DEEL EEN

 

1 * Sam

 

Maggie Gallacher staarde met wijd opengesperde ogen naar de kaart in haar hand. Hij had een goudomlijste, geschepte rand en in de rechterbovenhoek stond een krulwerk van initialen dat zij niet kon ontcijferen; maar wat er verder op stond kon zij wel lezen, want de woorden lichtten op van het papier alsof zij in zuiver goudstof gedrukt waren. Zij zag ieder afzonderlijk woord als een van de obstakels op de berg die haar Rodney op de dag dat zij getrouwd waren, negenentwintig jaar geleden, was begonnen te beklimmen. De kaart zelf, dit stukje karton, was de top en zij zaten er bovenop en niet buiten adem, o nee. Zij woonden nu schitterend in Savile House in het beste gedeelte van Felburn. Vroeger was Brampton Hill de sjiekste buurt van het stadje geweest, maar tegenwoordig was The Rise waar zij woonden voornamer. Savile House was een landhuis met twaalf kamers op een stuk grond van meer dan een hectare; langs het huis stroomde een beek. Vanbinnen was het zo mooi gemeubileerd als nergens op de hele wereld, zoals zij tegen zichzelf placht te zeggen. En dat was nog niet alles; de naam Gallacher klonk door het stadje als de klokken van de kerk. Hadden Gallacher en Zonen niet de nieuwe school gebouwd en de nieuwe wijken die Rollingdon Estate en Morley Estate heetten? En was haar familie niet helemaal gevestigd? In ieder geval vijf van hen. En deze ene die hier naast haar zat, haar stond ook iets groots te wachten.

Ze stak haar hand uit en omklemde de pols van haar jongste dochter en Elizabeth beet zacht in haar lip en schudde haar hoofd; toen stootte zij haar moeder met haar elleboog aan en beiden lachten zoals alleen Gallachers lachen konden, met de mond wijd open en zo hevig dat het hele lichaam ervan schudde. Maggie zei altijd dat de Gallachers de dingen deden zoals men ze behoorde te doen, zij lachten van diep onderuit hun buik; behalve in gedachten maakte zij steeds een uitzondering voor Paul. Maar Paul, haar jongste zoon, leek dan ook op niemand behalve op zichzelf. Toch vond ze het fijn dat hij zo was; ze hield van hem zoals hij was.

‘Zal ik ze opbellen?’ Elizabeth veegde met haar vingertop een lachtraan van haar lange zwarte wimpers en Maggie keek haar aan met een blik waarin een flikkering zei: Maar natuurlijk. Hierop sprong Elizabeth van de sofa en rende de kamer door naar de telefoon, die stond op een reproduktie Louis XV latafel met een marmeren blad. Ze ging zitten op het vergulde stoeltje dat ernaast stond, maar ze wachtte even voordat zij de hoorn oppakte en, omkijkend naar haar moeder, vroeg ze: ‘Eerst Sam en Arlette?’

Maggie knikte en zei: ‘Wie anders?’

Sam was haar oudste zoon en misschien was het daarom vanzelfsprekend dat hij als eerste het nieuws zou horen. Maar ze was niet zozeer benieuwd naar Sams reactie op wat hij te horen zou krijgen als wel naar de reactie van zijn vrouw. Vrouwen werden altijd verondersteld jaloers te zijn op de vrouw van hun zoon, vooral op de vrouw van hun oudste zoon, maar zij was nooit jaloers geweest op Arlette. Er was wel iets eigenaardigs in de wederzijdse gevoelens tussen Sams vrouw en haarzelf omdat er een groot verschil tussen hen was in opvoeding, manier van denken en levensinstelling. Toch voelde zij zich op de een of andere manier met haar verbonden. Zij had het gevoel dat ze haar begreep, terwijl de rest van haar familie zeer uiteenlopende meningen had over hun schoonzuster; sommigen hielden haar bescheidenheid voor snobisme of minachting. Maar Elizabeth deelde haar waardering voor Arlettes vele goede kanten.

Zij had het nooit hardop gezegd, ook niet tegen Rod, maar ze dacht dat hun Sam verdraaid veel geluk had gehad dat hij iemand als Arlette gekregen had. Hij mocht dan wel groot en knap zijn en een goed zakenman, toch was hij brutaal, uitgesproken brutaal. En er was nog iets, iets in hem dat zij nooit helemaal wist te achterhalen... Maar Liz had hem nu aan de telefoon.

‘Hallo, ben jij dat, Sam?’

‘Wie had je anders gedacht, natuurlijk ben ik het. Wat is er aan de hand? Je klinkt alsof je buiten adem bent.’

‘Je zult niet geloven wat ik te zeggen heb... Het gaat over papa en mama.’

‘Je wilt me toch niet zeggen dat ze gaan trouwen?’

‘O, jij ook altijd, Sam! Ik vertel ’t haar, als je niet oppast.’

‘Doe maar. Nou, wat is er gebeurd? Ah, ik weet het al, ze is weer in verwachting.’

‘nou sam!’

