5
Ze kon het geluid dat haar gewekt had niet meteen thuisbrengen. Nog half slapend draaide ze de wekker naar zich toe, zodat ze de lichtgevende cijfers kon zien. Het was half zes. Het geluid weerklonk nog een keer door het lege appartement en nu besefte ze dat er iemand op haar voordeur klopte. Ze liep geeuwend door de kamer en keek door het spionnetje de gang in. Het beeld werd volledig gevuld door het blote bovenlichaam van Koen. Met een brede glimlach opende ze de deur, maar voor ze iets kon zeggen had hij haar bij haar billen opgetild en kuste hij haar vurig op de mond. Hij sloot de deur met zijn voet en liep zonder zijn mond van de hare te halen naar de keuken waar hij haar met een bons op het aanrecht zette. Ze voelde zijn handen onder haar topje glijden en zich warm om haar borsten sluiten. Hij liet haar linkerborst even los om met korte rukjes haar slipje uit te trekken. Even later voelde ze hem binnendringen. Ze sloot haar ogen en liet zich gaan, tot er langzame golven van genot door haar lichaam trokken. Nadat ze haast gelijktijdig luid roepend klaargekomen waren, liet Koen zich hijgend op de grond zakken en leunde met zijn rug tegen het keukenkastje. Ze zette haar blote voeten op zijn hoofd en kroelde met haar tenen door zijn haar.
‘Wat een verrassing’, zei ze lachend. Koen stond op, draaide zich om, plantte aan elke kant van haar lichaam een hand op het aanrecht en boog zich over haar heen.
‘Maes’, zei hij dreigend, met zijn bezwete gezicht vlakbij het hare. ‘Als ik te weten kom dat je het met andere venten doet, dan doe ik je iets.’
Ze voelde zijn warme adem op haar sleutelbeen en keek naar de stoppels op zijn kin. Dan pakte ze hem hardhandig bij zijn nekhaar en duwde zijn mond tegen de hare.
‘Welke andere venten?’ zei ze. Haar lippen raakten de zijne net niet. Ze liet een hand naar beneden glijden en even later herhaalden ze nog een keer, langzamer en sensueler, wat ze al eerder gedaan hadden. Toen het over was nam Koen Hannah’s kin tussen zijn vingers en legde zijn voorhoofd tegen het hare.
‘Niks zo lekker als goedmaakseks’, zei hij.
‘Hadden we dan ruzie gemaakt?’ vroeg Hannah verbaasd. Ze duwde zich met beide handen af om van het aanrecht te springen en liep naar de badkamer.
‘Ik wil een zachtgekookt ei, toast en verse koffie’, riep ze terwijl ze de douchekraan open draaide. ‘Pronto.’
Een kwartier later zaten ze tegenover elkaar aan de kleine keuken tafel. Hannah keek hem over haar koffie aan.
‘Was jij dinsdag jarig, Koen?’ vroeg ze voorzichtig.
Koen keek haar met een frons tussen zijn wenkbrauwen aan.
‘Hoe kom je daarbij? Weet jij dan niet wanneer ik jarig ben?’
Hannah schudde schuldbewust haar hoofd.
‘Ik weet het niet, nee,’ zei ze, ‘en op dat briefje stond iets van een verjaardag, dus ik dacht…’
‘We zijn de verjaardag van Maarten gaan vieren’, zei Koen neutraal. ‘Was jij trouwens thuis die avond? Ik ben nog langs geweest…’
‘Dat weet ik’, zei Hannah. ‘Je was stomdronken, dus heb ik je niet binnengelaten.’
Koen zuchtte. ‘Hannah, Hannah, Hannah…’, zei hij. ‘Ik loop al een hele week rond met het idee dat jij een ander hebt. Ik kan je niet bereiken, ’s avonds ben je niet thuis, je doet niet open…’
Hij keek haar een beetje verlegen aan. ‘Sorry’, zei hij.
