17

De telefoon rukte haar droom aan flarden. Ze probeerde dieper weg te kruipen onder het dekbed, maar toen het gerinkel bleef aanhouden, tastte ze blindweg naar het toestel dat naast het bed lag en drukte op het groene telefoontje.

‘Hannah?’ De stem van Bobs klonk irritant wakker. ‘Bob hier!’

‘Dat hoor ik’, bromde ze. ‘Wat heb je?’

‘Er heeft vannacht iemand naar de centrale gebeld om te zeggen dat Irina Kopylova ooit samengewoond heeft met ene Jacques Massard. We hebben die Massard gevonden in Brussel en ik ga er nu heen. Pik ik je binnen tien minuten op? Dan rijden we samen.’

Hannah stak haar hand uit naar de wekker op het nachtkastje en keek verbaasd naar de lichtgevende cijfers. Ze wreef haar ogen uit en bekeek de wekker een tweede keer. Hij versprong van 8:50 naar 8:51. Ze was plots klaarwakker.

‘Oké’, zei ze. ‘Kom naar hier, dan rijden we met mijn auto. Ik ga niet in die pooierbak van jou naar Brussel rijden.’

Ze hoorde Bob tegenpruttelen en klikte haar telefoon uit. In de badkamer plensde ze wat ijskoud water in haar gezicht en trok ze dezelfde kleren aan die ze de vorige dag gedragen had. Ze spoot flink wat deodorant onder haar oksels en poetste haar tanden oppervlakkig met een borstel zonder tandpasta. Om exact negen uur stond ze, net op tijd, voor de deur van de loft. De uitgebouwde auto van Bob reed net de straat in. Hij stopte vlak voor haar en liet de motor een paar keer brullen.

‘Stap in’, zei hij. ‘We verliezen tijd als je eerst nog jouw auto uit de garage moet halen.’

Hannah lachte. ‘Dat heb ik er graag voor over’, zei ze. ‘Parkeer maar aan de overkant. Ik ben er zo.’

Ze liep de garage in en kwam even later met haar zwarte Mercedes de straat opgereden. Bob stapte in en keek haar verontwaardigd aan. ‘Vertrouw je mij niet met de auto? Ik ben een goeie chauffeur, Hannah, en dat kan niet altijd over jou gezegd worden.’

Hij duwde wat dingen opzij met zijn voet. ‘En wat is dat hier verdomme voor vuiligheid? Het lijkt wel een stort.’

Hannah lachte en stuurde haar auto de snelweg op. Bob leunde tegen de ruit en keek naar buiten. Plots veerde hij recht.

‘Ken jij die mop trouwens van dat blondje dat haar auto vol deuken gereden had?’ vroeg hij.

Hannah haalde haar schouders op.

‘De mecanicien in de garage maakt haar wijs dat ze heel hard in de uitlaatpijp moet blazen, zodat alle deuken eruit ploppen.’

Hij keek Hannah verwachtingsvol aan, maar ze vertrok geen spier.

‘Terwijl ze daar mee bezig is, komt haar vriendin langs – ook een blondje. Die ziet haar in de uitlaatpijp blazen en vraagt wat ze in godsnaam aan het doen is. Dat blondje legt uit dat ze de deuken uit haar wagen aan het blazen is. Kijkt die vriendin haar aan en zegt: ‘Ja hallooooo… doe dan tenminste de ramen dicht!’

Bob schaterde het uit. ‘Dat was een goeie hé Hannah’, zei hij. ‘Komaan, zeg dat je het een goeie vond!’

Hannah voelde hoe haar mondhoeken onwillekeurig opkrulden tot een glimlach. ‘Goeie ouwe Bob’, zei ze. ‘Ik ben dol op dommeblondjesmoppen.’

Vanaf Wetteren was het aanschuiven in de lange verkeersstroom naar de hoofdstad. Hannah probeerde de auto door het drukke verkeer te loodsen, maar ze schoten er niet echt sneller mee op. Het was al voorbij tien uur toen ze de rue Vilain XIII bij de vijvers van Elsene inreden.

‘Chique buurt’, zei Charles terwijl hij bewonderend naar de grote herenhuizen rond de vijvers keek.

‘Weet Massard eigenlijk dat we langskomen?’ vroeg Hannah. ‘Heb je hem gebeld?’

Bob schudde zijn hoofd. ‘Ik heb niet gebeld’, zei hij. ‘Stel dat hij meer weet, dan…’

Hannah knikte. ‘Laten we hopen dat hij thuis is’, zei ze.

Ze parkeerde op de sterk hellende straat voor een oud herenhuis dat in vier appartementen verdeeld was. Toen ze aanbelden werd de deur bijna meteen geopend door een blonde man van een jaar of vijfenveertig. Hij leek niet verbaasd de politie te zien.

