Spruce Harbor, Maine, 2011

‘Portage.’ Vivian trekt haar neus op. ‘Dat klinkt als... O, weet ik veel... corsage.’

Corsage? Oké, misschien wordt dit niets.

‘Mijn boot dragen tussen twee watermassa’s? Ik ben niet zo goed in metaforen, liefje,’ zegt Vivian. ‘Wat zou dat moeten betekenen?’

‘Nou,’ zegt Molly, ‘ik denk dat de boot staat voor wat je met je meeneemt – de essentiële dingen – als je van de ene naar de andere plek gaat. En het water... Nou, volgens mij is dat de plek waar je altijd probeert te komen. Klinkt dat logisch?’

‘Niet echt. Ik ben bang dat ik er alleen maar meer door in de war ben.’

Molly haalt een vragenlijst tevoorschijn. ‘Laten we gewoon beginnen en kijken wat er gebeurt.’

Ze zitten in de rode oorfauteuils in de woonkamer, in het afnemende licht van de late middag. Voor vandaag zit hun werk erop en Terry is naar huis. Eerder vandaag heeft het gegoten, het kwam met bakken uit de hemel, en nu hebben de wolken achter het raam een kristallen randje, als bergtoppen in de hemel; stralen vallen naar beneden als op een illustratie in de kinderbijbel.

Molly drukt op het knopje van de piepkleine digitale taperecorder die ze geleend heeft bij de schoolbibliotheek en kijkt of hij het doet. Dan haalt ze diep adem en strijkt met een vinger over de ketting om haar hals. ‘Mijn vader heeft me deze bedeltjes gegeven, en die symboliseren elk iets anders. De raaf beschermt tegen zwarte magie, kwaadaardige toverspreuken. De beer geeft moed. De vis geeft je de kracht om je te verzetten tegen de magie van anderen.’

‘Ik heb nooit geweten dat die bedeltjes een betekenis hadden.’ Afwezig brengt Vivian haar hand naar haar eigen halsketting.

Molly kijkt voor het eerst wat beter naar de tinnen hanger en vraagt: ‘Heeft jouw ketting... een betekenis?’

‘Nou, voor mij wel. Maar hij heeft geen magische eigenschappen.’ Ze glimlacht.

‘Misschien wel,’ zegt Molly. ‘Ik zie die eigenschappen metaforisch, snap je? Dus zwarte magie is alles wat mensen tot kwaad aanzet: hun eigen hebzucht of onzekerheid, waardoor ze destructieve dingen gaan doen. En de strijdlust van de beer beschermt ons niet alleen tegen anderen die ons kwaad willen doen, maar ook tegen onze eigen innerlijke demonen. En volgens mij is het de magie van anderen waar wij kwetsbaar voor zijn, waardoor we op een dwaalspoor gezet worden. Dus... mijn eerste vraag aan jou is nogal een bizarre. Ik denk dat je die ook als metaforisch zou kunnen beschouwen.’ Ze werpt nog een blik op de taperecorder en haalt diep adem. ‘Oké, daar gaan we. Geloof je in geesten?’

‘Goh, wat een vraag.’ Vivian vouwt haar broze, geaderde handen op haar schoot en staart uit het raam. Even denkt Molly dat ze geen antwoord zal geven. Maar dan zegt Vivian, zo zacht dat Molly zich naar voren moet buigen om het te kunnen verstaan: ‘Ja, ik geloof in geesten.’

‘Denk je dat ze... aanwezig zijn in ons leven?’

Vivian richt haar lichtbruine ogen op Molly en knikt. ‘Zij zijn degenen die rondwaren,’ zeg ze. ‘Die ons in de steek hebben gelaten.’