5 Rouw



Ik kleedde mezelf in alle rast aan, omdat ik wist dat ik die dag toch niet veel meer kon doen. Ik stond rillend in het avocadokleurige bad terwijl het warme water neerdruppelde met de kracht van babykwijl, en ik verlangde naar mijn roze douchecabine met mozaïektegels, zes krachtige stralen en een plasmascherm in de muur.


Tegen de tijd dat ik erin geslaagd was alle shampoo uit te spoelen (ik sloeg de conditioner maar over), mijn haar had gedroogd en beneden kwam voor het ontbijt, schraapte Arthur het laatste eten al van zijn bord. Ik vroeg me af of Rosaleen hem had verteld wat er in de slaapkamer van mijn moeder was gebeurd. Misschien niet, want als hij ook maar een béétje een fatsoenlijke broer was, zou hij er wel iets tegen doen. Ik geloof niet dat het veel zou oplossen als hij met zijn bovenmaatse neus de bodem van een theekopje raakte.


'Morgen, Arthur,' zei ik.


'Morgen,' zei hij tegen de bodem van zijn theekopje.


Rosaleen, het bezige bijtje, kwam onmiddellijk in actie en liep met enorme ovenwanten aan haar handen op me af.


Zachtjes bokste ik tegen beide handen aan, maar ze zag de humor er niet van in. Hoewel Arthur geen woord zei of ook maar enige beweging maakte, zag ik dat hij dat wel deed.


'Alleen wat muesli voor mij alsjeblieft, Rosaleen,' zei ik, en ik keek om me heen. 'Ik pak het zelf wel, als je me vertelt waar het staat.' Ik begon kastjes te openen, op zoek naar de muesli, en deed een stap terug toen ik bij een dubbel kastje kwam dat van onder tot boven gevuld was met potten honing. Er moeten wel honderd potten hebben gestaan.


'Zo hé.' Ik stapte naar achteren. 'Spaar je honing of zo?'


Rosaleen keek me niet-begrijpend aan, maar overhandigde me toen glimlachend een kopje thee. 'Ga maar zitten, ik maak je ontbijt wel. Zuster Ignatius heeft me die honing gegeven.'


Helaas nam ik net een slokje thee toen ze dat zei en ik verslikte me en begon te lachen. De thee kwam uit mijn neus gespoten. Arthur overhandigde me een zakdoek en keek me geamuseerd aan.


'Heb je een zus die Ignatius heet?' Ik lachte nu voluit. 'Ze heeft echt een mannennaam. Is het een travo?' Ik schudde mijn hoofd en giechelde nog steeds.


'Een travo?' vroeg Rosaleen met rimpels in haar voorhoofd.


Ik barstte opnieuw in lachen uit, maar hield abrupt op toen ik zag dat haar glimlach verdween. Ze sloot de keukenkastjes en liep naar het fornuis voor mijn ontbijt. Ze zette een bord dat vol lag met bacon, worstjes, eieren, bonen en champignons midden op tafel. Ik hoopte dat haar zuster Ignatius mee zou komen eten, want dit kreeg ik absoluut niet in mijn eentje op. Toen verdween ze, ze fladderde achter me heen en weer en kwam terug met een bord vol toast.


'O nee hoor, laat maar. Ik eet geen koolhydraten,' zei ik zo beleefd mogelijk.


'Koolhydraten?' vroeg Rosaleen.


'Je weet wel, brood en pasta en zo,' legde ik uit. 'Daar word je dik van.'


Arthur zette zijn kopje op het schoteltje en keek naar me vanonder zijn borstelige wenkbrauwen.


'Arthur, je lijkt helemaal niet op ma.'


Rosaleen liet een pot honing op de tegels vallen, waardoor ik en Arthur geschrokken omkeken. Tot onze verbazing was hij niet gebroken. Rosaleen ging in allerijl verder en zette jam, honing en marmelade voor me neer, en een bord met scones.


'Je groeit nog, je moet goed eten.'


'Het enige waar ik wil groeien is hier.' Ik gebaarde naar mijn borsten, ik had cup 75b. 'En tenzij ikworstin mijn bh stop, helpt dat ontbijt geen zier.'


Nu was het Arthur die zich in zijn thee verslikte. Ik wilde ze niet nog meer beledigen en nam een plakje bacon, een worstje en een tomaat.


'Kom op, neem nog wat meer,' zei Rosaleen met een blik op mijn bord.


Ik keek Arthur vol afschuw aan.


'Laat haar dat eerst maar opeten,' zei Arthur zacht, en hij stond op met zijn bord in zijn handen.


'Laat dat maar staan,' zei Rosaleen en ze liep opgewonden om de tafel heen. Ik had zin om een vliegenmepper te pakken en achter haar aan te gaan. 'Ga jij maar aan het werk.'


'Arthur, werkt er iemand in het kasteel?'


'Die ruïne?' vroeg Rosaleen.


