9

Bob liet neuriënd de ene foto na de andere op het computerscherm voorbij flitsen.

‘Er zijn ergere dingen dan naar foto’s van modellen kijken’, grinnikte hij toen Hannah en Kevin voorbij zijn werktafel kwamen. Kevin schoof als een schim door het kantoor, verdween meteen achter zijn bureau, trok zijn telefoontoestel naar zich toe en sloeg een map open. Hij toetste een nummer in en begon meteen gedempt, maar druk te praten. Hannah kwam naast Bob staan en keek mee over zijn schouder.

‘Jullie zijn een stel lamzakken’, zei ze vlakaf. Bob keek haar verbaasd aan.

‘Pardon?’ zei hij verontwaardigd. ‘Wat krijg jij plots?’

Hannah wees naar de foto’s op het computerscherm.

‘En?’ vroeg ze. ‘Zijn er meisjes die voor meer dan één bureau werken?’

Bob haalde zijn schouders op.

‘De namen verschillen allemaal,’ zei hij, ‘maar nu ben ik aan het nakijken of er dames zijn die met verschillende namen zijn ingeschreven bij twee of meer bureaus. Dat komt wel vaker voor. Ik had ooit een case van een vrouw die…’

‘Oké’, onderbrak Hannah hem. ‘Laat me weten als je iets ontdekt.’

Ze draaide zich om, liep de trap op naar haar kantoor en toetste nog voor ze ging zitten het nummer van Caroline Rosier in. De telefoon ging meteen over op voicemail. Ze besloot geen tijd te verliezen door een bericht in te spreken. Ze zou later nog wel eens proberen. Ze grabbelde haar papieren bij elkaar en haastte zich naar het bureau van commissaris Vermaelen, die net zijn kantoor uitkwam toen zij de gang in racete.

‘Hannah’, zei hij verrast. ‘Ik was op weg naar jou.’

Hannah aarzelde en keek naar de map in haar hand. ‘Zullen we in jouw kantoor gaan zitten?’ vroeg ze terwijl ze met haar kin naar de deur wees. ‘Dat is groter dan het mijne.’

Mark Vermaelen hield de deur open en Hannah plofte neer op een van de grote stoelen voor het bureau. Mark Vermaelen liep achter haar door naar zijn stoel.

‘Ik hoorde van Sven Oorts dat je tot je zinnen bent gekomen’, begon de commissaris toen hij achter zijn imposante bureau zat. ‘Je hebt hen die zaak Vanderstichelen teruggegeven zoals ik vroeg. Ben ik blij om.’

Hannah slikte en schudde haar hoofd.

‘Ik, euh…’ Ze legde haar papieren op het bureau en keek de commissaris verward aan.

‘Hannah?’ zei hij. ‘Je hebt de zaak toch doorgegeven? Ik begreep van Oorts...’

‘Ja, Mark, ja…’ Ze klonk verveeld en had niet verwacht dat Sven Oorts haar baas zo snel zou inlichten.

‘Mark, ik wil die zaak terug’, zei ze.

‘Mag ik dan weten wat je gevonden hebt?’ zei hij nors.

Hannah besefte dat ze niet voldoende voorbereid was op deze vergadering. Als ze nu vertelde wat ze wist, zou ze weinig overtuigend overkomen. Ze moest Caroline Rosier opnieuw spreken, een paar hostesses interviewen en kijken hoe de slachtoffers reageerden als ze met de nieuwe informatie geconfronteerd werden.

‘Ik kan nog niets vertellen’, zei ze uitdagend. ‘Ik moet wat dingen checken.’

Mark Vermaelen zweeg, keek naar zijn bureaublad en trok dan zijn schouders naar achteren. Hij klikte zijn gsm open om de tijd te checken.

‘Laat de zaak bij hold-ups’, zei hij. ‘Er is al tijd genoeg verloren.’

Hannah besliste om het daarbij te laten en voorlopig haar mond te houden.

