In het centrum van Prades

Dinsdag 2 december 2008

Zonnig. Windstil, +19°

image

Marktplein in Prades

11

Het is vandaag 2 december, bijna winter, en in Nederland zingen ze ongetwijfeld al Sinterklaasliedjes, maar hier merk ik daar weinig van. Noch van de winter, noch van de aanstormende kerstperiode. Na het regenfront van vorige week, heeft de zon de regie weer overgenomen. Er hangt een vrolijk nazomersfeertje in Prades en de wekelijkse markt draait op volle toeren.

Terwijl ik geniet van de ambiance, loop ik in fragmenten het gesprek met die chaotische Joséphine Grau na. Ze had volgens mij vooraf geen duidelijke lijn uitgezet en is nog zoekende. Ik vind haar het prototype van de kleine zelfstandige die haar zaak snel in een bepaalde richting ziet groeien, dringend extra personeel moet aannemen maar niet durft. Ze mist daardoor de aansluiting op de invasie zonzoekende Noord-Europeanen. Steeds meer Catalanen geven daardoor hun vervallen huizen bij de concurrentie in beheer. Ze checken vooraf goed of de immobilier van hun keuze wel contacten heeft in de wereld van de Britten, Denen en Hollanders, want alleen noorderlingen betalen nog astronomische bedragen voor een hoop oude stenen. Helaas is Joséphine Grau niet actief binnen dat marktsegment. Zij richtte zich tot dusverre uitsluitend op Fransen.

Maar niet lang meer: wij hebben een deal. We worden een prima duo. Ik ruik kansen en kan de omzet al aanraken. Joséphine gaat binnenkort het volledige pakket aanbieden: meertalige agence en bouwbegeleiding van begin tot eind. Ik werk op commissiebasis en regel mijn fiscale zaakjes zelf. Onze zakelijke constructie betekent geen verplichtingen voor haar en vrijheid voor mij. En dat is wat we allebei willen.

Qua karakters passen we bij elkaar, terwijl we in uiterlijk contrasteren. Zij is een schriele brunette met weinig vrouwelijke charmes. Onze cruciale match zit in onze directheid. We koersen allebei meteen naar de zakelijke kern, zonder omzwervingen. We hebben afgesproken dat ik in principe per januari begin, maar dat ik mij het eerste halfjaar wat ruimte gun om, als nodig, naar Nederland te gaan om daar mijn zaken af te wikkelen.

Straks, na de lunch, ga ik langs bij de makelaar die het pand van Jameson in mandat heeft. Het huis bleek gelukkig nog te koop. Donderdag wordt het voorlopige koopcontract getekend. Bezitterig heb ik zojuist nog naar de advertentie van mijn huis in de vitrine van Conflent Immo gekeken. De annonce zei niks over de essentie van de woning, zoals de authentieke details of de magie van het uitzicht. Het was slechts een opsomming van standaardwoorden.

Maison de village, une face, à Mosset, 95m2, en bon état

Dorpshuis met één zijde in Mosset, 95m2 In goede staat, 3 verdiepingen

- Begane grond: ingang, hal, badkamer en slaapkamer

- 1e verdieping: woonkamer en keuken

- 2e verdieping: slaapkamer en een deels overdekt terras met een ‘vue imprenable’

Prijs: € 120.000

Dat was het. Het enige wat inhoud had, was de kreet ‘vue imprenable’, een ‘vrij uitzicht’. Inderdaad, en wat doen de sukkels vervolgens: ze zetten een foto van de voorgevel bij de tekst en geen shot van dat fenomenale uitzicht. Joséphine presenteert haar panden al even emotieloos. Dat moet veranderen. Maar eerst ga ik de komende weken precies uitzoeken hoe het hier allemaal zit met hypotheken, verbouwen, zelfstandig ondernemerschap, verzekeringen, wonen en dergelijke. Elke stap staat me helder voor ogen. Het parcours is duidelijk. Mijn ondernemersinstinct jubelt. Net als vroeger.

