Spruce Harbor, Maine, 2011

Niemand doet open als Molly op de bel drukt. Het is doodstil in huis. Ze kijkt op haar telefoon: het is kwart voor tien. Ze heeft vrij omdat de leraren een studiedag hebben en dacht: dan kan ik net zo goed een paar uur volmaken.

Molly wrijft over haar armen en bedenkt wat ze zal doen. Het is heel erg koud en mistig voor de tijd van het jaar en ze is vergeten een trui mee te nemen. Ze is met de Island Explorer gekomen, de gratis bus die voortdurend hetzelfde rondje over het eiland maakt. Ze is uitgestapt bij de halte die het dichtst bij Vivians huis is, op ongeveer tien minuten lopen. Als er niemand thuis is, zal ze terug moeten lopen naar de halte om op de volgende bus te wachten, wat wel even kan duren. Maar ondanks het kippenvel heeft Molly altijd gehouden van dit soort dagen. De grimmige grijze lucht en kale boomtakken passen beter bij haar dan de ongecompliceerde belofte van zonnige lentedagen.

In het notitieboekje dat ze bij zich draagt, houdt Molly zorgvuldig haar uren bij: vier uur op de ene dag, twee op de volgende. Tot nu toe drieëntwintig uur in totaal. Ze heeft een Excel-spreadsheet op haar laptop gemaakt, waar het allemaal overzichtelijk in staat. Jack zou lachen als hij het wist, maar zij loopt al lang genoeg mee om te weten dat het allemaal neerkomt op documentatie. Als je papieren in orde zijn, voorzien zijn van de juiste handtekeningen en gegevens, dan wordt de aanklacht ingetrokken, de boete kwijtgescholden, wat dan ook. Als je chaotisch bent, loop je het risico alles te verliezen.

Molly denkt dat ze vandaag minstens vijf uur kan doden. Dan heeft ze er achtentwintig en is ze al over de helft.

Ze drukt weer op de bel en tuurt met haar handen boven haar ogen door het glas de duistere gang in. Als ze aan de deurknop draait, merkt ze dat die meegeeft en de deur opengaat.

‘Hallo?’ zegt ze, terwijl ze naar binnen stapt. Als ze geen antwoord krijgt, probeert ze het nog een keer, iets harder, terwijl ze door de gang loopt.

Gisteren heeft Molly voor ze vertrok tegen Vivian gezegd dat ze vandaag vroeg zou komen, maar ze heeft geen tijdstip genoemd. Nu ze in de woonkamer met de dichte gordijnen staat, vraagt ze zich af of ze weer weg moet gaan. Het oude huis is vol geluiden. De houten vloeren kraken, ruiten rammelen, vliegen zoemen bij het plafond, gordijnen wapperen. Zonder de afleiding van mensenstemmen verbeeldt Molly zich dat ze ook geluiden in andere kamers kan horen: kreunende bedspiralen, druppende kranen, zoemende tl-buizen, rammelende trekkoorden.

Ze neemt even de tijd om rond te kijken – naar de sierlijke schoorsteenmantel boven de haard, het bewerkte eikenhouten lijstwerk en de koperen kroonluchter. Door de vier grote ramen op het water kan ze de sinuslijn van de kust zien, de getande sparren in de verte, de glinsterende violetkleurige zee. Het ruikt hier naar oude boeken en het haardvuur van gisteravond en, heel vaag, naar iets kruidigs uit de keuken – het is vrijdag; Terry zal wel aan het koken zijn voor het weekend.

Molly staat naar de oude gebonden boeken op de hoge boekenplanken te kijken als de deur naar de keuken opengaat en Terry gehaast naar binnen komt.

Molly draait zich om. ‘Hallo.’

‘Argh!’ gilt Terry, terwijl ze het lapje dat ze in haar hand heeft tegen haar borst drukt. ‘Ik schrik me dood! Wat doe jij hier nou?’

‘Eh... tja,’ stamelt Molly, die zich dat ook begint af te vragen. ‘Ik heb een paar keer op de bel gedrukt en toen heb ik mezelf maar binnengelaten.’

