11. iPod a spell on you
Wat zijn de beste platen ooit gemaakt?
Het is halftwee 's nachts en ik ben zo'n vijf uur bezig. Ik heb me naar huis gehaast na het werk en heb me vervolgens vanaf halfnegen opgesloten in mijn werkkamer, heb geleidelijk, methodisch, pietepeuterig mijn cd-collectie doorgespit, de gelukkig gekozenen geupload in iTunes en ten slotte in playlists gezet. De laatste paar dagen heb ik gewerkt aan 'Ibiza', een verzameling van allerlei dance, van soul uit de jaren 60 tot kant-en-klare muziek uit de 21e eeuw. Ik heb ook 'Sunland' voor mijn vrouw gemaakt, om in de weekenden op de Altic Lansing portable speakers te spelen. Het is een mix van singer-songwriters van de westkust uit begin jaren 70 (Jackson Browne, David Wiffen, Jimmy Webb, Dory Previn); loungecoreklassiekers ('Girl in a sportscar' van Alan Hawkshaw,'Follow your bliss' van de B-52's en 'The nearest faraway place' van The Beach Boys); lichtgewicht superjazz in de trant van Grover Washington (een man van wie ik nog steeds vind dat hij klinkt als een hotel), Bobbi Humphries, Michael Franks en dergelijke; powerpop; showdeuntjes; ironische snelwegpop zoals Phoenix, Air en Corduroy; en een lekker stukje mooi- weermuziek van Van Morrison en Coldplay (o, en als laatste mijn drie favoriete platen: 'Everyone I meet is from California' van America,'It never rains in Southern California' van Albert Hammond en '99 miles from LA' van Art Garfunkel). Er staan 218 nummers op deze playlist en met behulp van de Live Updating-mogelijkheid zullen het er binnenkort veel meer zijn. En zo gaat het verder, tot walgens toe, maar dat is ook de bedoeling van de iPod.
Ik heb ook de Smart Playlists leren kennen. De vreugde van
Smart Playlists ligt in het gemak van de configuratie. Zet gewoon een aantal criteria bij elkaar (bijvoorbeeld artiest, genre, notering, laatst gespeeld enzovoort) en geef de opdracht dat iTunes playlists maakt, gebaseerd op die criteria. Je kunt bijvoorbeeld een playlist laten maken van alle reggaenummers die je nog nooit hebt gedraaid, allemaal geüpload op aiff-formaat en die allemaal langer dan zeven minuten duren (niet erg waarschijnlijk, maar je snapt mijn bedoeling). Je kunt ook de bovenste rij van je pop-upmenu's configureren om Play Count is 0 te lezen en vervolgens de Live Updating-optie activeren. Selecteer deze playlist op je iPod en je krijgt alleen nummers te horen die je nog nooit eerder hebt gedraaid. Ik las in een van de vele aan de iPod gerelateerde bladen die in 2004 de markt begonnen te overspoelen, een goede tip over progressieve rock. Daarin werd gesuggereerd dat ik de bovenste rij van een pop-upmenu moest configureren om Time is greater than 15 minutes te lezen. Er werd verteld dat ik vervolgens de +-toets moest aanklikken en de volgende rij moest configureren om Genre is rock te lezen en vervolgens nog een keer de +-toets moest aanklikken en deze rij moest configureren om Year is in the Range 1971 to 1979 te lezen. En om te voorkomen dat de lijst niet zou verworden tot een collectie van zelfingenomen neuzelende gitaar-/bas-/drumsolo's uit de hel, werd mij verteld om het volgende toe te voegen: Artist is not Grateful Dead.
Mijn plan van vanavond is eenvoudig: ik probeer een playlist samen te stellen van de coolste nummers aller tijden. Niet de beste, maar de coolste. Niet die platen waar de recensenten natte vlekken van in hun broek krijgen, maar de exemplaren die er goed uitzien als je ze in je huis hebt liggen, die er goed uitzien als ze opgestapeld op de Habitat Daft Punk-salontafel liggen of op de glazen haai van scp... die waarmee je je vrienden wilt imponeren. Persoonlijk vind ik dit veel moeilijker dan twintig of dertig jaar geleden. Toen waren de uitingen van hip veel prozaïscher en er bestond slechts een klein aantal trendy mensen in de wereld. Tegenwoordig is echter iedereen op de een of andere manier trendy en de meeste mensen hebben genoeg zelfvertrouwen om een mening over het onderwerp te geven.
