16. Hoe ik leerde me nergens zorqen om te maken en van jazz te houden
Het is groot, het is slim en het is volwassen
Hier ben ik dan, in de grote hmvop Oxford Street in Londen, in de buurt van Selfridges. Het is ergens in april en ik heb net tachtig pond gespendeerd aan Elephant van The White Stripes, Think tank van Blur, een tweede exemplaar van de eerste van The Strokes, een nieuwe verzamel-cd van Marmalade (hun 'I see the rain' is onlangs gebruikt voor een reclame van Gap) en The last waltz en The wicker man op dvd. Bovendien heb ik, niks voor mij, veertig pond uitgegeven aan drie jazz-cd's: een behoorlijk nutteloze compilatie van acidjazz die ik nooit zal draaien en de twee beste cd's die ik het laatste jaar heb gehoord: Giant steps van John Coltrane en Far East suite van Duke Ellington. Ik heb ze in een opwelling gekocht op aanraden van vrienden. Twee aanraders die mijn leven behoorlijk hebben veranderd.
Sinds die tijd ga ik elke week terug voor meer. Ik ben een jazzbibliotheek aan het bouwen die al het andere in mijn verzameling kleiner doet lijken. Ik heb jazz voor het grootste gedeelte van mijn leven op afstand gehouden, maar nu heb ik die omhelsd als een vader die eindelijk zijn lang verloren gewaande kind terugvindt. Als je je in jazz gaat verdiepen, is het alsof je familie ontdekt waarvan je het bestaan niet wist, alhoewel de familie in kwestie uit wel duizend leden bestaat. Het is alsof je de wereld op zijn kop zet en een andere wereld eronder vindt, eentje waar ze alleen maar naar jazz luisteren.
Ik heb zelfs een playlist - natuurlijk heb ik een playlist! - gewijd aan jazz. Ik heb er nog geen leuke naam aan gegeven, hij heet gewoon 'jazz'. Ik weet het, het is een beetje slap (geen toegevoegde komma's en zo), alsof een naam me eigenlijk helemaal niets kan schelen, alsof ik me er een beetje voor schaam, maar dat doe ik zeker niet. Het is waarschijnlijk omdat ik er nog mee bezig ben, dat is eigenlijk de meest voor de hand liggende verklaring. Met de andere playlists denk ik dat ik er wel ben, als je begrijpt wat ik bedoel. Natuurlijk ga ik de nieuwe cd van Coldplay in zijn geheel toevoegen (en waarschijnlijk de opvolger daarvan en de opvolger daarvan) en af en toe raak ik bekeerd door dingen die ik daarvoor niets vond (Jeff Buckley, Led Zeppelin en elo, ik heb waarschijnlijk zelfs meer van elo in iTunes staan dan van Oasis). Ik heb echter niet het gevoel dat ik door het hele oeuvre van Jimi Hendrix moet ploeteren, dat heb ik al gedaan, dank je wel, en ik geef er niet veel om. Is er eigenlijk nog veel rockmuziek waarvan ik nog niet weet dat ik die goed vind? Zijn er nog elpees van Spooky Tooth of Fairport Convention die ik niet ken, maar waar ik spontaan verliefd op zal worden de komende tien jaar? Misschien, misschien zelfs waarschijnlijk, maar ik heb dertig jaar lang alles afgestruind, dus ik weet wel waar ik het over heb (Van Morrison en Nick Drake zijn goed, Simple Minds en Uriah Heep waardeloos, je snapt de bedoeling wel). Maar met jazz heb ik toch een behoorlijke achterstand opgelopen. Mijn huidige playlist bevat 653 nummers, genoeg voor een lang weekend, 2,1 dagen en 3,67 GB. Er staat veel van Miles Davis op, veel klassieke Blue Note en ladingen bossanova, maar niets al te moeilijks. Ik hou niet van moeilijke jazz, ik vind dat te... nou, te moeilijk. En vervelend en zelfVerheerlijkend en onnodig gecompliceerd en pretentieus en onhandelbaar... maar vooral te moeilijk.