‘Weet Vivian dat je zou komen?’

Was dat zo? ‘Ik weet niet zeker of we een bepaald...’

Terry knijpt haar ogen samen en fronst. ‘Je kunt niet gewoon maar op de bonnefooi binnen komen vallen. Ze is niet dag en nacht beschikbaar.’

‘Dat weet ik,’ zegt Molly, die voelt dat ze een kleur krijgt. ‘Het spijt me.’

‘Vivian zou er nooit mee ingestemd hebben zo vroeg te beginnen. Ze heeft zo haar gewoontes. Staat op tussen acht en negen, en komt om tien uur naar beneden.’

‘Ik dacht dat oude mensen altijd vroeg opstonden,’ mompelt Molly.

‘Niet alle oude mensen.’ Terry zet haar handen in haar zij. ‘Maar daar gaat het niet om. Je hebt ingebroken.’

‘Nou, ik heb niet...’

Zuchtend zegt Terry: ‘Jack heeft je misschien wel verteld dat ik niet stond te juichen over zijn idee. Over dat je op deze manier je taakstraf vervult.’

Molly knikt. Hier komt de preek.

‘Hij heeft zijn nek voor je uitgestoken, vraag me niet waarom.’

‘Dat weet ik en ik waardeer het.’ Molly weet dat ze in de problemen komt als ze zich defensief opstelt. Maar ze kan het niet laten en zegt: ‘En ik hoop dat ik bewijs dat ik dat vertrouwen waard ben.’

‘Nou, niet door zo onaangekondigd te verschijnen.’

Oké, dat verdiende ze. Wat zei de leraar pas ook alweer, toen ze het over rechtszaken hadden? Kom nooit met iets op de proppen waar je zelf geen antwoord op hebt.

‘En dan nog iets,’ vervolgt Terry. ‘Ik was vanmorgen op de zolder. Ik kan niet zien wat jullie daar boven doen.’

Molly staat te wippen op de voorkant van haar voeten, nijdig dat ze aansprakelijk wordt gesteld voor iets waar ze geen zeggenschap over heeft en nog nijdiger op zichzelf omdat ze Vivian er niet van kan overtuigen dingen weg te doen. Natuurlijk krijgt Terry de indruk dat Molly een beetje zit te duimendraaien, de tijd gewoon als een ambtenaar uitzit.

‘Vivian wil niets wegdoen,’ zegt ze. ‘Ik ruim de dozen op en plak er etiketten op.’

‘Ik zal je een goede raad geven,’ zegt Terry. ‘Vivian wordt verscheurd tussen haar hart’ – weer drukt ze het lapje tegen haar borst – ‘en haar verstand.’ Alsof Molly niet in staat is het verband te leggen, beweegt ze het lapje naar haar hoofd. ‘Haar spullen wegdoen is als afscheid nemen van haar leven. En dat is voor iedereen moeilijk. Dus het is aan jou om te zorgen dat ze dat doet. Want ik kan je wel beloven dat ik niet blij zal zijn als je daar vijftig uur lang dingen heen en weer schuift, zonder dat er iets van te zien is. Ik hou van Jack, maar...’ Ze schudt haar hoofd. ‘Echt hoor, genoeg is genoeg.’ Terry lijkt inmiddels tegen zichzelf te praten, of misschien wel tegen Jack, en Molly kan weinig meer doen dan op haar lip bijten en knikken dat ze het begrijpt.

Nadat Terry morrend heeft toegegeven dat het eigenlijk misschien wel een goed idee is om vandaag wat vroeger te beginnen, en dat als Vivian over een halfuur nog niet beneden is zij haar misschien wel wakker gaat maken, zegt ze tegen Molly dat ze het zich maar gemakkelijk moet maken; zij heeft nog van alles te doen. ‘Je kunt jezelf vast wel bezighouden, toch?’ zegt ze, waarna ze terugloopt naar de keuken.

