21 K staat voor . . . kangoeroe



Zodra ze weg waren, rende ik het huis in. Rosaleen had haar schort slordig op de kapstok gegooid in haar haast om weer naar buiten te gaan. Ik pakte het en stak mijn hand in de zak.


'Tamara, wat doe je?' Weseley stond vlak achter me. 'Zal ik anders een kopje thee voor je zetten, om je te kalmeren, en... Wat is dat in godsnaam?'


Hij doelde op het potje met pillen dat ik in mijn hand hield.


'Ik had gehoopt dat jij me dat kon vertellen.' Ik gaf hem de pillen. 'Ik betrapte Rosaleen toen ze deze in het ontbijt voor mijn moeder deed.'


'Wat? Ho even, Tamara,' zei Weseley. 'Deed ze pillen in haar eten?'


'Ik zag dat ze ze openmaakte en het poeder in de muesli deed en het toen doorroerde. Ze weet niet dat ik haar heb gezien.'


'Misschien zijn het pillen op recept.'


'Denk je? Zullen we even kijken? Rosaleen doet dan wel net alsof ik niks over mijn moeders gezondheid weet, maar ik weet wel dat ze niet.. .'Ik las het etiket van het potje. 'Helen Reilly heet.'


'Dat is Rosaleens moeder. Laat eens kijken.' Hij pakte het potje. 'Dit zijn slaappillen.'


'Hoe weet je dat?'


'Dat staat op het etiket. Oxazepam. Dat is een slaappil. Doet ze die in het eten van je moeder?'


Ik slikte en de tranen sprongen in mijn ogen.


'Weet je zeker dat je het haar hebt zien doen?'


'Ja. En ze slaapt al zo ongeveer sinds we hier zijn aangekomen. Non-stop.'


'Gebruikt je moeder die wel vaker? Probeert Rosaleen haar misschien alleen maar te helpen?'


'Weseley, mijn moeder zit zo onder de pillen dat ze amper weet hoe ze heet. Hier schiet ze niks mee op. Het is bijna alsof Rosaleen wil dat het nog slechter met haar gaat. Dit maakt het alleen maar erger.'


'We moeten het aan iemand vertellen.'


Ik was ontzettend opgelucht over het woordje 'we'.


'Ik moet het aan mijn vader vertellen. We moeten het aan iemand vertellen, oké?' 'Oké.'


Ik was blij dat ik niet langer alleen was. Ik ging op de trap zitten terwijl hij zijn vader belde.


'En?' Ik sprong op zodra hij had opgehangen.


'Ze waren bij hem, dus hij kon er niets over zeggen. Hij zei dat hij het zou regelen. In de tussentijd moeten we deze goed bewaren.'


'Goed.' Ik haalde diep adem. Het was nu een kwestie van afwachten. 'Wil je me alsjeblieft helpen met Arthurs gereedschapskist?'


'Waar heb je die voor nodig?' vroeg hij verbijsterd.


'Om het slot van de garage open te breken.'


'Wat?'


'Ja, eh... 'Ik zocht naar de juiste woorden. 'Help me nou maar, alsjeblieft. We hebben niet veel tijd, ik leg het later allemaal wel uit. Maar wil je me alsjeblieft helpen? Ze zijn bijna nooit weg. Dit is mijn enige kans.'


Hij dacht zwijgend na en draaide het potje met pillen rond in zijn hand. 'Oké.'


Terwijl Weseley de werkplaats naast het huis in rende, ijsbeerde ik door de tuin. Ik hoopte dat ze niet terug zouden komen voor ik eens goed had rondgeneusd. Ik bleef staan om naar de bungalow te kijken om te zien of het glas dat direct mijn slaapkamer in scheen er nog was. Het was weg. Maar iets op het muurtje trok mijn aandacht. Een pakje. Ik liep ernaartoe.


'Weseley.'


Hij hoorde meteen de ernst in mijn stem en draaide zich om. Ik wees en hij volgde mijn vinger.


'Wat is dat?' vroeg hij.


Ik stak de weg over en keek er wat beter naar. Weseley volgde me. Het pakje was ingepakt met bruin papier waarop mijn naam stond geschreven, met daaronder: 'Gefeliciteerd met je verjaardag'.


