15
Het gesprek met Eddy, zo gauw na de kaart van Matt, heeft me van slag gemaakt. Ik betaal de rekening bij de bakkerij en tot Minnies blijdschap neem ik haar mee naar de Undercliff voor een extra wandeling om mijn gedachten te ordenen. Hoewel Ben vast al naar zijn werk is, wil ik nog niet terug naar de bungalow. Volgens mij denkt iedereen van mijn familie dat ik ben teruggekomen naar Lyme voor iets zo zelfhulperig afgezaagds als een afsluiting of om na te denken over mezelf. Daarom sluipen ze allemaal op hun tenen om me heen, daarom vraagt niemand hoe ik aan geld of werk denk te komen, of wat er met Matt en mij gaat gebeuren. Ze zijn heel omzichtig, alsof ik deze periode gebruik om alles op een rijtje te zetten en lijstjes te maken met de voors en de tegens. Om erachter te komen welke lessen ik moet leren na de treurige ervaring van geen goede echtgenote kunnen zijn.
De waarheid is dat ik geen flauw benul heb waarom ik hier ben. Ik ben gewoon op de vlucht geslagen. Net zoals ik al die jaren geleden uit Lyme ben gevlucht. Ik had die twee niet eens met elkaar in verband gebracht totdat Eddy alles naar boven haalde.
Toen ik uit Lyme vertrok, deed ik mijn best de herinneringen aan het leven daar te blokkeren. Nu ik terug ben, ben ik een ander mens. Niet omdat ik wegging en een carrière bij de tv heb gehad, daar gaat het niet om. Ik ben veranderd, dat moet haast wel. Maar toch, toen Eddy zei dat het verleden is vergeten, heb ik ingezien dat het helemaal niet is vergeten. Niet door ons tweetjes, althans. En ik had kunnen weten dat Lyme, een plaatsje dat zich vast-klampt aan het verleden, alles zou hebben bewaard, alles wat ik heb geprobeerd te begraven, en dat alles elk moment aan het licht kan worden gebracht.
Tim Cooper. Ik weet niet of het goed of slecht is dat hij niet meer in Lyme is. Als ik hem zou zien zoals hij nu is, ouder en helemaal volwassen, zou het misschien mijn herinnering aan hem uitwissen. Maar zou ik zijn teruggekomen als ik had geweten dat hij hier nog was? Waarschijnlijk niet. De mogelijkheid hem onverwacht te zien, al is dat ook nog zo onmogelijk, doet mijn hart sneller kloppen. Alsof hij opeens uit de struiken bij de Undercliff kan springen, of achter een boom vandaan nadat hij een tunnel heeft gegraven vanuit Sydney of Brisbane, of waar hij ook moge wonen. Het leven in Australië past vast goed bij hem. Bij de Tim die ik toen kende in elk geval wel, allemaal spieren, kracht en surfen. Elk excuus was goed voor hem om zijn hemd uit te trekken en zijn gespierde borstkas te showen. Alle meisjes in Lyme waren een beetje verliefd op hem, zelfs de meisjes van de nonnenschool wisten hoe hij heette en riepen naar hem wanneer we bij de bushalte stonden te wachten. Maar hij zwaaide nooit terug. Zelfs niet als ze de rokband oprolden om hun Schots geruite rok korter te laten lijken en meer been te laten zien, en ze giechelden met de hand voor de mond. Nee, Tim wachtte bij de bushalte met zijn arm om mij heen.
Tim Cooper was een seksgod. Dat zei iedereen. Wanneer hij op school door de gang liep, week de menigte voor hem uiteen zoals de zee voor Mozes. Het scheen hem nauwelijks op te vallen. Hij had een intrigerende manier om overal boven te staan; superieur, maar niet neerbuigend, eerder alsof hij terecht claimde wat hem toekwam. Hij had iets afwezigs, alsof hij aan belangrijker dingen dacht. Alsof terwijl wij, gewone stervelingen, ons druk maakten over een puistje op de kin of een feest waarvoor we niet waren uitgenodigd, hij nadacht over het wezen van tijd of de oneindigheid van de ruimte.