In 1972, toen ik elf was, dacht ik dat ik de enige was die zich anders voelde, de enige die geobsedeerd was door popsterren en wat ze droegen, wat ze zeiden... wat ze niet zeiden. Als ik Franse les had en de vreemdst klinkende bijwoorden me om de oren vlogen, bestemd voor dovemansoren, waren mijn gedachten vol van het haar van David Bowie, de kleur, vorm en het kapsel als geheel. Hoe kreeg hij het zo? Hoe kwam hij erbij? Ik wist dat hij bezig was met dat totale futuristische glittergedoe, maar eerlijk, hij stond zo ver van mijn leven af, dat hij net zo goed van Mars afkomstig kon zijn. Misschien zou alles duidelijk worden als ik vrijdag van Bruce zijn exemplaar van The man who sold the world zou lenen. Maar wat ik niet wist, was dat bijna vijf procent van mijn generatie zich precies hetzelfde voelde... hoewel we nog steeds in de minderheid waren.
Ik heb de laatste drie decennia elke week een of andere vorm van opgenomen muziek gekocht, een dertig jaar durende braspartij van glamrock, punkrock, disco en rap. Muziek heeft elk deel van mijn leven gevormd sinds de tijd voordat ik een tiener werd, een leven met The Beatles, David Bowie, The Clash, Chic, Oasis, U2 en nog tienduizend anderen.
Drie decennia lang is mijn leven een wereld vol met ongelijksoortige popsterren geweest met hun ongelijksoortige platen. Sommigen hebben mijn manier van denken veranderd, sommige hebben mijn gedrag veranderd en sommige zijn er gewoon geweest als ik 's avonds van mijn werk kwam.
Elke plaat die ik sinds mijn elfde heb gekocht, heeft mijn leven op zijn eigen manier gevormd, maar wel willekeurig. En dan plotseling, terwijl ik niet meer op zoek was, komt Steve Jobs voorbij en helpt me alles op één plek te plaatsen.
Wat moest ik nu in 's hemelsnaam doen?
De iPod heeft mijn leven veranderd. De iPod heeft me de mogelijkheid teruggegeven om gek te zijn op platen op dezelfde manier als toen ik een tiener was. Maar hoewel mijn obsessie weer is aangewakkerd, consumeer ik muziek nu op een totaal andere manier dan ik vijf, tien, dertig jaar geleden deed; dat doen we allemaal. We consumeren het nu zijdelings en we kopen net zo lief een verzamel-cd van Bob Dylan of een heruitgave van Oasis als de nieuwe cd van Kelis of Babyshambler. We leven ook in een wereld die wordt gekenmerkt door vieringen van het zoveel-jarig bestaan van de release van die en die plaat. Moderne popmuziek moet vechten voor aandacht/publiciteit/airplay/marketingbudgetten met de heruitgave ter gelegenheid van het 25-jarige bestaan van de release van London Calling van The Clash, het 30-jarige bestaan van de release van Dark side of the moon of het 10-jarige bestaan van de release van (What's the story) Morning gloryvan Oasis.
Dit is allemaal verergerd door de muziekverkoop online en de legalisering en het legitimeren van het kopen van muziek via internet. In plaats van een lunchpauze te nemen, kunnen we achter ons bureau zitten en naar believen op onze laptops downloaden. We kunnen op iTunes klikken en de nieuwe cd van Rufus Wainwright rippen, een proefexemplaar van de nieuwe rem die je nergens anders kunt kopen of horen, of een nummer van Razorlight waar alleen Apple de rechten van heeft en dat alleen online verkrijgbaar is. Je kunt ook eenvoudig Never mind the bollocks, here's The Sex Pistols downloaden en klaar zijn.
Tegenwoordig kan dat allemaal.
Smaak wordt grotendeels bepaald door kosten en ruimte, als we eerlijk zijn. Ik kan me geen echte Warhol veroorloven en mijn huis heeft alleen maar ruimte voor een van die grote sofa's van Conran Shop, je weet wel, die waar je het gevoel van krijgt dat je The Incredible Shrinking Man bent, ze zijn zo enorm.
Ik was hetzelfde met muziek.
