4 De hete brij



De volgende ochtend werd ik om zes uur wakker door het geluid van vogels die elkaar riepen. Hun voortdurende gefluit en geklets gaven me het gevoel alsof het huis midden in de nacht de lucht in was getild, naar de vogelwereld. Hun egoïstische, luidruchtige praatjes deden me denken aan de bouwvakkers die aan ons zwembad hadden gewerkt en die luidkeels hun gang gingen, alsof we er gewoon niet waren. Er was één vent, Steve, die steeds een blik op me probeerde te werpen terwijl ik me aankleedde in mijn slaapkamer. Dus op een ochtend gaf ik hem iets om naar te kijken, hoewel je niet de verkeerde indruk van me moet krijgen. Ik nam drie haarstukjes en pinde die vast aan mijn bikini - je kunt wel raden waar - en ik deed mijn badjas uit en paradeerde door mijn kamer als Chewbacca, en ik deed net alsof ik niet doorhad dat hij keek. Hij heeft nooit meer gekeken, maar een paar anderen staarden me daarna aan als ik langsliep, dus hij zal het ze wel verteld hebben, de smeerlap. Nou, zulke geintjes kon ik hier niet uithalen, tenzij ik eropuit was een eekhoorn de stuipen op het lijf te jagen.


De blauw-wit geblokte gordijnen hielden het zonlicht nauwelijks tegen. De kamer was net zo licht als een bar rond sluitingstijd: puistjes, dronkenlappen en vreemdgangers die opeens zichtbaar werden. Ik lag klaarwakker in bed en staarde naar de kamer die nu mijn kamer was. Het voelde nauwelijks als mijn kamer en ik vroeg me af of iets ooit nog heel erg eigen zou voelen. Het was een eenvoudige kamer, verrassend warm. Niet alleen door de ochtendzon die de kamer in stroomde, maar het was gezéllig warm, op een authentieke Laura Ashley-achtige manier, en hoewel ik normaal niks moet hebben van dat weeë gedoe, werkte het hier. Waar het niet werkte was in de slaapkamer van mijn vriendin Zoey, die haar moeder had ingericht voor een meisje van tien, in een overduidelijke poging zichzelf ervan te overtuigen dat haar dochter lief en onschuldig was. Die kamer was alsof ze haar dochter in een pot augurken probeerde te stoppen. Dat ging nooit werken. Niet omdat het deksel eraf kwam wanneer haar moeder niet keek, maar omdat Zoey veel te gek was op augurken.


De slaapkamers bevonden zich onder het dak, en de plafonds liepen schuin af naar de ramen. In een hoek stond een witgeschilderde houten stoel met scheuren en een oud blauw-wit geruit kussen erop. De muren waren lichtblauw, maar het deed niet koud aan. Er stond een witgeschilderde kledingkast die net groot genoeg was voor mijn ondergoed. Mijn bed had een ijzeren frame, wit beddengoed en een blauw, gebloemd dekbedovertrek, met over het voeteneinde een grijsblauwe kasjmieren sprei. Boven de deur van mijn kamer hing een eenvoudig kruis van Sint-Brigida. In de vensterbank stond een vaasje wilde bloemen: lavendelbloemen, hyacinten en andere bloemen, die ik niet herkende. Rosaleen had flink uitgepakt.


Er klonk geluid van beneden. Borden kletterden, water stroomde, een ketel floot, er klonk gesis en ten slotte dreef de geur van gebakken eten omhoog en mijn kamer in. Ik besefte dat ik sinds de lunch gisteren bij Barbara niets meer had gegeten. Lulu had goddelijke sashimi gemaakt. Ik was ook niet naar het toilet geweest, dus mijn blaas en mijn maag spanden samen om me uit bed te krijgen. Net toen ik daaraan dacht hoorde ik door de flinterdunne muur de deur van de kamer naast me dichtgaan en op slot worden gedraaid. Ik hoorde dat de toi-letbril werd opgetild en toen de urine die in de pot spetterde. Het kwam van hoog, dus tenzij Rosaleen op stelten plaste, was het Arthur.


Te oordelen naar de geluiden die uit de keuken en de badkamer kwamen, gokte ik dat mijn moeder in geen van beide was. Dit was mijn kans om haar te zien. Ik trok mijn roze Uggs aan, sloeg de blauwgrijze sprei om mijn schouders en glipte de gang door naar de kamer van mijn moeder.