‘Vooruit, ga door... Ik weet het, ze gaat Frans leren om Arlette een plezier te doen.’

‘Samuel Gallacher, hou op met je sarcasme, ze zou het trouwens nog kunnen ook.’

‘Dat weet ik, wat kan ze eigenlijk niet, onze dikke, ouwe moeder?’

‘Je hebt zeker weer een van je moeilijke buien. Nou, zet je oren wijd open; ze hebben een uitnodiging gekregen, moet je raden van wie.’

‘Van de koningin, natuurlijk.’

‘Nee, maar je bent warm.’

Er was een korte pauze; toen zei Sam: ‘Je meent ’t. Nou, schiet op, verlos me uit m’n lijden.’

‘Ik heb hier in mijn handen een prachtige kaart met een uitnodiging van... de hertog van Moorshire. ...Ben je er nog? ...Ben je er nog, Sam?’

‘Ja, jazeker, ik ben er. Meen je dat, de hertog van Moorshire?’

‘Ja, ’t is echt waar.’ Het leek weer alsof de verbinding verbroken was. Toen kwam zijn stem weer door, hij klonk wat vlak: ‘Ik mag doodvallen, we gaan omhoog, hè?’

Elizabeth wierp een blik op haar moeder. Zij wilde tegen Sam zeggen ‘Je klinkt niet erg opgewonden,’ maar ze zei: ‘Is Arlette er ook?’

‘Ze zit in bad.’

‘Denk je dat jullie straks langs kunnen komen? Ik bel iedereen op.’

‘Ja ja, we komen vanavond, gaan we met de knieën omhoog ouderwets op z’n Gallachers lachen.’

‘Oh Sam toch... Tot straks dan.’

‘Tot straks.’

Sam Gallacher legde de telefoon neer en bleef er een tijdje naar staan kijken; toen bewoog hij zijn onderkaak opzij en beet in zijn bovenlip, waarna hij zijn hoofd naar achteren gooide en een luid ‘Haah!’ ten gehore bracht.

Hij verliet de hal en liep via de lange zitkamer en de L-vormige eetkamer naar een kleine overloop waarop de deuren van de badkamer, het toilet en de keuken uitkwamen. Uit de badkamer kwam het geluid van weglopend badwater. Hij strekte langzaam zijn hand uit naar de deurkruk en duwde hem zachtjes naar beneden. De deur was op slot zoals hij verwacht had. Hij ging ertegenover op wacht staan, onderwijl luisterend naar de geluiden in de badkamer. In gedachten zag hij haar voor de spiegel staan, haar gezicht koel en uitdrukkingsloos totdat zij merkte dat hij in huis was. Zij zou haar peignoir aantrekken, want zij bleef nooit lang naakt, zelfs niet in de badkamer. Hij had haar eens voorgesteld om met haar onderbroek aan in bad te gaan; hij had haar ook een keer voorgesteld om er te gaan wonen, zelfs om er te slapen aangezien zij zo graag in bad ging; het was bij diezelfde gelegenheid geweest dat ze hem bij wijze van wraak gezegd had waarom zij zo vaak baadde en hij had haar in het gezicht geslagen. Diezelfde nacht werd haar tante ernstig ziek en ze moest zo snel mogelijk naar Devonshire. Alletwee, zij niet minder dan hij, hadden zij later hun best gedaan om alles weer goed te laten lijken, en de reden waarom zij dat gedaan hadden maakte hem achteraf witheet van woede. En nu was die reden uitgenodigd om een hertog te ontmoeten. God in de hemel, zij een hertog ontmoeten!

De badkamerdeur ging open en hij zag zijn vrouw opschrikken. Hij keek naar de beweging waarmee haar slanke hand de peignoir strakker om haar lichaam trok.

'Ik wist niet dat je er was.’ Zij liep langs hem de eetkamer in en vandaar door één van de twee deuren ertegenover. Hij zei geen woord, maar volgde haar en sloeg haar gade toen ze in de slaapkamer achter de kaptafel ging zitten om haar haar te borstelen. Hij wist dat zij zich niet zou aankleden voordat hij de kamer uit was. Hij ging naast haar staan en bekeek haar gezicht in de spiegel; zij was mooi, zelfs zonder opmaak, en ook al glom haar huid na het bad en werd haar haar door de stevige halen van de borstel van haar voorhoofd naar achteren getrokken.

Toen hij zijn hand op haar schouder plaatste, voelde hij haar vlees ineenkrimpen. Zijn maagspieren trokken samen en hij maande zichzelf tot voorzichtigheid; via de spiegel keek hij haar in de ogen en glimlachend zei hij: ‘Ik heb nieuws voor je.’

Haar ogen keken hem zonder te knipperen afwachtend aan.

‘Je raadt in geen duizend jaar wat het laatste nieuws is van thuis. Heb je de telefoon niet gehoord?’

Zij wachtte nog steeds.

‘...Ze hebben een uitnodiging gehad voor een muziekavond bij de hertog van Moorshire, moet je je voorstellen, Rod... en Maggie.’