‘Ja?’ zei hij wat verveeld.

‘Meneer Massard?’ vroeg Hannah terwijl ze hem haar legitimatie toonde. ‘Maes en De Groof. Politie. Mogen we even binnen komen?’

De man wierp een snelle blik over zijn schouder.

‘Waarom?’ vroeg hij.

‘We willen u een paar vragen stellen over Irina Kopylova’, zei Hannah. ‘Die naam komt u wellicht bekend voor?’

De man schudde zijn hoofd ontkennend. ‘Ik ken geen Irina Kopylova’, antwoordde hij een fractie te snel. Het zag ernaar uit dat hij de deur zou sluiten. Hannah hield hem tegen en toonde hem de foto met Joël Coeckelberghs.

‘Deze vrouw’, zei ze. ‘Misschien gebruikte ze een andere naam?’

De man nam de foto van haar over en bekeek hem aandachtig.

Dan keek hij de twee agenten aan.

‘Hoe weten jullie…?’

‘Dat doet er niet toe’, zei Hannah. ‘Is dit de vrouw waarmee u ooit een relatie had? We werden gebeld door iemand die u beiden gekend heeft…’

De man zette een stap achteruit en liet hen binnenkomen.

‘Ga zitten’, zei hij. Hij wees naar de stoelen aan de ronde tafel. ‘Zal ik mijn vrouw vragen om koffie te maken?’

Hannah zag een zwarte vrouw in de keuken staan die aan de afwas bezig was. Ze keek niet op toen de agenten binnen kwamen.

‘Graag’, zei Hannah minzaam. Het viel haar nu nog meer op hoe nerveus Jacques Massard was. In de keuken wisselde hij een paar woorden in het Frans met de vrouw aan de afwas. Hannah kreeg het gevoel dat ze net ruzie gemaakt hadden want de vrouw snauwde hem boos een paar zinnen toe die ze niet verstond.

Toen de koffie en de koekjes op tafel stonden, schoof Hannah de foto van Irina Kopylova naar de man toe.

‘Is dit de vrouw waar u mee getrouwd was?’ vroeg ze.

De man nam de foto voorzichtig tussen zijn vingers en bekeek hem aandachtig.

‘We zijn nooit getrouwd geweest’, zei hij afgemeten.

‘Hoezo? Ik dacht dat u…’

De man tuitte zijn lippen en wreef met zijn vinger over de foto.

‘We waren niet zo lang samen’, zei hij. ‘Voor er van trouwen sprake kon zijn, was ze alweer weg.’

‘Hoe heet ze echt?’ vroeg Hannah.

‘Elena’, zei de man. ‘Elena Tomova.’

‘Ze is Oekraïense?’ vroeg Hannah. De man knikte.

‘Hoe hebt u haar leren kennen?’ vroeg Bob.

‘Op een website voor Oekraïense vrouwen’, zei de man. Hij draaide de foto ondersteboven en legde ze omgekeerd op tafel.

‘Ze kwam naar hier met de bedoeling om te trouwen’, zei hij. ‘Ze had zichzelf al Nederlands geleerd in Oekraïne.’

Hij nam een slok van zijn koffie en zette het kopje net iets te hard terug op het schoteltje. Hannah merkte dat zijn handen trilden.

‘Hebt u haar nog gezien de laatste tijd?’

De man schudde ontkennend zijn hoofd en maakte een afwerend gebaar.

‘Nee’, zei hij. ‘Ik heb haar niet meer gezien.’

Hannah zag de vrouw in de keuken snel een blik over haar schouder werpen en afkeurend het hoofd schudden. Ze stond op en liep naar de vrouw toe.

‘Kent u haar?’ Ze wees op de foto.

De vrouw reageerde ontwijkend.

Excusez-moi, mais je ne parle pas le néerlandais’, zei ze.

Connaissez-vous cette femme?’ schakelde Hannah over op het Frans. De vrouw keek van de foto naar haar man en dan weer naar Hannah. Ze knikte haast onmerkbaar.

‘Laat u mijn vrouw hierbuiten?’ Jacques Massard stond opeens in de deuropening en keek boos naar zijn vrouw. Hannah draaide zich langzaam naar hem om.

‘Alleen als u de waarheid vertelt, meneer Massard’, zei ze. Ze keek de zwarte vrouw weer aan.

‘Is deze dame hier nog geweest de laatste tijd?’ vroeg ze.

De vrouw draaide zenuwachtig een keukenhanddoek rond in haar handen. Het was duidelijk dat ze niet wist wat te doen met aan de ene kant haar echtgenoot die haar met een boze blik het zwijgen wilde opleggen en aan de andere kant de twee agenten die haar verwachtingsvol aankeken.

