Spruce Harbor, Maine, 2011
‘Mijn hele salaris gaat op aan al die rare groenten,’ moppert Dina. ‘Ik weet niet of we hiermee door kunnen blijven gaan, hoor.’
Dina heeft het over een roerbakschotel die Molly voor hen drieën in elkaar heeft geflanst, nadat ze terug is gekomen uit de bibliotheek in Bar Harbor: tofu, rode en groene paprika’s, zwarte bonen en courgette. Molly kookt de laatste tijd best vaak; ze heeft namelijk bedacht dat als Dina wat gerechten probeert die niet stijf staan van de dierlijke eiwitten, ze vanzelf ziet hoeveel andere opties er nog zijn. Dus heeft Molly in de afgelopen weken quesadilla’s met kaas en paddenstoelen, vegetarische chili en auberginelasagne gemaakt. Toch blijft Dina klagen: het vult niet genoeg, het is vreemd. (Ze had nog nooit aubergine gegeten voordat Molly er een in de oven had klaargemaakt.) En nu klaagt ze dat het te duur is.
‘Volgens mij is het niet zo veel duurder,’ zegt Ralph.
‘Plus de extra kosten in het algemeen,’ zegt Dina binnensmonds.
Trek het je niet aan, zegt Molly tegen zichzelf, maar... fuck it. ‘Wacht even. Jij krijgt toch voor mij betaald?’
Dina kijkt verbaasd op, haar vork blijft in de lucht hangen. Ralph trekt zijn wenkbrauwen op. ‘Ik begrijp niet wat dat ermee te maken heeft,’ zegt Dina.
‘Is dat geld niet genoeg om de kosten van een extra persoon te dekken?’ vraagt Molly. ‘Meer dan genoeg, toch? Zeg eens eerlijk, is dat niet gewoon de reden dat je een pleegkind hebt?’
Dina staat abrupt op. ‘Zit je me nou in de zeik te nemen?’ Ze wendt zich tot Ralph. ‘Zit ze nou echt zo tegen me te praten?’
‘Ach, jullie...’ begint Ralph met een trillende glimlach.
‘Niks “jullie”. Waag het niet om me met haar over één kam te scheren,’ zegt Dina.
‘O, oké, laten we gewoon...’
‘Nee, Ralph. Ik ben het zat. Taakstraf, mijn reet. Als je het mij vraagt, had die meid nu gewoon in de jeugdgevangenis moeten zitten. Ze is een dief, niets meer en niets minder. Ze steelt van de bibliotheek en God mag weten wat ze van ons steelt. Of van die oude dame.’ Dina beent naar Molly’s slaapkamer, opent de deur en verdwijnt naar binnen.
‘Hé,’ zegt Molly, terwijl ze overeind komt.
Even later verschijnt Dina met een boek in haar hand. Ze houdt het omhoog als een spandoek. Anne van het Groene Huis. ‘Waar heb je dit vandaan?’ wil ze weten.
‘Je kunt niet zomaar...’
‘Waar heb je dit boek vandaan?’
Molly gaat weer zitten. ‘Ik heb het van Vivian gekregen.’
‘Echt niet.’ Dina slaat het boek open en wijst met een priemende vinger naar het schutblad. ‘Hier staat toch duidelijk dat het van Dorothy Power is. Wie is dat?’
Molly draait zich naar Ralph en zegt langzaam: ‘Ik heb dat boek niet gestolen.’
‘Jaja, je hebt het zeker alleen maar “geleend”.’ Dina steekt een lange roze klauw naar haar uit. ‘Luister, jongedame. We hebben alleen maar problemen gehad sinds jij hier in huis bent, en ik ben daar zó klaar mee. Ik meen het. Ik ben er zo. Klaar. Mee.’ Ze staat met haar benen uit elkaar, ademt oppervlakkig en schudt haar blonde matte haardos als een zenuwachtige pony.
‘Oké, oké, Dina, luister.’ Ralph heeft zijn handen voor zich uitgestoken en roert als een dirigent door de lucht. ‘Volgens mij gaat dit een beetje te ver. Kunnen we niet gewoon even diep ademhalen en tot rust komen?’
‘Zit jij me nou godverdomme ook in de zeik te nemen?’ Dina spuugt bijna.
Ralph kijkt naar Molly en ze ziet iets nieuws in zijn uitdrukking. Hij kijkt verslagen. Hij lijkt het te hebben opgegeven.
‘Ik wil dat ze gaat,’ zegt Dina.
‘Dien...’
‘OPROTTEN.’
Later die avond klopt Ralph op Molly’s slaapkamerdeur. ‘Hé, wat ben je aan het doen?’ vraagt hij, om zich heen kijkend. De tassen van L.L.Bean staan wijd open, en Molly’s kleine boekenverzameling, waaronder Anne van het Groene Huis, ligt opgestapeld op de vloer.
Molly, die sokken in een plastic tas zit te proppen, zegt: ‘Wat denk je?’ Ze is meestal niet brutaal tegen Ralph, maar nu denkt ze: wat kan het schelen? Hij heeft het daarnet nou niet bepaald voor haar opgenomen.
‘Je kunt nog niet weggaan. We moeten contact opnemen met de instanties en zo. Het zal waarschijnlijk wel een paar dagen duren.’
Molly wringt het tasje met de sokken in het uiteinde van een tas, waardoor die mooi gevuld is. Dan zet ze haar schoenen op een rijtje: de Doc Martens die ze uit de winkel van het Leger des Heils heeft gehaald, zwarte teenslippers, een paar Birkenstocks waar een hond op heeft gekauwd en die een vorige pleegmoeder had weggegooid, maar die Molly gered heeft, zwarte gymschoenen van de Walmart.
