22
Ik heb mijn moeder de laatste jaren heus wel gezien, want ze kwam regelmatig naar Londen. Maar ik had niet beseft dat ze zo’n ontspannen en grappig gezelschap kon zijn. Terwijl we samen van de wijn nippen en giechelen om The Notebook, die behoorlijk belachelijk blijkt te zijn, denk ik ineens dat ze in Lyme heel anders is dan als gast in ons huis in Londen. Omdat mijn tochtjes naar Lyme slechts sporadisch waren en altijd in haast, en omdat ze verdeeld waren tussen oma Gilbert en mijn ouders, en ik ervoor moest zorgen dat Matt zich niet al te erg verveelde, en ik de paniek moest bezweren die vaak opwelde wanneer ik thuis was, had ik mijn moeder beschouwd als onderdeel van het geheel en niet als individu. Ze was mijn-moeder-en-vader-en-Prue-enoma-Gilbert, niet een geheel eigen persoon.
Wanneer ze in Londen was, was ze in alle opzichten iemand anders. De rust die ik nu bij haar zie, leek haar te verlaten zodra ze op Waterloo Station uit de trein stapte. Dat werd ze plotsklaps ongedurig en angstig, in de war gebracht door de kaartapparaten in de ondergrondse, zo bezorgd dat ze in de weg liep dat ze onvermijdelijk aldoor in de weg liep. Zelfs eenmaal bij ons thuis kon ze niet rustig blijven zitten. Ze bood steeds aan thee te zetten of iets aan de tuin te doen, ook al stonden er nauwelijks planten op het terras. Ik wist dat het aardig was bedoeld, maar wanneer ik in de keuken kwam en merkte dat ze de ijskast anders had ingedeeld, kon ik wel gillen. Het gaf me het gevoel dat ze me maar niks vond in het huishouden. En omdat zij mijn ergernis aanvoelde, ging ze nog meer haar best doen, en dan kon ze niet tot een besluit komen voor het geval haar besluit helemaal verkeerd was.
Elk uitje dat ik op stapel had staan werd verpest door mijn te hoge verwachtingen en haar aarzelingen. Het werd steeds ergerlijker dat ze alles deed om maar niet tot last te zijn. Tegen de tijd dat ik haar op het station uitzwaaide, waren we allebei zeer gespannen en snauwerig geworden. En zodra ze dan weg was, voelde ik me ontzettend rot omdat ik geen aardiger dochter was, niet geduldiger en liever.
Het dreef Matt tot wanhoop. Hij snapte niet dat ik uitkeek naar de bezoekjes van mijn moeder en ze dan liet verpesten door onbenullige voorvalletjes. Hij begreep niet dat het kwam omdat we er allebei naar uitkeken, we zoveel te zeggen hadden tegen elkaar en dat dan niet konden of zomaar niet deden, en omdat de kleinste beslissingen ineens uiterst belangrijk werden. Dat mijn moeder onmogelijk kon kiezen tussen een latte of een koffie verkeerd – ‘Doe maar wat het makkelijkst is, lieverd.’ ‘Het is allebei even makkelijk, mam, dit is een koffiebar. Wat wil je?’ ‘Het maakt niet uit, zeg jij het maar.’ ‘Nou, dan maar een latte.’ ‘O, ik wist niet dat er zoveel melk in zat.’ – was slechts een vat voor alle complexe gevoelens die we voor elkaar hadden. Zij wilde me bemoederen, ik wilde zelfstandig zijn, zij probeerde mij de volwassene te laten zijn.
Hier in Lyme is het anders. Het steekt me dat ik dat niet eerder had opgemerkt. In haar eigen omgeving is mijn moeder ontspannen, ze weet waar ze hoort en maakt zich geen zorgen over dingen verkeerd doen. Hier durft ze haar eigen mening te spuien. Als ik haar in Londen een badjas had laten aantrekken, had ze die niet durven uittrekken, ook al was Matt met het hele cricketteam thuisgekomen. Ze zou mij niet van slag hebben willen maken. Hier trok ze meteen iets anders aan zodra ze zich er niet meer gemakkelijk in voelde. Ik vraag me af of ik hier ook anders ben. Misschien hoef ik haar – of alle anderen – niets te bewijzen nu ik niets meer van mezelf heb behalve Minnie.
Zelfs terwijl we de slappe lach hebben om de idiote dialogen op het scherm, kan ik aan mijn moeder zien dat ze iets op het hart heeft. Steeds kijkt ze even naar me, en ik weet ook nog dat haar schouders staalhard voelden onder mijn handen. Ze wil ergens met me over praten. Het moet wel over Matt gaan. Ze heeft hem altijd graag gemogen; ze zei een keer dat ik ontzettend bofte dat ik tegen iemand als hij was aangelopen, en dat ik dat niet echt besefte. Nou, ik vraag me af of ze nog steeds vindt dat ik zo heb geboft.
Wanneer ze dan eindelijk iets zegt, grijp ik mijn wijnglas stevig vast. Maar het gaat helemaal niet over Matt, het is veel erger.
‘Lieverd, ik heb Eddy Curtis gisteren gesproken,’ zegt ze.
