Hoofdstuk 3

 

 

 

En Luka loste het zeker op.

Er volgde een korte discussie met Giovanni en een tuinman die bij hen was komen staan, en daarna vertelde hij Maya wat hij had besloten.

‘Voorlopig kan het paard hier blijven.’

‘Hier?’ Maya maakte een schamper geluidje. ‘Moet ik hem gewoon op het gazon zetten?’

‘Zojuist dreigde je nog dat je hem zou loslaten,’ bracht hij haar in herinnering.

‘En dat zou ik hebben gedaan ook,’ gaf ze toe. Als beloning ving ze een glimp op van iets wat potentieel een verblindende glimlach had kunnen zijn.

Maya wilde die glimlach dolgraag zien.

Zijn ogen waren niet gewoon donker, ze waren gitzwart, en een moment lang vergat ze haar slonzige uiterlijk en glimlachte ze naar hem.

Luka beantwoordde haar glimlach niet. Hij legde slechts uit wat hij van plan was te doen. ‘Voorlopig zetten we hem hier in de stal, totdat we een passender accommodatie voor hem hebben gevonden.’

Hij maakte er niet veel woorden aan vuil, viel haar op. En hij stelde geen onnodige vragen zoals waar ze met het paard had overnacht.

‘Later op de dag zal ik naar je toe komen om te praten,’ zei hij tegen haar. ‘Zodra ik precies weet wat er aan de hand is.’ Toen draaide hij zich om en liep weg.

 

Het duurde een paar uur om Matteo te bereiken en de details van het verhaal te weten te komen. Luka handelde alles zo goed als hij kon af, maar tegen die tijd liep het al tegen het middaguur. Alma vertelde hem dat Giovanni naar bed was gegaan om te rusten, omdat hij moe was geworden van de hele toestand.

‘Ik zal een lunch voor u klaarmaken,’ bood ze aan.

‘Dat hoeft niet,’ zei Luka, want meestal functioneerde hij overdag alleen op cafeïne.

‘Nou, kunt u dan iets te eten naar dat stalmeisje brengen?’ vroeg Alma. ‘En zeg tegen haar dat ik een logeerkamer voor haar heb klaargemaakt.’

‘Prima. Ik moet haar toch zelf ook nog spreken,’ zei Luka.

En dus slenterde hij even later met de picknickmand die Alma voor Maya had klaargemaakt op zijn gemak langs de oever van het meer. Het was een prachtige middag en hij kende het terrein als zijn broekzak. Na enige tijd boog hij af naar de stallen, maar plots vertraagde hij zijn pas.

De boze vrouw die hem eerder op de dag had toegesproken, lag nu languit in een wei vol gele margrietjes, een aanblik die de kleine gevlekte pony die zijn neus uit een van de stallen had gestoken ongetwijfeld kon waarderen. De indrukwekkende hengst stond in een andere stal en snoof de voor hem vreemde lucht op. Gelukkig leek hij al een stuk rustiger dan die ochtend.

Het geheel was een toonbeeld van serene rust.

Maya’s prachtige rode haren lagen rond haar hoofd op het gras uitgespreid. Ze had haar laarzen uitgedaan, en lag met een knie opgetrokken en een hand op haar buik ontspannen tussen de bloemetjes. Ze zag er ongelooflijk mooi uit, dacht Luka. Hij was gewend aan netjes gekapte en opgemaakte vrouwen die zonder problemen te veroorzaken aan zijn arm liepen. Deze Maya bezat een aardse schoonheid en ze nam geen blad voor de mond.

Ze was buitengewoon verfrissend.

Toen hij dichterbij kwam, besefte hij dat ze sliep.

 

In feite sliep Maya maar half.

Het was een lange dag geweest die al om vier uur ’s morgens was begonnen. Eerst had ze Turn On A Dime afgereden, en daarna had ze hem op de reis met de trailer voorbereid.

Een reis die niet helemaal was verlopen zoals ze in gedachten had.

Gelukkig was de hengst snel gekalmeerd toen ze hem eenmaal in zijn nieuwe stal had geïnstalleerd. Ze had hem een appel gegeven en er zelf ook een gepakt om in het gras op te eten. Met gesloten ogen luisterde ze naar de vogels en dacht aan de man met de zwarte ogen die de gespannen situatie met zoveel gemak onder controle had gekregen.

Omdat ze voelde dat er een schaduw over haar heen viel, keek ze op. En daar stond hij, in eigen persoon.

‘Ik heb nieuws,’ zei hij.

Bij het horen van zijn mooie diepe stem bood zijn schaduw haar geen verkoeling. Integendeel. Ze voelde haar wangen langzaam vuurrood worden.

‘En Alma heeft me opdracht gegeven het stalmeisje iets te eten te brengen.’

‘Niet bepaald een stalmeisje,’ zei Maya. Ze voelde zich nogal in het nadeel, zo languit op de grond. Ze wilde maar dat ze zijn gezicht goed kon zien, want ze had het gevoel dat ze een zeldzame glimlach had gemist. En omdat ze hem niet kon zien, en de sfeer tussen hen vriendelijker was, vond ze dat ze eerlijk moest zijn. ‘Het spijt me van eerder.’