‘Wat die slipjesdiefstallen betreft…’ Ze had meteen spijt van haar woorden en hoopte dat Mark Vermaelen niet naar details zou vragen. ‘Daar weten we straks misschien meer over.’

De commissaris stond op, nam zijn agenda van het bureau en trok de jas aan die over de leuning van zijn stoel hing. ‘Ik heb een vergadering en kom niet meer naar kantoor vandaag. We zien elkaar morgen, maar bel me als er iets belangrijks is.’

Hannah keek haar baas met gemengde gevoelens na toen hij de gang uitliep.

Het knipperlichtje op haar telefoon gaf aan dat er een oproep was binnengekomen tijdens haar afwezigheid.

‘Met Hannah Maes’, zei ze toen ze de receptioniste aan de lijn kreeg. ‘Was er een bericht voor mij?’ Ze hoorde de vrouw een papier omslaan.

‘Mevrouw Rosier heeft gebeld’, zei ze. ‘Ze vroeg om terug te bellen.’

Hannah bedankte haar en toetste snel het nummer van Caroline Rosier in.

‘Mevrouw Rosier?’ zei ze toen de telefoon werd opgenomen. ‘Hannah Maes van de zedenrecherche. Kan ik u deze namiddag spreken?’

‘Deze namiddag?’ Het viel Hannah op dat de stem van de vrouw eigenaardig klonk. ‘Ze is bang’, dacht ze.

‘Oké,’ zei de vrouw, ‘maar niet op mijn kantoor.’ Ze noemde een tearoom in de stad waar Hannah wel eens van gehoord had.

‘Binnen een uur’, zei ze.

‘Wilt u me nu al iets vertellen, mevrouw Rosier?’ vroeg Hannah.

Caroline Rosier twijfelde hoorbaar. ‘Nee’, zei ze dan. ‘Er is niets.’ Ze verbrak de verbinding.

‘Hannah!’ Ze hoorde Kevin van beneden roepen, liep haar bureau uit en zag hem zwaaien met een blad papier.

‘Je had gelijk!’ riep hij opgetogen. ‘Op één na hebben al die vrouwen een nieuwe deur van VeDeSol. Wat doen we?’

Hannah keek op haar horloge. Het was te laat om nog met Kevin mee te gaan naar VeDeSol en toch op tijd te zijn voor haar afspraak met Caroline Rosier.

‘Bij dezelfde vestiging?’ vroeg ze.

Kevin knikte bevestigend. Hannah schoof naast hem aan het bureau.

‘Bel VeDeSol en zet de telefoon op speaker’, zei ze. ‘Zeg dat je van de politie bent maar vermeld de sectie zeden niet. Vraag of je de directeur kunt spreken.’

Kevin deed wat hem werd opgedragen. Een metalige stem klonk door de speaker.

‘Met Didier van VeDeSol. Waarmee kan ik u helpen?’

‘Kan ik de directeur spreken?’ vroeg Kevin zo neutraal mogelijk.

‘Het spijt me, maar de heer Buysse is momenteel niet aanwezig’, antwoordde de man op de typische toon van een verkoper. ‘Mag ik u verder helpen?’

‘Wanneer is meneer Buysse er wel?’ Kevin noteerde de namen op de notablok die naast hem lag.

‘De directeur is verantwoordelijk voor meerdere vestigingen, maar ik ben de vertegenwoordiger voor dit filiaal en ik help de klanten zelfstandig verder. Is het voor een offerte? Een opmeting?’ De man wachtte even. ‘U hebt toch geen klacht over onze ramen en deuren?’ zei hij op een schalks toontje.

‘U spreekt met Kevin Desmet van de politie’, zei Kevin. ‘Ik wil de baas zelf spreken.’

‘Vandaag lukt dat niet meer, meneer Desmet’, zei de vertegenwoordiger plots wat minder vriendelijk. ‘Ik betwijfel of ik de heer Buysse nog kan bereiken. Belt u morgen terug?’

Kevin probeerde nog iets te zeggen, maar de verbinding werd verbroken. Hannah drukte de redial knop in en nam de telefoon over.

