24 * De keuze

 

Na weken van aanhoudende sneeuwstormen en ijzige koude was eindelijk de zon doorgebroken die de straten eerst had veranderd in beige-bruine landschappen van halfgesmolten sneeuw vermengd met pekel en modder, maar daarna alle sneeuw had doen wegsmelten. Niettemin was het pas begin februari en kon er dus nog genoeg komen.

Maggie had er een vaste regel van gemaakt om nooit op zaterdag bij klanten thuis op bezoek te gaan, alleen werkte zij soms mee aan modeshows in grote restaurants en dergelijke gelegenheden. Vandaag was zij naar zo’n show in Newcastle geweest. Ze had drie ontwerpen geshowd, een tweedelig ensemble, een turkooizen wollen jurk en een driekwartjas in dezelfde kleur met een dikke kraag die hoog opgeslagen kon worden. Met deze laatste combinatie had zij veel succes en zelfs madame Hevell, die aan een voor haar gereserveerd tafeltje zat, liet ook haar goedkeuring blijken.

Toen de show voorbij was, had Maggie niet de moeite genomen om zich om te kleden maar was met haar succesvolle creatie aan naar huis gegaan. Ze zou hem maandagochtend toch in ieder geval bij een klant thuis laten zien en zij was er vrij zeker van dat zij hem verkopen zou.

Zij reed bijna plankgas naar huis en stapte reeds na een halfuur over de drempel. Annie was in de keuken koffie aan het zetten, en toen ze zich omkeerde om Maggie te begroeten, zei ze: ‘Hee, o, wat leuk.’

‘Ja, ze vonden het allemaal leuk.’

‘Is alles goed verlopen?’

‘Prima, prima... hoe is het met Rod?’

‘O, nog precies zoals toen je wegging.’ Annies stem klonk luchtig. ‘Heeft hij z’n eten opgegeten?’

‘Niet alles, het meeste wel.’

Zij liep de woonkamer door naar de slaapkamer en terwijl ze de deur opende, begon ze te praten. ‘Nou, dat is weer voorbij. Het is heerlijk buiten, de zon schijnt lekker.’ Ze zag hem half-rechtop in bed zitten; hij had wat meer vlees op zijn botten gekregen, maar hij was lang niet de grote kerel die zij van vroeger kende.

In tegenstelling tot wat zijn gewoonte was, zei hij niet ‘Hallo Maggie.’ Hij zei nooit enkel ‘Hallo’ zonder meer, zoals men gewoonlijk tegen zijn meest dierbaren zegt, maar altijd ‘Hallo, Maggie,’ waarbij de toevoeging van haar naam duidde op een zekere afstand die er tussen hen was. Niet dat hij haar niet dankbaar was voor wat zij voor hem gedaan had. Hij nam haar nu van top tot teen nauwkeurig op en toen zij het merkte, lachte ze bij wijze van verontschuldiging en zei: ‘Ach, die kleren natuurlijk. Ik heb me niet omgekleed, de kleedkamers waren zo verschrikkelijk vol. Kijk, als je de kraag opslaat, verdwijn je er zowat helemaal in.’ Ze sloeg de kraag van de jas op en toen ze zag dat hij zijn ogen sloot, deed zij hem weer naar beneden. Ze bleef aan het voeteneinde van het bed staan en wachtte totdat hij zijn ogen weer opendeed. Daarna ging zij naar Annies kamer die zij tegenwoordig met haar deelde.

Ze ging op de rand van het bed zitten en bekeek zichzelf in de spiegel. Ze zag er inderdaad erg aangekleed uit. Deze kleren hadden iets weg van haar japon die zij op die avond aan had gehad... Daar had hij zoëven zeker aan gedacht toen hij zijn ogen sloot. Met die japon had zij er ook nadrukkelijk aangekleed uitgezien, zoals zij er trouwens met alles wat zij tegenwoordig in haar garderobe had hangen, nadrukkelijk aangekleed uitzag.

In al de jaren dat hij met haar getrouwd geweest was, had hij haar nooit zo gezien. Als hij meer geld aan haar had uitgegeven, had zij er wel zo uit kunnen zien, en dat was waarschijnlijk wat hij dacht. Haar succes was een verwijt aan hem en het moest hem een doorn in het oog zijn om haar zo te zien. Dat was de reden dat hij niet met haar kon praten. Zij was niet iemand die hij herkende. Hij was een maand hier in huis en zij hadden niet met elkaar gepraat. Het had zich beperkt tot: ‘Ja, Maggie,’

‘Nee, Maggie’ en ‘Bedankt, Maggie.’ Die beleefdheid was een ware kwelling. Goede God, nooit had zij kunnen denken dat er een dag zou komen dat het haar goed deed om de klap van zijn vlakke hand op haar oor te voelen. Maar zo lang zij leefden, als zij bij elkaar zouden blijven, zou hij het nimmer meer wagen om zijn hand tegen haar op te heffen, dat wist zij.

Als zij bij elkaar zouden blijven? Zodra hij hersteld was, zou hij weggaan. Ook dat wist zij in haar hart, want hij zou nooit de echtgenoot van Margaret Gallacher kunnen zijn.

Er was maar één manier om hem tegen te houden, om hem te hóuden. Ze bekeek haar spiegelbeeld. Zó lang en zó intensief keek ze naar haar gezicht, dat het op het laatst de gehele spiegel in beslag scheen te nemen, en toen het tegen haar sprak en haar gedachten verwoordde, riep ze in luid protest: ‘Nee!’ terug; maar toen ze het voor de derde keer zei, klonk het veel zwakker en haar spiegelbeeld zei: ‘Nou, ’t is kiezen of delen, je moet nu kiezen, want het is het één of het ander. Zo is het leven nou eenmaal, ’t is het één of het ander.’