Hannah stond recht en blies hem een kusje toe.
‘Ik dacht niet dat wij het soort relatie hebben waarin ik verantwoording verschuldigd ben,’ zei ze, ‘maar je mag me altijd verrassen met een uitgebreid ontbijt.’
Ze trok Koen het laatste stukje toast uit handen, stopte het in haar mond en zocht in haar handtas naar haar autosleutels.
‘Tot later’, zei ze voor ze de deur achter zich dicht trok.
‘Jij bent vrolijk vanmorgen’, zei Charles toen Hannah neuriënd het kantoor binnen wandelde.
‘Dat mag ook wel een keer’, zei Hannah. Ze gaf haar collega een map.
‘Deze dossiers heb ik gisteren van Sven Oorts gekregen’, zei ze. ‘De dossiers Veldeman en Coeckelberghs. Zijn Bob en Kevin al hier? Dan kan ik iedereen tegelijk inlichten.’
‘Ze zitten met twee dames in de vergaderkamer’, zei Charles. Hij raapte de krant van de tafel en bladerde door naar pagina 3. Hij wees Hannah een kort artikel aan.
‘Er hebben een paar kranten dat verhaal van Pirard opgepikt,’ zei hij, ‘en raad eens wat? Ze is niet de enige bij wie er slipjes uit de wasmand verdwenen zijn. De twee dames die nu door Bob en Kevin ondervraagd worden, hebben net hetzelfde meegemaakt. Ze hebben nooit aangifte gedaan omdat ze niet helemaal zeker waren dat hun slipjes echt gestolen waren. Tot ze het relaas van Pirard lazen…’
‘Dan is dat verhaal in Story niet voor niets geweest’, zei Hannah. ‘Blijkbaar is er wel degelijk een pantysniffer aan het werk in de regio, of toch iemand die iets met gedragen slips heeft. Hou me op de hoogte als er nog meer aangiften binnenkomen.’
De telefoon rinkelde toen ze haar kantoor binnenkwam. Ze klemde de hoorn tussen oor en schouder en bladerde intussen snel de post door die op haar bureau lag.
‘Maes? Vermaelen hier. Kun je even naar mijn kantoor komen?’ Hannah zuchtte. Ze had geen zin in een gesprek met de commissaris.
‘Nu?’ vroeg ze.
‘Nu’, zei hij en ze hoorde hoe hij de hoorn met een klap neerlegde.
‘Wat is er aan de hand met Vermaelen?’ vroeg ze aan Charles toen ze langs zijn bureau naar het kantoor van de commissaris liep. Charles haalde zijn schouders op. ‘Waarom?’ vroeg hij.
Hannah maakte met één hand het gebaar dat aangeeft dat je wordt opgehangen.
‘Problemen’, zuchtte ze, terwijl ze snel de gang op liep.
Mark Vermaelen keek amper op van zijn krant toen ze zijn kantoor kwam binnenwandelen. Ze bleef voor zijn bureau staan tot hij aangaf dat ze mocht gaan zitten.
‘Maes’, zei hij uiteindelijk terwijl hij langzaam zijn krant dichtvouwde en opzij legde. ‘Waar zijn jullie mee bezig?’
Hannah keek hem aan en kruiste haar armen voor haar borst. Ze wees op de computer die op de hoek van het bureau stond.
‘Dat heb ik laten weten via mail’, zei ze. ‘Twee nieuwe zaken. Vanderstichelen en Pirard.’
‘Vanderstichelen’, zei Mark Vermaelen bedenkelijk. Hij vouwde zijn handen en legde ze voor hem op het bureau. ‘Dat is die overval, niet? Op die eigenaar van de BMW-garage? Een zaak waarmee die van hold-ups kwamen aanzetten en die jij zonder verdere consultatie hebt aangenomen.’
Hannah knikte. Ze begreep nog steeds niet waar de commissaris naartoe wou.