‘Ik ben een christen’, zei ze plots tegen Jacques Massard. ‘Ik mag niet liegen.’

Dan keek ze naar Hannah en Bob. ‘Ils étaient ici,’ zei ze, ‘jusqu’à ce matin.’

Jacques Massard schudde zijn hoofd, liep naar de tafel en liet zich op een stoel zakken. Hannah ging naast hem zitten.

‘Meneer Massard’, zei ze geduldig. ‘Deze vrouw wordt verdacht van moord. Ik denk dat u ons best de waarheid vertelt.’

De man haalde zijn schouders op en weigerde haar aan te kijken.

‘Zij heeft niets gedaan’, zei hij afwerend. ‘Het is haar broer… Die Alexei…’

‘Haar broer?’ zei Bob. ‘Is de man die bij haar is haar broer?’

Massard knikte, haalde een zakdoek uit zijn broekzak en snoot langdurig zijn neus. Dan tilde hij de foto die omgekeerd op tafel lag een beetje op alsof hij snel nog even wou kijken, liet ze weer vallen en legde zijn hand er op.

‘Elena kwam uit een klein dorp uit Oekraïne’, zei hij.

‘Een dorp?’ zei Hannah. ‘Ik dacht dat ze uit Odessa kwam?’

De man grinnikte. ‘Dat zou ze u graag doen geloven’, zei hij. ‘Elena komt uit Krymky, een boerengat in the middle of nowhere. Ze woonde er met haar vader en broer en toen haar vader stierf wilde ze zo snel mogelijk weg. Ze is thuis weggelopen en naar Odessa gelift. Daar zat ze al een tijdje toen ik haar leerde kennen.’

‘Volgens haar studeerde ze Nederlands aan een universiteit…’

De man schoot in de lach. ‘Ze sprak Nederlands toen ze naar België kwam, maar dat heeft ze niet aan de universiteit geleerd. Blijkbaar heeft ze een talenknobbel want ze heeft het geleerd uit een boek dat ze ergens gevonden had.’

‘U hebt haar leren kennen via een website, niet?’ vroeg Hannah.

De man knikte.

‘Ze is meteen bij u komen wonen?’

Nog een knikje.

‘Waarom is ze weggegaan? Was de liefde over?’

De man stootte een korte, harde lach uit. ‘De liefde?’ vroeg hij. ‘Die is er nooit geweest, denk ik. Of toch niet van haar kant. Toen ze een half jaar hier was, stond haar broer voor de deur.’

‘Alexei Tomova’, zei Hannah.

‘Alexei Tomova’, herhaalde de man hoofdschuddend. ‘Een beer van een vent. Honderdvijftig kilo spieren verpakt in een lijf van twee meter. Een gestampte boer zonder manieren. Sprak alleen Russisch en Oekraïens dus ik had geen idee waar die twee het samen over hadden. Elena zei dat hij nog in Afghanistan gevochten had, aan de kant van de Taliban . Volgens haar was hij opgeleid tot een moordmachine. Veel wilde ze er niet over kwijt, maar Alexei is niet iemand waar je ruzie mee zoekt.’

‘Was ze bang van haar broer?’ kwam Bob tussenbeide.

‘Ik denk het wel’, zei de man. ‘Ze was in elk geval niet blij toen hij plots voor de deur stond en bij ons introk zonder iets te vragen. Toen ik haar vroeg om hem weg te sturen, weigerde ze. Ze vertelde een heel verhaal over Oost-Europese gastvrijheid, maar volgens mij durfde ze gewoon niet. Elena leek een vrijgevochten vrouw, maar zodra Alexei in de buurt kwam, bleef daar weinig van over.’

De man sloeg plots met beide handen op tafel, waardoor zijn lege kopje omviel. De vrouw, die de conversatie van op een afstandje had gevolgd kwam naar hen toe en keek haar man een beetje angstig aan. ‘Ça va, Jacques?’ vroeg ze timide.

De man wuifde haar met een handgebaar weg en zette zijn kopje recht. ‘Ze heeft me duizenden euro’s gekost, Elena’, zei hij. ‘Het begon met een handtas en wat nieuwe kleren, maar al gauw wilde ze een laptop en een brommertje en nog wat van die dingen… Ik betaalde maar. Intussen at die broer mij de oren van mijn lijf. Hij dronk elke avond een bak bier leeg. Een bak hé! De wodkaflessen stapelden zich in zo’n tempo op dat ik twee keer per week naar de glascontainer moest. Onvoorstelbaar!’

‘Wat is er gebeurd?’ vroeg Hannah.