Mijn nieuw verworven fascinatie begon tijdens een jongenstrip naar Japan voor de wereldkampioenschappen voetbal in 2002. Oliver, Andrew en ik (Peyton, Hale&Jones, advocaten van de beau monde) hadden alle drie van onze vrouwen een vrijbrief gekregen om twee weken naar Japan te gaan om de groepswedstrijden te bekijken, drie wedstrijden van Engeland en drie van Ierland. Ik was twee keer eerder in Japan geweest en was elke keer overdonderd geweest door de plek, qua technologie, qua architectuur, qua cultuur... Ironisch genoeg, echt ironisch, was een van de meest culturele kenmerken van het land dat het was overgoten met de westerse popcultuur, het werd verslonden met een Pacman-achtige passie. De Japanners waren goed in het overnemen van de methoden en stijlen van mode en popmuziek, zonder enige ervaring met de catharsis van het originele, bedoel ik. In 1983 ging ik er de eerste keer heen, als model in een modeshow van het label Men's Bigi. Ik was ervoor benaderd door enkele scouts in een nachtclub in Soho, die erg toepasselijk White Trash heette. In die tijd lagen de platenzaken vol met namaakpop. Je kon direct als je naar de hoezen keek zeggen hoe ze klonken. In 1996 ging ik weer naar Japan om de invloed van Paul Smith als Engelands grootste exportproduct in kaart te brengen (bij elke publieke verschijning werd hij belaagd als geen enkele Engelsman sinds The Beatles ooit meer is overkomen). De muziek was behoorlijk verbeterd, alhoewel het nog steeds niet oorspronkelijk was. Maar toen ik mei 2000 de Beams-cd-zaak binnenliep in Shinjuku-Ku in Tokio (een soort flitsende 21e eeuw Xanadu van popmuziek), presenteerden zich duizenden cool uitziende cd's aan mij, bij geen enkele kon je aan het hoesje zien wat voor muziek erop stond. Tussen het minzame gepruts van generieke hiphop uit Amerika en gekker dan gekke Japanse pop begon de stereo van de zaak dit maffe, onsamenhangende, bijna krankzinnige jazzarrangement uit te braken. De verkoper vertelde me dat het 'Electric Bath' was van The Don Ellis Orchestra. Het was gewoon het mafste dat ik ooit had gehoord en echt iets wat je alleen maar in een cd-zaak in Tokio kon horen. Ik kocht de cd en ik zwoer een plechtige eed dat ik me direct na mijn terugkeer in Londen zou verdiepen in het jazzlabyrint.
Toen ik mijn vrienden vertelde over mijn nieuwe queeste, was Andrew zowel toegeeflijk als behulpzaam. Hij raadde een hele stapel cd's aan, waaronder een hele hoop zeldzame platen van Herbie Hancock. Ondertussen was Oliver typisch afwijzend: 'Jazz? Waarom moet je daar nu weer naar luisteren? Dat is allemaal fuckin' shite' (wat Oliver eigenlijk altijd zegt als hij het zelf niet als eerste heeft ontdekt).
Toen ik mijn playlist samenstelde, begon jazz elke andere muzieksoort in mijn leven te vervangen. Als ik op Desert Island Discs zou zitten, dacht ik op een bepaald moment behoorlijk verwaand, wat zou ik dan meenemen? Zouden daar jazzplaten bij zitten? Wat als ik alleen maar jazzplaten mee zou nemen? Wat zou er eigenlijk het nut van zijn om je favoriete acht platen mee te nemen naar een verlaten eiland? Zou het niet beter zijn om acht dingen te nemen die je niet kent, acht cd's waarbij het houden van moet groeien bij elke keer dat je ernaar luistert? Wat zou er het nut van zijn om je favoriete cd van Aphex Twin mee te nemen, of U2 of Earth Wind & Fire, als je ze de rest van je leven dag in, dag uit zou moeten aanhoren? Ik weet dat het eigenlijk een nutteloze hypothese is, maar hoe vaak kun je eigenlijk luisteren naar de eerste kant van Moondance voordat die je de strot uit gaat hangen? Waarom zou ik niet een bulk jazz meenemen? Acht van de meest maffe, langste, niet te plaatsen jazz-cd's die er maar te vinden zijn. Maar toen realiseerde ik me weer dat ik niet van dat moeilijke materiaal hield en ik kalmeerde een beetje.
Na mijn tweebaansweg-naar-Damascus-ervaring werd ik een bezeten man. Ik hoefde iemand maar vijf minuten te kennen en dan vroeg ik die persoon naar zijn of haar favoriete jazzplaat. Experts wilden me graag van dienst zijn, vrienden konden niet stoppen met het geven van aanraders. Eentje liet me kennis maken met heel wat (hele goede) jazzgitaristen, niet wetend dat ik een natuurlijke alkeer heb van iedereen die met zijn ding te koop loopt. Dus werden Pat Metheny, Mike Stern, Frank Gabala en een stel knettergekke Duitsers uitgesloten. Ik ontwikkelde ook een afkeer van 'soft jazz' en verwierp alles van Spyro Gyra, David Sanborn en het soort slaapverwekkend materiaal dat je altijd te horen krijgt als je Jazz FM opzet.