‘Met inspecteur Maes’, zei ze nors, zodra ze de vertegenwoordiger aan de lijn kreeg. ‘Ik kom morgen om negen uur langs uw filiaal voor een gesprek met meneer Buysse. Brengt u hem op de hoogte? Nog een prettige avond.’

Ze legde de telefoon neer en knipoogde naar Kevin.

‘Zo,’ zei ze, ‘dat is geregeld. Morgenvroeg om negen uur.’

Ze richtte zich tot de twee andere collega’s in het kantoor.

‘Bob, Charles, iedereen morgenvroeg om half negen bij VeDeSol.’

Kevin gaf het adres op de Hundelgemsesteenweg in Merelbeke door aan zijn collega’s.

‘We ondervragen ter plaatse’, zei Hannah. ‘Ik weet niet hoeveel volk er werkt bij VeDeSol, maar dat zien we dan wel. Ik heb binnen een half uur een afspraak in het centrum. We zien elkaar morgenvroeg.’

De tearoom was zo goed als leeg. Ze koos een tafeltje in een hoek van waaruit ze de deur in het oog kon houden en bestelde koffie. Een half uur later was Caroline Rosier nog niet gearriveerd. Hannah probeerde haar te bellen, maar het toestel ging telkens meteen over op voicemail. Ze belde het kantoor van Caroline Rosier, waar de secretaresse antwoordde.

‘Ik wil graag mevrouw Rosier spreken’, zei Hannah. ‘Ik had een afspraak met haar en zit hier al meer dan een half uur te wachten.’

Ze hoorde het meisje aan de telefoon door een agenda bladeren.

‘Ik zie geen afspraak staan’, zei ze uiteindelijk.

‘Dat is best mogelijk’, antwoordde Hannah. ‘De afspraak is pas deze namiddag gemaakt met mevrouw Rosier zelf. Hebt u haar nog gezien?’

‘Ze is een half uur geleden vertrokken,’ antwoordde het meisje, ‘maar ze heeft me niet verteld waar ze naartoe ging. Zal ik haar mobiele telefoon proberen? Die staat meestal wel aan…’

‘Dat nummer heb ik al gebeld,’ zei Hannah kort, ‘maar ze neemt niet op. Hebt u het thuisadres van mevrouw Rosier?’

Het meisje aarzelde. ‘Dat mag ik niet geven’, zei ze. ‘Mevrouw Rosier heeft me uitdrukkelijk gevraagd om niemand haar persoonlijke gegevens door te geven…’

‘Ik ben van de politie’, zuchtte Hannah. ‘Geef me haar adres, zodat ik bij haar langs kan gaan en checken of alles in orde is, ja? En als ze thuis een vaste telefoon heeft, wil ik daar ook graag het nummer van.

‘Ik weet niet…’

Hannah verloor haar geduld en trommelde met haar vingers op het houten tafelblad. Een kelner kwam op het geluid af, maar ze wuifde hem weg.

‘Ik kan natuurlijk ook mijn collega’s op het politiekantoor bellen,’ zei Hannah, ‘maar dan verlies ik tijd. U zou het me zoveel gemakkelijker maken als u me gewoon het adres gaf.’

‘Ze woont in Ledeberg’, zei het meisje en ze gaf Hannah een straatnaam en een huisnummer. Hannah klapte haar telefoon dicht en gooide een paar munten op tafel. De kelner keek haar een beetje beducht na toen ze naar buiten liep en maakte geen aanstalten om het geld op te pikken.

De villa in Ledeberg was afgesloten. De luiken waren dicht en er deed niemand open toen Hannah op de bel drukte. Achter het huis lag een tuin, afgesloten met een hek. Ze toetste het vaste telefoonnummer in en legde haar oor tegen de voordeur. Diep in het huis hoorde ze een telefoon overgaan maar er nam niemand op.

Ze reed dan maar terug naar het politiekantoor en zette haar computer aan. Na een tijdje zat ze in het donker, met alleen haar gezicht nog verlicht door het blauwige licht van het scherm in het uitgestorven kantoor.

