9 Een lang afscheid
Het werd al avond toen ik met knorrende maag terugging naar het portiershuis. Ik had niet gegeten sinds Zoey's moeder tussen de middag pannenkoeken met bosbessen voor ons had gemaakt. Net als eerder stond Rosaleen in de deuropening naar buiten te kijken. Haar blik ging naarstig van links naar rechts, alsof ik elk moment tevoorschijn kon komen. Hoe lang deed ze dat al?
Ze schrok op toen ze me zag aankomen en haar handen schoten naar beneden om het kruis van haar jurk glad te strijken. Het was een chocoladebruine jurk met een groene rank die van onder tot aan de hals liep. Bij een van haar borsten fladderde een kolibrie en later zag ik er nog een bij haar linkerbil. Ik geloof niet dat het de bedoeling was geweest van de ontwerper, maar door haar lengte bevonden ze zich op ironische plekken.
'O meisje, daar ben je weer.'
Ik wilde tegen haar snauwen dat ze me geen meisj e moest noemen, maar ik klemde mijn tanden op elkaar en lachte. Ik moest toleranter zijn tegenover Rosaleen. Vanavond zou ik de brave Tamara uithangen.
'Ik hou je eten warm in de oven. We konden niet langer wachten, ik kon zijn buik horen rammelen in de ruïne.'
Ik vond van alles vervelend aan die zin. Ten eerste dat ze Arthur niet bij zijn naam had genoemd, ten tweede dat onze conversatie alwéér over eten ging, en ten derde dat ze het kasteel een ruïne had genoemd. In plaats van te stampvoeten, lachte Tamara Good nogmaals, en heel lief zei ze: 'Bedankt, Rosaleen. Ik kom zo, ik heb er nu al zin in.'
Ik draaide me om om de trap op te gaan maar door haar plotselinge beweging, een soort ruk als een atleet die bij de stardijn wacht op het schot, bleef ik als aan de grond genageld staan. Ik keek niet naar haar maar wachtte af wat ze ging zeggen.
'Je moeder slaapt, dus je moet haar niet lastigvallen.' Het stamelende, inschikkelijke toontje was ze kwijt. Ik kreeg geen hoogte van haar, maar zij waarschijnlijk ook niet van mij. Tamara Niet-Zo-Good negeerde haar en ik liep de trap weer op. Ik klopte zachtjes op mams deur terwijl Rosaleens blik me doorboorde. Ik verwachtte geen reactie van mijn moeder en ging naar binnen.
De kamer was donkerder dan eerder. De gordijnen waren open, maar het was koeler en donkerder nu de zon iets gemakkelijkers had aangetrokken voor de rest van de avond. Toen ik mijn moeder zag, deed ze me nog het meest denken aan een mummie. Ze hield de gele deken opgetrokken tot haar borst en haar armen bevonden zich naast haar onder het dekbed, alsof een gigantische spin haar in zijn web had gerold om haar te doden en op te eten. Alleen Rosaleen had haar op die manier kunnen instoppen, het was fysiek onmogelijk voor iemand om zich zo strak in de dekens te wikkelen. Ik maakte ze wat losser, bevrijdde haar armen en knielde naast haar neer. Ze keek vredig, alsof ze was ingepakt met crème fraïche en yoghurt, een van haar lievelingsbehandelingen in de schoonheidssalon. Ze zat zo stil dat ik mijn oor voor haar gezicht moest houden om te kijken of ze nog ademde.
Ik keek naar haar, met haar blonde haar om haar heen op het kussen, haar lange wimpers die rustten op haar volmaakte, smetteloze huid. Haar lippen bevonden zich een klein stukje van elkaar en ademden zacht, zoet en warm in en uit.
Misschien heb ik tot nu toe de verkeerde indruk gewekt van mijn moeder. Als een rouwende weduwe die stompzinnig uit een raam kijkt terwijl ze in een nachtjapon met klokmouwen in een schommelstoel zit klinkt ze wel héél oud. Ze is helemaal niet oud. Ze is mooi.
Ze is nog maar vijfendertig, veel jonger dan de moeders van al mijn vriendinnen. Mam kreeg me toen ze achttien was. Pap was ouder dan zij, achtentwintig. Pap vertelde me altijd heel graag hoe ze elkaar hadden leren kennen, hoewel het elke keer net iets anders was. Volgens mij deed hij dat expres, zodat de waarheid iets tussen hem en mama bleef. Dat was het leuke aan pap, en ik vond het nooit erg dat hij me niet het precieze verhaal vertelde. Misschien zou dat niet op kunnen tegen alle andere verhalen die ik had gehoord en me had ingebeeld.
