13. 112nummers van Van Morrison
Heeft de Belfast Cowboy de beste plaat ooit gemaakt?
Net als iedere echte fanatiekeling stuitte ik hier rijkelijk laat op. Ik had Veedon fleece in 1974 gekocht, toen ik nauwelijks een tiener was. En hoewel ik de plaat goed vond, was het in die tijd alleen maar de zoveelste vreemde plaat van de zoveelste langharige visionair. In die dagen kon je er dertien in een dozijn krijgen. Nee, dit Van-gebeuren drong pas tot me door nadat ik de dertig was gepasseerd en alle belangstelling die ik gehad zou kunnen hebben voor kleine, kalende, lichtgeraakte idealisten, nagenoeg kwijt was. Maar toen het mij uiteindelijk raakte, bleef het hangen. Obsessies zijn vaak dingen waar je overheen groeit, Van Morrison was er echter een waar ik in groeide.
Waarom? Ik zou het niet weten. Tijdens mijn tieneijaren neeg ik naar dingen die kort en scherp waren. Van leek echter te intens, leek te veel in zichzelf op te gaan, en eerlijk gezegd was dat mijn werk. Tijdens mijn zorgelijke jeugd wilde ik dat de wereld naar mij toe kwam, om mijn persoonlijke lasten te begrijpen. Ik wilde niet iemand anders zijn altaar aanbidden. In die tijd - ik was veertien of vijftien - kon ik me niet voorstellen dat iemand geïnteresseerd zou zijn in het kruis dat ik moest dragen, dat iemand niet verlamd zou raken door mijn monosyllabische wrok tegen de wereld. Ik kon mensen als David Bowie en Bryan Ferry begrijpen omdat zij een erg scherp beeld van de wereld schilderden, een waarin verveling en zelfbeschouwing hoogtij vierden en met respect werden behandeld. Waarom had ik Van Morrison nodig om het allemaal nog gecompliceerder te maken? Ik had mijn eigen problemen.
Maar, zoals gezegd, heb ik het uiteindelijk geleerd. Ik kan me niet herinneren waar ik voor het eerst over hem heb gehoord en ik kan me al helemaal niet herinneren waar ik was toen ik voor de eerste keer een plaat van hem hoorde. Maar uiteindelijk kwam ik tot het besef dat hij veel belangrijker was dan ik oorspronkelijk dacht.
In de loop der jaren is hij van alles genoemd, van Van the Man, Van the Mystic tot de Belfast Cowboy, maar in werkelijkheid is hij de chagrijnige wijsgeer, een moeilijke oude bok met een ruziezoekend trekje in zich dat zo breed is als de Ierse Zee. Om nu te zeggen dat Van Morrison zakelijk is, is hetzelfde als Alan Clarke promiscue te noemen of Wayne Rooney vruchtbaar.'Ik heb nooit gezegd dat ik een leuke vent was,' zei hij ooit tegen de journalist/dj BP Fallon.'Oké? Nooit. Ik ben geen leuke vent... Als iemand zegt dat ik een mopperkont ben, een klootzak of het maakt niet uit wat, dan is dat prima, omdat ik niet pretendeer een engel te zijn.'
Zoals hij ooit over zichzelf zei: 'Ik zal groot zijn als ik klaar ben.'
Een typisch voorbeeld van zijn opvliegendheid (waar of niet) werd mij een paar jaar geleden verteld door een vriend die een korte film voor een kunstprogramma op tv maakte over Van. Nadat hij met de presentator had gesproken over zijn gebruikelijke afkeer van het praten over hem zelf, besloten de producers om het gesprek op de morgen van de opname te repeteren. Na afloop bleek de presentator tevreden, maar meer nog een beetje opgelucht.
Toen een uur later de opnamen begonnen, werd Van een zorgvuldig gerepeteerde vraag gesteld, waarop hij alleen maar antwoordde: 'Je moet wel knettergek zijn als je denkt dat ik daarop ga antwoorden...'