Ik pakte het op en keek om me heen. Er was niemand bij de ramen, achter de vitrage. Ik maakte het bruine papier open. Een bruine schoenendoos. Ik haalde het deksel eraf. In de doos lag een prachtig glazen mobile, een serie van tranen vermengd met hartjes van verschillende afmetingen, met draadjes door piepkleine gaatjes met elkaar verbonden. Ik haalde het eruit en hield het op naar het licht. Het glinsterde tegen het zonlicht en draaide rond in het briesje. Ik lachte en keek naar het huis om te zwaaien, te glimlachen, iemand te bedanken.


Niks.


'Wat krijgen we nou,' zei Weseley.


'Het is een cadeau. Voor mij.'


'Ik wist niet dat je jarig was.'


Hij pakte het aan en bekeek het.


'Nou, zij wel.'


'Wie? Rosaleens moeder?'


'Nee.' Ik staarde weer naar de bungalow. 'De vrouw.'


Hij schudde zijn hoofd. 'En ik dacht dat mijn leven vreemd was. Wie is dat? Mijn ouders dachten dat mevrouw Reilly daar woonde, en verder niemand.'


'Ik heb geen idee.'


'Laten we naar haar toe gaan om haar te bedanken.'


'Denk je dat ik dat moet doen?'


Hij sloeg zijn blik ten hemel. 'Je hebt een cadeau gekregen, dit is dé mogelijkheid om erheen te gaan.'


Ik beet op mijn lip en keek naar het huis.


'Tenzij je natuurlijk niet durft.'


Dat was het nu net.


'Nee, we hebben wel iets belangrijkers te doen,' zei ik. Ik stak de weg over en snelde terug naar de achtertuin, naar de garage.


'Weet j e, zuster Ignatius wil j e heel erg graag zien. Je ging er op die dag zomaar vandoor en daar is ze heel erg van geschrokken. Wij allebei.'


Ik keek nors naar Weseley terwijl hij in de kist naar het juiste stuk gereedschap zocht om het slot te openen.


'Ik hoorde wat er gebeurd is. Gaat het?'


'Ja hoor. Ik wil het er niet over hebben,' snauwde ik. 'Dank je,' voegde ik er iets vriendelijker aan toe.


'Ik hoorde dat je vriend in de problemen zit.'


'Ik zei dat ik het er niet over wilde hebben. En hij is mijn vriend niet.'


Daar moest hij om lachen. 'Dan weet je eens hoe ik me voel.'


Ondanks alles wat er die ochtend was gebeurd moest ik lachen.


Weseley had niet lang nodig om het slot open te krijgen. We waren binnen en ik werd direct geconfronteerd met mijn oude leven, dat willekeurig opgestapeld was, de keuken bij de woonkamer, mijn slaapkamer boven op de speelkamer, de logeerkamer bij de handdoeken. Het paste allemaal net zo goed bij elkaar als de gedachten in mijn hoofd. Leren banken, plasmatelevisies, meubels in belachelijke vormen die er nu goedkoop en zielloos uitzagen.


Ik vond het interessanter om te zien wat Rosaleen en Arthur hier verborgen hielden. Weseley haalde de stoflakens achter in de garage weg en ik was niet onder de indruk. Het enige wat er stond waren nog meer oude meubels, aangevreten door de jaren en door stofmijt. Ze stonken naar mottenballen. Ik weet niet wat ik verwacht had. Een paar lijken, een geldpers, kisten vol geweren en andere wapens, een geheime ingang naar Rosaleens grot vol hightechapparatuur. Alles behalve deze verzameling muffe meubels.


Ik liep terug naar onze spullen. Weseley liep achter me aan en slaakte af en toe een bewonderende kreet terwijl hij door de dozen ging. We gingen op een bank zitten die in onze woonkamer had gestaan en bladerden door mijn fotoalbum. Weseley lachte om verscheidene fases van mijn puberteit.


'Is dat je vader?'


'Ja,' zei ik lachend, en ik keek naar zijn blije, levendige gezicht, op de dansvloer bij de bruiloft van een vriend. Hij was gek op dansen. Hij kon het voor geen meter.


'Hij is zo jong.' 'Ja.'


'Wat is er gebeurd?'


Ik slaakte een zucht.


'Als je niet wilt, hoefje me niks te vertellen, hoor.'