‘O ja?’ Ik blijf naar de tv kijken, maar het is al te laat om te doen of ik opga in de film. Het spijt me dat ik zo gauw al heb gezegd dat het een onzinfilm was.
‘Hij vertelde me dat je laatst met hem had gepraat. Over Tim.’
Ik voel me misselijk worden.
‘Dat is allemaal lang geleden,’ zeg ik. ‘Iets uit het verleden.’
Mijn moeder gaat verzitten in een poging me beter te kunnen aankijken. Maar ik laat me niet goed aankijken. Ongelooflijk dat ze daar nu over begint, na er al die jaren over gezwegen te hebben. Alsof ik al niet genoeg aan mijn hoofd heb.
Alsof Minnie mijn onrust aanvoelt, staat ze op uit haar mand en komt naast me zitten. Ze duwt tegen mijn hand met haar neus, die droog is van het slapen. Ik streel haar zachte kopje, en dat geeft troost.
‘Is dat wel zo, Kate?’ vraagt mijn moeder. ‘Is het echt iets uit het verleden?’
‘Natuurlijk is het dat, mam,’ snauw ik, kwaad omdat ze onze avond samen verpest. Net dacht ik dat het beter tussen ons ging, en nu kom ik erachter dat dat helemaal niet zo is. ‘Wat hebben we eraan dat allemaal weer op te rakelen? Tim zit in Australië, en ik hoef hem nooit meer te zien. Ik ben er allang overheen.’
Mijn moeder doet er een poosje het zwijgen toe, en ik voel mijn hart flink tekeergaan.
‘Sorry,’ zeg ik uiteindelijk. ‘Ik wou niet boos tegen je doen. Ik begrijp alleen niet waarom je het ineens daarover wilt hebben.’
Op haar hoede kijkt mijn moeder me aan, erop voorbereid dat ik weer ga snauwen. ‘Ik heb altijd gevonden dat we erover hadden moeten praten. Maar dat wilde je nooit, en het leek me beter je er op je eigen manier mee te laten omgaan.’
Ik laat Minnies zijdezachte oortjes door mijn vingers glijden terwijl ik mijn moeder laat praten. Me op de hond concentreren maakt het makkelijker om haar aan te horen.
‘Maar Kate,’ gaat ze zacht verder, ‘nu wil je wéér ergens niet over praten. Ik weet dat je dat doet als er iets verschrikkelijks is gebeurd. Maar deze keer kan ik niet toestaan dat je je zo afsluit, lieverd. Het spijt me. Ik snap dat je liever wilt dat we je met rust laten, maar dat kan ik niet. Ik ben je moeder.’
Ik bijt zo hard op mijn lip dat er bloed uit komt.
‘Ik kan het niet, mam,’ zeg ik. ‘Ik kán het niet.’
Ik hoor mijn moeder naast me een zucht slaken, een lange, verdrietige zucht. ‘Het spijt me, schat, maar je móét. Je bent geen tiener meer. Je bent volwassen. Je kunt niet meer overal voor weglopen. Je moet dingen onder ogen zien. Je moet jezelf onder ogen zien.’
Langzaam en achterdochtig draai ik mijn gezicht naar haar toe. Ik weet dat ze Matt heeft gesproken, ze heeft me zelf verteld dat hij hen heeft gebeld. Wat voor verhalen heeft Matt opgehangen om in een goed boekje te komen? Om te zorgen dat ze zijn kant zou kiezen?
‘Wat bedoel je met dat ik mezelf onder ogen moet zien?’ vraag ik heel zacht.
‘Wat er ook is gebeurd, er zijn twee mensen voor een huwelijk nodig. En ook twee om er een eind aan te maken. Hoe dan ook, je moet het onder ogen zien, niet je ervoor verstoppen. Dat liet ik je doen destijds met Tim en…’ Aarzelend zwijgt ze.
‘Tim heeft er niks mee te maken,’ zeg ik.
Dat is een poging om mezelf te overtuigen, en mijn moeder ook. Ik wil niet meer aan Tim Cooper denken. Die herinnering heb ik met succes begraven onder mijn vele prestaties: mijn geweldige baan, mijn geweldige echtgenoot, mijn geweldige leven. Ik vind het verschrikkelijk om te ontdekken dat de herinnering niet is gewist, alleen onderdrukt, klaar om tevoorschijn te komen zodra mijn prestaties een illusie blijken te zijn, niet substantiëler dan stof.
‘Je weigering om erover te praten heeft er alles mee te maken,’ zegt mijn moeder zacht.
Ik schud mijn hoofd. ‘Toe, niet doen,’ fluister ik. ‘Niet doen, mam, ik kan er niet tegen.’
Mijn schouders gaan schokken en dan, voor het eerst sinds ik bij mijn man ben weggegaan, barst ik in huilen uit. Dikke tranen glijden langs mijn neus en vallen op Minnies vacht. Kwispelend kijkt ze van mijn moeder naar mij. Ik voel de arm van mijn moeder om mijn schouders, ik voel dat ze over mijn haar streelt, en ik snik totdat ik alleen nog maar schokkend kan ademhalen.
Ik kan niet zeggen dat het me oplucht. Ik kan niet zeggen dat ik me er beter door voel. Ik kan alleen maar zeggen dat ik me niet rotter voel, en dat is meer dan ik verwachtte.