De rode draad in al zijn verhalen is dat ze elkaar ontmoet hadden tijdens een chic banket ergens, en dat hij toen hun blikken elkaar troffen had geweten dat hij haar moest veroveren. Ik begon dan te lachen en zei dat hij precies hetzelfde had gezegd over het merrieveulen dat hij had gezien tijdens de paardenrennen.
Hij viel dan stil, zijn glimlach en de afwezige blik verdwenen, en eventjes wilde hij dat hij geen tienerdochter had, terwijl mam in een lange stilte na leek te denken over wat ik had gezegd. Ik wilde tegen ze zeggen dat ik het niet echt meende, dat ik gewoon zo was, onhandig, en dat rotopmerkingen eruit floepten zonder dat ik het wilde of van plan was geweest. Maar dat kon ik niet tegen mijn ouders zeggen, daar was ik te trots voor. Ik was het niet gewend me te verontschuldigen. Maar ik weigerde het niet alleen terug te nemen omdat ik te trots was, een deel van me dacht ook dat het waar was. Het was precies wat pap had gezegd toen hij thuiskwam van de paardenrennen. Het was ook precies wat hij zei wanneer hij een nieuw horloge zag, of een nieuwe boot of een nieuw pak: 'Je zou het eens moeten zien, Jennifer. Ik moet het hebben.' En als pap iets wilde hebben, kreeg hij het ook. Ik vroeg me af of mam net zo machteloos was geweest als het veulen van de paardenrennen, als het jacht in Monaco of al het andere dat pap móest hebben. En als dat inderdaad zo was, heb ik helemaal geen medelijden met haar om haar zwakheid.
Ik twijfel er niet aan of pap van mijn moeder hield. Hij was gek op haar. Hij keek voortdurend naar haar, raakte haar aan, hij opende deuren voor haar, kocht bloemen voor haar, schoenen en handtassen, en hij verraste haar voortdurend om haar te laten zien dat hij aan haar dacht. Hij gaf haar altijd complimentjes over de belachelijkste dingen, waar ik me dood aan ergerde. Mij gaf hij nooit complimentjes over die dingen. En kom nou niet aan met Sigmund Freud, ik was niet jaloers. Hij was mijn vader, niet mijn echtgenoot, en ik weet dat die regels dus niet opgaan, en dat wil ik ook niet. Maar toch. Een dochter kun je niet kwijtraken, hè? Een kind zal altijd je kind blijven, of je hem of haar nu ziet of niet. Een echtgenote daarentegen kun je makkelijker kwijtraken. Ze kan zich gaan vervelen en ervandoor gaan. Mam was zo mooi
dat ze de meeste mannen die ze zag zou kunnen krijgen, en dat wist pap. Zijn opmerkingen tegen haar, die hij heel lief bedoelde, kwamen op mij nogal hooghartig over.
'Lieverd, vertel eens wat je gisteren zei toen de kelner vroeg of je een dessert wilde. Kom op, vertel het maar, lieverd.'
'O, het stelde niks voor, George, echt.'
'O, vertel het maar, Jennifer. Het was heel grappig, echt waar.'
En dan zei mam: 'Ik zei dat de calorieën er al aan waren gekomen door naar het menu te kijken', en mensen lachten dan beleefd, terwijl pap glunderde, zo trots was hij op zijn hilarische vrouw, en mam lachte dat mysterieuze lachje waaruit niets viel op te maken, en ik wilde dan opstaan en roepen: 'Maar dat is belachelijk! Die grap is drieduizend jaar oud! En hij is niet eens grappig!'
Ik weet niet of mam het ook ooit zo gezien heeft. Ze lachte altijd maar wat, en die lach verborg duizend reacties. Misschien werd mijn vader daar zenuwachtig van: hoeveel ze binnenhield. Misschien wist hij nooit hoe ze zich voelde. Ze waren niet als andere stellen die soms met hun ogen naar elkaar rolden, of elkaar herinnerden aan opmerkingen die ze hadden gemaakt om er nog een tijdje langer over door te gaan. Ze waren gewoon misselijkmakend lief tegen elkaar. Mam met een uitgestreken gezicht, pap altijd complimenteus. Of misschien begrijp ik gewoon niet wat er tussen hen speelde omdat ik nooit verliefd ben geweest. Misschien houdt liefde in dat je elke keer dat je partner iets heel gewoons doet of zegt een wave wilt beginnen van hier tot aan Oezbekistan. Dat heb ik nooit met iemand gehad.