Aan Van Morrison zit een lang lint van verhalen vast: hij was in 1993 schijnbaar zo gealarmeerd dooreen onofficiële biografie, dat zijn managementteam de totale oplage van 25.000 exemplaren opkocht van de uitgever Bloomsbury. Naar verluid heeft hij in 1991 een rechtszaak aangespannen tegen de Belfast Blues Society om te voorkomen dat zij een herdenkingsplaquette plaatsten bij de deur van zijn geboortehuis (waarna direct in de lokale krant een cartoon verscheen van een plaquette met daarop de woorden 'Van Morrison was hier ongelukkig, 1960'). Verhalen over zijn temperament zijn legio en worden
zo vaak herhaald, dat het moeilijk is om de geloofwaardigheid of de herkomst in twijfel te trekken. Een muzikant die ooit samenspeelde met Van herinnert zich een hele avond durende cafédiscussie met de gezette, obstinate man uit Ulster. Morrison beargumenteerde het onderwerp, een mysterieus, filosofisch punt, schijnbaar met zo'n kracht en vuur dat de muzikant uiteindelijk inbond, zijn verlies nam en hem gelijk gaf. 'Ik ben het met je eens, Van,' zei hij. 'Je bent wat?' vroeg Morrison ietwat perplex. 'Wat je net zei, daar ben ik het mee eens.' 'Nou, in dat geval,' schoot de zanger terug,'in dat geval heb je het verkeerd.' Dit is niet alleen typisch Van Morrison, maar, zoals iedereen die ooit een avond heeft doorgebracht in een pub in Dublin je kan vertellen, typisch Iers.
Hij reserveert veel van zijn woede voor, dat viel te verwachten, de pers. Marianne Faithfull, die af en toe in Dublin woont en Morrison vaker tegenkomt, zei ooit: 'Van kan erg moeilijk doen, daar ben ik zeker van, maar een ruziezoeker? Nee. Iedereen die anders beweert is waarschijnlijk een journalist. Ik weet wel zeker dat hij het hun moeilijk maakt. Hij is een creatieve artiest, wat verwachten die journalisten dan van hem? Van is een echte goede vriend, bijna als een raadgever of een priester. Met Van heb je als het ware een hotline met God.'
Mijn iPod is mijn hotline met God, met Van als zijn eigen goddelijke zelf. Ik heb 112 nummers van Van op mijn apparaat, uit de toon vallend weggestopt tussen 'The shuffle' van Van McCoy en 'Who loves the sun' van The Velvet Underground. Dit gebied is mijn kerk, een heiligdom ver weg van de motorzaaggitaren van The Clash of The Strokes en van het maffe gejat van Robbie Williams en Rod Stewart. Hier zit ik op mijn knieën in de virtuele kerkbanken van de PowerBook. Ik ben totaal in rust, zelfs als de kerel die de muziek maakt constant met zichzelf in oorlog is.
Voor Van Morrison is succes zelden belangrijker geweest dan prestatie. Zijn wereld is niet die van OK!, Hello! of Heat, maar hun wereld is ook niet de zijne. Hij beschouwt muziek als een roeping, niet als een stap dichter bij roem. 'Ik geloof dat een artiest niet aan het publiek toebehoort, maar aan zichzelf,' zou hij zeggen.'Ik wil niet dat iemand iets weet over mijn persoonlijk leven.' Zijn aversie tegen de pers is legendarisch, met name tegen diegenen die proberen hem in een hokje te stoppen. 'Niemand vraagt een metselaar over metselen,' zei hij ooit. 'Waarom vraag je mij dan wel over het schrijven van liedjes? Er bestaat geen verschil. Ik doe alleen wat ik doe.' Hij zong ooit: 'Het is niet waarom, het is gewoon zo.' Zoals Gerald Corbett van Railtrack ooit zei: 'We zijn waar we zijn.'
Maar kun je het hem kwalijk nemen dat hij zo moeilijk is, zo verlegen, zo vastberaden in zijn verlangen om met rust gelaten te worden? Ik niet. Ik heb nog steeds een paar helden over en ervaringen uit het verleden hebben me geleerd dat ontmoetingen met hen een vreselijke anticlimax kunnen zijn. Alhoewel het heel fascinerend kan zijn om met hem te praten en meer te ontdekken over zijn gekwelde ziel, ben ik ook heel gelukkig als ik niet meer van hem te weten zou komen dan ik vandaag al weet. Als ik maar wel naar zijn platen kan blijven luisteren.