Hij zag dat haar ogen zich iets wijder openden en er verscheen een vragende glimlach op haar lippen; haar stem klonk licht geanimeerd toen zij zei: 'Dat vind ik echt leuk voor ze, ja, daar ben ik blij om.’

Hij trok snel een stoel bij en zette die met de rugleuning tegen de kaptafel, dicht naast haar kruk. Hij ging zitten en opzij leunend zodat hij haar spiegelbeeld vrijwel uitwiste, keek hij haar in het gezicht; zijn hoofd bewoog met kleine schokjes terwijl hij zei: ‘Ja, dat ben je vast en zeker. Ik kan me ook best voorstellen dat hij zo’n uitnodiging krijgt en ook dat hij in staat is om het er goed af te brengen, maar ma... zij een avond bij een hertog, zie je het voor je?’

Haar gezicht was slechts centimeters van het zijne verwijderd. Zij wendde haar ogen niet van de zijne af en zei: ‘Ja, dat zie ik best voor me. Voor jou is zij niet in staat om wat dan ook goed te doen omdat jij...’ Ze slikte, trok haar kin naar beneden en deed haar ogen stijf dicht. Zij wilde van haar kruk opstaan, maar zijn hand omklemde het bovenste deel van haar dij. Haar zo vasthoudend zei hij: ‘Merkwaardig is dat toch. Ik wed dat het maar in één op de honderdduizend gevallen voorkomt, de zoon tegen zijn moeder en de schoondochter vóór haar. En wat voor een schoondochter. En wat voor een moeder. Kijk, kijk dan!’ Hij verplaatste zijn greep op haar dij. ‘Zeg eens... en zeg eens eerlijk. Waarom mag je haar zo graag?’

Ze maakte een snelle slikbeweging en terwijl zij haar hoofd schudde alsof zij een boze droom wilde verjagen fluisterde zij: ‘Hou toch op. We hebben dit nou al zo vaak gehad. Ik heb ’t je al gezegd.’

Ik wil het nog eens horen; zolang je maar niet zegt dat het is omdat jouw moeder stierf toen je zes was en ma jou de eerste keer dat ze je zag met open urmen verwelkomde, omdat er - zoals ik je al gezegd heb - tussen mijn moeder en jou evenveel overeenkomst is als tussen een schoonmaakster en prinses Margaret. Nee, de waarheid is dat je het prettig vindt om mensen neerbuigend te behandelen, om je boven hen te verheffen, en ma kun je zo behandelen, dat laat ze wel over haar kant gaan. Bij de anderen doe je het niet, want zij zouden het niet nemen, zelfs Nancy niet, en dat zegt heel wat. Maar ma slikt het omdat ze zo stom is.’

‘Da is ze niet! Je moeder is niet stom!’

Nu had hij haar gekwetst; zij rukte aan de hand op haar dij en duwde hem met haar andere vrije hand zo hard van zich af, dat de stoel bijna omviel. Door haar verrassende actie was zijn stemming veranderd en hij stond op. Zijn gezicht was anders geworden, de volle lippen van zijn mond hadden zich verbreed, zijn donkerbruine ogen vertoonden een glimp van geamuseerdheid en hij kuchte terwijl hij naar haar keek. Ze stond bij de deur en haar stem klonk bijna luid terwijl ze hem smekend vroeg: ‘Waarom haat je haar? Waarom? Zeg alsjeblieft niet dat ze een boerin is, want daar geloof ik niet in. Wanneer ik weet waarom je haar haat, zal ik overal een antwoord op weten. Geen van de anderen denkt zo over haar als jij, alleen jij. Je bent...’ Zij bedwong zich weer en toen zij hem zag naderen spande iedere spier in haar lichaam zich.

Toen hij vlak voor haar stond, was zijn stem rustig en berouwvol. ‘Het spijt me,’ zei hij, ‘het is mijn schuld, ik weet het. Het is altijd mijn schuld dat we ruzie maken. Toch zou alles heel anders kunnen zijn, als jij maar een beetje meer begrip wilde tonen.’ Met zijn hand pakte hij haar schouder en toen zij zijn onderlip zag trillen, zei ze opeens: ‘Nee...! Nee!’

Zijn ene hand zette zich onverbiddelijk tussen haar schouderbladen en de andere gleed omlaag tot onder haar billen en terwijl hij haar tegen zich aandrukte, zei hij zachtjes, en het klonk alsof hij teveel gedronken had: ‘Alles heel gewoon, niks onnatuurlijks, dat is alles. Niks abnormaals, ik beloof het...’

‘Nee, nee! Ik zeg het je toch. Nee! Ik wil het niet hebben. Je kunt niet, wc hebben het al geprobeerd... Nee... O... O!’

Zoals zij hem had verrast door hem weg te duwen, verraste zij hem nu opnieuw; haar lichaam, dol van angst, schoot tussen zijn armen omhoog en met haar handen die als klauwen in zijn gezicht stonden, duwde ze zijn hoofd van zich af, en juist toen hij zijn greep op haar wilde herstellen rukte en worstelde zij totdat zij samen op de grond vielen.