* * *

Om half acht de volgende ochtend reed Hannah haar zwarte Mercedes de parking van het politiekantoor op. Haar telefoon rinkelde en op het scherm verscheen een nummer dat ze niet kende.

‘Maes?’ zei ze, met de gsm tussen haar schouder en haar oor geklemd terwijl ze haar wagen behendig achteruit parkeerde.

‘Mevrouw Maes? Buysse hier, van VeDeSol in Merelbeke. U had gisteren een van mijn collega’s aan de lijn? Mijn medewerker Didier heeft een berichtje ingesproken op mijn telefoon, maar dat zag ik vanochtend pas.’

Hannah stapte uit en liep naar het politiegebouw. Ze keek op haar horloge.

‘Dat klopt’, zei ze. ‘We komen langs rond negen uur, tenzij het vroeger mag, natuurlijk. Dan stap ik nu meteen in mijn wagen.’

‘Ik zit nog in Destelbergen’, zei de man. ‘Als het verkeer op de R4 meevalt, ben ik binnen een klein uur op kantoor. Mag ik weten waarom u mij wil spreken? Ik heb begrepen dat u van de politie bent…’

‘Ik leg u straks alles uit’, zei Hannah. ‘We zien elkaar om negen uur op uw kantoor.’

De vier agenten hadden de kraag van hun jas omhoog gezet en hun handen diep in hun zakken gestopt. Op de steenweg reden eindeloze rijen auto’s en vrachtwagens voorbij. Charles gooide zijn sigarettenpeuk op de grond en keek Hannah aan.

‘Ik heb het koud’, zei hij. Hij blies in zijn handen en rilde. ‘Zullen we?’ Hij gebaarde naar de toonzaal van VeDeSol.

Hannah wees met haar kin in de richting van de zwarte SUV die voor de deur geparkeerd stond. ‘Ik veronderstel dat die van Buysse is,’ zei ze, ‘en ik heb een vrouw naar binnen zien gaan. De secretaresse waarschijnlijk. De rest van het personeel zal nu ook wel komen binnendruppelen.’

De grote glazen inkomdeur schoof geruisloos open en gaf toegang tot een showroom met veel ramen en deuren. Een oudere dame met kort zwart haar, gekleed in een beige mantelpakje met het logo van de zaak, kwam hen glimlachend tegemoet.

‘Goedemorgen, mevrouw, heren. Waarmee kan ik u helpen?’ vroeg ze opgewekt.

‘We zijn hier voor meneer Buysse’, antwoordde Hannah. ‘Hij verwacht ons.’

De vrouw knikte, draaide zich om en verdween door een deur in de hoek van de toonzaal. Enkele seconden later kwam ze weer naar buiten, vergezeld van een grote man met donker haar en een ringbaardje. Hij droeg een donker pak met daaronder een lichtblauw hemd – typisch het uniform van een verkoper, dacht Hannah – en liep met uitgestoken hand op de agenten af.

‘Ik had niet verwacht dat het hele politiekorps naar hier zou komen’, zei hij glimlachend, terwijl hij de agenten de hand schudde. ‘Dit is blijkbaar een ernstige zaak. We zullen in mijn bureau gaan zitten.’ Hij keerde zich tot de vrouw, die intussen achter een balie had plaatsgenomen en een agenda doorbladerde.

‘Ria, breng jij even koffie voor iedereen?’

Hij stak zijn arm uit en wees naar de deur van zijn kantoor.

‘Na u’, zei hij beleefd.

Hannah zat tegenover Koen Buysse. Haar collega’s bleven tegen de muur van het kantoor aangeleund staan.

‘Ik wil u enkele vragen stellen,’ zei Hannah zakelijk, ‘en mijn collega’s het personeel laten ondervragen. Ze willen iedereen apart spreken. Hebt u een ruimte waar ze kunnen zitten?’

Koen Buysse vouwde zijn handen en legde ze voor zich op het bureau.