Toen ik in 1973 de 'blauwe' dubbelelpee van The Beatles kocht (waarom gaf ik meer dan vier pond uit aan een elpee, moest mijn moeder weten. Wat een vreselijke, onvergeeflijke verspilling van geld, vier pond, voor een kloteplaat, je vader zal woedend zijn!), de eerste plaat die ik van The Beatles kocht (ik herinner me wel nog dat mijn ouders een paar singles hadden, inclusief 'Hey Jude'), was de manier waarop de nummers elkaar opvolgden het prisma waardoor ik hem goed vond. Was 'Ob-la-di, Ob-la-da' echt het beste van The White Album? Als mij dat werd verteld, dan geloofde ik dat wel. Op de 'blauwe' plaat konden nooit alle klassieke nummers van The Beatles staan, daarom kreeg ik wat zij op vier kanten vinyl konden stoppen, wat neerkwam op tachtig minuten materiaal. Toen 1 van The Beatles dertig jaar later uitkwam, waren de criteria waaraan de nummers op de ed voldeden van tevoren vastgesteld, het moesten namelijk singles zijn die op nummer 1 hadden gestaan (in feite elke single die de band heeft uitgebracht), maar bij het 'blauwe' album was het willekeur tot in het extreme.
Wat eigenlijk een beetje gek is, vind je niet? Zelfs toen ik in mijn tieneijaren cassettebandjes samenstelde, was twee uur het maximum dat ik kon opnemen (of ik nu de Top 40 op zondag opnam, of de James Brown-collectie van een vriend), hetgeen, als je het over The Beatles hebt, nauwelijks een fractie van hun hele oeuvre beslaat. Ik kon de goede stukken van Abbey Road nemen ('You never give me your money', het beste nummer van The Beatles), kant 2 van A hard day's nightm zijn geheel en de hoogtepunten van Rubber soul en Revolver (er zou niets op komen van Sergeant Pepper, wat ik verreweg het slechtste album vind, een soort opgebonden psychedelische music-hall), maar niet meer.
Tegenwoordig is alles altijd verkrijgbaar. We worden elke minuut van de dag omgeven door het verleden, vanwege de hegemonie van zulke lijsten.
Dus wat zijn de coolste platen ter wereld? De meeste lijstjes van de beste albums ooit gemaakt zijn in wezen herhalingen en er staan zonder uitzondering dezelfde oude, en ik benadruk oude, platen op. Te weten: Revolver, Astral weeks, OK computer, (What's the story) morning glory, Pet sounds*, Blood on the tracks, Let it be (de cake op de hoes was toevallig gebakken door Delia Smith), Automatic for the people, Sign of the times, Led Zeppelin IV, Dark side of the moon, The queen is dead, Achtung baby, London calling, Nevermind... en de lijst gaat maar door en door en draait maar rond.
Of de lijsten nu door het publiek of door critici worden samengesteld, het is altijd hetzelfde. Deze lijsten zijn zo betrouwbaar als een Volvo. Af en toe komt er een vreemde eend in de bijt, veelal te wijten aan de populariteit van een band op dat moment (in een van deze lijsten in Q Magazine van februari 1998 kozen de lezers, in hun oneindige wijsheid, Moseley shoals van Ocean Colour Scene als 'het op 33 na beste album ooit gemaakt', wat vergelijkbaar is met het kiezen van 'I love to boogie' van T. Rex als de op 33 na beste single aller tijden: dit is geen kwestie van objectiviteit, het is gewoon niet waar).
Een vergelijkbaar geval is de lijst die Rolling Stone in 1987 samenstelde als 'The 100 best albums of the last twenty five years'. Op 54 (met stip!) stond Howlin' wind van Graham Parker, een plaat die op zijn hoogst een 5- zou moeten krijgen, gemaakt door een man die in de schaduw staat van Bruce Springsteen zoals UK Subs in de schaduw staat van The Clash. Bizar. In hetzelfde blad stond twee jaar later een opiniepeiling onder critici over de honderd beste albums van de jaren 80. Raad eens wat op nummer 19 stond? Dat klopt, New York van Lou Reed, niet alleen veruit de slechtste plaat uit zijn carrière, maar de slechtste uit iedereens carrière. Vijftien of twintig jaar geleden waren er nog veel mensen - met een IQ dat overduidelijk vergelijkbaar was met dat van broccoli - die dachten dat Lou Reed een non-conformist was, een coole, stedelijke idealist... terwijl we hem nu, in de woorden van de muziekredacteur van GQ Magazine, Alexis Petridis, een 'mopperende ouwe zeur' vinden.