‘Ik begrijp niet waarom die zaak bij ons zit’, zei hij. ‘Toen ik gisteren het rapport doornam, zag ik alleen een gewelddadige overval. Niet meer, niet minder. Ik stel dus voor dat we alles terugsturen naar waar het thuishoort en ons concentreren op de zaken die er wel toe doen.’
Hannah keek naar een plek op de muur vlak achter de commissaris. In gedachten overliep ze razendsnel de feiten. De voorbije dagen was ze ervan overtuigd geraakt dat de zaak Vanderstichelen wel degelijk iets voor de zedensectie was. Ze kon er haar vinger nog niet op leggen, maar de dildo, de latex lingerie, de wijnglazen, de cocaïne en vooral de geheimzinnige vrouw in het ziekenhuis hadden wel degelijk meer te betekenen. De mannen die ze tot nu toe ondervraagd hadden, hielden iets achter, daar was ze zeker van.
‘Alsof we nog niet genoeg te doen hebben hier, heb je er naast die zaak Vanderstichelen dan ook maar een paar onopgeloste zaken van een andere sectie bijgenomen. Jaja, ik heb gezien dat je die dossiers hebt opgevraagd.’
De commissaris schudde zijn hoofd en bekeek haar met afkeurende blik. Hannah voelde de energie van die ochtend uit haar lichaam vloeien. Ze had nog geen woord gezegd. Ze probeerde nu te focussen op het gezicht van Mark Vermaelen, die haar met opgetrokken wenkbrauwen zat aan te staren.
‘Maes?’ zei hij. ‘Ga je nog iets zeggen? Ik verwacht minstens een poging tot verklaring.’
‘Ik ben er zeker van dat Vanderstichelen een code 37 is’, zei ze afgemeten.
Vermaelen schudde zijn hoofd en dronk het restje koffie op dat nog in zijn kopje zat.
‘Je weet dat we ons moeten concentreren op die grote pedofiliezaak die we van hogerhand opgelegd hebben gekregen’, zei hij. ‘Ik zou graag hebben dat jij en je collega’s je daarmee bezighouden.’
Hannah dacht aan de ellenlange verslagen die ze van korpsen over het hele land hadden gekregen. Ze hadden allemaal een aantal rapporten doorgenomen maar tot nu toe was er niets uitgekomen.
Het zou nog even duren voor de onderzoeksrechter alle informatie verwerkt had en ze had geen zin om zich met die saaie en ellenlange dossiers bezig te houden. Ze stond op en liep naar de deur.
‘Goed,’ zei ze, ‘maar geef me nog een paar dagen de tijd. Minstens tot maandag. Ik weet zeker dat er iets boven zal komen.’
Vermaelen keek haar doordringend aan.
‘Ik heb gehoord dat Valerie Pirard hier geweest is, dat lingeriemodel?’
Ze knikte.
‘En dat haar verhaal in Story stond?’
Hannah trok haar schouders op. ‘Tja’, zei ze. ‘Dat soort bladen is dol op zulke verhalen.’
‘Als er mensen van ons iets lekken naar de pers, Maes, dan wil ik daar eerst van op de hoogte gebracht worden.’ Vermaelen keek haar streng aan en het was duidelijk dat hij een verontschuldiging of minstens een verklaring verwachtte van Hannah.
‘Wie zegt dat het iemand van ons was, commissaris?’ vroeg ze zo neutraal mogelijk. Ze opende de deur en liep de gang op, met haar vingernagels diep in haar handpalmen gedrukt.
Haar drie collega’s stonden bij het bureau van Charles geanimeerd te praten, maar het gesprek viel stil zodra Hannah de kamer binnenkwam.
‘Wat was er met die twee vrouwen?’ vroeg ze.
