9
Op en neer, omhoog en omlaag, telkens weer.
Als de slinger van een klok. Tik-tak.
Vijf, zes jongens van een jaar of tien, twaalf waren aan het skateboarden in het parkje genaamd Björns trädgård. En twee gelouterde politiebeambten zaten het vanaf een bankje gade te slaan.
De laatste keer dat Paul Hjelm in Björns trädgård was geweest was het de meest sjofele en vervallen plek van de stad geweest. Het strijdtoneel van junks en alcoholisten. En nu haast een oase. Met het elegante koffietentje Viva Espresso, met lommerrijk groen, een speeltuintje en een skatepark. En binnenkort de eerste Stockholmse moskee.
Hier kun je echt spreken van een metamorfose, dacht Paul Hjelm.
En niet alleen daar. Het hele gebied rond Medborgarplatsen had een ander karakter gekregen. Het was nu het hart van de wijk Södermalm. Het gebied rond de kruising Götgatan-Folkungagatan was niet alleen het kroegengebied dat mensen die vanaf het platteland naar Stockholm waren verhuisd het eerst vonden, en stond niet alleen bekend als het gevaarlijkste kruispunt van Stockholm, maar ook als het punt met de meeste cafés. In een straal van vijf minuten rond metrostation Medborgarplatsen lagen niet minder dan vijfenzestig kroegen. Bij de klassieke hotdogstand op de hoek Götgatan-Tjärhovsgatan hingen altijd mensen. En ertegenover, aan de overkant van Götgatan, op de buitenhoek van Medborgarplatsen, had het exclusieve etablissement dat tegenwoordig London New York heette zijn grote terras. En aan de andere kant van Medborgarplatsen stonden lange rijen voor het altijd volle café dat de huiselijke naam Snaps droeg.
Er moesten dus redelijkerwijs voldoende getuigen zijn geweest toen twintig mannen Kvarnen verlieten, een tiental meters daarvandaan. De niet bijster stimulerende taak om die te vinden was gedelegeerd aan het wijkteam van Södermalm.
Maar, aan de andere kant, wat zouden deze potentiële getuigen hebben gezien? Een stel cafébezoekers dat naar buiten kwam en wegliep? Dat was niets bijzonders hier. De wijkagenten hadden een tamelijk vruchteloze klus voor zich.
Hjelm zuchtte licht en probeerde de mensen te tellen. Alleen al vanaf het bankje waar hij zat, aan de buitenkant van Björns trädgård, telde hij er gemakkelijk zo’n vijftig.
Omdat de zomerzonnewende pas een paar dagen geleden was, was het nog steeds licht. Het was acht uur ’s avonds en de zon stond hoog aan de hemel. De lucht voelde zuurstofrijk aan, de zomeravondgeuren verschilden niet veel van die in landelijker streken. De vogels zongen vrolijk en natuurgetrouw. De zonnestralen weerkaatsten in de ramen langs Björns trädgårdsgränd. Kleine kinderen speelden nog vredig in de speeltuin, in de gaten gehouden door doezelige ouders. En de skateboarders zouden zeker tot het invallen van de duisternis bezig blijven.
Er was niets wat erop wees dat er minder dan een etmaal daarvoor, een paar meter daarvandaan, een man was doodgebloed.
De schrik van het publiek voor de Kvarnen-moordenaar was beperkt, ondanks de pogingen van de avondkranten om weer paniek te zaaien. Vermoedelijk had men gewoon genoeg van de paniek.