Deze lijsten leggen de nadruk op het vluchtige en kortstondige karakter van smaak. Platen die door het land vijfjaar geleden collectief werden gekoesterd, kunnen nu met het grootste gemak worden weggesmeten als een kartonnen koffiebekertje. Als ik naar boven wil halen hoe mijn leven eruitzag voor de komst van punk, dan hoef ik alleen maar te kijken naar de Festive 50 of 1976 van John Peel, wat niet alleen een redelijke afspiegeling was van wat de luisteraars (ik, jij!) goed vonden, maar ook een goede afspiegeling van wat we allemaal goed vonden. De alternatieve cultuur werd in die tijd gemakkelijk gedefinieerd, hoewel wij in die tijd dachten dat het voor anderen vrijwel onzichtbaar was. De dood van John Peel in 2004 kwam bij mij net zo hard aan als bij iedereen die de laatste dertig jaar of zo naar zijn programma op Radio 1 had geluisterd. Het zorgde ervoor dat ik terugkeek naar mijn eigen leven en naar de bepaalde platen die dat benadrukten. Als een fanatiek luisteraar naar John Peel springt één moment eruit: ik ben in de lente van 1977 een paar dagen op bezoek in de cottage van mijn moeder in de wildernis van Suffolk. Nadat ze in 1976 waren gescheiden, was mijn vader in High Wycombe blijven wonen, terwijl mijn moeder terugging naar East Anglia, waar ze bleef (en waar mijn vader zich een paar jaar later weer bij haar voegde). Het is kwart over tien 's avonds en ik luister naar de Peelshow op een gigantische, zwarte hoofdtelefoon, van die joekels die zo groot en synthetisch zijn dat er een koele damp op je oren achterblijft als je hem afdoet. Ik wacht op iets speciaals en snel komt het, simpel aangekondigd door Peel als 'Here's Sheena'. Wat volgt is een van de beste intro's die ooit op vinyl zijn gezet: 'Sheena is a punk rocker', twee minuten en dertig seconden Specter-achtige powerpunk, met een melodie en een baslijn die rechtstreeks door God zijn gestuurd (via Queens, Coney Island en Rockaway Beach).
The Ramones zouden na verloop van tijd uit mijn gedachten verdwijnen, maar ze verschenen weer, zoals alle platen uiteindelijk weer doen, tijdens een modeshow: de lente/zomershow van Versace in juli 1999, als begeleiding van Noami Campbell en een klein leger van gespierde mannelijke modellen, terwijl zij al heupwiegend over de catwalk liepen, een voorstelling van balletachtige vrijagetechnieken van Montagues en Capulets van de straat. Sinds ik journalist ben, ben ik waarschijnlijk naar zo'n tweeduizend modeshows geweest (Londen, Parijs, New York, Milaan, Barcelona, LA, Toronto enzovoort) en ik moet zeggen dat hoofdzakelijk de muziek van veel van die shows bij mij is blijven hangen. De muziek die je bij een modeshow hoort is nooit toevallig en kan vaak het belangrijkste aspect vormen van de totale oefening. Meer dan andere sociale barometers leven modeontwerpers op het moment en hun keuze van muziek, met name de manier waarop die is gemixt, kan hun seizoen maken of breken. De lukrake bliepjes en piepjes die de kleding van de ontwerper begeleiden als die op de catwalk voor de wereldpers wordt geshowd, kan de tijdgeest bepalen. Het kan ook helpen als de ontwerper de juiste, fetisjistische plaat van het moment kiest. Elk seizoen hoor je wel een nummer dat gedurende zes weken tientallen keren wordt gedraaid. Een seizoen lang hoorde je alleen 'I'm too sexy' van Right Said Fred, een andere soundtrack van een seizoen bestond uit de eerste vier nummers van de cd van Scissor Sisters. Dj's van modeshows waren net zo belangrijk voor de ontwikkeling van popmuziek als de dj's van The Bronx House Party aan het eind van de jaren 70. Grandmaster Flash en Afrika Bambaataa hebben dan wel hiphopbeats gemixt met bijvoorbeeld Queen en Kraftwerk, maar dj's van modeshows hebben in Parijs en Londen Dvorak met Dollar gemixt, Pinky en Perky met Ierse jigs, heavy metal met Beethoven, gregoriaanse liederen opgepept met doof makende snelle beats. Modellen liepen over de catwalk, alleen begeleid door vogelgeluiden of het geluid van een typemachine, door het geratel van machinegeweren en orkestrale explosies, door Sjostakovitsj en The Sex Pistols. Ik probeerde het ook een keer (alhoewel zonder succes) toen ik in 1980 dj was bij de Alternative Fashion Show op St. Martins. Ik stuurde de blitz kids het podium op begeleid door de tonen van Abba, Mott The Hoople, George Clinton en Gaiy Glitter.