‘Op een dag waren ze allebei weg. Verdwenen’, zei hij. ‘Om eerlijk te zijn: toen was ik daar blij om. Elena was de mooiste vrouw die ik ooit had gezien en ik was bereid om veel voor haar te doen, maar in de korte tijd dat ze bij mij woonde, raakte ik volledig de pedalen kwijt.’

‘Stond ze nu plots terug voor de deur?’ vroeg Bob.

De man keek naar het tafelkleed en volgde met een vinger langzaam het bloemetjespatroon.

‘Elena is een dure vrouw’, zei hij. ‘Ze heeft regelmatig geld nodig…’

Hij keek onwillekeurig even op naar de zwarte vrouw die intussen met haar handdoek de kasten aan het afstoffen was.

‘Ze vroeg u dus af en toe om haar geld te geven?’ vroeg Hannah. ‘En gaf u dat?’

De man knikte haast onmerkbaar. ‘Meestal wel, ja.’

‘Wanneer is ze hier laatst aangekomen?’ vroeg Hannah.

De man dacht even na. ‘Dinsdag van vorige week’, zei hij. ‘Ze waren met de trein gekomen.’

‘Waarom liet u hen binnen?’ vroeg Bob. ‘Die broer was toch niet bepaald een vriend?’

‘Ik kon niet anders’, zei de man een beetje hulpeloos. ‘Elena vertelde dat Alexei en zij in de problemen zaten. Ze moesten onderduiken. Als ik hen niet binnen liet, was ze bang dat Alexei geweld zou gebruiken…’

‘Zei ze ook waarom ze in de problemen zaten?’ vroeg Hannah.

‘Nee,’ zei de man, ‘alleen dat Alexei een stommiteit begaan had. Meer niet.’

‘Waarom verwittigde u de politie niet?’ vroeg Hannah.

‘Tja’, zei de man spottend. ‘Waarom niet hé?’ Hij keek Hannah aan en tikte tegen zijn hoofd. ‘Ik ben niet gek. Alexei kon mij met één hand de keel toeknijpen en dat zou hij ook gedaan hebben. Die vent is een agressieve gek. Een zot! Un connard van het ergste soort.’

‘Waar zijn ze naartoe?’ vroeg Hannah.

‘Ik kreeg een telefoontje van een kennis die zei dat er een opsporingsbericht voor Elena en haar broer op televisie geweest was’, zei de man. ‘Zodra ze wisten dat jullie hen op het spoor waren, zijn ze vertrokken…’

‘Gisteren of vandaag?’ vroeg Hannah.

‘Gisteravond laat’, zei de man.

‘Met de trein?’

De man beet op zijn lip en schudde zijn hoofd. ‘Ik heb hen mijn wagen geleend’, zei hij. ‘De laatste tijd heb ik het wat moeilijk om mijn rekeningen te betalen. Ik zat zonder geld en…’

‘Ze hebben dus een wagen maar geen geld’, zei Bob. ‘En u hebt geen enkel idee waar ze naar toe zijn?’

‘Misschien terug naar Oekraïne?’ opperde de man. ‘Ik betwijfel of ze daar met mijn auto kunnen geraken. Het is maar een oude Peugeot en…’

‘We weten genoeg’, zei Hannah tegen Bob. Ze noteerde zijn nummerplaatcombinatie, stond op en liep naar de voordeur. Voor ze buitenging, draaide ze zich nog eens om naar Jacques Massard, die hen gevolgd was.

‘U hoort nog van ons’, zei ze terwijl ze hem een kaartje toestopte. ‘Bel meteen als u iets van Elena of Alexei Tomova verneemt. Als u dat niet doet, maakt u de zaak alleen maar erger voor uzelf.’

* * *

‘Krymky. Waar ligt dat?’ Kevin bestudeerde een kaart van Oekraïne op zijn computer. Hij typte de plaatsnaam in op Google maps en zoomde in. Het scherm vertoonde alleen wat vage groene en bruine vlekken.

‘Duidelijk het hol van Pluto’, zei Bob. ‘Volgens mij hebben ze daar zelfs geen politie.’

‘Zoek uit wie er verantwoordelijk is’, zei Hannah. ‘Check de Oekraïense ambassade hier en probeer de Belgische ambassade ter plaatse.’

‘Wat is de hoofdstad van Oekraïne eigenlijk?’ vroeg Charles.

Kevin tokkelde wat op zijn toetsenbord. ‘Kiev’, zei hij. ‘Er is daar een Belgische ambassade. We hebben er verschillende afdelingen, waaronder een militaire. Misschien moet ik daar eens informeren.’

Kevin schoof zijn stoel dieper onder zijn bureautafel en schreef een paar zinnen op een notablok.