‘Slipjesdiefstal’, antwoordde Kevin. ‘Net als bij Pirard: geen inbraak en gedragen slipjes. Eén van die diefstallen dateert al van een tijdje geleden, maar ze hebben nu pas aangifte bij de politie gedaan en die hebben hen doorgestuurd naar ons.’
‘Ben je nog bij Pirard geweest, Kevin?’ vroeg Hannah.
‘Dertig minuten’, zei Kevin. ‘Dat was alles wat ik kreeg. Ik heb het hele huis van boven tot onder bekeken, maar nergens een spoor van inbraak ontdekt, net zoals in het politierapport stond. Ze woont in een alleenstaande villa, splinternieuw. Sommige muren moeten nog bezet worden.’
‘Ik stel voor dat je bij die andere vrouwen hetzelfde doet’, zei Hannah. ‘We moeten ook voortmaken met de zaak Vanderstichelen. De baas is niet overtuigd dat het iets voor ons is. Ik heb gisteren nog meer uitleg gekregen over die twee andere zaken en ik stel voor dat we alle slachtoffers zo snel mogelijk een bezoekje brengen. Ik bezorg jullie een kopie van de politierapporten en dan maken jullie afspraken voor een interview. Vandaag nog.’
Ze keek op haar horloge. ‘We zien elkaar hier ten laatste om 15 uur voor een uitgebreid verslag.’
‘Ken jij dat bedrijf…?’ Hannah draaide het papier dat op haar schoot lag naar zich toe en las: ‘Veldeman Construct?’
Ze reden op de expresweg naar het adres dat ze in het dossier gevonden hadden.
‘Nee,’ zei Charles, ‘maar ik heb dan ook nooit genoeg geld gehad om een huis te laten bouwen.’
‘Wat doen ze precies?’ vroeg ze. Ze wees naar de rest van de papieren die Charles in zijn handen hield. Hij bladerde snel door het dossier.
‘Ze bouwen sleutel-op-de-deur huizen’, zei hij. ‘Van die prefab van dertien in een dozijn. Lijkt me een redelijk grote zaak. Ze hebben modelwoningen in de hele regio rond Gent.’
Ze parkeerden voor een witgeschilderd rechthoekig gebouw in het bedrijvenpark van Gentbrugge.
‘Voor hun kantoren hebben ze nog minder moeite gedaan’, merkte Hannah op terwijl ze met Charles naar het gebouw wandelde. Doorheen een aluminium deur met een grote ruit zagen ze een kantoorruimte. Er klonk ergens een zoemer toen ze binnenstapten maar er kwam niemand opdagen.
‘Volk!’ riep Charles.
Hannah liep naar een openstaande deur. Op een tafel stond een handtas maar verder was de ruimte leeg.
‘Hallo!’ riep ze. ‘Is hier iemand?’
Een vrouw met ravenzwart haar waarin witte lokken getrokken waren, kwam de kamer binnenlopen terwijl ze haar handen afdroogde aan een papieren doekje. Ze gooide de prop in de vuilnisbak en kreeg dan pas Hannah en Charles in het oog.
‘Pardon!’ zei ze. ‘Ik had u niet horen binnenkomen.’
Ze liep naar de ontvangstbalie en bladerde met een frons in haar voorhoofd door een agenda.
‘Hebt u een afspraak?’ vroeg ze. ‘Ik zie hier niets staan…’
Hannah haalde haar identificatiebewijs boven.
‘Maes en Ruiters. Zedenpolitie’, zei ze. ‘We zijn hier voor Maurice Veldeman.’
De vrouw keek haar aan en tuitte haar roodgestifte lippen.
‘Maurice’, zei ze. Ze wierp een blik op haar horloge voor ze de hoorn van de telefoon nam.
‘Maurice? Er staan hier mensen van de politie voor jou. Kun je even langskomen?’
Ze wees naar twee stoelen tegen een muur.
‘Hij komt eraan’, zei ze. ‘Hij is bezig in het magazijn.’