I am back in business.

Wat een energie krijg je daar toch van. Eindelijk heb ik weer een echt doel!

Opgewekt slenter ik mee met de mensenmassa die zich langs de fleurige kraampjes wurmt. Joséphine vertelde me zojuist dat deze drukte standaard is op dinsdagochtend, tijdens de markt.

De straatjes waar de levendige markt zich langs kronkelt, zijn betegeld met bordeauxrood marmer. Ergens, misschien vijftig meter verderop, hoor ik vrolijke blaasmuziek. Ik ga op het geluid af en nader het marktplein. De imposante kerk werpt haar schaduw uit over de kalende platanen en geeft het geheel een intiem karakter. Ik ga zitten op een bankje bij de fontein, pak de zojuist opgehaalde brochures uit mijn tas en zap langs verhalen over het rijke verleden van Prades, lees over de zijde-industrie, zomerfestivals, outdoor-sporten, musea, wandelmogelijkheden en natuurlijk over de beroemde Romaanse abdijen rondom het stadje. Nu dit mijn nieuwe werkterrein wordt, wil ik graag sappige verhalen gereed hebben voor mijn toekomstige klanten.

Ik ga de sfeer aanprijzen. Die drijft de noorderlingen deze kant op. Ik wil doorlezen, maar er is iets wat me weerhoudt. Iets onprettigs. Kijkt iemand naar me? Ik hef mijn hoofd snel op en scan de mensenmassa. Ik zie geen enkele bekende, niemand die openlijk naar me staart. Vreemd. Inbeelding?

Ik stop de boekwerkjes terug in mijn tas en ga weer wat wandelen over de markt. Mediterrane geuren vergezellen me op mijn route, maar worden verdrongen door de doordringende damp van een kaaskar. Ik stop, probeer zo min mogelijk te ademen en bestudeer het schimmelende assortiment. Ik snap echt niet hoe mensen een product dat zo extreem stinkt, kunnen eten en ik bekijk het geurende aanbod dan ook in verwondering, alsof ik een zeldzame museumcollectie analyseer. De corpulente verkoper krijgt mij in het vizier en duwt me ongevraagd een cocktailprikker met een groenwit kaasje in de vingers.

Madame, mangez-le.’

Moet ik dit opeten? Ik forceer een glimlach, stap iets naar achteren, verstop me tussen de wachtende Catalanen op zoek naar een onopvallende plek om het kaasje te dumpen.

‘Zal ik het dan maar opeten?’

Een zoete schok schiet door mijn lijf. Die sonore stem herken ik uit duizenden. Onzeker draai ik mij om en blik Benoît in de ogen. Zonder een antwoord af te wachten, pakt hij het stokje met dat stinkende ding van me af en hapt het weg.

Délicieux,’ voegt hij er bevestigend aan toe, terwijl zijn zwarte kijkers mij strak in zijn grip houden.

Ik knik mechanisch. Mijn warmtehuishouding raakt van slag. Zou hij vermoeden wat ik allemaal over hem fantaseer? Kun je zoiets zien? Ga je nog ‘hallo’ zeggen, tut?

‘Hé Benoît, wat doe jij hier?’

Hij tilt zijn arm met boodschappen op als reactie op mijn vraag.

‘Hetzelfde als jij, boodschappen doen. Elke dinsdag.’

Hij zet zijn rieten mand bij zijn bergschoenen neer, legt de kale cocktailprikker op een kartonnen bordje bij de kaasvitrine en maakt een vlot gebaar van herkenning naar de verkoper. Zijn schouder strijkt daarbij langs de mijne. Zijn mannelijke zweet dringt mijn neus binnen. De kaaswalm vervliegt onmiddellijk. Terwijl hij iets opzij schuift om plaats te maken bij de kaaskar, kijk ik nieuwsgierig om me heen. Opnieuw geen Catherine Leval. Waar is ze? Wie is ze?