Het boek dat Vivian aan Molly heeft gegeven zit in haar rugzak. Ze is er nog niet in begonnen, voornamelijk omdat het huiswerk lijkt voor een klus die op zich al een straf is, maar ook omdat ze Jane Eyre herleest voor Engels (hoe bizar was het dat juf Tate een week nadat Molly had geprobeerd het achterover te drukken er schoolexemplaren van had uitgedeeld), en dat boek is belachelijk dik. Het openslaan is voor haar altijd weer een fysieke shock; ze merkt dat ze langzamer moet ademen en in trance raken om gewoon een hoofdstuk te lezen, als een beer die in winterslaap gaat. Al haar klasgenoten klagen erover – Brontës langdradige uitweidingen over de menselijke aard, de subplots over Janes vrienden op Lowood School, de breed uitgesponnen, ‘onrealistische’ dialogen. ‘Waarom kan ze niet gewoon dat verdomde verhaal vertellen?’ had Tyler Baldwin tijdens de les gemopperd. ‘Elke keer als ik het begin te lezen, val ik in slaap. Hoe heet dat ook alweer, narcolopsie?’

Er werd instemmend gereageerd, maar Molly zweeg. En juf Tate – die ongetwijfeld gefocust was op het kleinste vonkje in de vochtige houtstapel van haar klas – had dat gemerkt. ‘En wat vind jíj, Molly?’

Molly had haar schouders opgehaald, omdat ze niet al te enthousiast wilde overkomen. ‘Ik vind het een mooi boek.’

‘Wat vind je er zo mooi aan?’

‘Dat weet ik niet. Ik vind het gewoon mooi.’

‘Welk stuk vind je het mooist?’

Molly voelde alle ogen van de klas op zich gericht en kromp een beetje ineen op haar stoel. ‘Dat weet ik niet.’

‘Het is gewoon een saai romantisch verhaal,’ zei Tyler.

‘Niet waar,’ flapte ze eruit.

‘Waarom niet?’ drong juf Tate aan.

‘Omdat...’ Ze had even nagedacht. ‘Jane is een soort outlaw. Ze is hartstochtelijk en vastberaden en zegt precies wat ze vindt.’

‘Waar haal je dat uit? Want dat zie ik helemaal niet,’ zei Tyler.

‘Oké, nou... Deze zin bijvoorbeeld,’ zei Molly. Ze bladerde door het boek en vond het stukje dat ze zocht. ‘“Ik verzekerde hem dat ik van nature hardvochtig was – zo hard als een keisteen, en dat hij dit dikwijls zou merken; en dat ik bovendien van plan was hem verscheidene scherpe kanten van mijn karakter te tonen... Hij zou ten volle weten welk een koop hij had gesloten, terwijl er nog gelegenheid was deze ongedaan te maken.”’

Juf Tate trok haar wenkbrauwen op en glimlachte. ‘Dat doet me aan iemand denken.’

Terwijl ze in de rode oorfauteuil wacht tot Vivian beneden komt, haalt Molly Anne van het Groene Huis tevoorschijn. Ze slaat de eerste pagina open:

Juffrouw Rachel Lynde woonde aan den hoofdweg van Avonlea, juist waar die afdaalde in een kleine vallei, beplant met elzen en hazelaars en doorsneden door een beek, die ergens ver weg in de bosschen van de oude bezitting der Cuthberts haar oorsprong had...

Het boek is duidelijk bedoeld voor jonge meisjes en in eerste instantie weet Molly niet zeker of ze zich wel kan inleven. Maar al snel merkt ze dat ze geboeid raakt door het verhaal. De zon stijgt aan de hemel; ze moet zich omdraaien om het boek uit het schijnsel te houden, en na een paar minuten gaat ze in een andere oorfauteuil zitten, zodat ze haar ogen niet hoeft samen te knijpen.

Na ongeveer een uur hoort ze de deur naar de gang opengaan en kijkt ze op. Vivian komt de kamer binnen, kijkt om zich heen, ziet Molly en glimlacht, blijkbaar niet verbaasd haar te zien. ‘Jij bent er vroeg bij!’ zegt ze. ‘Leuk dat je zo enthousiast bent. Misschien laat ik je vandaag een doos leeghalen. Of twee, als je geluk hebt.’