‘De auto van Massard is geseind’, zei Hannah. ‘Sven Oorts en zijn collega’s zijn ook op de hoogte. Nu kunnen we alleen maar afwachten.’

Een uur later kwam Kevin de trap oplopen met zijn notablok in zijn handen. Hij liet zich neerploffen in een stoel voor Hannah’s bureau.

‘Niet te doen!’ zei hij. ‘Die mannen in Oekraïne…’

‘Heb je iemand te pakken gekregen?’

‘Uiteindelijk heb ik alles uitgelegd aan een van de militairen op de ambassade en hebben zij naar de politiediensten in de buurt van Krymky gebeld. Die Alexei Tomova is blijkbaar een gezochte misdadiger, ook in Oekraïne. Hij heeft een militaire opleiding gekregen in het buitenland en gevochten op verschillende plaatsen, waaronder Afghanistan. Als ik die mannen goed begrepen heb, heeft hij in Oekraïne een paar moorden op zijn geweten. Altijd met de blote hand trouwens. De man heeft een hekel aan wapens.’

‘En zijn zus?’ vroeg Hannah.

‘Daar hadden ze minder informatie over’, zei Kevin. ‘Na de dood van haar vader is ze verdwenen, maar niemand wist waarheen.’

‘Denk je dat ze vluchtte voor haar broer?’ vroeg Hannah.

‘Mogelijk’, antwoordde Kevin.

‘Was ze hier ingeschreven onder haar eigen naam of gebruikte ze een van haar schuilnamen?’ Hannah keek haar collega aan.

‘Helemaal in het begin was ze Elena Tomova,’ zei Kevin, ‘maar toen ze weg was bij Massard nam ze andere identiteiten aan. Werkgevers nemen het blijkbaar niet zo nauw met identiteitskaarten. Ze vulde een naam in en dat was het dan.’

De dag ging tergend traag voorbij. Zolang ze de auto niet op het spoor waren, konden ze weinig doen. Hannah vroeg zich af waar het duo uiteindelijk zou opduiken. Ze zat moeizaam de details van een ingewikkeld document over forensische onderzoeksmethoden te ontcijferen, toen haar telefoon ging. Op het scherm verscheen het nummer van Valerie Pirard.

‘Maes’, zei ze kort.

De stem van Valerie Pirard klonk vreemd hoog. ‘U spreekt met Valerie Pirard’, zei ze veel sneller dan normaal. ‘Ik heb net Irina Kopylova aan de lijn gehad. Ze wil geld van mij.’

Hannah sprong recht en trok haar jasje aan.

‘Wat hebt u haar gezegd?’

‘Niets. Ik heb niets gezegd. Ze vroeg of ik haar wilde helpen. Ze had dringend geld nodig. Ik wist niet wat ik moest doen... Nu Caroline dood is…’

Haar woorden bleven in de lucht hangen.

‘Waar ben je nu?’ vroeg Hannah.

‘Ik ben thuis’, antwoordde Valerie Pirard. Haar stem schoot een paar keer door. ‘Wat moet ik doen? Moet ik bang zijn?’

‘Heb je iets beloofd? Wat is er afgesproken?’ Hannah beet zenuwachtig op haar vingernagels.

‘Ik heb gezegd dat ik haar geen geld wilde geven,’ zei Valerie Pirard, ‘maar ik had het gevoel dat ze zich daar niet bij wil neerleggen.’

‘Weet Irina u wonen?’ vroeg Hannah.

Het bleef even stil aan de telefoon. ‘Ik… Nee… Ik weet het niet’, zei ze. ‘Misschien heb ik haar ooit mijn adres gegeven…’

‘Hou de deur op slot en doe voor niemand open’, zei Hannah. ‘We komen nu naar je toe.’

De verbinding werd verbroken en Hannah holde de trap af naar beneden.

‘Bob, meekomen’, riep ze. ‘Pirard is gecontacteerd door Irina. Ze wil geld. Dat betekent dus dat ze nog in België is. Charles, verwittig alle diensten dat Elena en Alexei Tomova waarschijnlijk op weg zijn naar Pirard. Je hebt het adres.’

Ze liep samen met Bob de deur uit en reed met gierende banden de parkeerplaats af.

Op de steenweg reed een vrachtwagen met oplegger achteruit uit een parkeerplaats en versperde de hele rijbaan. Er stond een file auto’s te wachten tot het gevaarte gekeerd was, maar het duurde even voor de chauffeur zijn oplegger recht kreeg. Hannah duwde hard met haar handpalm op de claxon. De man voor haar keek in zijn achteruitkijkspiegel, tikte tegen zijn voorhoofd en wees naar wat er voor hen gebeurde. Hannah zette haar wagen in achteruit en probeerde weg te geraken langs de parking, maar amper tien meter verder werd haar weg versperd door een betonnen bloembak, zodat ze niet meer voor- of achteruit kon. De bestuurder in de auto naast haar keek haar meewarig aan en ging nog wat dichter tegen de auto voor hem staan, zodat hij de doorgang helemaal blokkeerde. Hannah sloeg met beide handen op haar stuur.