Maar wat is tegenwoordig cool? Stuart, mijn tennismakker die ik vriendelijk toesta om mij elke zaterdagmorgen op de banen van Paddington Recreation Ground af te maken, heeft een voorliefde voor Chris Rea, een man die tot dusver ontlast is van cool; toch is hij (Rea, niet Stuart) onlangs gezalfd. Mijn broer Daniël (je kunt ooit over hem hebben gehoord; Elton John schreef een liedje over hem) is, voor zijn straf, de grootste fan van elo geweest sinds God een jongen was en, dit kan dan wel niet het coolste ding ter wereld zijn, heeft niet iedereen een mateloos respect voor 'Mr Blue Sky' (hoewel het als 'A day in the life' klinkt, geïnterpreteerd door Morecambe en Wise)?
Wat is cool? Nou, wat zes maanden geleden als hip werd beschouwd, is waarschijnlijk erg verschillend van wat een jaar geleden hip was. En vergeleken met wat vijfjaar geleden hip was...? Je kunt er alleen maar naar raden. Cool verandert als de wind en vaak juist door de wind. Hip is van nature vergankelijk en grillig, en zo moet het ook zijn.
Er zijn altijd van die platen geweest waarvan mensen zeiden dat ze ze goed vonden, dat ze die altijd privé in hun matzwarte zolderkamertje draaiden, terwijl ze in alle eerlijkheid onaangeroerd en maagdelijk in hun kartonnen hoezen of jewel cases zaten, in gelijke mate stof en minachting verzamelend. Deze vorm van blinde appreciatie begint normaal met puberaal intellectuele slagvaardigheid, wat zeker de verklaring moet zijn voor de 'populariteit' van platen als Ritual de lo habitual van Jane's Addiction, Hats van The Blue Nile en alles van Billy Bragg. Hetzelfde gaat op voor Radio Ethiopia van Patti Smith. Ik ben de tel kwijtgeraakt van de flats, huizen en feesten waar ik tijdens mijn jeugd ben geweest en waar ik de plaat nonchalant zag liggen, iemand uitdagend om hem te draaien. Hij lag daar alleen maar met het doel dat de eigenaar er trots op was dat hij hem had, maar niemand draaide hem. Nooit. We vonden allemaal Horses goed en dat gold eigenlijk ook voor Easter, die ongeveer een jaar later uitkwam, maar van Radio Ethiopia, een succes d'estime, als daar ooit over kan worden gesproken, kreeg iedereen hoofdpijn. Hetzelfde gaat op voor The scream van Siouxsie&The Banshees. Ik hield erg van Siouxsie en het prikbord op mijn kamer op Ralph West zat vol met haar foto's. Maar terwijl haar optredens fantastisch waren, waren de platen stront. Toen een vriend van me zei dat de enige overeenkomst tussen Jacques Derrida en Marx was dat ze een grote schare fans hadden maar tegelijkertijd niet werden gelezen, begreep ik wat hij bedoelde.
Mijn subjectiviteit heeft ook gezorgd voor hiaten: er staan - tel ze maar na - geen nummers op mijn apparaat van The Doors (ik adoreerde de band totdat ik een jaar besteedde aan de research en het schrijven van een boek over hen); bijna geen country (Lucinda Williams en Johnny Cash, maar niet veel meer; country wordt vaak de muziek van de Republikeinen genoemd, vandaar dat ik altijd dacht dat het muziek voor de afterparty was, voor het 'als vrijwel iedereen naar huis was'- feest); vrijwel geen wereldmuziek (ik heb een jaar een Afrikaanse club in Soho gehad en dat heeft me voor het leven genezen, een mens kan namelijk maar een beperkt aantal keren naar een plaat van Gaspar Lawal luisteren en dat aantal is 0); geen Elvis en slechts 34 reggaenummers (ik heb het meeste verkocht toen ik arm was en heb het nooit meer opnieuw aangeschaft, nou, behalve 'Ob-la-di, Ob-la-da' dan).
Het is bewezen dat schaarste extreem belangrijk is geweest bij het bepalen wat wel of niet cool is. Het is triest maar waar dat zowel On the beach van Neil Young als Smile van The Beach Boys een beetje zijn waarde heeft verloren. In het eerste geval omdat het eindelijk op cd is uitgebracht en in het laatste geval omdat het door Brian Wilson opnieuw is opgenomen, dapper, maar op een karaokemanier.
