Maandagavond 3 november 2008
Zonnig, geen wind. 12°
Ik schik de bordeauxrode chrysanten in de vaas bij haar urn, buig mijn hoofd en neem een moment stilte in acht. Geheel volgens de instructies. Ritme is belangrijk. Zo ook rituelen. Ze geven houvast. Herinneringen. Aan Catherine. Flarden van gedempte lachsalvo’s klinken door. Ze toonde nooit haar tanden. Die vond ze niet mooi. Dus lachte ze met haar mond dicht, of ze sloeg een hand voor haar gezicht als ze spontaan lol had. Daardoor leek ze ontoegankelijk. Zo zonde. Er was niks mis met haar tanden. Ze stonden alleen wat scheef, maar dat maakte haar juist apart. Zij zag dat anders. Catherine wilde volmaakt zijn. In alles. Maar, volmaaktheid bestaat niet. Behalve mijn uitzicht, misschien. Mensen hebben nu eenmaal fouten. Allemaal. Ook ik. Vooral ik.
Ik veeg een laagje stof en wat spinnenwebben weg. De wand met de grafvazen vraagt om een schoonmaakbeurt.
Ik draai me om en verken de Capelleta de Satan. Vurige accenten domineren. De muren, het altaar en de standbeelden langs het gangpad: alles is van robijnrood marmer. Overal Satan en seks. Zijn creatie. Hij was bezeten van de duivel. Hij wás de duivel, en zijn genetisch materiaal zit in me. Word ik net zo? Of ben ik al zo? Nee! Dat wil ik niet. Dat hoeft ook niet.
Mijn vingers glijden over de oneffenheden van het ronde offerblok. Bekende gleufjes. Als kind lag ik vele uren bloot op deze steen en staarde naar die demonische taferelen, beneveld door de nodige glazen Pastis. Thuis stonden overal flessen sterke drank. Voor haar. Hij stimuleerde dat ze dronk. Dan zag ze niets. Soms nam ik ook wat. Zo verdroeg ik de pijn. Hier deed ik mijn handen dan in de ijzeren handboeien, spreidde mijn benen en legde mijn enkels bij de klemmen. Doen alsof. Oefenen voor de echte pijn. Koud en weerloos lag ik dan op het gladde marmer, blikte omhoog en liet de schilderingen op me inwerken. Simuleren dat ik zelf het slachtoffer was. Gemaskerde mannen die me naar het château sleurden. Dwars door donkere gangen. Vechten. Offerblok. Vastketenen. In paniek naar de sadistische scènes aan de zoldering kijken. Doen alsof het ook met mij gebeurde. Op deze plek heb ik geleerd om mijn angst voor hem te overwinnen. Door die angst alvast vooraf in mijn gedachten te beleven. Het werkte. Ik heb het overleefd en ik ben niet geworden zoals hij.
Ik draai mijn hoofd weer naar de urnen. Ik zie haar geschokte blik weer voor me, toen ze ontwaakte uit haar verdoving, toen ze zich realiseerde waar ze was, en met wie. Ik hoor haar gegil weer. Vreselijk. Ze kon het maar niet geloven. Zo veel jaar samen, en toch heeft ze nooit iets van mij begrepen. Ze dwong me tot handelen. Ze liet me geen keus. Het was zij of ik.