'Nee, het is oké.' Ik slikte. 'Hij... heeft zo veel geld geleend dat hij het niet terug kon betalen. Hij was projectontwikkelaar, en heel succesvol. Hij had overal ter wereld panden. We wisten niet dat hij diep in de problemen zat. Hij begon alles te verkopen om de schulden terug te betalen.'


'Heeft hij je niet verteld dat er iets aan de hand was?'


Ik schudde mijn hoofd. 'Daar was hij te trots voor. Dan zou hij het gevoel hebben gehad dat hij ons teleurstelde.' Mijn ogen schoten vol. 'Maar het zou me niks hebben kunnen schelen, echt niet.' Dat was niet waar. Ik kon me voorstellen dat pap me vertelde dat hij alles moest verkopen. Natuurlijk zou dat me hebben kunnen schelen, ik zou hebben geklaagd en gejammerd. Ik zou het niet hebben begrepen maar me hebben geschaamd om wat iedereen van ons dacht. Ik zou Marbella in de zomer missen, en Verbier tijdens oud en nieuw. Ik zou tegen hem geschreeuwd hebben, hem hebben uitgemaakt voor rotte vis, en ik zou naar mijn slaapkamer zijn gerend en de deur hebben dichtgesmeten. Hebzuchtig kreng dat ik was. Maar ik wou dat hij me de mogelijkheid had geboden het te begrijpen. Ik wou dat hij me het allemaal eens rustig had uitgelegd, dan hadden we er samen wel uit kunnen komen. Ik kon overal wonen - in één kamer, in de ruïne van het kasteel - als dat maar betekende dat we samen konden zijn.


'Het kan me nu niets meer schelen of ik nog iets kwijtraak. Ik wil alleen hem nog maar terug,' snikte ik. 'Nu zijn we alles kwijt, inclusief hem. Ik bedoel, waar slaat dat nou op? Volgens mij was de inbeslagname van het huis de druppel voor hem geweest.' Ik keek hoe hij golf speelde met mam en met een serieuze blik in de verte naar zijn bal zocht. 'Ze konden alles van hem afpakken, maar dat niet.'


Ik sloeg de pagina om en we moesten allebei lachen om een foto van mij. Zonder mijn voortanden omhelsde ikMickey Mouse in Disney World.


'Ben je niet... ik weet het niet... boos op hem? Als mijn vader dat zou doen, zou ik...' Weseley schudde zijn hoofd. Hij kon het zich niet voorstellen.


'Ik was ook boos. Heel lang was ik heel erg boos op hem. Maar de afgelopen weken heb ik nagedacht over wat hij allemaal gevoeld moet hebben. Zelfs in mijn somberste dagen zou ik nooit kunnen doen wat hij heeft gedaan. Hij moet onder enorme druk hebben gestaan en zich vreselijk hebben gevoeld. En hij wilde vast vooral ergens anders zijn. En... nou ja, toen hij doodging konden ze niets meer van hem afpakken. Mam en ik waren veilig.'


'Denk je dat hij het voor jullie heeft gedaan?'


'Volgens mij deed hij het om een aantal redenen. Allemaal verkeerde redenen, maar voor hem waren het de juiste.'


'Nou, ik vind je heel erg dapper,' zei Weseley.


Ik keek naar hem op en probeerde niette huilen. 'Ik voel me anders niet dapper.'


'Maar dat ben je wel,' zei hij. Onze blikken kruisten elkaar.


'Ik heb heel stomme fouten gemaakt, echt gênant,' fluisterde ik.


'Dat geeft niet. We maken allemaal fouten.' Hij lachte grimmig.


'Nou, ik denk niet dat ik er zo veel maak als jij,' zei ik, in een poging de sfeer te verbeteren. 'Het lijkt wel alsof jij elke avond met andere mensen fouten maakt.'


Hij lachte. 'Goed, laten we eens kijken wat Rosaleen hier allemaal verstopt heeft.'


Ik kon mijn ogen niet van de fotoalbums houden en opende een ander. Mijn babyfoto's. Ik ging op in een andere wereld en verloor de tijd uit het oog. Op de achtergrond hoorde ik Weseley commentaar leveren op voorwerpen die hij vond, maar ik negeerde hem. In plaats daarvan staarde ik naar mijn mooie vader, zo gelukkig en knap, met mam. Toen een foto van mijn doopceremonie. Ik met mam, ik heel klein in haar armen. Onder het witte kleed was alleen een klein roze hoofdje te zien.