Toen hij tijdens Ally Baldwins feestje voor haar zeventiende verjaardag in de keuken die afwezige blik op mij richtte, werd ik met stomheid geslagen. ‘Jou ken ik, blondje,’ zei hij. ‘Ik heb je al eerder zien rondlopen.’
Mijn gebruikelijke gevatte reacties vlogen uit me weg door de schok dat ik de aandacht van deze halfgod had getrokken. Ik kon nauwelijks iets stamelen. Maar dat gaf niet, want Tim was niet echt geïnteresseerd in een gesprek. Tot mijn verbazing was Tim geïnteresseerd in míj.
Het duurde maanden totdat ik erachter kwam dat Tims afwezige blik niet een grootse en ingewikkelde geest, gespitst op diepe gedachten, verborg. Maanden van verwoed zoenen op het strand, achter in zijn auto, en in welke slaapkamer we ook maar konden vinden op feestjes bij iemand thuis, waar we nauwelijks met iemand anders praatten maar ons verstopten om gebruik te maken van de weinige privacy die een paar tieners met opspelende hormonen is vergund. Maanden waarin ik zonder spijt ontdaan werd van mijn maagdelijkheid, blij om af te zijn van iets wat ik als een schandalige last beschouwde.
Dat de meest begeerde jongen van school mij wilde, was alsof ik de sleutels van een koninkrijk had gekregen. We waren Kate en Tim, beroemde tieners. Je feest stelde niets voor totdat wij er verschenen, met een glazige blik in de ogen terwijl we wankelend uit de slaapkamer van je ouders kwamen. Als je een meisje was, wilde je met mijn vriendje naar bed. Als je een jongen was, wilde je met mij naar bed. Niet omdat ik ineens zo onweerstaanbaar was, maar omdat ik was goedgekeurd door
Tim, en dat was de hoogste lof in de omgeving van Lyme Bay.
Ik was trots, ik kleedde me anders, en ik merkte dat ik zonder er moeite voor te hebben gedaan Tims lome manier van bewegen had overgenomen. Want waarom zou je haast hebben ergens te komen als alles toch wel vanzelf naar je toe kwam?
Het is onmogelijk na te gaan of ik ook zo zelfverzekerd zou zijn geweest als Tim er niet zou zijn, of dat ik anders ook wel zo zou zijn geworden. Jaren later las ik dat de beroemde Sophia Loren eens had gezegd dat de helft van je sexappeal gewoon is wat je hebt, en de andere helft is wat anderen je toedichten. En ik denk dat ik mijn helft van Tim Cooper heb gekregen.
En toch heb ik bijna vijftien jaar zijn naam niet over mijn lippen gekregen. Wanneer mijn ouders hem ter sprake brachten, veranderde ik gauw van onderwerp. Ik vond het beter om maar vooruit te kijken, dingen achter me te laten en er niet te lang bij stil te staan. Wat heb je eraan om steeds maar alles te overdenken? Het maakt je overstuur, het haalt gevoelens naar boven die beter begraven kunnen blijven. De laatste keer ging dat wel makkelijker, waarschijnlijk is dat met alles zo als je jong bent. Iedereen was van school, iedereen ging iets anders doen, en toen ik van Lyme naar Londen ging, oogde het niet speciaal als een vlucht.
Niemand stelde vragen toen ik meteen naar de stad ging waar ik wilde studeren, want wie wil er nou niet zo gauw mogelijk naar de grote stad? Welke achttienjarige is niet liever in Londen dan rond te lummelen in Lyme met weer een zomer vol toeristen en werken voor je ouders? Wanneer ik naar huis schreef, en dat was niet vaak voordat iedereen een e-mailadres had, zorgde ik ervoor dat mijn vakantiebaan in een broodjeszaak in Covent Garden veel spannender klonk dan het in werkelijkheid was. Ik stuurde Prue expres een ansichtkaart om te vertellen dat ik een broodje bacon voor Liam Gallagher had gesmeerd, zonder boter en met brown sauce, en dat hij had gezegd dat het deugde. Ik hoopte dat de postbode dat zou lezen en iedereen vertellen over mijn nieuwe leven in de grote stad.