'Het kasteel,' antwoordde ik, direct de behoefte voelende het te verdedigen. Als we lelijke dingen gingen zeggen konden we net zo goed beginnen bij mam. Ze was duidelijk gebroken maar we noemden haar ook geen ruïne. Ze was nog steeds een vrouw. Het kasteel was niet meer wat het geweest was, maar het was nog steeds een kasteel. Ik heb geen idee waar dat idee vandaan kwam, maar op dat moment besefte ik dat ik het nooit een ruïne zou noemen.


'Waarom vraag je dat?' vroeg Arthur, en hij trok een houthakkers-hemd aan en daarover weer een gevoerd jack.


'Ik nam er gisteren een kijkje en ik dacht dat ik iets zag. Niks bijzonders, hoor,' zei ik vlug. Ik at en hoopte dat ze nu niet zouden zeggen dat ik er niet heen mocht.


'Misschien was het een rat,' zei Rosaleen, en ze keek naar Arthur.


'Wauw, ik voel me meteen een stuk beter.' Ik keek naar Arthur, maar hij zweeg.


'Je moet daar niet in je eentje rondlopen,' zei Rosaleen, en ze schoof het bord met eten dichter naar me toe.


'Waarom niet?'


Ze zwegen.


'Goed,' zei ik, en iknegeerde het ontbijt. 'Daar zijn we dan uit. Het was een gigantische rat, zo groot als een mens. Maar als ik daar niet heen kan, wat is er dan nog meer te doen hier?' vroeg ik.


Er viel een stilte. 'Hoe bedoel je?' vroeg Rosaleen ten slotte, en ze leek bang.


'Nou ja, wat ik allemaal kan doen. Zijn er winkels? Kledingwinkels? Cafés? Iets in de buurt?'


'Het dichtstbijzijnde dorp ligt een kwartier verderop,' antwoordde Rosaleen.


'Cool. Dan loop ik daar na het ontbijt heen. Dan verbrand ik dit meteen,' zei ik, en ik beet grijnzend in een worstje.


Rosaleen glimlachte en keek me met haar kin op haar hand aan.


'Welke kant is het op?' vroeg ik. Ik slikte het worstje door en opende mijn mond om Rosaleen te laten zien dat het weg was.


'Welke kant is wat op?' Ze had eindelijk door dat het onbeleefd was om me aan te staren en keek weg.


'Dat dorp. Ik ga het hek door en dan wat, links of rechts?'


'O nee, je kunt het niet lopen. Het is een kwartier met de auto. Arthur rijdt je wel. Waar wil je heen?'


'Nou, niks in het bijzonder. Ik wil er alleen maar even een kijkje nemen.'


'Arthur brengt je wel en haalt je weer op als je klaar bent.'


'Hoe lang heb je daar nodig?' vroeg Arthur, en hij ritste zijn jack dicht.


'Dat weet ik niet,' antwoordde ik, en ik keek van de een naar de ander. Ik voelde me gefrustreerd.


'Twintig minuten? Een uur? Als het niet al te lang is kan hij daar op je wachten,' voegde Rosaleen eraan toe.


'Ik weet niet hoe lang ik nodig heb. Dat kan toch ook niet? Ik weet niet wat er in dat dorp is of wat er voor mij te doen is.'


Ze keken me wezenloos aan.


'Ik spring wel in een bus of zo en dan kom ik terug als ik klaar ben.'


Rosaleen keek Arthur nerveus aan. 'Er komen hier geen bussen.'


'Wat?' Mijn mond viel open. 'Hoe komen jullie dan ergens?'


'We rijden,' antwoordde Arthur.


'Maar ik heb geen rijbewijs.'


'Arthur rijdt je wel,' herhaalde Rosaleen. 'Of hij haalt wat je maar nodig hebt. Had je iets in gedachten? Arthur haalt het wel, toch, Arthur?'


Arthur snoof.


'Wat heb je nodig?' vroeg Rosaleen enthousiast, en ze leunde naar voren.


'Tampons!' snauwde ik gefrustreerd.


Ik weet ook niet waarom ik zulke dingen doe.


Of nou ja, ik weet het wel. Ikvond ze allebei vervelend. Ik was thuis heel veel vrijheid gewend, in plaats van de Spaanse inquisitie. Ik was eraan gewend te komen en te gaan wanneer ik zin had, in mijn eigen tempo, en hoe lang ik maar wilde. Zelfs mijn eigen ouders hadden me nog nooit zo veel vragen gesteld.


Ze zwegen.


Ik stak nog een stukje worst in mijn mond.


Rosaleen frunnikte aan het onderleggertje onder de scones. Arthur stond aarzelend bij de deur en wachtte met ingehouden adem af of hij tampons moest gaan halen of niet. Ik vond dat het mijn plicht was om de lucht te zuiveren.


'Laat maar,' zei ik, kalmer nu. 'Ik kijk vandaag hier wel even rond. Misschien ga ik morgen.' Iets om naar uit te kijken.


'Dan ga ik maar.' Arthur knikte naar Rosaleen.


Ze sprong op alsof ze door een vinger in haar bil was geprikt. 'Vergeet je thermos niet.' Ze snelde door de keuken alsof er elk moment een tijdbom kon afgaan. 'Hier.' Ze gaf hem een thermoskan en een lunchtrommel.