En daarom zit ik hier laat op een vrijdagavond, in gedachten verzonken, in muziek verzonken om de perfecte muziekbibliotheek op te bouwen. Een bibliotheek die elk significant stukje muziek bevat dat ooit is opgenomen, van Strauss en Schubert via Gilbert and Sullivan naar Simon and Garfunkel. Als ik me voortbeweeg door de architectuur van iTunes, een beetje als een digitale motorfiets in een computerspel, raak ik Buddy Holly, The Beatles, The Clash, Dr Dre, The Monkees, Joy Division en Franz Ferdinand (de Joy Division Monkees). Dit gedeelte bevat al mijn herinneringen, vier decennia van allerlei dingen, vrienden, geliefden en familie, allemaal zitten ze er ergens in. En wat is de beste van allemaal, de beste plaat ooit gemaakt? Met een digitale bibliotheek wordt je geconfronteerd met een eindeloze vermenigvuldiging van waarheden, een keten van oneindige mogelijkheden. Wat weer eindeloze problemen oplevert: als je al die zaken onder je vingertoppen hebt, is het extra moeilijk om ze terug te brengen tot een kleine, beperkte lijst. In feite is dat het probleem van dit apparaat. Deze kleine, beperkte lijst is een van de duizenden soortgelijke lijsten. Er bestaat daarom maar één manier om zeker te weten dat je het beste hebt, en dat is door alles te hebben. Dan kun je niet verliezen.
Capaciteit is allesbepalend in de wereld van de iPod. Toen ik besloot me in die wereld te begeven, hield ik me niet bezig met apparaten die een beperkte capaciteit hadden. 15 GB? Ben je gek? 20 GB? Waar hou je me eigenlijk voor? Nee, toen ik erin stapte, stapte ik er gelijk groot in. Ik koos voor de grote jongen, de 40 GB. Alles wat minder was, zou beschamend zijn. Vrienden van mij hebben een iPod mini aangeschaft, maar zelfs met de zilveren afwerking ben ik niet overtuigd. Als je immers een heel leven in een apparaat kunt proppen, waarom zou je dan genoegen nemen met slechts twee decennia?
Een paar weken nadat ik mijn apparaat had gekregen, begon ik me te begeven in een voorspelbaar patroon van gesprekken. Ik trachtte iedereen die ik ontmoette een of andere mening te ontfutselen over deze recente technologische manifestatie van de toekomst. Hadden zij er een, en als dat niet zo was, waarom niet? Als ze er een hadden, wat hadden ze er dan op staan? En waarom? En na een paar beleefde minuten waarin ik veel knikte en glimlachte en deed alsof ik geïmponeerd was door hun esoterische smaak ('0, je hebt al je albums van The Police erop gezet? Interessant...'), stelde ik de grote vraag.
'Nou, welke versie heb jij? Hoe groot is hij?'
En als ze deden alsof ze het niet wisten of als hun antwoord vaag was, drukte ik nog een beetje door.
'Hoeveel nummers kunnen er eigenlijk op? Weet je wel, hoe groot is hij? Je iPod?'
En dan kreeg ik de neergeslagen ogen, de gefronste wenkbrauwen en het wippen van de voeten.
'Ik heb... eh, de middelste, weet je wel, de 20.'
'Welke?' antwoordde ik dan, net alsof ik het niet gehoord had.'De 40?'
'Nee, de 20. De 20 gigabyte. De middelste... maar ik kan er heel veel nummers op zetten en naar hoeveel kun je er eigenlijk tegelijk luisteren, ik bedoel, ik denk dat het belachelijk is dat mensen maar doorgaan over hoeveel nummers op hun iPod kunnen, ik bedoel, het is kinderachtig, niet waar, en ik heb trouwens ook geen tijd om naar al mijn oude platen te luisteren, laat staan de nieuwe, dus ben ik er eigenlijk niet zeker van dat het zo'n goede uitvinding is eigenlijk staan de kranten altijd vol met die dingen en ik denk erover om weer over te stappen op cd's. Ik heb hem eigenlijk alleen maar gekocht voor mijn vriendin en zij houdt namelijk alleen maar van dingen die in de hitlijsten staan, namelijk...'
Zo zou ik hem een tijdje door laten blaten, dan zou ik 'amateur' mompelen en vervolgens doorgaan naar mijn volgende slachtoffer.
'Zo, wat staat er eigenlijk op jouw iPod?' zou ik zeggen, alsof ik op een nasale, zeurende manier 'Zo, waar rij jij tegenwoordig in?' zou vragen.
Tegen het eind van 2004 ontwikkelde zich bij ons op kantoor een soort piaswedstrijd. De gesprekken bij de waterkoeler dwaalden af van reality-tv, voetbal, het fluctuerende geluk van Sky News of de nieuwste Blackberry in de richting van nummers op onze iPod. En terwijl je dacht dat het prima was om achteloos toe te geven dat je slechts zo'n 1.200 nummers in het geheugen kon zetten, kon je een paar weken lang de pispaal worden, omdat je het niet serieus genoeg had genomen. Gedurende een tijd bestond er echt een situatie waarin hoeveelheid boven kwaliteit werd verkozen, een soort digitale penisnijd...
