromingen en draaikolkjes en er liggen kleine stokjes in die je een beetje in een andere richting duwen. En dan ontsnap je en laat je je meevoeren met de stroming. Niets of niemand kan je stoppen of uit het water tillen en op de oever leggen, maar er zijn verstrooiingen, afleidingen, gerommel en gestommel, die het leven echt interessant maken. Niet op de manier van een Romeinse keizer, waarbij je een extreme stimulatie hebt (ik vergeet elke keer weer welke keizer beestenhuiden over zich heen liet gooien en vervolgens de arena in galoppeerde en met zijn blote handen de testikels van de naakte slaven afscheurde, niet dat niveau, dus), maar een beetje opwinding hier en daar. En muziek zorgt daarvoor. Het is fantastisch.'

Zonder de iPod zou ik niet de verbazingwekkende cd van Rilo Kiley, The execution of all things, hebben gekocht, of me druk hebben gemaakt om het vroegere werk van Stephen Stills; hoewel ik altijd al had gedacht dat ik ze goed zou vinden, had ik nooit de moeite genomen om erachter te komen. En de manier waarop ik nu over muziek denk, lijkt daar een beetje op: ik wil niets missen, ik wil niet de volgende cd van The Strokes missen, of de nieuwe Coldplay, ik zou er niet tegen kunnen om het 'toekomstproject' van Steely Dan te missen en ik kan niet wachten om de nieuwe U2 te horen (en er is altijd een nieuwe U2). Patti Smith zei ooit, zoals zij dat toen deed (ik schat zo rond 1975, in de tijd van Horses), dat ze alleen maar nooit zelfmoord had gepleegd, omdat ze dan de nieuwe elpee van de Stones zou moeten missen. Ik sta echter zo ver van zelfmoord af als een persoon maar kan en ik heb absoluut geen verlangen naar het horen van het volgende album van de Stones (en ik weet vrij zeker dat het me in 1975 ook niet zoveel kon schelen), maar ik begrijp wel een beetje wat ze bedoelt. Muziek is voor mij nu net zo belangrijk als toen ik twaalf, zestien of twintig was (en dat waren de erg goede jaren: Bowie, The Ramones en Chic) of misschien wel als die altijd is geweest, maar op de een of andere manier vóél ik het nu meer.

En hoe is het met Steve Jobs en Apple? Als de concurrentie er niet in slaagt om met een geloofwaardige 'iPodKiller' te komen, dan zal de hegemonie van Apple voortduren totdat het idee van een apparaat dat een capaciteit heeft van 15.000, 25.000 of 50.000 nummers ouderwets of onnodig lijkt, moge God het verhoeden. In oktober 2004 kondigde Steve Jobs de komst van de iPod Photo aan, een 60GB-iPod met de capaciteit om 15.000 nummers en 25.000 fullcolour digitale beelden op te slaan ter grote van een portefeuille. Bij de introductie in San Jose gaf Jobs een beschrijving van hoe hij nu diavoorstellingen en albumhoezen had gemaakt om de muziek te begeleiden en hij begon de mantra 'al je liedjes en foto's in je zak' te herhalen. Het was verbazingwekkend dat de nieuwe iPod dit alles kon en slechts één millimeter dikker was dan de G4. Dit was een opmerkelijk staaltje techniek en ik hoefde me geen zorgen te maken of ik alles op mijn 40 GB kwijt kon (ik hoefde hem alleen maar te upgraden).

Dit was niet het enige wat Apple in 2004 had gepland. De toespraak van Steve Jobs in januari 2005 tijdens de Macworld-jamboree in San Francisco was een van zijn verrassendste en een van zijn toegewijdste. De toespraak werd via een satelliet naar Parijs uitgezonden, zoals de norm was geworden, naar La Maison de la Radio. Daar werd Jobs aangehoord door vijfhonderd uitbundige en verwachtingsvolle techneuten uit Frankrijk, Duitsland, Italië, Spanje, Engeland en alle andere landen waar de techneutencultuur in volle bloei staat. Deze 'thematoespraken' zijn belangrijke evenementen geworden in Apple World. Het zijn religieuze bijeenkomsten waar de bekeerden kunnen komen om hun hulde te tonen aan De Ene. Ze zijn een soort Woodstock of Glastonbury uit het gadgettijdperk.