Het was namelijk een gewelddadig voorjaar geweest. De acute stadia van de lange bommenoorlog van de navo tegen Joegoslavië waren doorstaan, tachtig dagen van naarstige bombardementen. Oorlog op afstand. De etnische zuiveringen in Kosovo waren eindelijk ten einde. De vluchtelingen begonnen terug te keren naar hun ondermijnde woongebieden. Twee Amerikaanse middelbare scholieren hadden de verjaardag van Hitler gevierd door hun schoolkameraden met allerhande schietijzers neer te maaien. Voor de ouders was het een raadsel geweest. En in Zweden was een tweeëntwintigjarige ontmaskerd als een van de ergste pedofielen die het land ooit had gekend. Videofilms van de eigen verkrachtingen, een indrukwekkende verzameling films en foto’s en internetcontacten. Binnen een paar dagen zou de zaak voorkomen, maar het was op voorhand duidelijk dat hij veroordeeld zou worden tot dwangverpleging in een gesloten kliniek. En dan die moord op politiemensen in Malexander. De daders zaten eindelijk vast, alle drie. Drie jongemannen met nazi-sympathieën die ijskoud twee politiemannen uit Östergötland hadden vermoord. Een van die knullen was een oorlogsveteraan uit Bosnië. Een ander bekroonde zijn acteurscarrière met een paar nekschoten op politiemannen. Hij had meegespeeld in Lars Noréns knap geënsceneerde toneelstuk Zeven drie, waarin drie nazi’s op het toneel voor de ogen van een machteloze schrijver pleitten voor etnische zuiveringen, wat felle discussies op de Zweedse cultuurpagina’s had teweeggebracht. Maar verder haast nergens anders. Voordat het land gemeenschappelijk zijn ontsteltenis kon uiten over de nekschoten in Malexander en het theater de schuld kon geven.
Een opmerkelijk voorjaar.
Kerstin Holm keerde zich om.
‘Wat zegt je gezin?’ vroeg ze.
‘Die zijn in het huisje op Dalarö’, zei Hjelm. ‘Ik kan de hele nacht de bloemetjes buiten zetten als ik wil. Gaan feesten bij Kvarnen met een oude vlam.’
‘Te zijner tijd’, zei Kerstin Holm met een glimlach. ‘Hoe is het met ze?’
‘Goed. Danne heeft de ergste puberteitsperikelen nu wel gehad. Hij is zeventien en wil bij de politie, vreemd genoeg. Je mag hopen dat dat overgaat. Tova is vijftien en gewoon niet te harden. Elke cel in haar lichaam is onuitstaanbaar.’
‘En… Cilla?’
Paul grinnikte en keek Kerstin aan. Ze keek met half dichtgeknepen ogen terug. Hij zag de kleine ringetjes rond haar irissen die onthulden dat ze contactlenzen droeg. En haar bovenlip was dik, alsof ze was mishandeld. Zij het door de firma Gothia Snus ab, de fabrikant van pruimtabak.
‘Ja, goed’, zei hij. ‘Cilla is nu afdelingshoofd. De revalidatie-afdeling van het ziekenhuis van Huddinge. Normale werktijden. En op dit moment een lange, opgespaarde vakantie.’
Ze zwegen even. Het verleden trok als een spook tussen hen op. Maar wel een lief spook, zoals Casper, het vriendelijkste spookje van de wereld.
Het was een tijd waarop ze allebei open-minded terugkeken. En zonder ook maar enige rancune.
Uiteindelijk zei Kerstin Holm: ‘Zouden we een slecht geweten moeten hebben omdat we ons niet volledig concentreren op de Kvarnen-moordenaar?’
‘Dat hebben we gedaan, volgens alle regelen der kunst. Dit moet worden beschouwd als een… privé-onderzoek. Buiten werktijd.’
‘We kunnen dus geen overuren schrijven?’
‘Dat hangt af van het resultaat, neem ik aan.’
Kerstin slaakte een diepe zucht en strekte haar armen uit naar opzij. Haar vingertoppen beroerden vluchtig zijn nekhaar.
‘We mogen hopen dat het nu afgelopen is met al dat geweld deze zomer’, zei ze zonder daadwerkelijk in haar woorden te geloven.
‘We moeten maar kijken of de politieolympiade afschrikwekkend genoeg is. The World Police and Fire Games. Je weet dat er over een paar dagen een feest is? Daar kun je alle oudjes weer zien. Van het A-team.’
‘Hoe erg is het dat ik niet echt de lol van die spelen inzie?’
‘Heel erg. Want je bent bij de politie.’
Ze zaten een tijdje te lachen.
‘Het is een Amerikaanse vinding’, zei Hjelm ten slotte. ‘Voor het eerst in Europa komen alle politiemensen, gevangenbewaarders, douanebeambten en brandweerlieden bij elkaar om het tegen elkaar op te nemen. Vooral boksen zal wel veel misdadigers trekken. Om naar agenten te kijken die met elkaar op de vuist gaan.’
Een gure windvlaag blies leven in de avond. Het werd snel killer. Hun zintuigen ontnuchterden. Richtten zich op hun taak.
‘Het wordt tijd om het ongeformuleerde te formuleren’, zei Kerstin.
Toen de enige concrete handeling, het ophalen van Eskil Carlstedt, op niets was uitgelopen, was er niet veel concreets meer om te doen. Barkeeper Karin Lindbeck had een tekening van de dader geproduceerd die betrouwbaarder leek dan de drie voorgaande. Deze werd gekozen voor de media. En nu stond hij op alle voorpagina’s. Veel meer konden ze niet doen. Alle wijkteams van de stad waren bezig met de regionale jacht op de Hammarby-fans. Het lot van de Kvarnen-moordenaar lag nu in hun handen. Het was in zeer hoge mate een regionale zaak.
De hele middag hadden ze de verhoorbanden afgeluisterd. Wat voor loop der gebeurtenissen doemde er eigenlijk op? Ze waren bij dezelfde passages blijven steken.
‘Hoeveel partijen zijn er in feite actueel?’ vroeg Hjelm. ‘Zijn het er twee of drie?’
‘Instinctief zou ik zeggen drie’, zei Holm. ‘Maar de derde is veel te vaag. Toch vraag ik me af waar Per Karlsson mee bezig was. Hij zat Ovidius te lezen en heeft niets gezien. Maar uiteindelijk bleek dat hij ontzettend veel had gezien. Hij had zijn aandacht niet bij dat boek, dat is duidelijk. Het enige wat hij niet zag en niet hoorde was dat stel dat vlak naast hem in zijn oor Engels zat te tetteren. Toch is dat niet voldoende. Hij is hem niet gesmeerd na die doodslag. Ik zou dus zeggen twee. Twee partijen.’
‘Twee bendes. De ene zit aan het tafeltje het dichtst bij de muur en de deur. De andere zit aan het middelste tafeltje helemaal achteraan tegen de tegenoverliggende muur.’
‘De eerste bestaat uit vijf “machoflikkers”, “skinheads die de leeftijdsgrens waren gepasseerd”, “edele Zweedse bodybuilders”, “van wie je zou verwachten dat ze lastig zouden zijn”. De andere bestaat uit “drie, vier Joego’s” of vermoedelijk “lui uit Zuid-Mongolië” verwikkeld in een Engelstalige, “multiculturele uitwisseling” met een Zweed die vermoedelijk de man is die met een politielegitimatie heeft gezwaaid om naar buiten te komen.’
‘Binnen dat Engelssprekende stel was er sprake van “wantrouwen”, ze “onderhandelden”, eventueel over een “ontmoetingsplaats”. Drie of vier “Zuid-Europeanen” in onderhandeling met een – echte of valse – Zweedse politieman. Niets wijst erop dat ze zich bewust zijn van de aanwezigheid van het edele Zweedse kwintet, dat hen blijkbaar in de gaten houdt. Onze vriend de Stenen Poot zei met betrekking tot onze lezende vriend: “Een stel machoflikkers zat de hele tijd naar hem te kijken.” De serveerster zei: “Ze zaten niet naar hém te staren. Verder weg.” En verderop hebben we alleen maar onze “multiculturele uitwisseling”.’
‘En dat oortelefoontje.’
‘En het oortelefoontje. Dan vindt die doodslag plaats. Iedereen reageert bliksemsnel. Ze zien in dat het er binnen no time zal wemelen van de politie. Dus ze smeren hem. Beide groepen mengen zich tussen de vluchtende Hammarby-supporters. Van elke groep blijft er eentje over. Zullen we aannemen dat de “politieman” wacht omdat hij niet wil worden gezien samen met de vluchtende Joego’s? In dat geval is het zeer goed denkbaar dat hij inderdaad bij de politie is. Of ten minste inzicht heeft in politioneel werk. Hij weet dat de tijd rond de doodslag nauwkeurig en vanuit alle mogelijke perspectieven zal worden doorgelicht. Hij is van plan om aan het eind weg te glippen, als de Joego’s al weg zijn. Maar hij komt wat te laat. De portiers hebben plotseling ingezien dat er iets meer van ze vereist wordt dan immigranten uit de tent te weren. Even taxeert hij de situatie. Is het het risico waard om zijn politiepenning te tonen om buiten te komen? Of is het beter om te wachten en een mooie verklaring te fabrieken? Te handelen zoals een politieman zou moeten handelen en het bevel over de situatie te nemen? Mogelijk kunnen we vanuit zijn keuze de conclusie trekken dat er relatief veel op het spel staat. Hij durft niet te riskeren geïdentificeerd te worden. Hij zwaait met zijn legitimatie voor de ogen van de gestreste portier en piept ertussenuit. Niemand kan hem identificeren. Zijn keuze is juist.’
‘Van die edele Zweedse groepering blijft er één man achter. Hij wil er ook vandoor, net als de anderen, wanneer hem wordt bevolen te blijven. Waarom? Wat was jouw eerste gedachte toen je Eskil Carlstedt zag?’
Hjelm dacht na. De man met het geschoren hoofd en de dunne blonde snor komt de verhoorkamer binnen. Hij is in de dertig, draagt een dandy-achtig, licht kostuum met een gele stropdas en is een echte krachtpatser. Hjelm vraagt zich af of er onder de mouwen van Carlstedts colbert een reeks gevangenistatoeages schuilgaat.
‘Ja’, zegt hij. ‘Eskil Carlstedt was lokaas. Waarschijnlijk zagen ze er alle vijf even louche uit. Maar Carlstedt was vermoedelijk de enige zonder strafblad. Omdat hij bleef, leidde hij onze aandacht af van een stel dat zich bij nader inzien ontzettend verdacht gedroeg. Ze spraken niet, ze dronken niet, ze zaten te staren, ze luisterden. Dat was echt slim: hij liet ons even geloven dat het een stel verkopers was dat aan de boemel was; zuipen, meiden versieren en zelfs naar een rockdemo luisteren. Dat ogenblik was voldoende voor Carlstedt om in rook op te gaan. En met hem die hele roversbende. Hij trad zeer geroutineerd op voor een man zonder strafblad.’
‘Ze hadden de hele nacht om hun strategie door te nemen. Carlstedt werd door de politie ter plaatse vastgehouden, gaf een korte getuigenverklaring waarin hij niets zei, liet zijn naam en adres achter en kwam de volgende ochtend terug. Toen was zijn getuigenverklaring van karakter veranderd en uitvoerig gerepeteerd. De enige keer dat hij een beetje uitgleed was met dat oortelefoontje. Maar ook dat wist hij elegant op te lossen.’
‘De vier namen die hij opgaf van zijn vrienden waren pure verzinsels. Geen van hen bestaat in het echt. Hij zat de hele tijd op zijn horloge te kijken. Hij zou hen ontmoeten om vervolgens samen met hen te verdwijnen. Hij moest alleen het politiebureau uit zien te komen, dan was de zaak uit de wereld. Hij speelde het spelletje dus mee, stelde met de politietekenaar een fictieve tekening op, gaf vier valse namen door die de eerste uren toch niet gecheckt zouden worden en ging ervandoor. En nu zit de hele bende ergens te broeden. Op wat?’
‘Wat we kunnen constateren is dat beide partijen ontzettend professioneel te werk gaan. Maar ook dat ze eigenlijk niets onrechtmatigs hebben gedaan. Niet serieus. Zoals iemand vermoorden met een bierpul.’
Ze stonden tegelijkertijd van het bankje op. Het was gaan schemeren. De speeltuin begon leeg te lopen. Alleen de skateboarders bleven op en neer skaten, heen en weer, telkens weer. Als de slinger van een klok.
‘Zullen we eens even gaan kijken?’ vroeg Paul Hjelm. ‘Of het alleen maar hersenspinsels zijn van gefrustreerde rechercheurs van de rijksrecherche die geen genoegen nemen met een vechtpartij in een kroeg?’
‘Of dat we bezig zijn om weer rechercheurs van de rijksrecherche te worden’, zei Kerstin Holm knikkend.
Ze hoefden niet ver te lopen naar restaurant Kvarnen, een van de laatste oude bierhallen van Zweden. Het jaar daarvoor had Kvarnen zijn negentigste verjaardag gevierd. Nooit eerder was er een moord gepleegd. Maar wel bijna. Het pand werd gebouwd in 1906-1908 ter vervanging van Killaren Hamburg, de legendarische kroeg waar ter dood veroordeelden hun laatste maaltijd genoten en hun laatste afzakkertje dronken, voordat ze naar de galg bij Johanneshov werden geleid.
Met Anders Lundström uit Kalmar was hetzelfde gebeurd.
De portiers herkenden hen en lieten hen langs de niet aanwezige rij ‘lastige immigranten’. Ze duwden de binnendeur open en betraden het etablissement. De serveersters knikten kort.
Het was er inderdaad bomvol. Buiten was het een prachtige zomeravond en in de rokerige kroeg was het afgeladen. Ze keken naar rechts, naar het tafeltje waar Eskil Carlstedt en zijn maten hadden gezeten. Ze keken naar de bar, waar Anders Lundström uit Kalmar zijn onverwachte lot tegemoet was gegaan. Ze keken naar de middelste tafel, waar Per Karlsson en Ovidius hadden gezeten. En ze drongen langzaam naar voren, naar het tafeltje tegen de andere muur. Waar de multiculturele uitwisseling had plaatsgevonden.
Een groep van tien à twaalf twintigers zat opeengepropt rond het tafeltje. Ze lachten, rookten en dronken bier. Ze leken plezier te hebben. Genoten ervan om zich op zo’n veelbesproken plaats te bevinden. Het centrum van de gebeurtenissen.
Hjelm nam aan dat vijfenzeventig procent van hen ervan droomde presentator te worden bij de televisie. Een landelijk gemiddelde.
‘Hallo’, zei hij en hij ging op zijn knieën zitten.
Ze staarden hem aan en trokken instinctief hun benen in. Hij dook omlaag tussen de dauwfrisse vrouwendijen en opgetrokken minirokken. De protesten namen af terwijl hij in het donker onder tafel kroop; hij nam aan dat Kerstin haar politielegitimatie had getoond.
Sesam, open u.
Hij kroop verder onder tafel. Dat was niet nodig geweest. Bijna helemaal aan de buitenkant zat een klein apparaatje. Zo klein dat hij het bijna over het hoofd had gezien.
Hij rukte het los, kwam overeind, veegde de as en de pruimtabak van zijn broek en keerde zich om naar Kerstin Holm.
Toen liet hij het microfoontje voor haar ogen dansen.
En de hersenspinsels vielen bij Kvarnen dood neer.