En het werk, zoals Van het voor hemzelf altijd stelt, is het belangrijkste.
Een succesvolle muzikale verbastering is zeldzaam, maar Morrison is een van de weinigen die op een overtuigende manier een mix heeft gemaakt van rock, soul, blues, REtB, jazz en traditionele popmuziek (inclusief doo-wop). Het resultaat is altijd meer geweest dan de som van de delen. Zijn muziek is altijd voorbijgegaan aan de heersende trends. Die heeft niet alleen maar bestaan in een quasi-spirituele parallelle wereld, een die gevuld is met alomtegenwoordige keyboards, klanknabootsende zang, geborstelde drums, akoestische bas en nauwelijks waarneembare blaasinstrumenten. Die is altijd het oeuvre geweest waar je tegenaan wilt kruipen na een avondje stappen. En het maakt niet uit hoe vastgeroest je muzikale loyaliteit is, of je nu van garage houdt, alt. country of nu-metal, in de privacy van mijn eigen huis overwint de Man ze allemaal. Bovendien was Van Morrison al chill-out voordat dat zelfs maar bestond. Zijn platen hebben de platen van Marvin Gaye vervangen als de meest populaire hulpmiddelen bij het versieren. Zelfs beroemdheden maakten er gebruik van: om Glenn Close te helpen ontspannen voor de seksscène in Jagged Edge, draaide medespeler Jeff Bridges voor haar 'A sense of wonder' van Van; hij deed hetzelfde voor Rachel Ward in Against all odds, maar nu draaide hij 'Inarticulate speech of the heart' (je zou toch ook geen Phil Collins daarvoor gebruiken, toch?).
Als je de muziekpers gelooft en de kale typetjes van popcritici van de laatste dertig jaar, dan geloofje ook dat Astral weeks zijn meest kenmerkende statement is. Het is een album dat in 1968 in New York binnen 48 uur is opgenomen toen Van pas 2 2 was. Met een zelfgevoel dat plotseling onbetwistbaar was, en met een gevoel van ongedwongenheid dat zelden in rockmuziek te horen is geweest, heeft Van Morrison met Astral weeks op de een of andere manier het onvoorstelbare gedefinieerd. Het was 'nostalgisch', het had een 'mysterieuze stemming', het was 'vol met impressionistische strijkers en houten blaasinstrumenten', het had 'een virtuoos gevoel voor drama', het was 'rijk met cryptische suggestie' en ik kan zo nog wel een tijdje doorgaan.
Sommige critici denken dat Morrison de afgelopen dertig jaar heeft getracht dit album te verbeteren en dat de frustratie over het feit dat hem dat niet lukte, heeft gezorgd voor zijn ietwat vervormde wereldbeeld. Ik zou het niet geloven. Nostalgie is vaak niet meer dan een stok om het heden mee te slaan en het beste werk van Van kwam in feite vijfjaar later. Astral weeks was zeker een mijlpaal in termen van het verbreden van de grenzen van de rock, maar het is niet zijn beste werk, bij lange na niet. Nee, het meesterwerk van Morrison is Veedon fleece uit 1974, een plaat van zo'n pastorale schoonheid dat hij Albinoni, Chopin en Mendelssohn in de schaduw stelt. Een recensent beschreef een deel van de plaat als het geluid van gras dat groeit, en als er al een muzikale equivalent bestaat van Walt Whitman, dan is dit het wel. Zoals Liam Neeson ooit zei: 'De man kan een wandeling door de wei maken en er een plaat over schrijven.' Veedon fleece zit in zijn eigen hoekje van de kerk in mijn bibliotheek, onbewust van alles om zich heen. Magistraal. Rustig. Subliem. Tussen deze twee platen kwamen achtereenvolgens Moondance, His band and the street ehoir (beide uit 1970), Tupelo honey (1971), Saint Dominic's preview (1972) en Hard nose the highways (1973). Een opzienbarend stukje werk dat voor vele artiesten een leven lang werken zou betekenen, en veel ervan staat op mijn iPod. Sinds die tijd zijn er nog tientallen platen uitgekomen (hij heeft meer dan dertig albums gemaakt), die variëren van het prozaïsche tot het verbijsterende. Elk album is een uiting van Morrisons obsessieve queeste naar persoonlijke verlichting. Gedurende die tijd heeft hij ook af en toe een klassieker geschreven: 'Jackie Wilson said','Bulbs','Bright side of the road' en 'Have I told you lately that I love you'. Tekstueel is hij geobsedeerd geweest door het verlies, het legendarische droomland van Avalon en het verregende Ierse platteland. Zoals het een Ier betaamt, vereert hij de regen, en je kunt moeilijk een plaat van Morrison vinden waar niet iets op staat in de trant van 'tuinen nat na een zomerse bui'. In de wereld van Morrison is elke dag een grootse, zachte dag.