‘Mag ik weten waarover dit gaat?’ vroeg hij.

‘Dat vertel ik zo meteen wel’, zei ze. ‘Ik wil dat u eerst een ruimte voorziet waar mijn collega’s kunnen werken.’

De man trok zijn telefoon naar zich toe en toetste twee nummers in.

‘Ria? Ruim de keuken op en zet de verwarming aan in de voorraadruimte. De mensen van de politie hebben die plaatsen nodig.’

Kevin, Bob en Charles gingen rechtop staan.

‘Zijn er al mensen aanwezig?’ vroeg Charles.

Koen Buysse wierp een blik op zijn horloge. ‘De twee magazijniers’, zei hij. ‘Ria vertelt wel waar je hen vindt. Didier en Walter, onze vertegenwoordigers, komen rond tien uur binnen en de ploegbazen… tja.’ Hij keek de agenten aan en maakte een verontschuldigend gebaar met zijn handen. ‘Die mannen zitten op de werven. Ik heb drie ploegen van telkens drie man.’

‘We beginnen met de mensen hier’, zei Hannah. ‘Ik stel voor dat uw secretaresse ons de namen en telefoonnummers geeft van de ploegbazen en dat we hen zelf contacteren.’

Koen Buysse schoof zenuwachtig heen en weer op zijn bureaustoel. ‘Allemaal goed en wel, maar…’

De drie agenten verlieten het kantoor. Hannah legde haar voorarmen gekruist op het bureau en keek Koen Buysse aan. De man nam een slokje van zijn koffie.

‘Nog een keer: mag ik weten waarover het gaat, mevrouw?’ vroeg hij. Zijn professionele glimlach was verdwenen.

‘Ik ben inspecteur Maes van de zedenpolitie’, zei Hannah terwijl ze het gezicht van de directeur nauwlettend in het oog hield.

‘De zedenpolitie?’ Koen Buysse leek oprecht verbaasd. ‘Zeden? Als in prostitutie en pedofilie…?’

Hannah knikte.

‘Ik wil weten hoeveel mensen toegang hebben tot de sleutels van een voordeur die door VeDeSol geplaatst wordt’, ging ze verder.

Koen Buysse trok een lade open, haalde er een papieren zakdoekje uit en snoot langdurig zijn neus. Hij gooide het propje in de papiermand en leunde achterover in zijn stoel met zijn handen gevouwen op zijn buik.

‘Waarom?’ vroeg Koen Buysse.

‘Ik stel de vragen’, zei Hannah. ‘Hoeveel mensen hebben hier toegang tot de sleutels van een nieuwe voordeur?’

‘Dat is een hele procedure’, zuchtte Koen Buysse. ‘Elke deur wordt geleverd met drie sleutels. Dat zijn over het algemeen speciale sleutels die je alleen kunt kopiëren met een speciaal kaartje. Dat kaartje zit in een plastic zakje dat niet mag geopend worden en dat rechtstreeks naar de klant gaat.’

‘Wie controleert dat zakje?’ vroeg Hannah.

Koen Buysse beet op zijn lip en verschoof de onderlegger op zijn bureau.

‘Dat moet niet gecontroleerd worden’, zei hij. ‘Het is company policy…’

‘In principe kan dus iedereen hier die sleutels laten bijmaken?’ vroeg Hannah.

‘Natuurlijk niet!’ zei Koen Buysse verontwaardigd. ‘Deuren worden in principe allemaal geplaatst binnen één week na levering in ons magazijn. Ik zie niet in…’

‘Hoe lang duurt het om een sleutel bij te maken, meneer Buysse?’ merkte Hannah op. ‘Een paar minuten? Of is het moeilijker met dat kaartje? Is het mogelijk dat iemand van uw personeel het kaartje van die nieuwe deur mee naar huis neemt, de sleutel laat kopiëren en het de volgende dag weer netjes terugstopt?’

‘Ik zie niet in wie zoiets zou doen’, zei de man ongemakkelijk. ‘Ik vertrouw mijn personeel…’

‘Het is dus mogelijk?’ vroeg Hannah.

