30

Zijn vingertoppen streelden haar wang en hals. De huiveringwekkende kilte die de afgelopen uren in haar lichaam en geest was gehuisvest, begon beetje bij beetje een ander onderkomen te zoeken. De rillingen werden minder frequent. Tussen de huilbuien
in zaten langere pauzes. Ook deze tegenslag ging ze overwinnen.

‘Ik hou van je,’ fluisterde Jeroen. ‘Jij bent alles voor me.’

Ze knikte traag. Op dit moment beviel de stilte die in de slaapkamer hing haar prima. Ze had minstens anderhalf uur aan één stuk door gesproken. Ze had zoveel gezegd, gefluisterd, geschreeuwd en geroepen. Soms bijna poëtisch, alsof het een ballade betrof, dan weer afgelost door ongetemd getier dat eerder bij een tirade paste. Een verhaal met vele zijwegen. Eindpunt onbekend.

‘Kun je begrijpen dat ik behoorlijk in de rats zat toen je ruim drie uur wegbleef? Ik bedoel, jij kende die Perry van internet. En je leest tegenwoordig zoveel rare verhalen...’

Ze kneep haar ogen iets samen. ‘Ik had het anders moeten aanpakken.’ De zin klonk scherper dan voorzien. Het was de vermoeidheid, wist ze. Haar mond was droog en haar tong voelde aan als een vaatdoek waarvan al jaren geen gebruik meer werd gemaakt. Ze kon zich niet herinneren ooit zo lang aaneengesloten te hebben gesproken. Een uitgebreide monoloog over haar eigen verwerkingsproces, de nachtelijke uren aan de computer en het gesprek met Perry Zuidam. Ook het belachelijke gedrag van Dorien had ze onder de loep genomen en Pieter Kronenberg had de wind van voren gekregen. Alle grote en kleine zaken die haar dwarszaten had ze er in een lange reeks van zinnen uitgegooid. Alles, op één ding na. Hoewel het op haar lippen lag, had ze het onderwerp waar nog steeds een taboe op rustte weten te ver-mijden. Jeroen luisterde. Geen enkele keer had hij haar onderbroken.

Nadat al haar brandpunten de revue waren gepasseerd, volgde de leegte. Ze had eindelijk haar kant van het verhaal verteld en haar gal gespuugd. Geestelijk was ze op. Haar lichaam voelde aan als een broos omhulsel dat de boel binnenin ternauwernood bij elkaar hield. Het liefst wilde ze slapen. Tot morgenavond, of zo. Een droomloze slaap waaruit ze fris zou ontwaken. Als je iets echter te graag wilde, dan lukte dat dus niet. Slapen was daar een mooi voorbeeld van.

Met oogleden die steeds zwaarder werden keek ze Jeroen aan. Hij oogde ontspannen. Waar zij de laatste dagen op haar tandvlees liep, had hij de tegenovergestelde route bewandeld. Zijn absolute dieptepunt was de opname in het ziekenhuis geweest. Daarna had hij teruggevochten. Tijdens deze martelgang had hij uit elke kleine overwinning veel moed geput en energie getrokken. Door vaker op te staan dan te vallen was hij uit het dal geklommen.

Chantal realiseerde zich opeens heel sterk dat ze trots op hem moest zijn. Het was werkelijk verbazingwekkend hoe snel hij herstelde van zijn inzinking. Het leek wel alsof er iemand in het ziekenhuis met een toverstafje op zijn schouder had getikt, waarna zij haar oude Jeroen weer mee naar huis kon nemen. Onzin, natuurlijk. Het was een samenspel van verschillende factoren waarop hij zowel fysiek als mentaal perfect had gereageerd. ‘Jeroen, ik ben zo moe. Het lijkt wel alsof ik een marathon heb gelopen.’

Hij boog zich verder naar haar toe en kuste haar voorhoofd. ‘Het is de spanning die je lichaam verlaat. Je hebt wekenlang alle stress opgekropt. Je moet het zien als een leeglopende strandbal. Die wordt ook slap.’

Chantal glimlachte vermoeid om de rare vergelijking. Een be-proeving, aangezien haar mond aanvoelde als de Sahara. Blijkbaar vermoedde Jeroen al zoiets, want hij stapte energiek van het bed af en vroeg: ‘Wat wil je drinken?’

‘Water, graag. Een liter of tien.’

Terwijl ze hem de trap af hoorde lopen gingen haar gedachten weer terug naar het afgelopen uur. De rustige manier waarop Jeroen haar spraakwaterval begeleidde, die meer weg had van een vulkaanuitbarsting, was groots te noemen. Hij liet haar uitrazen en toonde daarna veel begrip. Dit gaf niet alleen aan dat hij de situatie juist inschatte, maar eveneens dat hij goed in zijn vel zat. Wellicht dat hij al verder was dan zij vermoedde.

