40 Kartha's misrekening

 

'Vanaf het moment dat D'Anjal de vormeloze versloeg, zijn er zelden sporen van twijfel in zijn handelen en zijn woorden geweest. Elk van zijn besluiten droeg de tekenen van ervaring en wijsheid in zich. En dat geldt ook voor de zeldzame beslissingen die tot op de dag van vandaag ter discussie staan, zoals zijn besluit aangaande Kartha.'

 

Mrcad Estefo van Wons in Universele geschiedschrijving van de zeven kringsteden - (4748)  

 

 

Kartha zat in het paleis in Donthorc'h op Yrroths troon. Het was een massief vierkant blok van twee bij twee passen, van het zeldzame zwarte maraegrit, waarover kleden waren gedrapeerd. De tovenares zonk een beetje in het niet op Doöm Syutha, zoals de troon werd genoemd. Ze droeg haar favoriete lange zwarte mantel, afgezet met gulden ruches.  

Het was de avond van de dag dat ze haar heer voelde wegglippen in de dood. De westelijke vleugel van het paleis was zwaar beschadigd geraakt bij de aardschokken die volgden op de nederlaag van de vormeloze. Maar het centrale deel, waar de troonzaal en de torens zich bevonden, was ongeschonden gebleven. Natuurlijk wist Kartha wat er was gebeurd. Haar rationele geest had rekening gehouden met de mogelijkheid dat de Erfgenaam sterker zou blijken te zijn dan Yrroth. Dat de knaap zelfs het onzalige driemanschap van de vormeloze had weten te verslaan, dat verraste haar. Maar haar geest had onmiddellijk haar kansen ingeschat. Vy Trites was verzwolgen door de aarde, ook al na een daad van de Ene. Vouerze, die ze schromelijk had onderschat, was overgelopen. Delomarte, Osomrach en Yrroth waren dood. Zij was de enig overgebleven zwarte magiër van betekenis.  

Alleen was ze niet in staat tot grootse daden, zoals heel Aidèn beheersen. Misschien was het goed om een afspraak met de Erfgenaam te maken. Ze had immers zijn vader nog in haar macht.

Haar gedachtegangen werden verstoord. Een figuur doemde uit het niets voor de troon op. De Erfgenaam! Onmiddellijk werd ze zijn lege blik gewaar. Ze stond op en liep naar hem toe. 'Wel,' zei ze met een scheve grijns. 'Je hebt je aardig geweerd, jongeman. Is er iets met je ogen?'

D'Anjal keek haar aan met een blik waaruit rust en zekerheid sprak. Hij haalde C'hart uit zijn schede en plantte het wapen voor zich in de houten verhoging waarop de troon stond.

'Niets aan de hand, Kartha. Ik zie meer dan je denkt. Ik ben ook sneller dan je denkt.'

Kartha wilde op hem af stappen, maar voor ze bewoog tilde hij zijn hand op.

'Blijf staan.'

De vrouw keek hem met grote ogen aan. Ze wilde haar geest uitsturen om poolshoogte te nemen.

'Doe dat niet, Kartha. Je weet inmiddels wat er met de vormeloze is gebeurd.'  

Ze deed onwillekeurig een stap naar achteren. Het duurde even voor ze in staat was iets te zeggen.

'Je bent gegroeid, jongen. Maar dat wil nog niet zeggen dat je mij in een handomdraai verslaat. Je vader...'

'Ik weet waar hij is. Ik zie hem.'

Kartha keek hem niet begrijpend aan.

D'Anjal glimlachte. Hij vouwde zijn handen op het gevest van C'hart, liet zijn kin op zijn handen zakken en zei: 'Misschien verras ik je een beetje, maar ik bevrijd hem op dit moment.'  

De verrassingen volgden elkaar te snel op.

'Hoe? Wat bedoel je?'

D'Anjal nam de tijd.

'Er is veel gebeurd in Andor en bij Lley C'haen Wert.'

Hij trok zijn wenkbrauwen op.

'Kom, Kartha, je bent traag vandaag.'

De ogen van de vrouw puilden bijna uit haar hoofd.

'Ik begrijp je niet, Erfgenaam.'

'Kartha,' fluisterde hij. 'Toen ik de krachtlijn van de andere wereld van onder het knooppunt van Lley C'haen Wert ophaalde, hervond ik mijn deelbaarheid.'  

Kartha verstrakte. Haar blik verried dat ze eindelijk begreep wat er gebeurde.

'Je bént de Erfgenaam niet,' krijste ze. 'Niet de echte!'

Ze balde haar vuisten. Haar geest schoot weg, naar de toren. D'Anjal hield haar niet tegen. De Kobold bij de ingang tot de toren lag levenloos op de drempel. Ze haastte zich naar boven. De torenkamer was leeg. Het venster stond open en de tralies waren achteloos omgebogen. Ziedend begaf ze zich naar het raam, maar halverwege besefte ze plotseling dat ze een fout had gemaakt. D'Anjal had nu alle gelegenheid haar lichaam aan te vallen. Ze schoot terug.

D'Anjal stond nog steeds op het zwaard geleund.

'Mijn vader en ik zijn al in Doornland,' zei hij zacht. 'Ik heb ook Marte, de zoon van Esme, bevrijd en naar zijn moeder teruggebracht. '

'Waarom heb je me niet vernietigd?' vroeg ze ademloos.

'Redenen genoeg om dat te doen,' antwoordde D'Anjal, 'maar er waren ook een paar argumenten om het niet te doen. Je hebt mijn vader laten leven. En je hebt mij in de gelegenheid gesteld jouw heer, zijn verwekker en de wàanzinnige magiër te verslaan, hoewel je dat tevoren niet zou hebben geloofd.'

Kartha's woede ebde weg. Ze schudde haar hoofd.

'Bovendien,' ging D'Anjal verder, 'kan ik niemand bedenken die Gormorod zou kunnen besturen. Het land is in chaos ondergedompeld. Verspreid over Aidèn proberen Orc'hs, Kobolden, Soalvií, Kabers, zwarte Daith en andere onderdanen van jou wanhopig om zonder kleerscheuren terug te keren. Er is een krachtige hand nodig om zaken op orde te brengen. Ik heb besloten dat jij dat bent. Je zei de laatste keer dat je misschien wel iemand anders was dan wij altijd hebben gedacht. Bewijs dat dan maar.'  

Hij stak C'hart weer in zijn schede en draaide zich om.

'O ja,' zei hij over zijn schouder. 'Op dit moment zijn andere D'Anjals bezig langs de grenzen van Gormorod krachtige runen tekens te plaatsen. Tekens die jij niet kent. Onwrikbare tekens. Zo lang je leeft zul je dit land niet verlaten. Niet over land en niet door de lucht.'

Hij begon naar de deur te lopen.

Kartha keek even in verbijstering naar zijn rug. Toen kon ze zich niet langer inhouden. Met een schreeuw waarin ze al haar frustratie legde wierp ze zich naar voren en stortte zich op hem.

D'Anjal vervaagde.

Kartha landde onzacht op de vloer die ze krijsend, jammerend en gillend met haar vuisten begon te bewerken.