‘Godverdomme!’ riep ze. Het verkeer kwam weer in beweging en zonder op het getoeter achter haar te letten, glipte ze met haar grote Mercedes in de file.

‘Bel Pirard’, zei ze terwijl ze haar gsm in Bobs schoot smeet. ‘Check of alles in orde is.’

Het duurde even voor Bob het juiste nummer gevonden had. Hij werd er nerveus van dat Hannah naast hem zat te vloeken. Hij luisterde naar de beltoon, die na vier keer bellen overging op voicemail.

‘Ze neemt niet op’, zei hij verwonderd.

‘Probeer opnieuw’, zei Hannah verbeten. Ze probeerde een auto voorbij te steken, maar kwam bijna tegen een paaltje terecht en moest zich weer in de file voegen. Bob drukte op de redialtoets, maar werd weer doorgeschakeld naar voicemail. Plots rinkelde Hannah’s telefoon. Bob drukte het groene telefoontje in.

‘Mevrouw Pirard?’ zei hij gespannen.

‘Bob? Het is Kevin.’

‘Kevin?’ riep Hannah. ‘We proberen Pirard te bereiken. Kun je…’

‘Er is ingebroken in het kantoor van Rosier’, zei Kevin. ‘Gisteren of eergisteren, maar het is nu pas ontdekt omdat ze daar binnen moesten zijn in verband met de moord...’

‘Wat is er weg?’ riep Hannah.

‘Dat weten ze niet’, zei Kevin. ‘Ik denk dat ze daar nu met de secretaresse alles aan het bekijken zijn.’

Hannah gebaarde naar Bob dat hij moest afronden.

‘Bel Pirard nog eens’, zei ze. ‘Blijf proberen.’

Bob deed wat hem gevraagd werd, maar opnieuw werd er meteen op voicemail overgeschakeld. Hannah vloekte nog een paar keer hartsgrondig.

Ze scheurde met gierende banden de straat in waar Valerie Pirard woonde. Op het eerste gezicht was het er rustig, maar toen ze de oude bruine Peugeot op de oprit van de villa zag staan, wist ze dat ze in de problemen zaten.

‘Ze zijn er’, zei ze met een knikje naar de wagen. ‘Ik denk dat we best de speciale eenheden oproepen.’

‘Zeker dat ze hier nog zijn?’ vroeg Bob. ‘Misschien zijn ze weg met de auto van Pirard.’

Hannah beet op haar lip. ‘Je hebt gelijk’, zei ze. Ze wees naar een venstertje aan de zijkant van het huis. ‘Dat geeft waarschijnlijk uit op de garage’, zei ze. ‘Ga jij kijken?’

Bob keek haar verveeld aan. ‘Ga zelf kijken’, zei hij. ‘Ik heb geen zin om neergeschoten te worden.’

‘Hij heeft een hekel aan vuurwapens’, zei Hannah. ‘Ga kijken.’

Bob liet zich met tegenzin uit de auto glijden en liep naar het raampje. Hij ging op zijn tenen staan en keek naar binnen.

‘Leeg!’ riep hij naar Hannah.

Ze stapte uit en liep naar Bob toe. ‘Kom mee, langs achter’, zei ze.

De achterdeur stond open. Op de keukenvloer lag een stukgegooide gsm. Hannah herkende meteen het glanzende toestel van Valerie Pirard.

‘Laat weten dat ze hier vertrokken zijn’, zei ze. ‘Vraag ook het merk en de nummerplaat van de auto van Pirard. Ik ga even kijken of ik Pirard hier kan vinden.’

Tien minuten later stond Hannah weer beneden. ‘Er is niemand’, zei ze. ‘Ik veronderstel dat ze Pirard hebben meegenomen als gijzelaar.’

Bob overhandigde haar een briefje. ‘Een rode Audi A3 Sportback. Nummerplaat POK444. Alle diensten zijn geseind. Er staat politie bij de tankstations langs de snelwegen. Met een beetje geluk was de benzinetank van Pirards auto leeg…’

Hannah schopte hard tegen een kastje. ‘Godverdomme!’ tierde ze. ‘We hadden ze bijna te pakken!’ Ze keek Charles aan. ‘Ik hoop dat Pirard nog leeft’, zei ze. ‘Twee doden in deze zaak zou geen goed nieuws zijn…’

‘Wat doen wij intussen?’ vroeg Bob.