Tegen de tijd dat ik in oktober aan mijn studie begon, zou niemand kunnen raden dat ik niet was geboren binnen gehoorsafstand van de Bow Bells. Ik had me van mijn provinciale manieren ontdaan, en ook van mijn accent uit Dorset. Ik sprak net zo goed Mockney als alle anderen. Ik wist welke cafés in Brixton cool waren, en ik ging uit in Fabric. Ik gebruikte mijn Travelcard in de nachtbus, en ik keek misprijzend naar de toeristen die aan de verkeerde kant van de roltrap stonden. Als me werd gevraagd waar ik vandaan kwam, zei ik Tufnell Park.
Ik was gek op feesten en niet te kieskeurig wat betreft het jongens mee naar huis nemen, maar nou ja, zo deed iedereen het toch in Londen? Het was heel studentikoos. Geen reden tot roddels of afkeuring. Het bevestigde eerder mijn reputatie. Wie wil er nou zo’n sullig muurbloempje zijn aan de toog van de mensa, verlegen aan een breezertje nippen en hand in hand zitten met je vriendje als je ook in de Bug Bar op tafel kunt dansen met een tequila in je hand? Die verlegen meisjes werden niet gespot door een talentscout van de tv, zij mochten geen screentest voor Hitz Music Television doen, of veejay worden en zich vervolgens opwerken tot een carrière bij Productie. Feestbeest zijn deed meer voor me dan ik ooit had kunnen dromen. En ook al was ik alles over Lyme vergeten, en hoewel dat er allemaal niets toe deed, echt niets, kreeg ik toch het gevoel dat ik naar iedereen daar mijn vinger opstak.
Deze keer is het moeilijker het gevoel van triomf op te roepen, moeilijker om te verhullen dat ik ben gevlucht. Ik ben niet de triomfantelijke winnaar die terugkomt om te geuren met de buit van mijn leven in Londen. Het ziet er eerder naar uit dat iedereen kan zien dat ik geen haar beter ben dan ze toch al hadden gedacht, dat het uiteindelijk wel mis móést gaan. Dat het meisje met de geweldige baan, de geweldige echtgenoot en het grote huis maar een rol speelde; het was een illusie die ze niet kon volhouden. En wie verwondert het dat het allemaal toch nog op niets is uitgedraaid?
Ik hoor geblaf in de struiken waar Minnie op konijntjes aan het jagen is. Ze jankt van opwinding, hoewel ze nooit iets heeft gevangen. De Undercliff is een merkwaardige plek. Prue wil er niet in haar eentje wandelen omdat ze het er te verlaten vindt, maar ik vind het er heerlijk. Ik vond het er al fijn toen ik nog de Baileys’ French Lieutenant’s Woman-wandeling aanvoerde, toen ik in de hoogste klas zat. We gingen dan van de Cobb naar boven naar de Underhill en terug door het plaatsje naar het museum waarin John Fowles’ oude bureaustoel wordt bewaard als een relikwie, ook al puilt de vulling via een scheur uit de zitting. Dat boek moest je indertijd voor je eindexamen lezen, dus elke zomer liepen er veel scholieren mee, maar voor mij voelde het niet als schoolwerk.
Tussen de bomen lijkt de tijd stil te staan. Zonder zichtbare bebouwing, wegen of auto’s zou het eeuwen geleden kunnen zijn. Alleen de vage schim van een tanker op zee die de horizon verstoort, houdt me vast in het heden. Ooit heb ik gelezen dat het wandelen tussen de bomen kalmerend is, en psychiaters raden het mensen met een depressie aan. In Londen nam ik Minnie mee op lange wandelingen op de Heath, alsof ik als een medicijn stukje bij beetje de ene boom van het helende landschap na de andere tot me nam. Misschien waren het daar bomen van de verkeerde soort. In elk geval leek het weinig verschil te maken.