En hoewel dit alles een erg mannelijk gebeuren was, had ik altijd gedacht dat de iPod aseksueel was, net zoals een walkman of een mobiele telefoon. Hij is natuurlijk extreem seksueel en heeft een van nature tastbare seksualiteit, maar ik heb er nooit aan gedacht als zijnde seksespecifiek. Hij is een ding van zo'n schoonheid, is zo'n abstract lustobject, eigenlijk is hij op de een of andere manier veel meer dan dat. Totdat ik iemand eraan hoorde refereren als iets vrouwelijks. Hij, deze... man(!) beschreef het m-podiumspeakersysteem, een poort in de vorm van een cd waarin je geliefde iPod nestelt, ondertussen... 'een respectabele zes watt per kanaal loslatend en haar opladend voor de dag'. Haar? Haar? Wanneer is de iPod plotseling vrouwelijk geworden? Hoe is dat gebeurd? Was ik er die dag niet, was ik met Microsoft of Sony aan het spelen? Had ik in een geblindeerde kamer gelegen met de mobiele telefoon uit, omgeven door de ondoordringbare laag van Tales from topographic oceans van Yes? Ik denk dat het behoorlijk duidelijk was dat de iPod mini's in hun totaal metallic (geadoniseerd aluminium) pastelglorie waren gericht op de vrouwelijk markt, maar zei deze knaap werkelijk dat mijn chromen 40 GB 3G monster niet mannelijk was, dat hij op de een of andere manier 'niet zoals andere hardware' was?
En zo werd mijn iPod van de ene op de andere dag mannelijk, alleen maar omdat iemand had gezegd dat hij vrouwelijk was. Behoorlijk zielig van mij, ik weet het. Maar ook heel erg mannelijk. En als de iPod al seksebepaald is, dan is de seksualiteit bepaald door de capaciteit, denk ik. Door sex-appeal. Daarom denk ik dat mijn apparaat een Ivan is en geen Irene (ook al is hij kaal). En bovendien heet hij le iPod en geen la. Ik bedoel maar.
Jonathan Ive, die in de eerste plaats ontwerper is en in de tweede plaats ziener, blijft onvermurwbaar volhouden dat het geen van beide is. Onaantastbaar als hij is, is de iPod in zijn ogen helemaal niet seksueel. 'De iPod is mannelijk noch vrouwelijk, en als het alleen om het uiterlijk zou gaan, dan zou de lol er snel af zijn. Het is een kleine, witte, plastic met chromen muziekspeler. Het doel was altijd om de fraaist mogelijke muziekspeler te maken.' Mijn vriend Stuart, die zowel beroepsmatig als bij spelletjes een diplomaat is, maakte alles nog ingewikkelder door de iPod metroseksueel te noemen, wat ik helemaal niet hulpvaardig vond.
Het antropomorfiseren van mijn iPod hielp niet direct bij het samenstellen van mijn lijst van de meest coole platen ter wereld. Ik moest dat zelf doen.
Maar zo gauw ik begon, werd ik afgeleid. Toen ik door mijn Steely Dan-playlist begon te ploeteren (waarop alles staat wat zij ooit hebben uitgebracht, inclusief 'Dallas' en 'Sail the waterway' van een EP uit het midden van de jaren 70 en een bootleg van 'The second arrangement', het fantastische, verloren nummer van Gaucho), begon ik met de vereiste toewijding aan Aja, beargumenterend waarom het de beste plaat ooit gemaakt is (niet de meest coole, moet je begrijpen, maar de beste). Ik voelde me als een van die vroegere computerprogrammeurs, die goed opgeleide jonge mannen met onverzorgd uiterlijk, met nors kijkende, diepliggende ogen en megalomane fantasieën over omnipotentie.
Vervolgens ging ik verder met The Beach Boys, toen Van Morrison, toen Coldplay... O, ik werd zo voorspelbaar en o zo vervelend. Daarom dacht ik terug aan de tijd dat ik zeventien was, toen 'cool zijn' waarschijnlijk mijn gedachten meer beheerste dan ooit daarvoor en sindsdien. Ik vroeg me af hoe ik me zou voelen als ik vandaag nog zo was en dat elke beslissing van een consument was gebaseerd op de mening van andere mensen. Welke (zeg twintig) platen zou ik in huis laten slingeren? Welke cd's zou ik in mijn auto hebben? Welk nummer zou ik open laten staan op mijn iTunes voor het geval dat iemand langs mijn iBook zou lopen?