‘Vraag de technische om naar hier te komen en alles te onderzoeken’, zei Hannah. ‘Ik stel voor dat wij afwachten tot ze de auto te pakken krijgen.’

Ze gingen naast elkaar in de auto zitten. Bob haalde zijn gsm uit zijn broekzak en drukte een paar toetsen in. Uit het toestel kwamen wat hoge belgeluidjes en er klonk een muziekje.

‘Ga jij spelletjes zitten spelen?’ vroeg Hannah geïrriteerd. ‘Zet dan in godsnaam het geluid uit. Ik word gek van dat getingel.’

Bob zette de gsm uit en stopte hem terug in zijn broekzak.

‘Dan niet’, zuchtte hij.

Een half uur later had Hannah genoeg van het wachten. Ze stapte uit de auto en was al een eind weg toen haar gsm begon te rinkelen.

‘Hannah?’ Kevins stem klonk opgewonden. ‘De auto is gesignaleerd op de E19 richting Antwerpen.’

Hannah liep terug naar de auto, waar Bob intussen in slaap gevallen was in de passagierszetel. Zodra ze gas gaf, werd haar collega wakker.

‘Wat?’ vroeg hij.

‘E19. Richting Antwerpen. Hou je vast,’ zei ze. Ze stuurde de zware Mercedes de autosnelweg op en wees op het handschoenenkastje.

‘Zwaailicht, Bob’, zei ze. ‘Komaan. Bij de les blijven!’

Bob haalde het blauwe zwaailicht uit het kastje en zette het op het dashboard. Hannah weefde doorheen het drukke verkeer richting Antwerpen. Bob slikte duidelijk hoorbaar en hield zijn handen tegen het dashboard aangedrukt.

‘Hannah, je kunt hen niet inhalen. Ik vraag me af waar je mee bezig bent.’

‘Ik wil er bij zijn als ze hen te stekken hebben, Bob’, zei ze. Ze keek hem glimlachend aan. ‘En het is altijd fijn om met dit bakske eens voluit te mogen gaan…’

Bob knikte twijfelend en wreef zijn handen over zijn bovenbenen.

‘Ah’, klonk het schor. ‘Voluit.’

Het verlossende telefoontje liep amper tien minuten later binnen. Bob nam Hannah’s gsm – hij werd misselijk als hij haar zag bellen terwijl ze tegen tweehonderd per uur over de snelweg raasde – en kreeg Charles aan de lijn.

‘Ze hebben de wagen klemgereden op de E19’, legde Charles uit. ‘Er zitten blijkbaar drie mensen in.’

‘Ik denk dat wij er binnen een kwartier zijn’, zei Bob. ‘Als Hannah blijft doorrijden zoals nu, nog sneller.’ Hij zweeg even en keek opzij. ‘Of helemaal niet natuurlijk.’

Niet veel later vertraagde het verkeer en werden alle wagens naar één rijstrook geleid. Hannah zette het blauwe zwaailicht op het dak en reed op de pechstrook voorbij de file. In de verte zag ze de blauwe zwaailichten van een aantal politiewagens. Ze parkeerde naast een van hen en sprong uit de auto.

‘Inspecteur Maes, politie Gent’, zei ze tegen de eerste agent die ze tegenkwam. ‘Hoe staat het ervoor?’

De man naast haar droeg een kogelvrije vest over zijn lichtblauwe hemd. Hij schudde Hannah de hand en wees naar de Audi.

‘Ze zijn met drie’, zei hij. ‘Twee vrouwen, één man. Eén van de vrouwen zit aan het stuur en de andere zit op de achterbank naast de man. De vrouw vooraan is daarnet uitgestapt en heeft ermee gedreigd dat ze de andere vrouw zouden vermoorden als we hen niet laten gaan. We weten niet of ze gewapend zijn…’

‘Ik vermoed dat ze geen wapens hebben,’ zei Hannah, ‘maar ik weet wel zeker dat Valerie Pirard wordt vermoord als we niet ingrijpen. Hebben we de identiteit van de drie mensen in de auto?’

‘Negatief’, zei de man naast haar. ‘De auto behoort toe aan ene Pirard, maar we weten niet of zij ook in de wagen zit.’

Hannah keek om zich heen.

‘Hoeveel man heb je hier?’ vroeg ze.

‘Een stuk of tien’, zei de agent. ‘Drie scherpschutters.’

‘Ik wil weten wie er in de auto zit’, zei ze. ‘Heb je nog een vest voor mij?’

De man liep zonder vragen te stellen naar de politiewagen en haalde er een kogelvrije vest uit. Hannah trok ze aan en gespte ze stevig vast.

‘Weet jij wie ze zijn?’ vroeg de man, en wees met zijn kin in de richting van de rode Audi.