Ze draaide zich om naar haar computer en begon razendsnel te typen.
Amper tien minuten later kwam een grote, wat gezette man in een beige broek en een olijfgroene trui met V-hals het kantoor binnengewandeld. Hij gaf Charles en Hannah een hand, stelde zich voor als Maurice Veldeman en gaf een teken dat ze hem mochten volgen.
‘Breng jij koffie, poes?’ vroeg hij aan de vrouw, die amper had opgekeken van haar werk aan de computer. Ze knikte dat ze hem gehoord had en ging door met typen.
‘Zozo’, zei Maurice Veldeman joviaal, toen ze aan een ronde tafel zaten in een kamer achter in het gebouw. ‘De politie. Waarmee kan ik jullie helpen?’
‘We zijn hier in verband met de overval van vorige maand’, zei Hannah. De grijns verdween als bij toverslag van Veldemans gezicht en Hannah zag hoe hij zijn rechterknie masseerde. Hij had opeens een pijnlijke trek om zijn mond.
‘Hebben jullie hem?’ vroeg hij een beetje hees.
Hannah schudde haar hoofd. ‘Nee’, zei ze. ‘Maar u bent niet de enige die overvallen is en uw zaak is intussen bij de zedensectie terecht gekomen.’
Maurice Veldeman wierp een blik op de deur waarachter de receptioniste zat. ‘De zedensectie?’ fluisterde hij. ‘Hoe…?’
Hannah wachtte af. De lichaamstaal van de man aan tafel sprak boekdelen. Hij schoof zenuwachtig heen en weer op zijn stoel en likte een paar keer aan zijn lippen.
‘Ik ga kijken waar de koffie blijft’, zei hij en liep de deur uit. Hannah keek Charles aan. Een tel later stond de man terug in de kamer met achter hem de vrouw met het zwarte haar die twee kopjes koffie op tafel zette.
‘Vergeet niet dat we deze middag nog langs de school van Nathan moeten gaan’, zei ze tegen Maurice Veldeman. Ze draaide zich om en liep zonder de agenten een blik waardig te gunnen de kamer weer uit.
‘Mijn vrouw’, zei Maurice Veldeman. ‘Ze is een beetje slecht gezind, denk ik.’ Hij grinnikte. ‘Ik zal wel weer iets verkeerd gedaan hebben, zeker?’
‘Nathan is uw zoon?’ vroeg Charles.
‘We hebben twee zonen’, antwoordde hij. ‘Nathan en Thibault. Nathan heeft problemen op school en we moeten bij de directeur komen. Sonja is er niet goed van, maar ik denk dat het allemaal wel goed komt. Het is toch niet raar dat een jongen af en toe iets uithaalt.’
‘U werkt samen met uw vrouw in het bedrijf?’ vroeg Charles.
‘Dat is zo’, antwoordde Veldeman. ‘Zij de administratie, ik het werk op de werven.’
‘Vergis ik me, of is uw vrouw wat jonger?’ zei Hannah.
‘U vergist zich niet, mevrouw’, zei Veldeman. ‘Sonja is mijn tweede vrouw. We verschillen tien jaar in leeftijd maar zijn intussen ook al bijna twintig jaar getrouwd. Ze was nog een jong ding toen ik haar leerde kennen.’
‘Uw vrouw, Sonja, was niet thuis toen u overvallen werd’, merkte Charles op.
‘Nee’, zei Veldeman. ‘Ze was met de kinderen een weekend naar Center Parcs.’
‘Doet ze dat wel vaker?’ vroeg Hannah. ‘Een weekend weg zonder u?’
‘Niet zo vaak,’ antwoordde Veldeman, ‘maar we hadden toen net een aantal openhuisweekends achter de rug en daar steekt ze altijd enorm veel tijd in. Ze had de kinderen amper gezien tijdens de vakantie en ze vond het nodig om eens een weekend met hen door te brengen.’