Maar hier, in stille eenzaamheid, voel ik me alsof ik zou kunnen geloven dat de bomen van de Undercliff een heilzame aanwezigheid zijn, dat bemoste armen zich naar me uitstrekken om me te omhelzen, en dat hun onveranderlijk zwijgen me eraan herinnert dat alles uiteindelijk voorbijgaat. Deze bomen stonden er al toen ik nog niet was geboren, ze waren er toen ik opgroeide, en ze zullen er nog staan wanneer ik er niet meer ben. Ik kan aan Tim en Matt denken zonder de gevoelens van angst die me meestal overspoelen. De fouten die zo groot lijken, worden hier kleiner.
Maar deze stabiliteit is uiteraard ook een illusie. In werkelijkheid is de Undercliff een van de minst stabiele gedeelten van de kust van Dorset. De ruige woestheid heeft het te danken aan het feit dat er niets op gebouwd kan worden vanwege de angst voor landverschuivingen. Een paar jaar geleden nog is een groot stuk van de Black Ven, verderop langs de kust, op het strand beneden terechtgekomen. De laatste landverschuiving hier was in de negentiende eeuw, toen een enorm gedeelte van het klif in zee gleed. Het zo te zien stevige land gleed gewoon weg. Boerenland werd verwoest, hele akkers stortten in zee, maar andere delen bleven gewoon waar ze waren. Voorbij de kloof rijpte de oogst op stukken land in het water, geïsoleerd, een soort fossielen. Alles wat blijvend leek was zonder waarschuwing verdwenen.
Volgens mij leek het wel of alles zomaar gebeurde, maar de landverschuiving ging niet in een vloek en een zucht. Het is vast schokkend geweest, maar onder de grond moeten er al een poos veranderingen hebben plaatsgevonden. Spleetjes die breder werden, verborgen spanningen in het steen. Na de landverschuiving wisten de mensen waar ze op moesten letten; de vreemde manier waarop een stukje met gras begroeid land ineens verzonken leek te zijn, een klaterend bronnetje waar er eerder geen was geweest, hekpalen die zomaar waren omgevallen. Als je wist waar je op moest letten, waren er waarschuwende voortekenen. En daar let ik op.
Minnie komt naar me toe gesprongen met haar tong uit de bek en haar ogen wild, alsof ze hoopt dat ik net zo opgewonden als zij ga meedoen. Maar ik zie dat ze moe wordt. Het is tijd om terug te gaan.
Terwijl ik naar huis loop, denk ik weer aan Ben en de rotzooi die hij vast in de bungalow heeft achtergelaten. Ik huiver bij de gedachte, maar ik weet ook dat ik er goed aan doe niets op te ruimen. En het is niet alleen goed voor mij. Terwijl ik over het pad naar Lyme wandel, dringt tot me door dat ik Ben een enorme gunst bewijs, ook al weet hij dat niet. Misschien komen er een paar moeilijke maanden aan waarin ik hem opvoed, maar dat moet nou eenmaal gebeuren in verband met zijn verhouding met Prue. Later zal hij me dankbaar zijn, daar ben ik zeker van. Het lijkt wel of hij een pleegkind is dat ik onder mijn hoede heb genomen om hem aan de hand van mijn voorbeeld een paar belangrijke lessen te leren over de dynamiek van het samenwonen. Nee, hij is een pleegechtgenoot, dat is beter.
Zou dat geen prachtig huwelijkscadeau zijn voor mijn zusje en haar aanstaande? Een echtgenoot die volledig is getraind en wiens ergerlijke gewoontes zijn verdwenen? Wie wil er nou een set champagneglazen, of barbecuetangen met handvatten van teak met daarin gesneden HAAR en HEM, wanneer ze iets echt bruikbaars kunnen krijgen? Iets waar ze in het huwelijk echt iets aan zullen hebben? Ik kan het cadeau niet inpakken, en toch is het van groter waarde dan iets uit de winkel.
Als je de waarschuwingstekens kent, kun je iets doen. De spleten vullen, het vee naar veiliger gebied brengen. Je huis niet neerzetten op die plek. Matt en ik zijn als de oogst die midden in de zee groeit, te ver weg om binnen te halen, al die moeite voor niks. Maar voor Prue en Ben bestaat er nog hoop. Ik ga hen redden, ook al weten ze het niet.