Er ging geen week voorbij zonder dat ik mijn iTunes-bibliotheek uitbreidde. In mijn obsessieve gedrag verlaagde ik me zelfs tot het kopen van die goedkope verzamel-cd's met titels als 'de 100 beste jazzhits' die je bij benzinestations kon kopen. Van die dingen die waren samengesteld door mensen die denken dat Al Jarreau en Glenn Miller hetzelfde zijn (mensen die zelfs denken dat Al Jarreau en Glenn Miller een en dezelfde persoon zijn).
Ik begon een denkbeeldige lijst samen te stellen van de beste jazzplaten aller tijden, een lijst die me elk moment van de dag bezighield. Ik zat op mijn werk in een vergadering te bedenken hoe ik een artikel over de Angolese burgeroorlog in zes pagina's kon schrijven (moeilijk, maar niet onmogelijk) en ik begon de stemmen van Sarah Vaughan en Ella Fitzgerald te vergelijken. Was 'Lullaby of Birdland' nu beter dan 'Ev'iy time we say goodbye'? Wie het weet mag het zeggen. Ik was halverwege een afspraak met een cliënt en begon me af te vragen of 'Getting around' van Dexter Gordon indrukwekkender was dan 'Our man in Paris' (ik weet het nog steeds niet zeker). Als je ooit een lijst hebt gemaakt van je favoriete rocknummers over California, je favoriete punksingles, 12"-discosingles met de naam van je vriendin of vrouw, als je High Fidelity hebt gelezen en direct een top-10 gaat samenstellen van de beste nummers om het uit te maken, als je nog steeds niet de clandestiene obsessies uit je jeugd wilt opgeven (waarmee ik bedoel dat je jezelf niet kunt stoppen bij het struinen door de cd-rekken terwijl je in gedachten de cd's opnoemt die je al hebt)... als je een van deze dingen ooit hebt gedaan, dan weet je waar ik het over heb.
Hoe bouw je eigenlijk een collectie op? Hoe stel je de ultieme jazzplaylist voor je iPod samen? Kun je überhaupt een iPod met alleen maar jazz vullen? Wat doe je als je eindelijk voldoende moed verzameld hebt om je in de jazzafdeling te begeven, wat koop je dan? Wat doe je als je er bent? Er staat niet alleen zo veel... er komt elke dag ook weer nieuw materiaal bij. Het is een continu uitbreidende wereld, de jazzwereld. Ik bedoel, zelfs als je alles over jazz zou weten, hoe zou je het in 's hemelsnaam allemaal in je bezit kunnen krijgen? Er zijn bijna evenveel jazzplaten als er vrouwen op deze wereld zijn en hoe zou je met hen allemaal kunnen slapen? Net als elk muziekgenre heeft jazz een aantal klassiekers die je moet hebben, maar bij jazz moet je echt je eigen weg banen. De jazzpolitie kan je het een en ander verbieden. Als je naar hun aanraders vraagt, dan zullen ze zeggen dat Norah Jones en Stan Getz geen jazz zijn, dat Blue Note nooit St Germain onder contract had moeten nemen en dat 'Take five' van Dave Brubeck alleen maar goed is als behang voor reclames. Maar dit zijn waarschijnlijk dezelfde mensen die 25 jaar geleden tegen je gezegd zouden hebben dat Abba geen goede popmuziek maakt of dat punk een eendagsvlieg is.
Maar er waren zeker dingen die ik niet begreep, bijvoorbeeld
Ornette Coleman. In de tijd dat Miles Davis doorbrak met modale vormen van jazz, vond Ornette Coleman de freejazz uit met The shape of jazz to come. Bijna vijftig jaar na het gebeuren is het moeilijk om de shock naar boven te halen die deze plaat bij zijn release veroorzaakte, maar ik kreeg er gewoon hoofdpijn van. Coleman bespeelde een witte, plastic saxofoon die er als speelgoed uitzag, hij kleedde zich als een charlatan en was een meester van de oneliner, de 'zen-zanger' (uitspraken als 'Als de band met de drummer speelt, is het rock-'n-roll, maar als de drummer met de band speelt, is het jazz'). Ik wilde deze muziek echt goed vinden. Maar het lukte me niet, ook al deed ik nog zo m'n best. Wat mij betreft improviseerde hij tot aan zijn kringspier.
