9 In de val
'De kracht van een legermacht kan tot nul worden gereduceerd door omstandigheden. Als tienduizend man in een hinderlaag lopen zijn er misschien enkele honderden tegenstanders nodig om hen uit te roeien. Het beroemdste voorbeeld is natuurlijk de Diepwortelkloof, waar krijgers en burgers van Bregaua samen met Alvií en mensen uit Kose en andere bondgenoten vast kwamen te zitten.'
Uit: Lessen in krijgskunde, door kapitein Uhan Shermad van Wons - 4737
Een legermacht, die bestond uit zesduizend Alvií en ruim vijfduizend mensen uit Kose, negenduizend Bregauanen, honderdtachtig Reuzen uit Klein Hagelbos, enkele tientallen Dvargen en Ermon, Rinne, de Orakelvrouw van Alde Wynthe, de meestermagiërs Arnarvilli, Arrahed, Eenhand Varand, Pharve en Iantha Daïlanche, en nog wat lieden, haastte zich over het Windpad in de richting van Tulath Mihim. Ze hadden uiteindelijk besloten niet over de Zwarte Paden te reizen. Er waren teveel wezens en de Zwarte Paden waren te smal. Ze wilden niet het risico lopen dat ze ergens op de Paden, om welke reden dan ook, uit elkaar geslagen zouden worden.
De meestermagiërs liepen voorop, gevolgd door wezens als Dvargenvorst Steinogard, de Alvií Vyrendíl, Wedox, Kroonheer Serd en kapitein Uhan Shermad van Wons. Vorst Rademir van Bregaua en Mrcad Estefo, de scribent van Wons, waren in Kose achtergebleven. Beiden waren te vermoeid geweest. Ook hadden de meestermagiërs Dol verboden om mee te gaan. Ze wilden een van de twee laatste in leven zijnde Daithmannen niet onnodig in gevaar brengen. Regelmatig stuurden ze verkenners vooruit. Tot nu toe was er nog niets verontrustends gesignaleerd.
'Oi,' zei Steinogard. 'Het zou me verwonderen als er zich geen Orc'hs in de buurt van Tulath Mihim zouden ophouden.'
Arnarvilli knikte somber.
'Als we straks de Meriador-vallei betreden moeten we er nog meer verkenners op uit sturen. Twee vragen houden mij bezig: wanneer ontdekken de Orc'hs ons en vooral, met hoeveel zijn ze. De laatste berichten zijn wat dat betreft verontrustend. Ik ben bang dat we ergens in de Meriador-vallei tegenover een overmacht komen te staan.'
'De Tulen zijn er ook nog,' zei Arrahed. 'Odinant had altijd een goed leger.'
'We zullen zien,' bromde Arnarvilli. 'Mijn voorgevoel zegt me dat het moeilijk gaat worden.'
Weldra kwam de toegang tot de Meriador-vallei in zicht. Ze stuurden er tientallen verkenners op uit. Toen ze de vallei binnentrokken, was er nog geen enkele teruggekeerd.
'Een goed teken,' meende Wedox.
'Hm,' mompelde Arnarvilli. 'Misschien. Het kan ook zijn dat een voor ons onzichtbare vijand ze gevangen heeft genomen, of gedood.'
Later, toen er nog steeds geen verkenner was gesignaleerd, kwam Arrahed naast hem lopen.
'Misschien moeten we zelf eens op onderzoek uitgaan.'
Arnarvilli hield halt en knikte instemmend.
'Een goed idee. Als hawijten?'
Even later stegen twee grijze hawijten op. Ze klommen tot boven de eerste bergtoppen van West-Torn. Bleven daar enkele tellen klapwieken en kwamen vervolgens snel terugvliegen.
'Slecht nieuws,' riep Arrahed, toen ze zich weer hadden getransformeerd. 'Heel slecht nieuws.'
'We zijn in de val gelopen,' vulde Arnarvilli aan. 'Achter ons stromen duizenden Orc'hs uit de zijdalen bij de toegang. Er zijn ook Kobolden bij.'
'En Kabers, en Soalvií, en zwarte Daith,' zei Arrahed. 'We kunnen niet terug het Windpad op. En voor ons is de grootste Orc'hse legermacht verzameld die ik ooit heb gezien.'
Degenen die het gehoord hadden verbleekten.
'Wat moeten we doen?' vroeg Serd zich hardop af. Even was het angstig stil, toen trad er een man naar voren, duidelijk iemand van Tuulse afkomst.
'Ik ken de streek hier. Er is maar één mogelijkheid: we moeten de Diepwortelkloof in vluchten voordat de Orc'hs in zicht komen. De toegang tot de kloof is smal en nauwelijks te zien. Misschien kennen de Orc'hs de situatie hier niet en denken ze dat we op een wonderbaarlijke manier zijn ontsnapt.'
'Die kans is niet zo groot,' zei Arnarvilli. 'Maar ik zie ook geen alternatief.'
Hij draaide zich om naar Steinogard en de andere leiders en meestermagiërs. Ze overlegden kort. Toen wendde Arnarvilli zich weer tot de man.
'Breng ons naar de kloof, snel.'