‘Maar nee!’ Koen Buysse liep rood aan. ‘Waarom vraagt u dit trouwens allemaal? Is er bij iemand ingebroken? Of nee, jullie zijn van de zedenpolitie… is er een van onze klanten verkracht? En proberen jullie nu de schuld in de schoenen van een van mijn medewerkers te schuiven?’

Hij lachte kort en zenuwachtig. Hannah stak haar hand op en spreidde haar vingers.

‘Vijf vrouwen, meneer Buysse.’

De directeur trok wit weg en Hannah moest moeite doen om haar lach te onderdrukken.

‘Vijf vrouwen?’ Koen Buysse slikte hoorbaar. ‘Verkracht?’

Hannah klakte met haar tong.

‘Er is bij minstens vijf vrouwen ingebroken’, zei Hannah. ‘Bij elk van hen werden er meerdere ongewassen slipjes uit de wasmand gehaald.’

Koen Buysse ontspande en lachte luid, met zijn hoofd achterover.

‘Gedragen slipjes? Gestolen? Waarom zou een van mijn mensen vuile slipjes stelen?’ zei hij toen hij uitgelachen was. ‘Dat kan toch iedereen geweest zijn?’ Hun minnaar of een vriendje? Wie weet een vriendin die nieuw ondergoed nodig had…’

Hannah schudde haar hoofd.

‘Er waren nergens sporen van inbraak,’ zei ze, ‘en bovendien had elk van die vrouwen een nieuwe deur...’

De man tegenover haar stopte abrupt met lachen.

‘U raadt nooit waar al die deuren vandaan kwamen’, zei ze.

‘VeDeSol?’ De stem van de man achter het bureau lag plots een octaaf hoger. Hij keek Hannah een beetje angstig aan en wreef met een hand over zijn voorhoofd.

‘Dat is niet goed’, zei hij na een tijdje.

‘Hebt u er een idee van wie van uw mensen zoiets zou doen?’ vroeg Hannah.

‘Ik kan niet geloven dat het iemand van ons is’, zei Koen Buysse. ‘Didier en Walter hebben niets te maken met de geleverde deuren. De ploegbazen, tja, die komen natuurlijk met de klanten in contact, maar toch… en dan zijn er nog Fernand en Kenny van het magazijn…’

Hij lachte weer zenuwachtig. ‘Fernand werkt hier al vijfendertig jaar’, zei hij. ‘Hij was hier voor ik directeur werd en binnen een jaar of twee gaat hij met pensioen. En Kenny? Kenny is nog maar negentien. Verlegen jongen. Ik kan me niet voorstellen dat hij zoiets zou durven.’

‘Hoe goed kent u Kenny?’ vroeg Hannah.

Koen Buysse haalde zijn schouders op. ‘Redelijk goed’, zei hij. ‘Hij is de zoon van mijn schoonzus. Ze staat er alleen voor en die jongen had een job nodig. Hij werkt hard volgens Fernand en ik mag tot nu toe niet klagen…’

Er werd geklopt en Kevin stak zijn hoofd om de deur.

‘Charles en ik hebben die mannen van het magazijn ondervraagd, chef’, zei hij. ‘Bob is bezig met de vertegenwoordigers. Wij proberen om die ploegbazen te pakken te krijgen, oké?’

Hannah knikte. ‘We zien elkaar straks.’ Dan richtte ze zich opnieuw tot Koen Buysse.

‘Ik wil weten welke ploeg de deuren heeft geplaatst bij de vrouwen die klacht neerlegden’, zei ze. ‘Kunt u dat voor me opzoeken?’

Een half uur later had Hannah alle informatie die ze nodig had.

‘Mijn collega’s hebben uw personeel niet verteld waarover de zaak gaat’, zei ze. ‘U bent de enige die de details kent. Ik ga ervan uit dat u discreet bent en de informatie niet zult delen met uw personeel? Als u dat wel doet, maakt u het ons moeilijk en daar staan straffen op.’