En wat is jazz eigenlijk? Is het Waltz for Koop van Koop, een Zweedse benadering van loungecorejazz, of is het Turn to your love van Teny Callier, wat bijna deepsoul is, maar die is uitgebracht op het 'classic jazz'-label van Elektra. Jazz is een beetje van alles, iets wat niet zo verbazingwekkend is als je bedenkt dat jazz is voortgekomen uit marsmuziek, blues, minstreelmuziek en Creoolse muziek uit New Orleans. Jazz is dixieland, swing, fusion, jazzfunk, jazzrock, REtB, bossanova, bebop, hardbop, hiphop, cooljazz, hotjazz, West Coast-jazz, modal jazz, acidjazz, souljazz, freejazz, traditionele jazz, moderne, sigaren rokende, geperste broeken, button-down jazz, de hele reut. Sommige mensen noemen het zelfs de nieuwe chill-out (gekken). Laten we hopen van niet. Chill-out leek altijd een term met een ongunstige betekenis, tenminste voor een aantal vooringenomen oren. Het impliceerde een soort muziek te zijn waar je naar luisterde als a. je langzaam bijkwam na drugsgebruik of b. de ochtend/middag na een zware drugsparty, wanneer je fragiele gesteldheid alleen maar een aantal flauwe breakbeats, wat nutteloos keyboardgeneuzel en een fluisterende akoestische gitaar aankon. Voor chill-out kon je drop- out lezen.
Maar niet iedereen die ik het vroeg deelde mijn enthousiasme. Er bestaan mensen die het nooit goed zullen vinden, zoals Martin Gayford van The Daily Telegraph onlangs schreef: 'Je kunt zien dat er wel iets goed is aan moderne kunst als je alleen al kijkt naar de mensen die er een hekel aan hebben, hetzelfde geldt voor jazz.' Jazz is voor mensen die niet van muziek houden, zegt mijn vriend Bill. Het moet leuk zijn om te spelen, maar het is zeker niet leuk om naar te luisteren, beweert hij ('Ik herinner me dit deuntje,' zou hij zeggen om het thema ter sprake te brengen, 'wat nog altijd meer is dan de man die het speelt'). Het zijn, in de woorden van een vergeten komediant uit de jaren 80, zes mensen die op een podium allemaal iets anders spelen. GQ plaatste een paar maanden geleden een grap over het onderwerp. Vraag: 'Waarom hebben sommige mensen direct een hekel aan jazz?' Antwoord: 'Op de lange duur bespaart het tijd.' Zelfs mijn dochter van zes heeft er een hekel aan. Nadat ze tijdens een weekend zes uur in de auto was blootgesteld aan Charlie Parker, zei ze (alsof ik het zelf niet al had bedacht): 'Ik hou niet van deze muziek. Het zijn geen nummers die ik kan meezingen.' Het enige jazzdeuntje dat ze wel goed vindt, is 'Everybody wants to be a cat' uit de Disney-film The Aristocats, wat in feite een fantastische plaat is, echt waar. Zonder dat ze er zelf erg in had, citeerde ze een nauwelijks bekende spottende opmerking van John Lennon: 'Jazz doet nooit iets'.
De aangeboren afkeer van jazz is bij sommigen het gevolg van een slechte ervaring, maar aan de andere kant mag iedereen die ooit getuige is geweest van een 3,5 uur durende drumsolo van Art Blakey zich best wel een beetje geïrriteerd voelen (en ik spreek uit ervaring, want ik zag het gebeuren tijdens een optreden van Ronnie Scott halverwege de jaren 80, toen jazz ongeveer drie maanden onmogelijk trendy was). Bovendien begrijpen sommige mensen het gewoon niet. Net als het latere werk van James Joyce, de films van Tarkovsky of 'belastingharmonisatie', zullen er dingen blijven bestaan die het collectieve begrip te boven gaan. Dit is iets waar ook jazzfanaten mee zullen moeten leven. Hiep hiep hoera.