'Holy shit, Tamara, kijk hier eens in.'


Ik negeerde hem omdat ik helemaal opging in de foto van mam en mij in de kerk. Met een brede glimlach hield ze me in haar armen.


Wie de foto ook had genomen - ik nam aan dat het mijn vader was geweest - had zijn vinger over de hoek van de lens gehouden, waardoor het gezicht van de priester onzichtbaar was. Pap kennende had hij dat waarschijnlijk bewust gedaan. Ik wreef over zijn grote witte vinger, felverlicht door de flits, en lachte.


'Tamara, moet je al deze spullen eens zien.' Op de foto stonden de helft van de priester, mam, ik in haar armen bij het doopvont, en nog iemand die er dankzij het onhandige camerawerk aan de rechterkant maar half op stond, maar er rustte een hand boven op mijn hoofd. Een vrouwenhand, dat zag ik aan de ring om haar vinger. Waarschijnlijk Rosaleen, mijn peettante die nooit eens gewoon deed wat de peettantes van mijn vriendinnen deden: af en toe een kaartje sturen met geld erin. Nee, mijn peettante wilde tijd met me doorbrengen. Getver.


'Tamara.' Weseley greep me beet en ik schrok op. 'Kijk eens.' Hij had grote ogen. Hij pakte me bij de hand en er trok een tinteling door mijn arm.


Ik stak de doopfoto in mijn zak en volgde hem.


Het vreemde gevoel voor hem ging al snel weer in rook op. Ik keek rond op de piekwaar Weseley de stoflakens had weggehaald.


'Ja, en?' vroeg ik, niet onder de indruk. Het was lang niet zo interessant als hij me had laten geloven. Oude meubels, het ene nog ach-terhaalder dan het andere. Boeken, kachelpoken, serviesgoed, ingepakte schilderen, stoffen, tapijten, haarden die tegen de muur stonden, allerlei snuisterijen.


'Wat is er zo bijzonder?' Hij sprong heen en weer, pakte spullen op en onthulde nog meer olieverfschilderijen van verdorven ogende kinderen met kragen die tot over hun oren kwamen, en lelijke, dikke vrouwen met grote tieten, dikke polsen en dunne lippen. 'Moet je dit allemaal zien, Tamara. Valt je niks op?'


Hij stootte een kleed om en schopte ertegen. Het rolde open op de stoffige vloer.


'Geen troep maken, Weseley,' snauwde ik. 'We hebben niet lang voordat ze terugkomen.'


'Tamara, kijk nou eens goed, naar de initialen.'


Ik bestudeerde het tapijt, een stoffig geval dat misschien eerder als wandkleed zou kunnen dienen dan als vloerkleed. Er stonden overal K'sop.


'En moetje hier eens kijken.' Weseley haalde een doos met serviesgoed tevoorschijn. Ook daarin stonden op alle borden, theekopjes, messen en vorken K's, en een om een zwaard gekrulde draak steeg op uit vlammen. Toen herinnerde ik me hetzelfde symbool op het vuurscherm in de woonkamer van het portiershuis.


'K,' zei ik sloom. 'Ik snap het niet. Ik...' Ik schudde mijn hoofd en keek om me heen. Wat eerst een hoop troep had geleken, was nu opeens een schatkist.


'K staat voor...' zei Weseley langzaam, alsof ik een kind was, en hij keek me met ingehouden adem aan.


'Kangoeroe,' zei ik. 'Ik weet het niet, Weseley. Ik snap er niks van, ik...'


'Kilsaney,' zei hij, en de rillingen liepen me over de rag.


'Wat? Maar dat kan niet.' Ik keek om me heen. 'Hoe komen zij aan al deze spullen?'


'Nou, ze hebben het gestolen, of...'


'Dat is het!' Opeens viel alles op zijn plek. Ze waren dieven. Niet Arthur, maar Rosaleen. Dat kon ik wel geloven.


Weseley onderbrak mijn gedachten. 'Of ze slaan het op voor de Kilsaneys. Of...' Hij grijnsde naar me en zijn wenkbrauwen gingen op en neer.


'Of wat?'


'Zij zijn de Kilsaneys.'