‘Ik kom niet voor de markt, Benoît. Ik heb een afspraak met makelaars.’

De stand van zijn gezicht verandert. Nee maar, dit interesseert hem.

‘Een makelaar? Hoezo?’

Zijn oprechte belangstelling verjaagt mijn onzekerheid.

‘Ik kom hier wonen. In Mosset. Ik heb het huis van monsieur Jameson gekocht.’

‘Maar je was hier toch op vakantie?’

Zijn stem is anders geworden. Hij lijkt nu bewust te overwegen wat hij zegt. De spontaniteit van net is weg.

‘Klopt, maar het bevalt me zo goed dat ik blijf,’ antwoord ik al wat rustiger.

Hij knikt en kijkt mij nadenkend aan. Een vage glimlach vormt zich in zijn ruige gezicht.

‘Dat is goed nieuws. Zo blijft het aantal inwoners op mijn lijstje hetzelfde. Op 307 zielen is iedere burger er één.’

Teleurstelling drijft mijn gemoed binnen. Hij denkt alleen aan mij als een ‘inwoner’. Wat had ik dan verwacht? Dat hij nog steeds net zo gek is op mij als ik op hem? Word wakker, Clement! Maar, eigenlijk is het raar dat iemand zoals hij maire is. Hij wilde vroeger altijd weg, de wereld in, naar Parijs, architect worden, wat hem lukte. En wat doet hij nu? Burgemeester spelen in een boerengehucht.

‘Trouwens, waarom ben je eigenlijk teruggekomen? Je had toch een hekel aan Mosset?’

‘Ik kwam terug voor de begrafenis van mijn vader. Mosset bleek veranderd. Of ik was veranderd. Kan ook. Enfin, het platteland deed me goed. Ik had behoefte aan rust. Zoiets.’

‘En toen werd je maar burgemeester.’

‘Nee, dat was toeval. Mijn voorganger is kort na zijn benoeming verongelukt. Ik was op dat moment de enige die het over kon nemen. Ik moest wel. Uit fatsoen. Snap je?’

Ik beweeg mijn hoofd vaagjes in de ja-stand.

‘Het is overigens een parttime baan, Tess, in ieder geval op papier. De vergoeding is minimaal. Ik verdien mijn geld met het schrijven van boeken, over architectuur. Naast een paar grotere ontwerpopdrachten per jaar. Is een leuke combinatie.’

‘Maar je hebt wel meegedaan aan de verkiezingen?’

‘Niet echt. Ik heb toegestaan dat mijn naam op de lijst werd gezet. Mijn vader was immers populair. Vergeet niet dat hij ruim twee decennia burgemeester was en dat mijn familie al eeuwen verbonden is met Mosset. Ik heb dus “ja” gezegd op voorwaarde dat Pierre Roland burgemeester zou worden, ongeacht het aantal stemmen dat ik zou krijgen. Zo is het ook gegaan, maar toen Pierre onverwacht stierf, moest ik wel zijn plek overnemen.’

Zijn ogen krijgen een enthousiaste glans.

‘En het blijkt nog interessant ook. Ik kan best veel doen voor Mosset. Binnen departementale kaders kun je een eigen koers bepalen. Het is leuker dan ik had verwacht.’

Hij kijkt me aan en strijkt met zijn vingers een donkergrijze pluk haar weg. Mijn lijf reageert. Koen doet dat precies zo, met zijn haar. Ze lijken zo veel op elkaar. Hoe ze hun hoofd bewegen, hoe ze mensen aankijken, hoe ze staan, hun lange vingers, de vorm van hun nagels, de lijn van hun neus… Mijn Koentje is zijn kloon. Wat is genetica toch een wonderlijk iets. Mijn God, hoe zal dat gaan als Koen me komt bezoeken en die twee elkaar in het dorp tegenkomen? Dat mag niet gebeuren!