‘Ze vinden wel een geschiktere plek voor je,’ zegt Ralph.
Ze kijkt omhoog en veegt de pony uit haar ogen. ‘O ja? Ik zou er maar niet op rekenen.’
‘Kom op, Moll. Doe me een lol.’
‘Doe míj een lol. En noem me geen Moll.’ Ze moet zich echt verschrikkelijk inhouden om hem niet als een wilde kat met uitgestrekte klauwen aan te vallen. Hij kan de klere krijgen. Hij en dat kreng dat hij op zijn witte paard heeft gehesen.
Ze is hier te oud voor – te oud om te gaan zitten wachten tot ze weer bij een ander pleeggezin geplaatst wordt. Te oud om van school te veranderen, naar een andere stad te verhuizen, zich voor de zoveelste keer te voegen naar de luimen van weer andere pleegouders. Ze is zo witheet dat ze amper iets ziet. Ze stookt het vuur van haar haat op, gooit er snippers van bekrompen gestoorde Dina en brabbelende slappeling Ralph op, omdat ze weet dat vlak achter die razernij een verlammend verdriet schuilgaat. Ze moet in beweging blijven, heen en weer door de kamer schieten. Ze moet haar tassen vullen en hier als de sodemieter vandaan.
Ralph blijft zenuwachtig om haar heen hangen. Zoals altijd. Ze weet dat hij gevangenzit tussen haar en Dina, en totaal niet toegerust is om hen van repliek te dienen. Ze heeft bijna met hem te doen, de laffe smiecht.
‘Ik heb een plek om naartoe te gaan, dus maak je maar niet druk,’ zegt ze.
‘Naar Jack, bedoel je?’
‘Misschien.’
Nou nee. Ze kan net zomin naar Jack als dat ze een kamer kan nemen in de Bar Harbor Inn. (Ja, graag een kamer met zeezicht. En een mangosmoothie op de kamer, bedankt!) Het gaat nog steeds niet helemaal lekker tussen hen. Maar zelfs als dat wel zo was: ze zou van Terry nooit mogen blijven logeren.
Ralph zucht. ‘Tja, nou ja, ik snap waarom je hier niet wilt blijven.’
Ze werpt hem een blik toe. Je méént het, Sherlock.
‘Laat het me maar weten als ik je ergens naartoe kan brengen.’
‘Ik red me wel,’ zegt ze, terwijl ze een stapeltje zwarte T-shirts in de tas laat vallen en met over elkaar geslagen armen gaat staan wachten tot hij oprot.
Oké: waar moet ze in godsnaam heen?
Er staat nog tweehonderddertien dollar op Molly’s spaarrekening, van het vakantiebaantje afgelopen zomer in een ijssalon in Bar Harbor. Ze zou een bus kunnen nemen naar Bangor of Portland, of misschien zelfs naar Boston. Maar wat dan?
Niet voor het eerst denkt ze aan haar moeder. Misschien gaat het beter met haar. Misschien is ze nu wel clean en nuchter, en heeft ze een of andere vaste baan. Molly heeft de drang om naar haar op zoek te gaan altijd onderdrukt, uit vrees voor wat ze zou aantreffen. Maar nood breekt wet... En wie weet? De overheid juicht het toe als biologische ouders weer op het rechte pad komen. Dit zou voor hen allebei een kans kunnen zijn.
Voordat ze van gedachten kan veranderen, kruipt ze naar haar slapende laptop die opengeklapt op haar bed ligt, en tikt op het toetsenbord om hem wakker te maken. Ze googelt ‘Donna Ayer Maine’.
Boven aan de lijst met resultaten staat een link naar het professionele profiel van Donna Ayer op LinkedIn. (Onwaarschijnlijk.) Daarna komt een pdf van de gemeenteraad van Yarmouth waar ook een Donna Ayer bij staat. (Nog onwaarschijnlijker.) Op de derde plek staat een huwelijksaankondiging: ene Donna Halsey is in maart getrouwd met Rob Ayer, een luchtmachtpiloot, in Mattawamkeag. (Eh... nee.) En eindelijk, ja hoor, daar is ze: Molly’s moeder, in een klein artikeltje in de Bangor Daily News. Opeens zit Molly te staren naar haar moeders politiefoto. Zij is het, daar is geen twijfel over mogelijk, hoewel ze bleek is, loenst en er absoluut niet op vooruit is gegaan. Ayer is drie maanden geleden gearresteerd voor het stelen van OxyContin in een apotheek in Old Town met een drieëntwintigjarige gast genaamd Dwayne Bordick, en zit in voorlopige hechtenis, aldus het artikel, in de Penobscot County Jail in Bangor.
Nou, dat ging best makkelijk.
Dat is dus uitgesloten.
En nu? Molly zoekt online naar daklozenopvang en vindt er een in Ellsworth, maar daar staat bij dat de gasten achttien jaar of ouder moeten zijn ‘tenzij er een ouder bij is’. De Sea Coast Mission in Bar Harbor heeft een gaarkeuken, maar geen overnachtingsmogelijkheden.
Maar... Vivian dan? Er zijn veertien kamers in dat huis. Vivian gebruikt er ongeveer drie. Ze is bijna zeker thuis – ze gaat tenslotte nooit ergens heen. Molly werpt een blik op haar telefoon om te kijken hoe laat het is: 19.45 uur. Dat is niet te laat om haar te bellen, toch? Maar... nu ze erbij stilstaat, ze heeft Vivian nog nooit zien telefoneren. Misschien kan ze er beter met de Island Explorer naartoe gaan en in levenden lijve met haar praten. En als ze nee zegt, tja... dan kan Molly vannacht misschien gewoon in haar garage slapen. Dan kan ze morgen, met een helder hoofd, bedenken wat ze gaat doen.