In vier slokken dronk ze het glas leeg dat Jeroen op het nachtkastje had gezet. Hierna sloot ze even haar ogen en slaakte een zucht. ‘Wat kan water toch heerlijk zijn.’ Ze zette het glas weer op het nachtkastje. Met de seconde nam de twijfel af over de beslissing die ze in de afgelopen minuten had genomen. Hoewel het tijdsbestek waarin ze de knoop had doorgehakt vrij kort was, ging het om een doordacht besluit. Tenminste, zo voelde het aan. Wel realiseerde ze zich dat ze nog steeds een gok nam. Tenslotte was ze geen arts die een diagnose kon stellen omtrent Jeroens geestestoestand. Haar handelwijze werd grotendeels gestuurd door intuïtie. En die had het vaak bij het rechte eind. Hopelijk was dit nu ook het geval.

‘Er zit me nog iets dwars, Jeroen. Om je de waarheid te zeggen, spookt dit al heel lang door mijn hoofd.’ Niet bepaald een denderende opening, dacht ze. Jammer dan, het gaat tenslotte om zijn reactie, het vervolg en de eindconclusie. ‘Turkije.’

De reactie die dit ene woord had kunnen geven, bleef tot haar grote opluchting uit. Jeroen bleef haar even vriendelijk aankijken. Niets in zijn houding wees erop dat hij op het punt stond zich terug te trekken in zijn eigen wereld, waar onzichtbare muren effectiever waren dan blokken beton.

‘Je doelt waarschijnlijk op datgene wat wij waarschijnlijk hebben gezien, maar ons simpelweg niet meer kunnen herinneren,’ zei hij kalm. ‘De gaten in ons geheugen die we zo graag opgevuld willen zien. Antwoorden die het allemaal wat draaglijker voor ons maken.’ Hij sloot even zijn ogen. Een moment van pijn trok over zijn gelaat. ‘Of niet. Het kan namelijk ook zo zijn dat de waarheid pijnlijker is dan wat de mistflarden waarin we ons nu bevinden suggereren.’

Het duurde enkele seconden voordat de impact van zijn antwoord tot haar doordrong. In feite had hij met een paar zinnen een groot gedeelte van zijn ziel opengelegd. Een beknopte verklaring gegeven voor zijn gedachtegoed, wat zijn gedrag van de afgelopen weken verklaarde.

‘Jij...’ stamelde ze.

‘Inderdaad, Tal. Min of meer dezelfde gedachten hielden ons bezig. Het grote verschil was echter dat jij ermee om kon gaan en ik niet.’

All-inclusive
titlepage.xhtml
awb_-_all_inclusive_split_0.xhtml
awb_-_all_inclusive_split_1.xhtml
awb_-_all_inclusive_split_2.xhtml
awb_-_all_inclusive_split_3.xhtml
awb_-_all_inclusive_split_4.xhtml
awb_-_all_inclusive_split_5.xhtml
awb_-_all_inclusive_split_6.xhtml
awb_-_all_inclusive_split_7.xhtml
awb_-_all_inclusive_split_8.xhtml
awb_-_all_inclusive_split_9.xhtml
awb_-_all_inclusive_split_10.xhtml
awb_-_all_inclusive_split_11.xhtml
awb_-_all_inclusive_split_12.xhtml
awb_-_all_inclusive_split_13.xhtml
awb_-_all_inclusive_split_14.xhtml
awb_-_all_inclusive_split_15.xhtml
awb_-_all_inclusive_split_16.xhtml
awb_-_all_inclusive_split_17.xhtml
awb_-_all_inclusive_split_18.xhtml
awb_-_all_inclusive_split_19.xhtml
awb_-_all_inclusive_split_20.xhtml
awb_-_all_inclusive_split_21.xhtml
awb_-_all_inclusive_split_22.xhtml
awb_-_all_inclusive_split_23.xhtml
awb_-_all_inclusive_split_24.xhtml
awb_-_all_inclusive_split_25.xhtml
awb_-_all_inclusive_split_26.xhtml
awb_-_all_inclusive_split_27.xhtml
awb_-_all_inclusive_split_28.xhtml
awb_-_all_inclusive_split_29.xhtml
awb_-_all_inclusive_split_30.xhtml
awb_-_all_inclusive_split_31.xhtml
awb_-_all_inclusive_split_32.xhtml
awb_-_all_inclusive_split_33.xhtml
awb_-_all_inclusive_split_34.xhtml
awb_-_all_inclusive_split_35.xhtml
awb_-_all_inclusive_split_36.xhtml
awb_-_all_inclusive_split_37.xhtml
awb_-_all_inclusive_split_38.xhtml
awb_-_all_inclusive_split_39.xhtml
awb_-_all_inclusive_split_40.xhtml
awb_-_all_inclusive_split_41.xhtml
awb_-_all_inclusive_split_42.xhtml
awb_-_all_inclusive_split_43.xhtml
awb_-_all_inclusive_split_44.xhtml
awb_-_all_inclusive_split_45.xhtml