Al snuivend deed ik dat af als onzin, maar raakte toen afgeleid door iets roods onder een rol tapijt die Marcus had omgestoten. 'Het fotoalbum!' zei ik, en ik zag het rode album dat ik had gezien toen ik hier was aangekomen. 'Ik wist dat ik het me niet inbeeldde.'


We gingen zitten en bladerden het door, hoewel het waarschijnlijk niet lang meer zou duren tot Arthur en Rosaleen terugkwamen. Er waren zwart-witfoto's van kinderen, en andere waren sepia.


'Herken je iemand?'vroeg Weseley.


Ik schudde mijn hoofd en hij ging er sneller doorheen.


'Wacht even.' Eén foto had mijn blik getrokken. 'Ga eens terug.'


Er was een foto van twee kinderen, omringd door bomen. Een klein meisje en een jongetje van een paar jaar ouder. Ze stonden hand in hand tegenover elkaar, en hun voorhoofden raakten elkaar. Er schoot een beeld door mijn hoofd van de bizarre manier waarop Arthur en mam elkaar hadden begroet toen we hier aankwamen.


'Dat zijn mijn moeder en Arthur,' zei ik met een glimlach.


'Ze moet hier hoogstens een jaar of vijf zijn.'


'Moet je Arthur zien. Hij was als kind al niet knap,' zei Weseley plagerig, en hij bekeek de foto van dichterbij.


'Ah, niet zo gemeen doen,' zei ik lachend. 'Moet je ze zien. Ik heb mijn moeder nog nooit als kind gezien.'


Op de volgende pagina zat een foto van mam, Arthur, Rosaleen en een andere jongen.


Ik hapte naar adem.


'Je moeder en Rosaleen kennen elkaar al sinds hun kinderjaren,' zei Weseley. 'Wist je dat?'


'Nee,' zei ik duizelig. 'No way. Dat heeft niemand ooit gezegd.'


'Wie is die andere jongen?'


'Datweetik niet.'


'Heeft je moeder nog een broer? Hij ziet er ouder uit.'


'Nee. Niet dat ze me ooit heeft verteld...'


Weseley stak zijn hand onder het plastic en trok de foto los van het papier.


'Weseley!'


'We hebben al zoveel gedaan. W1 j e dit allemaal weten of niet?'


Ik slikte en knikte.


Weseley draaide de foto om.


Er stond: 'Artic, jen, Rose, Laurie. 1979.'


'Laurie, kennelijk,' zei Weseley. 'Zegt dat je iets? Tamara, je ziet eruit alsof je een spook hebt gezien.'


'Laurence Kilsaney, rip', op de grafsteen.


Arthur had Rosaleen 'Rose' genoemd toen we terugreden uit Dublin.


En in de appelboom stond 'Laurie en Rose' gekerfd.


'Dat is de man die is omgekomen tijdens de brand in het kasteel. Laurence Kilsaney. Zijn naam staat op een grafsteen op de begraafplaats van de Kilsaneys.' 'O.'


Ik staarde naar de foto waarop de vier stonden te lachen, de onschuld zelve met hun hele leven nog voor zich, een toekomst vol mogelijkheden. Mam en Arthur hielden elkaar stevig bij de hand en Lau-ren had zijn arm nonchalant om Rosaleens schouder geslagen en die bungelde slap voor haar borst. Hij stond op één been en de andere kruiste hem in een pose. Hij leek zelfverzekerd, verwaand zelfs. Zijn kin stak een eindje omhoog en hij lachte naar de camera met een grijns, alsof hij net iets naar de fotograaf had geroepen.


Ik dacht hardop na. 'Dus mam, Arthur en Rosaleen waren bevriend met een Kilsaney. Ik wist niet eens dat ze hier woonde.'


'Misschien woonde ze hier niet, maar kwam ze hier op vakantie.' Weseley bladerde verder. Alle foto's waren van dezelfde vier personen, allemaal op verschillende leeftijden, allemaal dicht op elkaar. Op sommige foto's stonden ze alleen, op sommige met zijn tweeën, maar toch vooral allemaal bij elkaar. Mam was de jongste, Rosaleen en Arthur waren min of meer even oud en Laurence was de oudste, altijd met een brede lach en een ondeugende blik. Zelfs als klein meisje had Rosaleen iets ouwelijks, een hardheid in haar ogen en een lach die nooit zo breed werd als die van de anderen.


