46
Avond. Een verlaten garage ergens in Stockholm. Een wachtende auto. Een schim die in de auto glipte.
Er viel een zeer zwak licht over de bestuurder van de auto. Een uitdrukkingsloos gezicht. Hij keerde zich niet om. Hij zag het toch wel.
‘Die kun je wel afzetten’, zei hij in het Engels.
Niklas Lindberg zette zijn goudglanzende bivakmuts af. Hij hield een tas van de Konsum in zijn hand.
‘Is dat het geld?’ vroeg de man met een zekere afkeer. ‘Hoe kon je die miljoenen mislopen? Dat is geen goed teken.’
‘Het spijt me’, zei Lindberg. ‘Dit is 926.770 kronen.’
De man nam de tas aan en woog hem in zijn hand.
‘Hmm’, zei hij. ‘In het vervolg moet je wel beter je best doen. Anders hebben we niets aan je. En Petrovic zit vast.’
‘Vast?’
‘De politie zit hem uitvoerig te verhoren. De inspecteurs Hjelm en Chavez. Ken je die?’
‘Een nikker? Nee.’
‘Nee? Ze hebben jullie hele plan onthuld. Het ziet er niet goed uit. Als ze een link naar ons vinden, zijn we niet blij.’
‘Risto houdt zijn bek. Daar hoef je niet bang voor te zijn.’
‘En Kullberg?’
‘De Kogel ook. Dat is wel oké.’
De man boog zijn hoofd een paar millimeter terug. Het leek een eeuwigheid te duren voor hij zei: ‘Dat is wel oké? Jij laat sporen na en zegt: “Dat is wel oké.” Ik zeg je: Dat is helemaal niet oké. Is dat duidelijk?’
‘Ze praten niet, dat zweer ik je. Is dat niet voldoende?’
‘Ander onderwerp. Waren de monsters bevredigend?’
‘Zeer bevredigend. Is de springstof geplaatst?’
‘De springstof zit waar hij wezen moet. De vlag staat klaar.’
‘Vlag? Dat was toch niet afgesproken?’
‘We hebben het moeten wijzigen. De voorwaarden zijn nu anders. De politie is in opperste staat van paraatheid. We kunnen niets riskeren met explosievenhonden. Uit alle testen is tot nu toe gebleken dat honden niet op de substantie reageren, maar we moeten honderd procent zeker zijn.’
‘Welke vlag?’
De man met het uitdrukkingsloze gezicht grinnikte. Kort. Het was snel voorbij. Hij zei: ‘De substantie zit in de vlag die bij de intocht gedragen wordt. De Zweedse vlag. Dat leek op de een of andere manier passend.’
‘Dat is letterlijk het vaandel hooghouden!’ zei Niklas Lindberg lachend.
De man keek hem ijskoud aan en Lindberg zweeg.
De man overhandigde hem een envelop. Hij maakte hem open en haalde een sleutel, een papiertje en een klein, plat, zwart doosje met een rode knop erop tevoorschijn. Het zag eruit als een rekenmachine op visitekaartjesformaat.
‘De sleutel van de deur’, zei de man. ‘Op het papiertje de nieuwe code voor de voordeur, ze hebben hem gisteren veranderd. En je weet hoe dat ontstekingsmechanisme werkt. Waarom heb je Nedic’ tong opgeblazen?’
‘Dat was een oude belofte’, zei Niklas Lindberg en hij stopte de spullen in zijn zak en deed de deur van de auto open.
De man legde zijn hand op zijn arm.
‘Nog één ding’, zei hij. ‘De kans bestaat dat ze de opening afgelasten. Als dat gebeurt, zien we elkaar nooit meer. En dan bedoel ik echt nóóit. Is dat duidelijk?’
‘Dat is oké’, zei Niklas Lindberg met nadruk. ‘Ik zal jullie niet teleurstellen. Ik bewonder jullie al sinds februari ’86.’
‘Je kunt toen nog niet zo oud zijn geweest’, zei de man terwijl hij hem losliet.
Lindberg werd een schaduw die zich verenigde met de duisternis.
Even stond de man met het uitdrukkingsloze gezicht zichzelf toe om aan februari 1986 te denken. De moord op Olof Palme. Dat was inderdaad een zekere bewondering waard. Ze waren erin geslaagd een land te veranderen. Een onzichtbare staatsgreep.
Zweden was wakker geschud.
Dat zou nu opnieuw gebeuren.
Genoeg nostalgie. De man met het uitdrukkingsloze gezicht startte de motor en reed weg.
Ver weg.