Het is te gemakkelijk om het effect dat muziek op je kan hebben te negeren. Voor sommigen zijn dat The Buzzcocks, voor anderen is het Hank Williams. Voor mij is het Van. Ik ben laaiend enthousiast over iedereen van The Ramones tot Marvin Gaye, van U2 tot Del Shannon en verder, maar Van raakt bij mij een snaar waarvan ik niet wist dat ik die had. Natuurlijk is het mogelijk dat als je naar wat van zijn werk luistert, je je helemaal vol voelt met rust en vervulling - Morrison 'concentreert zich op het vangen van de vluchtige kwaliteit van het moment door impressionisme', schreef een van zijn biografen, Johnny Rogan - maar het kan ook erg verontrustend zijn. Luister naar 'Across the bridge where angels dweil', 'Into the mystic','Hymns to the silence' of'Flamingoes fly' (een van de verloren nummers van The philosopher's stone, opgenomen in 1974, maar pas in 1998 uitgebracht), en het komt allemaal naar boven borrelen: euforie, melancholie en alles wat daartussenin zit. Voor mij is het luisteren naar Van Morrison soms alsof het leven in evenwicht is.
Net als elke non-conformist heeft Van Morrison wat vreemde dingen gedaan. Naast het feit dat hij overdadig en pretentieus is, heeft hij de scientology omarmd, gestoeid met gestalttherapie, een duet opgenomen met Cliff Richard en een nummer gecoverd dat beroemd is geworden door Kermit de Kikker ('It's not easy to be green'). Maar wat maakt het uit, je verwacht toch deze nonsens van je helden? Hij is immers toch een gekwelde ziel, nietwaar? Dat staat toch op het plaatje? Net als zijn goede vriend Bob Dylan, lijkt Morrison een hekel aan zijn uiterlijk te hebben, vastberaden zijn gezicht en lichaam te ontwrichten, het maakt niet uit hoe bespottelijk hij eruitziet. Zijn pakken zijn normaal gesproken te klein (op zijn minst twee maten), waardoor zijn lichaam wordt ingesnoerd. En als hij zich goed kleedt, dan probeert hij zich nog te vermommen: hij komt het podium op met zijn donkere John Rocha-jack met fluwelen kraag, zijn varkensleren hoed (hij houdt van een hoed, onze Van) en zonnebril, als een Britse Blues Brother.
Het hele idee om een popster te zijn is voor hem een vervloeking. Hij is oprecht ondoorgrondelijk en doet er veel aan om zich zo veel mogelijk van de popwereld te distantiëren. Een aantal jaren geleden schreef hij een brief aan de Ierse Sunday Independent, waarin hij klaagde dat de krant hem constant een rockster noemde. 'Om mij een rockster te noemen is absurd,' schreef hij, 'zoals iedereen die naar mijn muziek heeft geluisterd kan opmerken. Aan de ene kant ben ik gevleid door de plotselinge aandacht, nadat ik het grootste gedeelte van mijn leven de rol van antiheld heb gehad en gewoon mijn werk heb kunnen doen.'Aan de andere kant... In de ogen van Morrison is troubadour zijn een nobel vak, net als een vakman en een dichter, iemand die met zijn handen werkt, al is het maar door zijn pen op te tillen.