Ik moest wel lachen toen ik dat zag. Ik zou het vreemd moeten vinden zoals zij hem behandelde, als een kind dat naar school ging, maar dat was het niet. Het was mooi.


'Wil je hier iets van voor in je lunchtrommel?' vroeg ik, en ik wees naar het bord met eten voor me. 'Ik krijg dit nooit van mijn leven op.'


Ik bedoelde het aardig. Ik bedoelde dat het te veel was, niet dat het vies was, maar het kwam er verkeerd uit. Of het kwam er goed uit, maar werd verkeerd opgevat. Ik weet het ook niet. Hoe dan ook: ik wilde het eten niet weggooien. Ik wilde het delen met Arthur, voor in zijn lieve lunchtrommeltje, maar het was alsof ik Rosaleen opnieuw een klap had verkocht.


'Nou, kom maar op dan,' zei Arthur, en ik had het gevoel dat hij dat alleen maar zei om Rosaleen een plezier te doen.


Rosaleen liep rood aan toen ze in een la rommelde, op zoek naar nog een tupperwaredoosje.


'Het is heerlijk, Rosaleen, echt, maar ik eet 's ochtends gewoon niet


zoveel.' Ikkon er niet bij dat er zo'n gedoe werd gemaakt over het ontbijt.


'Natuurlijk, natuurlijk.' Ze knikte begrijpend, alsof het dom was dat ze dat niet eerder had beseft. Ze schoof het in de plastic doos. En toen was Arthur weg.


Terwijl ik aan tafel zat en me een weg baande door de drieduizend sneeën toast waarmee je gemakkelijk het kasteel had kunnen herbouwen, haalde Rosaleen het dienblad uit de kamer van mijn moeder. Ze had haar eten niet aangeraakt. Met gebogen hoofd bracht Rosaleen het rechtstreeks naar de vuilnisbak en begon het erin te schuiven. Na het eerdere tafereel wist ik dat ze gekwetst moest zijn.


'We zijn niet zulke ontbijters,' legde ik zo vriendelijk mogelijk uit. 'Mam neemt 's ochtends meestal een mueslireep en een espresso.'


Rosaleen kwam overeind en draaide zich om, een en al aandacht nu het weer over eten ging. 'Een mueslireep?'


'Je weet wel, zo'n reep van muesli en rozijnen en yoghurt en zo.'


'Zoals dit?' Ze liet me een kom muesli met rozijnen en een kommetje met yoghurt zien.


'Ja, maar dan... in een reep.'


'Maar wat is het verschil?'


'Nou, in de reep bijtje.'


Rosaleen fronste haar wenkbrauwen.


'Het is sneller. Je kunt hem onderweg opeten.' Ik probeerde het nog beter uit te leggen. 'Terwijl je naar je werk rijdt of de deur uit rent, snap je?'


'Maar dat is toch geen ontbijt? Een reep terwijl je rijdt?'


Ik moest mijn lachen inhouden. 'Het is gewoon... om 's ochtends tijd te besparen.'


Ze keek me aan alsof ik tien hoofden had en begon toen zwijgend schoon te maken.


'Hoe vind je dat het met mijn moeder gaat?' vroeg ik na een lange stilte. Rosaleen bleef met haar rug naar me toe het aanrecht schoonmaken. 'Rosaleen? Wat vind je ervan hoe ze zich gedraagt?'


'Ze rouwt, meisje,' zei ze vlug.


'Maar zo rouw je toch niet? Door om de hete brij heen te draaien?'


'Ze verstond je gewoon niet goed,' zei ze luchtig. 'Ze is ergens anders met haar gedachten, meer niet.'


'Ze is helemaal nergens,' mompelde ik. Want mensen bleven maar doorzagen over 'rouw', alsof ik van gisteren was en niet wist dat het moeilijkis om iemand te verliezen met wie je twintig jaar lang elke dag hebt doorgebracht. Ik heb sindsdien veel over rouw gelezen. Wat ik te weten ben gekomen is dat er geen juiste manier is om te rouwen, geen goede of slechte manier. Ik weet niet of ik het daarmee eens ben. Ik geloof dat de manier waarop mam rouwde slecht was. Waar het woord rouw vandaan komt is niet helemaal duidelijk, maar er wordt vaak een verband gelegd met het Oudindische woord 'karuna', wat beklagenswaardig betekent. Zo voel ik me ook, alsof alles heel veel moeite kost en somber en rottig is. Het is alsof mijn hoofd voortdurend gevuld is met gedachten die ik nooit eerder heb gehad, waardoor ik hoofdpijn krijg. Maar mam?


Mam lijkt juist lichter. Ze lijkt helemaal niet gebukt te gaan onder rouw. In plaats daarvan lijkt ze weg te vliegen, alsof ze al halverwege in de lucht is zonder dat verder iemand het opmerkt of het iets kan schelen, en ik de enige ben die onder haar staat en probeert haar bij de enkels weer naar beneden te trekken.