Ik had altijd het idee dat pap en ik eikaars tegenpolen waren. Wanneer hij bang is, of was, dat iemand wegging, gaf hij diegene overal complimentjes over. Als er bijvoorbeeld vriendinnen van mam langskwamen, vond hij die meestal maar vervelend en hij negeerde ze volkomen, maar wanneer ze weggingen zorgde hij ervoor dat hij ze hartelijk omhelsde en met een glimlach op pad stuurde. Pap was het type dat bij de voordeur staat en zwaait tot de auto uit zicht is. Ik kon mams vriendinnen helemaal voor me zien als ze thuiskwamen: 'George is een echte heer, toen ik wegging omhelsde hij me en hij bracht me naar
mijn auto. Ik wou dat jij dat ook deed met mijn vriendinnen, Walter.'
Pap was meer van de laatste indrukken dan van de eerste, wat zijn dood nog symbolischer maakte. Ik was het tegenovergestelde. Net zoals ik het Barbara makkelijk had gemaakt weg te gaan door bitchy opmerkingen tegen haar te maken, had ik mijn hele leven hetzelfde gedaan tegen mijn ouders. Ik maak het makkelijker voor mensen om weg te gaan door ervoor te zorgen dat ze me tijdelijk haten. Ik besefte niet dat andere mensen mijn verwende gedrag onthielden en opsloegen, mijn sarcastische nonchalante opmerkingen. Die maakte ik al van jongs af aan.
Ik smeekte mijn ouders om niet zo vaak uit te gaan, maar ze gingen toch. Ze bleven alleen af en toe thuis om op adem te komen, en dan waren ze meestal zo uitgeput en klaar met eikaars gezelschap dat ze de avond doorbrachten in verschillende kamers. We brachten nooit eens tijd met zijn allen door. Ik weet nu dat ik ernaar verlangde, hoewel blijkbaar niet genoeg, meer tijd met elkaar door te brengen, ontspannen momenten in het huis, in plaats van heel geforceerd bij elkaar zijn op momenten waarop ze me naar hun kamer riepen om me vol trots een cadeau te geven of een verrassing aan te kondigen.
'Tamara, je weet dat je het heel erg hebt getroffen,' begon mam dan, die een enorm schuldgevoel heeft over alles wat we bezitten. 'Er zijn heel veel jongens en meisjes die minder geluk hebben...'
En in mijn hoofd voelde ik niet de opwinding waar zij op rekenden, hoewel ik mijn best deed die wel te tonen. Het enige wat ik hoorde was mijn eigen stem die zei: bla bla bla, zeg nou maar waar het over gaat, wat krijg ik deze keer?
'Maar aangezien je lief bent geweest en zo dankbaar bent voor alles watje hebt, en omdat je zo'n bijzondere dochter bent...'
Bla bla bla. Het is geen cadeau, ik kan het nergens zien. Mam heeft geen zakken, pap heeft de handen in de zijne, dus ze hebben het niet ergens bij zich verstopt. We gaan ergens heen. Het is woensdag vandaag. Pap gaat woensdag golfen en mam heeft haar maandelijkse darmspoeling en als ze die niet heeft ontploft ze vast, dus tot vrijdag zijn we hier. Het is een weekendje weg. Wat is dichtbij genoeg voor een weekendje weg?
'We hebben het er een tijdje over gehad en we vinden...'
Bla bla bla. Misschien een weekendje Londen. Maar ze gaan altijd naar Londen en ik ben er ook al geweest en ze lijken opgewonden. Dus het is ergens waar we niet vaak heen gaan. Parijs. Dat is dichtbij genoeg, en ze kunnen er van alles doen. Mam kan winkelen en pap kan achter haar aan lopen en heimelijk dingen voor haar kopen die ze mooi vindt maar toch laat staan omdat ze te duur zijn, en wat kan ik doen? Wat kan ik in Parijs doen? O, ik snap het al. Eurodisney. Cool.
'Je mag drie keer raden.' Mam gilt bijna van opwinding.