‘Twee Oekraïeners, vermoed ik’, zei Hannah. ‘Eentje met een fameus strafblad. En een Belgisch model.’

‘Een model nog wel.’ De agent keek haar verwonderd aan. ‘Bedoel je dat dé Pirard in de auto zit?’

‘Valerie Pirard, ja’, zei Hannah terwijl ze samen met Bob, die ook een kogelvrije vest had aangetrokken, in de richting van de auto liep.

Toen ze tot op tien meter van de auto genaderd waren, vloog het achterportier open. Ze zagen meteen Valerie Pirard op de achterbank zitten. Ze stribbelde tegen en probeerde weg te geraken, maar werd stevig vastgehouden door de enorme man naast haar. Hij duwde haar naar buiten en drukte zich stevig tegen de auto aan terwijl hij een arm om Pirards hals plooide, zodat haar hoofd naar achter getrokken werd.

I kill!’ riep de man, en nog eens: ‘I kill!’

Hannah stak haar handen in de lucht en bleef staan. Vanuit haar ooghoek zag ze een schutter naderen.

‘Alexei Tomova!’ riep ze luid. ‘Let the girl go! Then we will talk.’

De man schudde heftig nee en trok het hoofd van het model nog verder naar achteren. Er steeg een merkwaardig gejammer op uit de keel van Pirard – een hoge toon die niets menselijks meer had en door merg en been ging – en Hannah zag de armen van het model slap langs haar lichaam hangen. Op de jeans van Valerie Pirard verscheen een donkere vochtvlek ter hoogte van haar kruis.

Ze wist dat het de man geen moeite zou kosten om Valerie Pirards nek te breken. Bovendien sprak hij amper Engels en besefte ze dat ze zonder tolk niet met hem kon onderhandelen.

Your sister!’ riep ze. ‘Let me talk to Elena.

Elena no!’ brulde hij. Hij trok Valerie Pirard opzij, zodat hij tegen het voorportier leunde.

Hannah zette nog een stap in de richting van de reus. Hij keek haar aan zonder met zijn ogen te knipperen en versterkte zijn greep op de vrouw in zijn armen die nu haast geluidloos jammerde. Alexei Tomova draaide Pirards hoofd dichter naar het zijne toe en siste ‘stop’ en nog wat woorden die Hannah niet begreep. Het jammeren stopte meteen.

‘Let her go!’ riep Hannah nog een keer. ‘We will talk.’

De man keek over zijn schouder naar binnen in de auto waar zijn zus met haar handen voor haar gezicht over het stuur gebogen zat. Aan het schokken van haar schouders te zien, zat ze te huilen. Dat was meer dan Alexei Tomova kon verdragen op dat moment. Hij schreeuwde het uit en vatte het hoofd van Valerie Pirard tussen zijn enorme handen. De vrouw gilde. Haar gezicht zag er verwrongen uit, in een akelige grimas. Hannah wist dat Alexei Tomova met één beweging de nek van het model kon breken en dat niemand hem nu nog zou kunnen tegenhouden. Ze zette de paar stappen die haar nog van de auto scheidden, maar nog voor ze hem kon bereiken, keek de man haar opeens verbijsterd aan. Een straaltje bloed spoot uit de zijkant van zijn hoofd. Hij bleef het hoofd van Valerie Pirard vasthouden, maar zijn handen hadden nu al hun kracht verloren. Valerie Pirard en Alexei Tomova zakten als één lichaam op de grond.

Hannah liet zich op haar knieën naast de twee lichamen zakken. Ze was er zeker van dat Alexei nog de kans had gehad om Valerie Pirards nek te breken. Elena Tomova had de deur aan de passagierszijde geopend, was op handen en voeten uit de auto gekropen en werd meteen overmeesterd door enkele agenten. Er knielde een ambulancier neer naast Hannah en hielp haar overeind.

‘Wij nemen het vanaf hier wel over’, zei hij vriendelijk.

Bob kwam op haar afgelopen en sloeg een arm om haar schouder.

‘Gaat het?’ vroeg hij.

‘Het gaat’, zei Hannah. Er biggelden dikke tranen over haar wangen. ‘Maar ik was te laat...’

Bob keek achterom en bleef staan.

‘Ik denk het niet’, zei hij. ‘Kijk, ze zit rechtop.’

Hannah zag Valerie Pirard op de grond zitten met haar eindeloos lange benen elegant onder zich geplooid en omringd door agenten die allemaal hun best deden om haar te helpen.

‘Ik denk dat wij hier niet meer nodig zijn’, zei ze glimlachend. Ze gaf haar sleutels aan Bob. ‘Rij jij maar,’ zei ze, ‘maar voorzichtig.’