‘En u?’ vroeg Charles.
‘Ik? Nee, nee, nee’, zei Veldeman lachend. Hij maakte een afwerend gebaar. ‘Ik hou niet van zwembadtoestanden en minibungalows in zo’n park waar het vol Hollanders loopt. Ik was allang blij dat ik een weekend alleen thuis mocht blijven. Zoals ik al zei: dat gebeurt niet zo vaak.’
‘Had u speciale plannen voor het weekend?’
Hannah zag hoe Maurice Veldeman twijfelde voor hij de vraag beantwoordde.
‘Niet echt, nee’, zei hij uiteindelijk. ‘Ik wou uitslapen, een paar werven bezoeken, ’s avonds een restaurantje meepikken…’
‘Komaan, meneer Veldeman,’ zei Charles met een knipoog die zelfs Hannah verraste, ‘een man die alleen thuis is doet toch iets opwindenders dan in zijn eentje een restaurantje meepikken.’
Veldeman wierp een blik op de deur. Vanuit de ontvangstruimte klonk nog steeds driftig getokkel op een computerklavier.
‘Een bar?’ Veldeman liet het meer als een vraag dan als een antwoord klinken.
‘Bent u naar een bar geweest?’ vroeg Hannah.
Veldeman trommelde even met zijn vingers op de tafel en knikte dan bevestigend.
‘Vrijdag’, zei hij. ‘Vrijdag ben ik naar een bar geweest.’
Charles keek hem verwachtingsvol aan.
‘En?’ zei hij. ‘Succes gehad bij de vrouwtjes?’
Veldeman keek hem grijnzend aan. Hij schudde zijn hoofd.
‘Dat ga ik niet aan uw neus hangen, makker’, zei hij. ‘Maar neem van mij aan dat het plezant was.’
‘Hebt u iemand mee naar huis genomen?’ vroeg Hannah kort.
‘Daar heb je het’, zei Veldeman. ‘Dat krijg je nu altijd: je zegt dat het plezant was en vrouwen denken dan meteen…’
Hij gaf Charles een veelbetekenende knipoog.
‘En?’ vroeg Charles samenzweerderig. ‘Hébt u iemand mee naar huis genomen?’
Veldeman schudde lachend zijn hoofd.
‘Jullie hebben er geen zaken mee,’ zei hij lachend, ‘maar nee, ik heb niemand mee naar huis genomen.’
‘Misschien bent u naar het huis van de dame in kwestie gegaan?’ zei Charles.
Veldeman werd plots bloedserieus.
‘Hoor eens,’ zei hij een beetje opstandig, ‘ik ben op zaterdagnacht overvallen. In mijn huis. Wat ik vrijdag gedaan heb heeft er niets mee te maken. Ik heb me geamuseerd, ja, maar met wat er vrijdag gebeurd is, hebben jullie geen zaken. Ik snap ook niet waar jullie naartoe willen met die vragen.’ Hij kruiste boos zijn armen voor zijn borst.
‘Stel dat u iets had met een dame die getrouwd was...’ Charles sprak luid en duidelijk. Veldeman keek geschrokken naar de openstaande deur en gebaarde dat Charles wat stiller moest praten.
‘Het was geen dame die getrouwd was’, fluisterde hij. ‘Als je het dan toch moet weten: ik zat in een bar waar meisjes bepaalde, euh… diensten verlenen tegen betaling. Daar is toch niks mis mee? Verandering van spijs doet eten, weet je wel.’
‘Gaat u regelmatig naar de hoeren?’ vroeg Hannah. Veldeman keek haar smekend aan.
‘Kan het wat stiller?’ siste hij. ‘Ik wil straks nog naar huis kunnen. En om uw vraag te beantwoorden: nee, ik ga niet regelmatig naar de hoeren. Het was geleden van mijn eerste huwelijk dat ik het nog gedaan had. Maar ik had er ineens goesting in. Dat is het hele verhaal.’