'Kijk, daar staan ze allemaal voor het portiershuis.' Weseley wees naar de vier die op het tuinmuurtje zaten. Er was niet veel veranderd, op de bomen na, die nu groot en vol waren, maar toen nog maar net waren geplant. Maar de poort, de muur, het huis, alles was precies hetzelfde.


'Daar heb je mam in de woonkamer. Dat is dezelfde open haard.' Ik bestudeerde de foto aandachtig. 'De boekenkast is precies hetzelfde. Moetje de slaapkamer zien! Daar slaap iknu. Maar ik begrijp het niet. Ze woonde hier, ze is hier opgegroeid.'


'En wist je daar niks van?'


'Nee.' Ik schudde mijn hoofd en voelde hoofdpijn opkomen. Mijn hersens liepen over van de informatie en kregen niet genoeg antwoorden. 'Ik bedoel, ik wist dat ze op het platteland woonde, maar... Ik weet nog dat mijn opa er altijd was als we bij Arthur en Rosaleen op bezoek gingen. Mijn oma is gestorven toen mijn moeder nog jong was. Ik dacht dat hij gewoon ook op bezoek was bij Arthur en Rosaleen, maar.. .Jezus, wat is er aan de hand? Waarom logen ze allemaal?'


'Maar ze logen niet echt, toch?' Weseley probeerde de pijn te verzachten. 'Ze vertelden je alleen niet dat ze hier woonden. Dat is niet echt het spannendste geheim aller tijden.'


'En ze vertelden me niet dat ze Rosaleen al zo'n beetje hun hele leven kenden, dat ze in het portiershuis woonden en dat ze ooit de Kilsaneys hebben gekend. Het stelt niet veel voor, maar wel als je het geheimhoudt. Maar waarom hielden ze het verborgen? Wat houden ze nog meer voor me achter?'


Weseley wendde zich van me af en bladerde verder in het fotoalbum, alsof hij antwoorden voor me zocht. 'Hé, als je opa in het portiershuis woonde, was hij dus de tuinman hier. Hij had Arthurs baan.'


Er schoot een vreemd beeld door mijn hoofd. Ik was jong en mijn opa zat op zijn knieën, met zijn handen diep in de modder. Ik herinner me zijn zwarte nagels, een worm in de aarde die rondwriemelde, opa die hem vastgreep en vlak voor mijn neus liet bungelen, ik die huilde en hij die lachte en zijn armen om me heen sloeg. Hij rook altijd naar aarde en gras. Zijn nagels waren altijd zwart.


'Ik vraag me af of er ook een foto van de vrouw is.' Ik bladerde verder.


'Welke vrouw?'


'De vrouw in de bungalow die het glas maakt.'


We bestudeerden de volgende pagina's en mijn hart bonkte zo luid dat ik dacht dat ik om zou vallen. Ik stuitte op een andere foto van Rosaleen en Laurence samen. 'Rose en Laurie, 1987.'


'Volgens mij was Rosaleen verliefd op Laurence,' zei ik, en ik liet mijn vinger over hun gezichten glijden.


'O-o,' zei Weseley, en hij sloeg de pagina om. 'Maar Laurence was niet op Rosaleen.'


Met grote ogen keek ik naar de volgende pagina. Daar was een foto van mam als tiener, heel mooi met lang blond haar, een brede lach, volmaakte tanden. Laurence had zijn armen om haar heen geslagen en kuste haar wang bij de boom waarin de teksten waren gekerfd.


Ik keek wat er op de achterkant stond geschreven. 'Jen en Laurie, 1989.'


'Ze kunnen gewoon vrienden zijn geweest...' zei Weseley langzaam.


'Weseley, moetje ze nou zien.'


Meer hoefde ik niet te zeggen. Het was overduidelijk. Ze waren verliefd.


Ik dacht aan wat mijn moeder tegen me had gezegd toen ik terugkwam uit de rozentuin nadat ik zuster Ignatius voor het eerst had ontmoet. Ik dacht dat ze niet goed uit haar woorden was gekomen, ik dacht dat ze bedoelde dat ik nog mooier was dan een roos. Maar wat nu als ze precies had bedoeld wat ze had gezegd: 'Je bent mooier dan Rose'?


Op de foto zat Rose een eindje van hen vandaan op een geruit kleed met een picknickmand naast zich kil naar de camera te staren.