Woensdag 24 december 2008
Zonnig. Windstil, +15°
Ik kwam de toegang tot de Capelleta de Satan als elfjarige op het spoor, vroeg in de ochtend, voordat ik naar school moest. Terwijl ik op mijn billen terugschoof naar de torenkamer, schoot de zon over de heuvel en lichtte alles op. Ook de muren van mijn nis. Dat was het moment dat ik die rare scheuren in het cement zag, rondom een kei in de muur van de nis. Instinctief wist ik dat dit iets te betekenen had.
Ik duwde op allerlei manieren op die steen, wreef rechts- en linksom langs de voeg, maar er gebeurde niks. Ik analyseerde de holte als geheel, zocht naar afwijkingen in de symmetrie en zag toen die ándere steen, precies tegenover die ene, met exact dezelfde cementstructuur. Na een halfuurtje van alles uitproberen, stootte ik met gespreide armen beide stenen tegelijkertijd van me af en hoorde een klikgeluid. Ik veerde op, keek om me heen en zag dat een stuk muur ín de nis was opengevallen, circa 60 centimeter breed en ruim een meter hoog.
Ik duwde het luik verder opzij. Uit een zwart gat steeg de geur van een ver verleden op. Ik klom gehaast uit de nis, stormde naar de kelders, greep mijn zaklantaarn en holde weer terug. Ik bescheen de duistere diepte en zag een smalle wenteltrap. Voorzichtig liep ik naar beneden. Daar vond ik de geheime woonvertrekken, met de kapel met de duivelse beelden, fresco’s, boeken en urnen.
In de jaren die volgden, ontdekte ik elke dag weer nieuwe facetten van deze intrigerende wereld. Ik verdiepte me in het Catalaans en slaagde er rond mijn veertiende in om de teksten van de dagboeken van Chaime d’Aguilar te doorgronden. Dit gaf een volstrekt nieuwe dimensie aan mijn leven, want ik vond eindelijk verklaringen. Tegen die tijd begreep ik ook waarom door de eeuwen heen niemand dit verborgen deel van het château was opgevallen.
Chaime d’Aguilar bouwde deze ingenieuze Capelleta de Satan rond 1568, in de periode dat hij de hele burcht op de schop nam en ook alle ramen aan de dalkant creëerde. In de chaos van deze metamorfose snoepte hij aan de binnenkant van de raamloze noordflank een paar meter van de burcht af en camoufleerde dat door er een nieuwe vleugel met enkele schuren dwars op te bouwen, waardoor de huidige Plaçal van Mosset ontstond. Van de buitenkant zie je niks van deze truc. Vanbinnen ook niet trouwens, tenzij je alles gaat nameten, dan merk je dat je aan de binnenkant van de noordzijde van het château wat meters mist.
Overigens ontdek je zoiets alleen als je de binnenmaten vergelijkt met de buitenmaten beneden aan de dalkant. En daar zit de clou. Door de sterke hellingsgraad en het feit dat de vooruitstekende noordflank wordt afgeschermd door ondoordringbare garrigue en huiveringwekkende afgronden, kom je nooit verder dan schattingen. Meten is aan die kant vrijwel onmogelijk. Waarom zou iemand dat ook doen? Het ontwerp van dit kolossale bouwwerk lijkt voor iedere architect standaard. Daarin zit de kracht van de constructie van dit verborgen gedeelte: in de veronderstelde eenvoud.
Chaime d’Aguilar had werkelijk aan alles gedacht om zijn verborgen passies veilig te stellen: twee woonvertrekken, vluchtwegen, afluistersystemen, onzichtbare kijkgaten, een verbrandingsoven, en een geheime trap die vanuit de verborgen ruimtes naar de noordelijke toren leidt. Hij wilde natuurlijk dagelijks genieten van zijn uitzicht op de Canigou en constant de Mossétans observeren. Of hij wilde vanuit zijn werkkamer zo naar zijn duivelse speeltuin kunnen afdalen. Dat kan ook. Wie zal het zeggen?
De man was hoe dan ook gestoord. De hoofdentree tot het verborgen deel bereik je overigens niet via de nis van de noordelijke toren, maar via de met rode marmer overladen katholieke kapel op de begane grond. Chaime d’Aguilar bouwde deze gebedsruimte voor zijn streng gelovige echtgenote. Afgaande op de verhalen uit zijn dagboeken was zijn verbintenis met deze dame een marriage arrangé. Dit verstandshuwelijk bracht hem echter wel de gewenste macht en rijkdom, en natuurlijk een officiële zoon.