‘En Tess, waar denk je aan?’

Zijn vragende ogen staan sympathiek. Ik moet een veilig onderwerp zoeken. Iets waar ik wat aan heb met mijn nieuwe zaak. Zoals de bevoegdheden van een Franse burgemeester.

‘Ach, ik vroeg me af wat jij zelf mag beslissen over bouwzaken en wat bij de hogere instanties ligt.’

‘En waarom wil je dat nu weten?’

Ik wil antwoorden, maar achter mij, in het overvolle steegje, duwen enkele mensen zich in een golfbeweging verder naar voren, waardoor ik mijn evenwicht verlies en tegen zijn borstkas val. In een poging om ons allebei in balans te houden, omklemt zijn linkerarm mijn onderrug in een stevige greep. Zijn mond is ineens opvallend dichtbij en ik proef zijn warme adem. Zijn linkerdijbeen wrijft door de onverwachtse beweging tegen dat van mij.

Ik wil zijn gezicht beetpakken en hem hartstochtelijk kussen, net als vroeger, en schuur al tegen hem aan. Ergens meen ik een stevige duim te voelen die het onderste deel van mijn ruggengraat liefkoost. Pas als mijn vingers zijn nek strelen, wordt er in mijn gestoorde kop op een stopknop gedrukt en besef ik wat ik doe. Hij is getrouwd! Dit mag niet!

Ik spring naar achteren, duw mensen opzij en stoot daarbij met mijn elleboog tegen een lantaarnpaal. Au! Ik zwaai wat met mijn arm om de pijn weg te jagen en trek mijn broek verder omhoog, over het plekje op mijn rug waar net nog zijn vingers waren. Het tintelt. Waarom sprong ik weg? Ik was fout, niet hij. Achterlijke koe! Doe wat! Ik blik op en zoek zijn ogen.

Benoît observeert me. Voor even, en dan buigt hij zich voorover, tilt zijn mand met boodschappen op en loopt met grote passen naar de hoek van het straatje, uit de route van de marktbezoekers. Ik volg hem schoorvoetend en denk ondertussen na over het soort excuus dat ik na dit debacle ga presenteren. Wanneer ik hem tot op een meter nader, zie ik dat hij zijn zwarte hoofd een kwartslag heeft gedraaid en dat hij omhoog tuurt naar een punt in de verte. Ik volg zijn kaaklijn en zie dat hij naar de wit schitterende Pic van de Canigou staart.

De levendige geluiden van de markt vervagen en een gespannen stilte lijkt ons te annexeren. Hij draait zich naar me toe en kijkt me aan. Zijn ogen tonen een vreemde hardheid, alsof hij net een lastig besluit over iets heeft genomen. Een koude rilling kruipt langs mijn rug. Ik sla mijn armen om me heen, ter bescherming.

‘Ik zal mijn secrétaire vragen om je alles te vertellen over de bevoegdheden van een commune. Ook met alle andere vragen kun je bij haar terecht, Tess. Zij is zeer capabel op dit punt. Ik moet nu verder. Fijne dag nog.’

Zijn stem is vlak. Beleefd steekt hij zijn hand uit. Nog steeds geen wang voor de twee zoenen. Mijn hand volgt aarzelend, en terwijl ik nog verward nadenk over mijn excuses zijn de handen al geschud en is hij opgeslokt door de stroom Catalanen.

Apathisch blijf ik tussen de wringende menigte staan en probeer iets te snappen van datgene wat een paar minuten geleden is gebeurd. Het enige dat tot mij wil doordringen, is het besef dat mijn fysieke hunkering naar Benoît sensaties in mij boven brengt waar ik totaal geen controle over heb. Dit alles past niet bij mij. Ik lijk wel zo’n onnozele mug die aangetrokken wordt door het betoverende licht van de elektrocuterende lamp die hem kan verzengen.