De invloed van Morrison is nooit betwijfeld en hij is een inspiratie geweest voor Bruce Springsteen, Mike Scott, Ryan Adams, Tim en Jeff Buckley, Kevin Rowland en de lijst gaat maar verder en verder. Overigens lukte het de single 'Jackie Wilson said (I'm in heaven when you smile)' van Morrison uit 1972 niet om de hitparades te halen, totdat tien jaar later het nummer nieuw leven werd ingeblazen door Dexy's Midnight Runners van Rowland. Het nummer bracht de producenten van Top of the Pops dusdanig in verwarring dat ze als achtergrond van het optreden van Dexy's een afbeelding hadden van de darter Jocky Wilson. Morrison is ook een soort gevestigd figuur geworden. Zijn nummer 'Days like this' werd het onofficiële lied van het Ierse vredesproces nadat in 1995 toestemming werd verleend door het Northern Ireland Office. Zijn Ierse afkomst draagt Morrison als een onderscheiding, het komt niet alleen in zijn muziek tot uiting, maar in alles wat hij doet. Steven Pillster, een van Morrisons tourmanagers, was getuige van het begin van zijn zoektocht naar zijn erfgoed toen hij hem jaren geleden in Dublin leerde kennen.'Ik dacht altijd dat Van een moeilijke tijd doormaakte met het zoeken naar zijn centrum,' zegt hij. 'Het drong pas in Dublin tot mij door dat hij echt een gekke Ierse dichter is. Dat is zijn genetische make-up.'
Ik besef dat het een cliché is - en niet eens een gewoon cliché, maar een verdomde gigant van een cliché - maar ik werd verliefd op zowel Van als Ierland. In 1991 ontmoette ik een meisje uit Dublin dat Jackie heette. En tijdens die relatie nam zij mij mee naar Dublin, een stad die nog moest profiteren van de injectie van Europese investeringen of die de vernedering moest ondergaan van het gebombardeerd worden tot de eerste keuze voor Engelse vrijgezellenweekends. Nadat ik een decennium aan het opbouwen van een carrière had gewerkt, begon ik me af te vragen hoe het zou zijn om me terug te trekken, om alles achter te laten waar ik zo hard voor had gewerkt. En omdat Dublin slechts veertig minuten van Londen was, ging mijn voorkeur uit naar Wenen of Praag, een Noord-Europese bonbondoosstad (donkere bonbons, natuurlijk).
Sommige vrienden van Jackie waren echter terughoudend over haar Londense redacteur van een stijlblad. Een van hen zei terwijl hij aan mij werd voorgesteld: 'Aha, weer een fucking Brit, koud als bevroren snot.' Neil Jordan, de regisseur van The Crying Game, beschuldigde mij van ongeveer dezelfde malaise: 'Wat is er toch met jullie Britten, dat we als we jullie de tweede keer ontmoeten weer die hele klotezooi moeten afwerken? Ontmoet een Ier één keer en je bent vrienden voor het leven. Je moet een Brit wel zes keer ontmoeten voordat hij je alleen maar groet.' Wat ik niet onredelijk vond, echt waar.
Maar ik werd sowieso verliefd op de stad, van a tot z. Gedurende de daaropvolgende anderhalf jaar bracht ik er acht weken door en ik vroeg me serieus af of ik er zou kunnen wonen. Maar de relatie liep stuk (mijn fout, natuurlijk), en het werd me duidelijk dat ik op zoek was naar het verliefd worden, niet op een land, maar op een meisje. En vreemd genoeg gebeurde dat niet lang daarna.