'O, jemig, ik heb geen idee, mam. Hoe kan ik het nou raden?' zei ik dan, en ik deed mijn best heel verward en opgewonden te kijken, en alsof ik diep nadacht. 'Oké.' Ik beet op mijn lip. 'Gaan we dit weekend naar tante Rosaleen en ome Arthur?' Ik heb geleerd dat als je laag inzetje ouders nog opgewondener raken over je blije verrassing later. Ik zou nog twee suffe plekken raden en dan zou mam ontploffen van opwinding. De schat.
'We gaan naar Eurodisney!' riep mam vervolgens huppend en pap dook naar de brochure om te laten zien waar we zouden slapen. Mam speurde mijn gezicht af naar de emotie, en pap boog zich over de brochure en begon meteen van alles aan te wijzen. Dingen om te doen, dingen om te zien, dingen die we kunnen kopen, dingen die we gaan kopen. Moetje zien, blader, kijk, hier. Dingen, dingen, dingen.
Hoe slim en gul ouders ook denken te zijn, kinderen zijn ze altijd één stap voor.
Dus om terug te gaan naar wat ik wilde zeggen: op een avond maakte ik een enorme scène toen ze uitgingen. Ik schold ze de huid vol, niet om ze een schuldgevoel te bezorgen, maar omdat ik het destijds echt meende. Maar ze gingen toch en omdat ze zich waarschijnlijk schuldig voelden kreeg ik verder geen straf voor alle gemene dingen die ik had gezegd. Ik kwam erachter dat ze toch wel zouden gaan, wat ik ook zei, dus in plaats van me verdrietig of opgelaten te voelen bij Mae omdat ik thuis moest blijven, sloot ik me voor ze af. Ik nam de leiding.
Pap had zich vreemd gedragen in de weken voor zijn dood, of misschien al langer, dat weet ik eigenlijk niet. Ik had het er met niemand over. Daar zullen dagboeken wel voor zijn. Ik dacht dat hij bij ons weg zou gaan. Ik had het gevoel dat er iets vreemds aan de hand was, maar ik kon niet precies zeggen wat. Hij was liever dan gewoonlijk. Zoals ik al zei was hij altijd lief tegen mijn moeder, meestal lief tegen mij als ik ook lief was, maar lief op deze manier was als dat lange, uitgesponnen uitzwaaien bij de deur. Een heel lange, heel lieve laatste indruk. Lang afscheid, heel erg dood. Ik voelde dat er iets aan zat te komen. Of wij gingen weg of hij ging weg.
Zelfs toen heel veel mensen na zijn dood informeerden over zijn gedrag, bleef ik net zo onschuldig en verbaasd als mam: 'Nee, nee, ik heb niks vreemds gemerkt.' Wat moest ik ook zeggen? De week voordat mijn vader stierf had ik het gevoel dat hij ons in de deuropening uitzwaaide, tot lang nadat we uit het zicht waren verdwenen.
Ik had het gevoel dat er iets aan kwam en ik deed wat ik altijd deed: ik begon me voor hem af te sluiten. Ik was kattiger dan gewoonlijk, ik rookte in huis en kwam dronken thuis, dat werk. Ik daagde hem veel meer uit. Onze ruzies waren heftiger, mijn weerwoord was persoonlijker. Vreselijk. Ik deed alles wat ik deed wanneer ik als kind niet wilde dat ze weggingen. Eigenlijk vertelde ik hem'gewoon dat hij weg moest gaan. Ik haat hem om wat hij gedaan heeft en het moment waarop. Na elke andere avond had ik gewoon om hem kunnen rouwen. Nu rouw ik om hem en haat ik mezelf en ik kan het allemaal bijna niet verdragen. Had hij niet kannen bedenken hoe ik me zou voelen, vooral na ons laatste gesprek? Ik bezorgde hem het ergste afscheid en hij deed op zijn beurt het ergst mogelijke terug. Misschien niet om mij, maar mijn gedrag zal niet geholpen hebben.
Ik weet niet of mam ook het gevoel had dat er iets met hem aan de hand was. Misschien wel, maar ze heeft het er nooit over gehad. En als zij geen voorgevoel had, was ik de enige. Ik had iets moeten zeggen. Of beter nog, ik had iets moeten dóen om hem tegen te houden.
Het spijt me, pap.
Als, als, als... Als we eens wisten wat morgen
ons zou brengen. Zouden we het dan in orde maken? Zouden we dat
kunnen... ?