Koen Buysse knikte.

‘Wat gebeurt er nu verder?’ vroeg hij.

‘Momenteel is iedereen een verdachte’, zei Hannah. ‘Ik hou u op de hoogte.’

Op kantoor waren de collega’s in een druk gesprek gewikkeld. Hannah ging erbij zitten en haalde de informatie boven die zij had meegekregen.

‘Er zijn drie ploegen’, begon ze abrupt, zonder acht te slaan op het lopende gesprek van Bob, Charles en Kevin. ‘Ze hebben elk een ploegbaas. Op de vijf adressen was telkens een andere ploeg aan het werk. De ploegbazen krijgen de sleutels als ze vertrekken bij VeDeSol en er wordt altijd met een hele ploeg naar de werf gereden. Het zou me verbazen als het een van hen was.’

‘Misschien alle drie?’ opperde Kevin. De collega’s keken hem aan en Bob lachte schamper.

‘Alle drie, kleine. Je bent weer op dreef’, zei hij.

‘Het kan toch een weddenschap zijn?’ Kevin haalde zijn schouders op.

‘Kevin heeft gelijk’, zei Hannah. ‘Op dit moment sluiten we niemand uit.’ Ze draaide haar blad om.

‘Wie heeft de magazijniers ondervraagd?’

Charles en Kevin staken hun hand op.

‘Fernand is de oudste’, begon Charles. ‘Hij gaat binnen een paar jaar met pensioen. Werkt al vijfendertig jaar bij VeDeSol en heeft de vorige directeur nog gekend. Hij is zo goed als helemaal doof en het was moeilijk praten met hem. Ik denk eerlijk gezegd niet dat hij veel weet. Dan is er Kenny, de jongste. Negentien. Verlegen ventje, zegt niet veel.’ Charles tikte tegen zijn hoofd. ‘Zit ook niet zo veel in, denk ik. Hij woont bij zijn moeder. Vader is een paar jaar geleden gestorven en zijn drie oudere broers zijn het huis uit.’

‘Moeten we hem nog een extra bezoekje brengen?’ vroeg Hannah.

‘Zou ik wel doen’, antwoordde Charles, terwijl hij een sigaret aanstak.

‘Bob?’ Hannah negeerde het feit dat haar oudste collega met een tandenstoker zijn nagels zat schoon te maken. ‘Jij hebt geloof ik de vertegenwoordigers verhoord?’

Bob knikte. ‘Het zou mij verbazen als zij er iets mee te maken zouden hebben’, zei hij. ‘Ze krijgen de deuren die moeten geleverd worden zo goed als nooit te zien. Als de verkoop gesloten is, dan is voor hen de zaak afgesloten.’

Hij mikte de tandenstoker naar een prullenmand in de hoek, maar miste.

‘Degene die overal toegang toe heeft is natuurlijk die directeur… Hannah? Wat voor iemand is dat?’ vroeg Bob.

Ze haalde haar schouders op. ‘Niks bijzonders’, zei ze. ‘Hij is familie van Kenny. Zijn oom of zo.’

Hannah stond op. ‘Ik stel voor dat we straks Kenny en Fernand thuis gaan opzoeken. Kevin, check even wanneer ze klaar zijn met werken. Bob en Charles gaan langs bij Fernand, wij bij Kenny.’

‘En die vertegenwoordigers?’ vroeg Bob. ‘Doen we daar nog wat mee?’

‘Spring daar even binnen met Charles’, zei Hannah. ‘Ik stel voor dat jullie ook allemaal naar een werf gaan deze namiddag, om met de ploegbazen te praten.’

‘En Buysse?’ vroeg Charles. ‘Laten we die schieten?’

‘Daar hou ik me verder mee bezig’, zei Hannah. ‘Als jullie me nodig hebben, vind je me in mijn kantoor.’

Bob stond op, geeuwde en rekte zich uit. Hij krabde over zijn buik.

‘Hoe zit het eigenlijk met die overvallen?’ vroeg hij. ