37
‘Je bent vandaag laat,’ zegt Cathy in de bakkerij als ze mijn koffie voor me neerzet. ‘Uitgegaan?’
Hoopvol blijft ze staan, en ik vraag me af of ze soms iets heeft gehoord over Eddy en mij. Het was te voorzien dat we tijdens ons avondje uit zijn opgemerkt – twee singles uit Lyme die in het openbaar rondhingen. De mannen in de truien met gaten hebben iedereen in het plaatsje waarschijnlijk per sms een update gestuurd zodra we uit de pub stapten. We vroegen erom. Maar voordat Cathy iets uit me heeft kunnen trekken, verschijnt daar de bewuste man, met rode konen van de kou.
‘Brr,’ zegt hij terwijl hij op de mat bij de deur met zijn voeten stampt. ‘Het is ijskoud.’
‘Blijkbaar gaat het sneeuwen,’ zegt Cathy die geïnteresseerd van mij naar Eddy kijkt.
‘O ja?’ reageert Eddy minzaam, en hij wrijft over zijn korte haar. ‘Misschien een witte kerst?’
‘Dat zou leuk zijn,’ zeg ik. ‘Prue zou sneeuw op de bruiloft geweldig vinden.’ Het verbaast me dat ik zo rustig en beheerst klink, gewoon praten over het weer met mijn plaatselijke kennissen, terwijl ik vanbinnen misselijk ben van de schuldgevoelens en de opkomende paniek. Niet het soort opgewonden paniek waardoor ik de afgelopen avond met Eddy ben gaan zoenen, maar van het meer vertrouwde soort waardoor ik eigenlijk zo gauw mogelijk uit de bakkerij wil vluchten.
Iets aan de manier waarop Eddy me de vorige avond kuste deed me denken dat het voor hem meer betekende dan een kus in aangeschoten toestand. Ik weet nog niet precies wat ik ervan vind, maar ik weet wel dat ik nog lang niet klaar ben voor een relatie. Ik heb immers wel bewezen dat ik daar niet goed in ben. En ik ben doodsbang dat Eddy juist zoiets voor ogen heeft.
Eddy lijkt onaangetast door wat er is voorgevallen. Hij vraagt naar Cathy’s kleindochter, en hij vraagt zich hardop af of iemand die Bill heet weer buiten kerstbomen zal gaan verkopen. Terwijl Cathy aan een lang verhaal begint over de verschrikkelijke winter -tenen waarvan Bill te lijden heeft, kijk ik met een heel nieuwe blik naar Eddy.
Hij lijkt me minder nerveus dan gebruikelijk, meer ontspannen, en hij lacht om Cathy’s roddels. Maar misschien doet hij maar alsof, net zoals ik. Terwijl hij naar Cathy luistert, dwaalt zijn blik steeds even af naar mij, en verlegen laat ik mijn blik dan dwalen naar mijn kopje koffie. Ik besef pas hoe flirterig dat lijkt als ik opkijk.
Cathy kijkt van de een naar de ander en wrijft haar handen dan af aan haar schortje. ‘Ik kan hier niet de hele dag staan te kletsen, nietwaar? Je houdt me van mijn werk, Eddy Curtis, je bent een boef!’
Voordat ze wegloopt, geeft ze hem een tik met de theedoek.
‘Volgens mij heeft ze een oogje op je,’ plaag ik hem wanneer Eddy tegenover me aan de schraagtafel plaatsneemt. Hij bukt om Minnie een aai te geven.
‘Feromonen,’ zegt Eddy met pretoogjes. ‘Ze kan er niets aan doen. Jij ook niet.’
‘Eddy!’ Ik schiet in de lach. Mijn gezicht gloeit zo erg dat ik een sneetje brood ertegen zou kunnen houden om het te roosteren.
‘Wat?’ vraagt hij, en onder de tafel drukt hij zijn been tegen het mijne, waar Cathy of de andere klanten het niet kunnen zien. ‘Kom op, doe nou maar niet of er niks is gebeurd.’
Het dringt tot me door dat dat precies is wat ik van plan was. Ik trek mijn been een beetje terug, en er verschijnt een vragende, niet-begrijpende uitdrukking op zijn gezicht.
‘Tuurlijk niet,’ zeg ik.
‘Ka-a-ate?’ zegt Eddy, en hij rekt mijn naam eindeloos uit. Hij glimlacht naar me, en het is onmogelijk niet terug te lachen.
‘Hoor eens, ik weet niet of het wel zo’n goed idee was,’ zeg ik. ‘Ik bedoel, het was leuk en zo, en Eddy, je bent helemaal top, maar…’ Langzaam sterft mijn stem weg.
Eddy trekt zijn wenkbrauwen op. ‘Nee, maar, wat een schok,’ zegt hij plagerig. ‘Ik dacht dat je de bruiloft al wilde regelen.’
‘Heel grappig,’ mompel ik.
Onhandig legt hij zijn hand op de mijne. ‘Kate, rustig nou maar. Het geeft niet. Ik weet best dat je geen haast hebt om met iets nieuws te beginnen. Maar we kunnen niet doen of er niets is gebeurd. Dat is sowieso nooit een goed idee.’
O, Eddy, denk ik, je moest eens weten; doen alsof er niets is gebeurd is de manier waarop ik door het leven ga.
‘Jemig, dit is echt gênant,’ zeg ik. ‘Sorry…’
Eddy haalt zijn schouders op. ‘Ik vind het niet gênant,’ zegt hij zacht. ‘Ik mag je graag, Kate. Ik heb je altijd graag gemogen. Dat van gisteravond was fijn. Maar als je gewoon vrienden wilt blijven, is het ook best.’
Ik hef mijn hoofd en kijk eens goed naar Eddy. Zijn gezicht is zo open dat ik zomaar in zijn gedachten kan kijken, en die zijn allemaal netjes geordend, redelijk en verstandig.
‘Goh, Eddy,’ zeg ik. ‘Wanneer ben je zo volwassen geworden?’
Hij lacht, met zijn hoofd in de nek, alsof ik iets ontzettend grappigs heb gezegd. Maar ik meen het, echt waar. Hoe kan het dat hij zo rechtdoorzee en ordelijk is als hij toch net zoals ik zijn huwelijk heeft verpest? Waar is de twijfel aan zichzelf? Zijn loodzware besef van waardeloosheid?
‘Volwassen?’ vraagt hij spottend.
‘Je bent echt een taaie, Eddy,’ zeg ik. ‘Je hebt alles zo netjes op een rijtje. Hoe doe je dat?’
Ik kan zien dat Eddy het niet echt snapt. ‘Vanbuiten lijkt iedereen het netjes op een rij te hebben, Kate,’ zegt hij. ‘Ik vind dat jij het ook netjes op een rij hebt. Op het ogenblik een beetje verdrietig, maar verder oké. Je zou jezelf niet zo moeten tuchtigen.’
Eddy heeft makkelijk praten. Ik denk dat als je hem openmaak te om zijn duisterste geheimen te onthullen, dat je dan dingen zou zien als: ‘op mijn twaalfde een vijfje van mijn moeder gejat’ of ‘heeft wegenbelasting niet op tijd betaald’. Geen wonder dat hij zijn gevoelens goed kan uiten, die zijn eenvoudig en helder. Hij ziet altijd de zonnige kant, ook al toen we jong waren.
Ik wil er niet aan denken wat er zou worden aangetroffen wanneer ik word opengemaakt, want veel fraais zal het niet zijn.
‘Je bent lief, Eddy,’ zeg ik.
Gek dat hij aldoor heeft gedacht dat ik zo alles op een rijtje had en een leven vol glamour leidde, de succesvolle Kate in Londen. Maar eigenlijk is hij degene die alles op een rijtje heeft, met een eigen bedrijf, twee mooie dochters, en in vrede met zichzelf le -vend. En hij is in Lyme gebleven.
Hij lijkt niet die rusteloze hang naar verandering en verbetering te hebben waardoor ik werd voortgedreven. Ik moest mezelf bewijzen. Ik moest alles verbeteren. Ik moest iedereen om me heen verbeteren. Ik had gedacht dat ik daar goed aan deed, dat ik de wereld tot een betere plek maakte. Stel dat ik het aldoor verkeerd heb gedaan, dat ik weigerde alles te zien zoals het was, dat ik anderen niet accepteerde zoals ze waren, maar dat alles en iedereen moest zijn zoals ík dat wilde?
‘Kate?’ zegt Eddy. ‘Je bent heel ver weg.’
‘Sorry,’ zeg ik. ‘Ik zat te denken.’
‘Hoor eens, het is voor jou vast allemaal heel raar,’ zegt Eddy. ‘Een kapot huwelijk is zwaar. Waarschijnlijk ben je nog helemaal niet klaar voor iets anders. Maar als je behoefte hebt aan een vriend, aan een luisterend oor, dan ben ik er voor je, oké?’
‘Dank je wel, Eddy,’ zeg ik. ‘Je deugt.’
Hij is een fijnere vriend dan ik verdien.