‘En zaterdag?’ vroeg Hannah. ‘Bent u dan ook naar een bar geweest?’
Veldeman schudde zijn hoofd. ‘Zaterdag was ik thuis’, zei hij. ‘Alleen.’
‘U bent niet eerst op de lappen geweest?’ vroeg Charles. ‘Zelfs niet op restaurant?’
Veldeman schudde zijn hoofd. ‘Ik had iets besteld’, zei hij. ‘Toen ze aanbelden dacht ik dat het mijn eten was, maar voor ik goed kon zien wie er voor mijn deur stond, werd ik neergeslagen.’
‘Wat had u besteld?’ vroeg Hannah.
Veldeman twijfelde. Hij keek naar het plafond en wreef met een hand in zijn ogen.
‘Van dat opgerolde spul met rauwe vis.’
‘Sushi’, hielp Hannah. Veldeman knikte.
‘Waar had u die besteld?’ vroeg ze.
‘Goh, meiske, dat weet ik niet meer’, antwoordde hij.
Daarop volgde de rest van zijn verhaal, dat bijna een duplicaat was van de andere verhalen die ze tot nu toe gehoord hadden.
‘Al Sonja’s juwelen zijn weg’, besloot Veldeman zijn verhaal. ‘De meeste had ze van mij gekregen. De verzekering wil maar een deel terugbetalen, dus u begrijpt dat mijn vrouw niet gelukkig is.’
‘Helemaal’, zei Hannah. Ze stond op en schudde Veldeman de hand.
‘U hoort nog van ons’, zei ze. ‘Als u zich nog details van zaterdagavond herinnert, bel ons dan.’
Ze gaf hem een naamkaartje. Aan de receptiebalie keek Sonja Veldeman niet op van haar werk toen Charles en Hannah het gebouw verlieten.
‘Wat een raar koppel’, zei Hannah toen ze weer in de auto zaten. ‘De liefde springt er niet bepaald vanaf hé.’
Charles glimlachte. ‘Niet bepaald’, zei hij droog.
‘Benieuwd naar wat Kevin en Bob hebben,’ zei Hannah.
‘Vermaelen doet vervelend, dus moeten we vaart maken. Intussen zitten we ook nog met die zaak van de pantysniffer. Jij een idee?’
‘Ik vind het onwaarschijnlijk dat iemand in huizen durft binnen te breken om een paar ongewassen slipjes uit de wasmand te halen’, zei Charles. ‘Stel je voor dat er iemand thuis is? Of dat je betrapt wordt. Al die moeite… terwijl je die dingen gewoon op het internet kunt kopen.’
‘Ik heb het gevoel dat hij niet zo veel moeite moet doen’, zei Hannah bedachtzaam. ‘Als ik de verslagen mag geloven, wandelt hij ergens binnen, zoekt de slipjes uit de wasmand en verdwijnt. Alsof hij een sleutel heeft…’
Ze keek Charles aan. ‘Bestaat dat?’ vroeg ze. ‘Een loper voor voordeuren?’
‘Dat lijkt me sterk,’ zei Charles, ‘maar het is wel een piste die we moeten onderzoeken. Ik bel straks naar een slotenmaker.’
Hannah parkeerde haar Mercedes achter het politiekantoor en ze liepen samen het gebouw binnen. Het was nog geen twaalf uur maar ze voelde haar maag grommen.
‘Ga jij een broodje halen?’ Ze haalde haar portefeuille boven en gaf Charles een briefje van 5 euro.
‘Ik was het niet van plan,’ zei hij, ‘maar nu jij het zo vriendelijk vraagt…’
‘Eentje met américain en ajuin’, zei Hannah. ‘Een groot. En ik wil niet dat ze er mosterd of van die pikante saus op doen.’
Ze liep de trap op naar haar kantoor en startte haar computer. Ze was zo verdiept in haar mails dat ze het amper opmerkte toen Charles een half uur later een broodje en wat wisselgeld naast haar neerlegde.