Na een korte introductie door een Pascal Cagni zonder jasje, de vice-president van Europa, Afrika en het Midden-Oosten, maakte Jobs zijn entree onder het daverende applaus van de vijfhonderd in Parijs en de vele duizenden in California. Plotseling heerste er een bijna tastbare sfeer van vertrouwen in de ruimte, een die door alle aanwezigen werd gedeeld. Het publiek was in beide tijdzones hetzelfde: jeans, gymschoenen, rugzakken, jeansshirts, jeansjacks, jeans overal! Iedereen zag eruit als familie van Jobs, zelfs de vrouwen. Naast me zat een kloon van Jobs van ergens in de vijftig met een zwarte coltrui aan (net als Steve!) met de mouwen tot aan de ellebogen opgerold. Iedereen zag eruit als Jobs! Drie rijen van voren keek voormalig vice-president Al Gore onophoudelijk stralend naar het podium met een soort welwillende gloed die je zelden ziet buiten een bijeenkomst van promotors van revivals.

Bij een evenement als dit is het moeilijk uit maken of het om een religieuze bijeenkomst gaat of een rockconcert. In plaats van Coldplay, Elbow, Athlete of The Dave Matthews Band krijg je Jobs voorgeschoteld, live, via de satelliet, net als Elvis! Hij ziet er zelfs uit als een priester, zijn zwarte coltrui heeft alleen nog een wit boordje nodig. Bij Macworld 2005 was Jobs fantastisch, hij slenterde over het podium en gaf uitleg over de introducties van nieuwe producten, en het publiek vrat het allemaal, applaudiserend voor elke beweging, elk klein bon-mot.

Ik heb het gevoel alsof ik getuige ben bij een presentatie van de Tyrell Corporation, de makers van de Replicants in Blade runner. Dit was almachtige merkenverering zoals ik nog nooit had gezien. Elk beeld, elk oppervlak droeg het door Hoefler & Frere-Jones geïnspireerde Apple-lettertype, elk geluidseffect was een logocentrisch klaroengeschal. Dit was niet zomaar een computerbijeenkomst, dit was de levende belichaming van een iPod-economie ('vierhonderd accessoires van andere aanbieders en we stijgen nog steeds').

Ik ben helemaal overdonderd en ik ervaar eenzelfde soort kick als ik krijg van het kijken naar Paul McCartney die 'Carnival light' speelt, het nooit uitgebrachte nummer van The Beatles, of als U2 in mijn woonkamer zou optreden. Het zorgde voor een goddelijke openbaring en ik was verstomd door de hele promotieparade van de 21e eeuw. Ik voelde me net zo duizelig als twintig jaar geleden, toen 'Out of touch' uit mijn Virgin Atlantic-hoofdtelefoon schalde terwijl we over een steeds groter wordende wolk gleden op mijn eerste trip naar New York. Voor consumenten is Apple vrijwel onweerstaanbaar en ik zit vol met de wil om te consumeren, net als alle anderen hier. Ik voel een opwelling van opwinding, een glimp van hoe eenvoudig mooi het is om te leven. Ik weet dat het gek is, maar dat bracht Jobs bij mij teweeg.

Zijn performance is gewoon fantastisch en elk beetje cynisme dat ik mee naar binnen had gesmokkeld, bleef netjes in mijn zak, niet gewild en niet nodig. De menigte klapte voor alles, niet alleen voor de producten, maar ook voor elke fout, elke foute overgang en elke evangelische demonstratie die op Jobs' laptop verscheen. Dit was niet een tiener die gitaar speelde, maar een vent van boven de vijftig die met zijn computer rommelde! Een man die laptops verkocht in plaats van een religie.