Nou, op het moment dat ik dit schrijf, zijn het de volgende nummers, in willekeurige volgorde: 1. Back in the usa van de MC 5 (een klassiek protopunknummer dat nog steeds klinkt alsof hij zelf niet kan geloven dat hij zo opwindend is); 2. Sign of the times van Prince (een echte lappendeken en de beste plaat van de jaren 80); 3. Kind of blue van Miles Davis (een plaat die ongevoelig is voor kritiek en mode). 4. London calling van The Clash (idem dito). 5. Isaac Hayes live at the Sahara Tahoe (de beste soulplaat die ooit is opgenomen). 6. The college dropout van Kayne West (de in 2004 genomineerde cd voor het beste hiphopalbum ooit gemaakt). 7. Elke obscure plaat van Johnny Cash (hoe slechter hoe beter). 8. Grace van Jeff Buckley (een vorstbestendige overblijver). 9. Two sevens clash van Culture (de beste punk-reggaeplaat). 10. Solid air van John Martyn (One world is beter, maar deze is cooler). 11. Elke plaat van Kraftwerk (letterlijk elke; ze doen allemaal wat ze moeten doen). 12. The Köln concert van Keith Jarret (de beste pianoplaat ooit gemaakt). 13. Waltz for Koop van Koop (goed, maar obscuur, zo fantastisch). 14. Physical graffiti van Led Zeppelin (ooit verbannen, zijn nu voor altijd terug). 15. The bends van Radiohead (doet het goed in elk land ter wereld). 16. Everest van The Beatles (deze bestaat niet, dus moet je hem verzinnen). 17. The Libertines van The Libertines (hij is beter dan de eerste cd en laat je door niemand iets anders wijsmaken). 18. World without tears van Lucinda Williams (een sexy Tom Waits). 19. The crickets van Marcos Valle (je zult deze nooit vinden). 20. Aftermath van The Rolling Stones (het toppunt van swinging Londen).
Maar dan realiseer ik me dat ik er een aantal vergeten ben, zoals Goodbye yellow brick road (de coolste plaat van Elton, hoewel 'Tiny dancer' er niet op staat en hij oorspronkelijk van plan was de plaat Vodka and tonic te noemen), Elephant mountain van The Youngbloods ('Sunrise' is officieel een betere ballad dan 'Yesterday'), Dusty in Memphis en nog duizend andere...
Je kunt als alternatief ook de volgende lijst gebruiken, die ik geschreven had kunnen hebben na het drinken van te veel cappuccino's: 1. Horses van Patti Smith (een oude favoriet die om de paar jaar weer in de mode komt). 2. Electric van The Cult (nog steeds erg geliefd op het kantoor van GQ). 3. Future days van Can (waarschijnlijk niet meer zo cool als ooit, maar wel nog steeds een mededinger). 4. The Thom Bell sessions van Elton John ('Are you ready for love' en de rest). 5. Blonde on blonde van Bob Dylan (onmogelijk te negeren). 6. The first songs van Laura Nyro ('Wedding bell blues', 'Stoney end' enzovoort). 7. Taking tiger mountain (by strategy) van Brian Eno (ongelofelijk vooruitziend). 8. The Thoms van The Thorns (aan de kant Roger McGuinn en vertel het nieuws aan Gram Parsons). 9. Wish you were here van Pink Floyd (Dark side of the moon? Nou ja, maar deze is beter... zoals ze zeggen). 10. Too late to stop now van Van Morrison (de meeste livealbums zijn troep, deze niet). 11. Blood&chocolate van Elvis Costello&The Attractions (met het verbazingwekkende Lennon-achtige 'I want you'). 12. The lexicon of love van abc (een design-conceptalbum!). 13. Kill City van Iggy Pop ft James Williamson (punkballads!). 14. Pink flag van Wire (draai hem op het strand). 15. Slaughter on lOth Avenue van Mick Ronson (inclusief 'Growing up and I'm fine' van Bowie). 16. Always be clothing van Hesitation Wound (zo zeldzaam dat het angstaanjagend is). 17. Scott 2 van Scott Walker (dé plaat van Walker die je mooi mag vinden). 18. Bridge over troubled water van Simon and Garfunkel (geadoreerd door mijn vriend Oliver en ongeveer twintig miljoen andere mensen). 19. Warm and beautiful, een verzameling Paul McCartney-covers die in Japan zijn geproduceerd, inclusief Matthew Sweet, Robyn Hitchcock, Semisonic en anderen). 20. Life for rent van Dido (grapje).