Jazz is daarnaast ook vaak het slachtoffer geweest van modegrillen. Het is voorbestemd om op de meest onmogelijke momenten een revival te beleven. De laatste keer dat jazz voor het voetlicht werd geplaatst, was, zoals ik zei, halverwege de jaren 80. Toen werd het de soundtrack 'du jour' in duizenden matzwarte vrijgezellenflats in heel design-Engeland en elk stijlblad en elke bieradvertentie leek eruit te zien als een hoes van een Blue Note-album. Jazz werd van een intuïtieve, tastbare muziekstijl een lifestyle-soundtrack. Dit was de tijd van The Style Council, van Absolute beginners... van Sting. Het inkopen van jazz was bedoeld om je leven te verrijken met een glans van exotische mondaniteit en het werd gebruikt voor het verkopen van alles, van Filofaxen en koffieapparaten tot designjeans en sportauto's.
John F. Szwed schreef in zijn fantastische boek Jazz 101: a complete guide to learning and loving jazz: 'Het leven en het uiterlijk van de zwarte jazzmuzikant boden een dubbele aantrekkingskracht, de vervreemding van zowel de artiest als de huidskleur. Wat jazz ook geweest mag zijn als eigenlijke bezigheid, de jazzmuzikant bood een van de echte niet-mechanische metaforen van de 20e eeuw. Of iemand nu had gehoord van Charlie Parker of niet, wij krijgen een besef van cool mee, een idee van goed ingeprente individualiteit, een bepaald aspect van afkomst.' Waar jazz was begonnen als een subversieve, seksuele aanvulling op ragtime, blues, boogie-woogie en de New Orleans-sound, was het tegen het eind van de eeuw verworden tot de soundtrack van prestatie, een manier waarop de upperclass het gepeupel erkende als een soort 'nostalgie van de modder'.
Maar hoe zit het eigenlijk met de muziek? Op veel verschillende manieren en voor veel mensen eindigde jazz in het begin van de jaren 60, toen Ornette Coleman, John Coltrane en Cecil Taylor plotseling avant-garde werden. In feite kan bijna alles wat de laatste veertig jaar in de jazz is gebeurd, worden omschreven als 'post-Coltrane', op vrijwel dezelfde manier als mensen postmodern gebruiken. Jazz eindigde daar natuurlijk niet, maar wel als publiek gebeuren. Jazz was oftewel Jree en moeilijk (gek uitziende Belgen met maf haar, bolstaande, luminescente boerenkielen en hoekige klarinetachtige instrumenten), of nostalgisch (Harry Coninck Jr. en anderen). Voor een muzieksoort die altijd geobsedeerd is geweest door het moderne en het 'nu', is jazz ironisch gezien altijd bezig geweest met het verleden. Zo erg zelfs, dat die in de jaren 80 en 90 steeds minder in staat was om de moderne cultuur te reflecteren. Iedereen wilde klinken als Miles of Dizzy. Of ze werden gek van fusion en eindigden als een soort Frank Zappa op steroïden, zowel qua sound als uiterlijk.
En zo had ik na zes lange maanden mijn uiteindelijke selectie samengesteld, de beste honderd jazz-cd's die je voor geld kunt kopen, de cd's die de playlist op mijn iPod zouden maken. De selecties bevatten niet per se alle referentiepunten, ze zijn eenvoudig de beste platen om naar te luisteren, diegene die mij het meeste plezier bezorgen. Een tijdje leek het erop dat mijn missie alleen maar zou bestaan uit het verzamelen van zo veel mogelijk uitvoeringen van 'A night in Tunisia' (en ik ben geslaagd, ik heb nu drie werelduitvoeringen in mijn bibliotheek, van Charlie Parker, Dexter Gordon en Dizzy Gillespie, en ook nog de vocale uitvoering van Eddie Jefferson, waar ik nog niet helemaal over uit ben). Uiteindelijk breidde ik de zoektocht uit naar alle gebieden van de jazz, van de New Yorkse one-steppiano tot het materiaal van de Third Stream (klassiek/jazz-crossover). Ik heb erg weinig traditionele jazz, niet veel fusion, maar wel veel uit de gouden tijd van de moderne jazz, van 1955 tot 1965. 0, en nog negen albums van Miles Davis (waarvan acht in zijn geheel geüpload).
Een jaar geleden had ik nooit kunnen denken dat ik met een metaforische baret op mee zou kunnen knikken op schijnbaar willekeurige trompetgeluiden in het comfort van mijn eigen huis. Maar hier zit ik dan, fantaserend dat ik uitkijk over Los Angeles vanuit Case Study House nummer 22, met een avo Classic Robusto in de ene hand en een groot glas armagnac in de andere. En ik kan alleen maar Freddie Hubbard horen. Mmm, jazz. Nice..