‘Bon’, zei Hannah tot besluit toen ze samen met Charles de zaak Veldeman aan haar collega’s had uitgelegd.
‘Kevin, heb jij afhaalsushi gevonden in Gent?’ vroeg ze aan haar jongste collega.
Kevin stak twee vingers op. ‘Maar geen van beiden had een bestelling gekregen voor de adressen waar de overvallen zijn gebeurd.’
‘Vreemd’, zei Hannah. ‘Wat hebben jullie nog ontdekt bij Coeckelberghs?’
‘Dat onze Kevin hier een echte janet is’, zei Bob. ‘We stonden nog maar amper in die winkel binnen of hij zat al tussen de rekken te neuzen.’
Kevin keek zijn collega verontwaardigd aan.
‘We moesten wachten op Coeckelberghs, hij zat in een vergadering,’ zei hij, ‘en intussen keek ik eventjes rond. Is daar iets mis mee?’
‘De vrouw van Coeckelberghs was er ook’, zei Bob. ‘Die is wel vijf keer komen zeggen dat haar man eigenlijk geen tijd voor ons had. Blijkbaar openen ze zaterdag een nieuwe winkel in Sint-Martens-Latem en moest er nog veel gedaan worden.’
‘Die vergadering waardoor wij moesten wachten, ging over die nieuwe winkel’, vulde Kevin hem aan. ‘Blijkbaar werken ze met een evenementenbureau dat alles organiseert.’
Bob en Kevin legden uit dat Coeckelberghs overvallen was tijdens een weekend waarop zijn vrouw op een modebeurs in Milaan zat.
Dat deed ze zo’n vier keer per jaar en ze was dan telkens een week of wat weg. Hij zorgde er intussen voor dat de zaken bleven draaien.
‘Wat voor iemand is hij?’ vroeg Hannah.
‘Een chique type’, zei Bob. ‘Hij rijdt met een zwarte Aston Martin. Hij zat de hele tijd met de sleutels te spelen. Hij vroeg ons zelfs of we hem wilden zien.’ Bob grinnikte. ‘Ik moet toegeven: het was een topkar.’
‘Het is een mooie auto’, bevestigde Kevin.
‘En zijn vrouw? Hoe is die?’ vroeg Charles.
‘Een trut’, antwoordde Bob. ‘Het is duidelijk dat zij de plak zwaait. Hij mag zijn auto hebben en wie weet wat voor ander speelgoed nog, maar voor de rest moet er geluisterd worden. Zij kende de zaakvoerster van dat evenementenbureau blijkbaar goed want die twee begonnen te kletsen zodra haar vergadering met Coeckelberghs afgelopen was en ze waren nog bezig toen wij klaar waren met onze ondervraging.’
Hannah tikte met haar balpen tegen haar lippen.
‘Hoe zag die vrouw van dat evenementenbureau eruit?’ vroeg ze.
Bob haalde zijn schouders op.
‘In de veertig’, zei hij. ‘Blond met een paardenstaart. Niet lelijk. Type zakenvrouw.’
‘Had ze toevallig een beige regenjas aan?’ Hannah keek haar collega’s aan maar die haalden hun schouders op.
‘Ik dacht het niet,’ zei Bob, ‘maar zeker ben ik niet.’
‘Ze droeg een kort donkerbruin leren vestje’, zei Kevin. ‘Met een brede riem onderaan die los hing.’
Bob keek met opgetrokken wenkbrauwen naar het plafond en schoot in de lach. ‘Onverbeterlijk!’ mompelde hij.
‘Wij gaan zaterdag naar de opening van die winkel, Kevin’, zei Hannah. ‘En nu moeten jullie me even met rust laten. Ik wil een paar dingen natrekken.’
Ze liep zonder nog iets te zeggen de kamer uit.