Maar wat een gerommel en wat een producten. In 2004 lanceerde Apple meer dan veertig producten en het aanbod voor 2005 was net zo imponerend, inclusief een overvloed aan nieuwe software en een nieuwe computer, de Mac mini (de 'Mac zonder hoofd'), ontworpen om al die iPod-gebruikers te verleiden om van pc te veranderen, de iPod Shuffle, Apple's antwoord voor de goedkopere MP3-markt, bijna net zo klein en licht als een pakje kauwgum of een Zwitsers legermes en bedoeld om aan een sleutelkoord om je nek te bungelen.

'We wilden iets maken wat nog gemakkelijker te gebruiken is dan de iPod,' zei Jobs, alsof hij magnetrons aan het verkopen was vanuit de laadklep van een bestelwagen. 'Iets gebeurde in de iPod-markt, mensen ontdekten een nieuwe manier om naar muziek te luisteren, die de meest populaire manier werd om naar je muziek te luisteren: de shuffle. Wij denken dat de iPod Shuffle heel veel mensen kan overhalen naar dit nieuwe tijdperk van digitale muziek. We hóüden hiervan!'

Ze hadden het helemaal niet zo slecht gedaan tot dat moment en in de periode voor kerst hadden ze de ongelofelijke hoeveelheid van 4,5 miljoen iPods verkocht, waarmee het totaal boven de 10 miljoen kwam. De winst over het laatste kwartaal van het jaar bedroeg 295 miljoen dollar, ten opzichte van 65 miljoen dollar in dezelfde periode in 2003, de grootste winst in de historie van Apple. En de doelen voor de toekomst gingen op de helling: elke auto, van Mercedes of Ferrari tot Volvo en Nissan (de chic en de onderklasse!) zullen worden voorzien van een iPod-poort en de mensen die het voor het zeggen hebben, denken dat er geen enkele reden is waarom de winst in de komende anderhalf jaar niet met 75 procent zal kunnen stijgen. Wie weet? Misschien zal iedereen ter wereld wel een iPod bezitten. Misschien komt er wel snel een iPod die groot genoeg is om alles te kunnen bevatten!

De introductie van de 60GB-MotherPod is ook een indicatie van de toekomst van de iPod. Hij is exponentieel en zal zonder twijfel binnenkort in staat zijn om alles op te zuigen in zijn glimmend witte kastje. Dit noopt mij me af te vragen of ik wel een apparaat wil dat zich gedraagt als een mobiele telefoon annex video-streaming type personal organizerachtig ding, waarmee ik e-mails kan verzenden terwijl ik naar Taxi Driver kijk, een column schrijf voor de The Independent en tegelijkertijd mijn vakantiekiekjes bekijk. Maar binnenkort heb ik geen keuze meer. Tegen die tijd zal Apple succesvol zijn omgevormd in een platenmaatschappij die artiesten onder contract heeft en hun muziek exclusief via iTunes uitbrengt. Wie weet? Over een paar jaar is het goed denkbaar dat als we het tijdperk binnengaan van het einde van bezit, we in staat zijn om elk nummer dat we goed vinden, direct te downloaden (ik bedoel dus elk nummer dat ooit ergens door iemand is opgenomen) op onze mobiele telefoon, terwijl het hele gevoel van je daadwerkelijk druk maken om muziek zelf te bezitten, vreemd zal lijken en belachelijk tijdrovend. Misschien kan de iPod helemaal cognitief worden en anticiperen op je stemming door een mix van logica en intuïtie?