Ondanks mijn lichte tred kraakten de vloerplanken bij elke stap. Ik hoorde dat het toilet werd doorgetrokken en ik rende de gang door en ging zonder te kloppen de kamer van mijn moeder in. Ik weet niet wat ik verwachtte, maar ik vermoed iets wat meer weg had van de aanblik die me de afgelopen twee weken elke ochtend had begroet. Die aanblik was een donkere kamer, als een grot, en ergens onder het dekbed lag mijn moeder begraven. Maar die ochtend was ik aangenaam verrast. Haar kamer was nog lichter dan die van mij - een soort boterach-tig geel, fris en schoon. Haar vaas op de vensterbank was gevuld met boterbloemen, paardenbloemen en lang groen gras, bijeengebonden met een geel lint. Haar kamer moest pal boven de woonkamer liggen, want er was een open haard met een foto van de paus erboven, waar ik de kriebels van kreeg. Niet de paus - persoonlijk heb ik liever Zac Efron aan de muur hangen - maar het vuur maakte me ongemakkelijk. Ik heb er gewoon nooit van gehouden. De haard had een witte lijst en was vanbinnen zwart, en hij zag eruit alsof hij vaak gebruikt was, wat me vreemd leek voor een logeerkamer. Ze moeten veel logés hebben gehad, hoewel ze me niet bepaald al te sociale types leken. Toen zag ik de deur naar de badkamer en ik besefte dat Rosaleen en Arthur mijn moeder hun slaapkamer moeten hebben gegeven.


Mam zat in een witte schommelstoel, hoewel ze niet schommelde. Ze zat voor het raam, dat uitkeek over de achtertuin. Haar haar zat netjes opgestoken en ze droeg een abrikooskleurige zijden kamerjas en dezelfde roze lippenstift die ze op had sinds de begrafenis van mijn vader. Ze had een glimlachje, heel flauw, maar hij was er wel, en ze zag eruit alsof ze ingespannen nadacht over de vorige dag. Toen ik dichterbij kwam, keek ze op en haar glimlach werd breder.


'Goeiemorgen, mam.'Ik gaf haar een kus op het voorhoofd en ging naast haar op het bed zitten, dat al was opgemaakt. 'Heb je goed geslapen?'


'Ja, dank je,' zei ze vrolijk, en mijn hart maakte een sprongetje.


'Ik ook,' zei ik, en ik besefte het pas toen ik het zei. 'Het is stil hier, hè?' Ik besloot niets te zeggen over Rosaleen die die nacht in mijn slaapkamer was geweest, voor het geval ik het had gedroomd. Het zou heel gênant zijn iemand daarvan te beschuldigen, in elk geval tot ik meer bewijs had.


'Ja, inderdaad,' zei mam.


We keken allebei uit over de achtertuin. Midden in die grote oppervlakte stond een eik, met takken die alle kanten op gingen en je uitnodigden erin te klimmen. Een prachtige boom die majestueus naar de hemel reikte, een en al groen. Hij was sterk en stevig en ik begreep waarom mam ernaar bleef kijken. Hij was stevig en vertrouwd, en aangezien hij er al een paar honderd jaar stond, kon je erop rekenen dat hij er nog wel even zou blijven. Stabiliteit in onze woelige levens. Een roodborstje hupte van de ene tak naar de andere, zo te zien opgewonden dat het de hele boom voor zichzelf had, als een kind dat in zijn eentje stoelendans speelt. Dat was iets waarnaar ik vroeger nooit zou hebben gekeken, een boom met een vogel. En als ik er al naar had gekeken, zou ik het nooit hebben vergeleken met een kind dat in zijn eentje stoelendanst. Zoey en Laura zouden daar moeite mee hebben gehad. En ik begon ook moeite met mezelf te krijgen. Toen ik aan ze dacht, voelde ik een steek van heimwee.


'Ik vind het hier niet fijn, mam,' zei ik ten slotte, en ik besefte dat mijn stem beefde en ik bijna moest huilen. 'Kunnen we niet in Dublin blijven? Bij vrienden?'


Mam keek naar me op en lachte hartelijk. 'O, we redden ons wel hier. Alles komt goed.'


Ik was zo opgelucht toen ze dat zei. Ik hoorde de kracht, het zelfvertrouwen en het gezag die ik nodig had.


'Maar hoe lang blijven we hier? Wat is het plan? Waar ga ik in september naar school? Kan ik nog steeds naar St. Mary's?'


Mam keek weg van me en met dezelfde glimlach staarde ze weer uit het raam. 'We redden ons wel hier. Alles komt goed.'


'Dat weet ik, mam,' zei ik. Ik raakte gefrustreerd maar probeerde vriendelijk te blijven. 'Dat zei je al, maar hoe lang?'


Ze zweeg.


'Mam?' zei ik iets resoluter.


'We redden ons wel hier,' zei ze nogmaals. 'Alles komt goed.'


Ik ben een goed mens, maar alleen als ik dat wil, dus ik boog me naar haar oor en net toen ik iets wilde zeggen wat zo erg was dat ik het niet eens kan opschrijven, werd er zacht op de deur geklopt en Rosaleen kwam binnen.