Voor Morrison lijkt zijn 'baan' niet meer zo belangrijk als hij ooit dacht. Van heeft ook echt al een tijdje over de tijdgeest gesurft. Hij maakt nog steeds albums en sommige daarvan zijn echt goed, maar hij lijkt wel een beetje van de culturele radar te zijn verdwenen. Zijn laatste echt goede album is Hymns to the silence uit 1991, een dubbel-cd die wordt gekarakteriseerd door nostalgische gospel. De blues schijnt zijn huidige obsessie te zijn en net als Bob Dylan voelt hij zich voor een deel verplicht dat te doen om waardigheid te geven aan zijn hoge leeftijd. Zoals Keith Richards altijd zei, als de bluesman boven de zestig nog steeds mag optreden, waarom mag de blanke man dat dan niet? Van Morrison is een van die muzikanten uit de jaren 60 die zichzelf ooit zag als een bedreiging voor de maatschappij, maar die zich nu beschouwd als een bedreigde soort. 'Ik denk niet dat ik ooit relaxter zal worden,' zegt hij,'als je relaxt, wordt je opgevreten.'
Ik ben Van Morrison een paar keer tegen het lijf gelopen, de laatste keer op een benefietconcert voor Tibet dat hij gaf in het Londense Grosvenor House (waar Morrison gekleed in een typisch tegendraadse outfit een optreden van twintig minuten veranderde in een twee uur durende show, die in tegenspraak was met de flauwe locatie en die de onderbrekingen van Richard Gere doorstond, die erop stond om te jammen met Morrison en zijn band), maar ik heb nooit echt de behoefte gehad om hem te benaderen. Hij is namelijk iemand die zijn privacy verdient. Ik heb nooit ingezien waarom je je gewoon zou moeten opdringen aan een beroemdheid. Als je wordt voorgesteld, oké, maar anders is het gewoon gênant. Daarnaast loop je het risico om verwenst te worden, net zoals de journalist die Russell Crowe benaderde op een feest in Londen. 'Hoe gaat het met je?' vroeg de nieuwsgeit. 'Ik geef geen interviews,' antwoordde Crowe naar verluid. Proost. In het geval van Van, wie heeft een andere starfucker nodig om jou de tekst te verklaren van 'Linden Arden stole the highlights' of 'Caravan'? Het is muziek over liefde en toewijding, wat moet je nog meer weten? God weet dat ik mijn kansen heb gehad: ik heb hem vaak genoeg gezien in de supermarkt in Notting Hill Gate (hij had een tijd een huis in de buurt in Holland Park). Ik was aan het neuzen tussen de magnetronpizza's, alleen maar om me te kunnen omdraaien om Vans gesloten blik te zien die naar mij terugstaarde. Hij was gekleed in een leren jack in de kleur van babypoep, enorm smerige jeans, beschadigde cowboylaarzen en hij had een dreigende blik. Hij zag er eerder uit als een taxichauffeur die net een karige fooi had gekregen.
Dit brengt me bij mijn favoriete verhaal over Van Morrison, alhoewel het erg ongeloofwaardig is. Een paar jaar geleden organiseerde een beroemde rockster een feest ter gelegenheid van weer een succesvol Womadfestival. Plaats van handeling was een schuur in de buurt van het festivalterrein. Alle sterren die op het festival hadden opgetreden, waren uitgenodigd, en alle sterren die er toevallig rondliepen. Bovengenoemde rockster nodigde Van uit en vertelde hem dat het een rustig gebeuren zou worden en dat zijn aanwezigheid erg op prijs werd gesteld. Van, die bij tijd en wijle pathologisch asociaal kon zijn, zei dat hij zou proberen te komen. Stilletjes wisten zowel de rockster als Van dat hij niet zou komen opdagen.
In elk geval was het feest een doorslaand succes en iedereen was aan het lachen en knikken. Maar geen Van. Tegen twee uur 's nachts, terwijl nog een handvol publiek over was, werd er zacht op de grote schuurdeur geklopt. De veiligheidsman opende hem langzaam, wierp een blik op onze slecht geklede held, nog zwijgzamer dan anders, en draaide zich om naar de achterblijvers.'Heeft iemand een taxi besteld?' vroeg hij.
Het zou hartverwarmend zijn geweest als Van de grappige kant ervan had ingezien, maar zoals de man zichzelf kent, zijn de dingen zelden zo gemakkelijk.