De toekomst ziet er onbegrensd uit: tegenwoordig lijkt het niet zo vreemd te veronderstellen dat we ons over een paar jaar kunnen inbeelden hoe het zou klinken als The Libertines (als ze dan niet allemaal al dood zijn) Aftermath van The Rolling Stones in zijn geheel opnemen. Vanwege de geavanceerde tovenarij van digitale manipulatie is dit heel goed mogelijk (stel je voor dat je met je nieuwe Microsoft iPod Expo-Remix alleen maar op de 'Create'-toets hoeft te drukken, vervolgens op 'The Libertines' en ten slotte op 'Aftermath' en in minder tijd dan het kostte om op het idee te komen, heb je het al, speelt het in je huis, in je auto, in de huizen en auto's van iedereen die je kent of misschien wel alleen in je hoofd, waar je het even laat hangen en vervolgens je apparaat vraagt om Pink Floyd het complete werk van Orbital te laten coveren (stel je eens voor...).

Meer prozaïsch is het binnenkort mogelijk om met elke muziekspeler die je in huis hebt elke mogelijke remix te maken die je maar wilt. Als je een remix van 'Blue Monday' wilt maken die drie uur duurt, waarom niet? Als je perverse gevoel voor tijdgeest je voorschrijft dat je een calypsoremix van 'Smells like teen spirit' moet maken, wie zal je dan tegenspreken? Niemand.

Maar misschien wil je gewoon genieten van de gedachte dat je het eerste nummer van elke elpee van The Beatles kunt draaien als je morgen naar je werk rijdt. Met het digitale potentieel is het mogelijk om dit op je muziekdrager te configureren in de tijd die nodig is om je autosleutels te zoeken (in mijn geval waarschijnlijk in minder tijd). Je apparaat zal binnenkort in staat zijn om direct van elke on-linemuziekwinkel te downloaden en om over te schakelen naar elk radioprogramma dat in dit leven is uitgezonden...

Misschien wil je wel een dag wegdromen met Joni Mitchell: scharrel het spul bij elkaar, vertel je apparaat om te anticiperen op je zaterdagochtendstemming (met speciaal aangeduide pauzes voor eten, pissen en het lezen van de kranten) en draai er maar lekker op los.

En dat is precies wat ik nu aan het doen ben, er lekker op los draaien; ik laat toe dat mijn apparaat me weghaalt uit het nu en me door de meest afgelegen plekjes van mijn geest voert, door mijn verleden, mijn heden en in willekeurige volgorde ook door mijn toekomst. Op dit moment heb ik de volledige controle met een strakke hand aan het roer. Een tijdje is de wereld van overvloed net zo aanlokkelijk als elk Shangri-La, ik weet dat voor mij persoonlijk individualiteit de sleutel is tot elke succesvolle navigatie.

Het komende halfuur ga ik luisteren naar een nummer waar ik voor het eerst van genoot toen ik acht was (het meeslepende 'Hey Jude'); een nummer dat ik slechts één keer eerder heb gehoord ('Willow weep for me' van Our man in Paris van Dexter Gordon); twee nummers van Johnny Cash en een liedje dat voor mij nu net zo veel betekent als toen ik het voor de eerste keer hoorde, een liedje dat zo veel voor mij betekent, dat het de capaciteit heeft emoties los te maken. Dat liedje is 'Being boring' van The Pet Shop Boys (6 minuten en 50 seconden van Behaviour, Parlophone, oktober 1990, de melancholische klassieker die door Neil Tennant en Chris Lowe is geschreven), en de uitstekende tekst gaat als volgt: 'And now I sit with different faces in rented rooms in far off places. All the people I was kissing. Some are here and some are missing in my nineteen nineties. I never dreamt that I would get te be the creature that I always meant to be. But I thought in spite of my dreams tou'd be sitting somewhere here...'

Terwijl sommige mensen nu misschien niet bij me zijn, bevinden de platen waar we naar hebben geluisterd zich allemaal in mijn kleine witte geheugenbox, allemaal liefdevol verzameld en beheerd, alleen maar in afwachting van de tijd dat ik ze misschien weer nodig heb.

En ik denk dat die tijd ongeveer nu is...