'Daar zijn jullie,' zei ze, alsof ze stad en land had afgezocht naar ons.


Ik haalde mijn mond snel weg van mijn moeders oor en ging weer op het bed zitten. Rosaleen staarde me aan alsof ze mijn gedachten kon lezen. Toen werd haar blik milder en ze kwam binnen met een zilveren ontbijtblad in haar handen. Ze droeg een nieuw schort waaronder haar vleeskleurige onderjurk uit kwam, die tot haar knieën liep.


'Zo, Jennifer, ik hoop datje goed hebt geslapen.'


'Ja, heerlijk.' Mam keek haar aan en glimlachte, en ik was kwaad op haar dat ze iedereen voor de gek hield, behalve mij dus.


'Mooi. Ik heb ontbijt voor je gemaakt, een paar kleine hapjes om je op de been te houden...' Rosaleen bleef kwetteren terwijl ze door de kamer liep, meubels verschoof, stoelen versleepte en kussens opschudde. Een paar kleine hapjes, zei ze.


Een paar kleine hapjes voor een paar honderd mensen. Het dienblad puilde uit van het eten. Stukken fruit, cornflakes, een bord vol toast, twee gekookte eieren, een kommetje met zo te zien honing, een ander kommetje met aardbeienjam en nog eentje met marmelade. Verder stond er een theepot op het dienblad, een kan met melk, een schaaltje suiker, allerlei soorten bestek en servetten. Voor iemand die 's ochtends gewoonlijk slechts een mueslireep en een espresso nam, en dan alleen omdat ze het gevoel had dat dat moest, had mijn moeder heel wat werk voor de boeg.


'Mooi,' zei ze tegen het dienblad dat voor haar op een houten tafeltje stond. Ze keek Rosaleen niet aan. 'Bedankt.'


Ik vroeg me af of mam wel begreep dat wat er voor haar was neergezet ook door haar moest worden opgegeten, en geen kunstwerk was.


'Geen dank. Wil je verder nog iets?'


'Haar huis terug, de liefde van haar leven terug...' zei ik sarcastisch. Het was absoluut niet mijn bedoeling mijn pijlen op Rosaleen te richten. Ik blies alleen maar wat stoom af, maar volgens mij vatte ze het persoonlijk op. Ze keek overstuur en o, ik weet het niet, alsof ze gekwetst, opgelaten of boos was. Ze keek naar mam om te controleren of ze niet kapot was van mijn woorden.


'Maak je geen zorgen, ze hoort me toch niet,' zei ik, en verveeld bekeek ik de dode puntjes van mijn donkerbruine haar. Ik deed alsof het me niets kon schelen, maar eigenlijk ging mijn hart tekeer door wat ik gezegd had.


'Natuurlijk hoort ze je wel,' zei Rosaleen op half beschuldigende toon terwijl ze door de kamer bleef lopen om dingen te rangschikken, af te vegen en goed te leggen.


'Denk je?' Ik trok een wenkbrauw op. 'Wat denk je, mam? Redden we ons wel hier?'


Mam keek naar me op en glimlachte. 'Natuurlijk redden we ons wel.'


Ik zei het tweede zinnetj e tegelijk met haar door haar griezelig vrolijke stem te imiteren, wat Rosaleen volgens mij de kriebels bezorgde. Ik kreeg in elk geval de kriebels toen ze we in koor zeiden: 'Alles komt goed.'


Rosaleen hield op met stoffen en keek me aan.


'Inderdaad, mam. Alles komt goed.' Mijn stem trilde. Ik besloot nog een stapje verder te gaan. 'Neem anders nog wat hete brij.'


Mam staarde naar de boom in de tuin, met hetzelfde glimlachje om haar roze lippen. 'Ja. Dat lijkt me lekker.'


'Dat dacht ik wel.' Ik slikte moeizaam en probeerde niet te huilen toen ik naar Rosaleen keek. Ik zou me tevreden moeten voelen, maar ik voelde me alleen maar nog meer verloren. Tot dat moment had het alleen maar in mijn hoofd gezeten dat het niet goed ging met mijn moeder. Nu had ik het bewezen en ik vond het maar niks.


Misschien zou mam nu naar een therapeut of zo worden gestuurd om te herstellen, zodat we weer verder konden.


'Je ontbijt staat op de tafel,' zei Rosaleen zonder verdere omhaal, en ze draaide zich om en liep de kamer uit.


En zo worden de problemen van de Goodwins altijd opgelost. Houd ze aan de oppervlakte maar ga niet tot de kern. Draai lekker om de hete brij heen. Volgens mij besefte ik die ochtend dat ik ben opgegroeid op een dieet van hete brij.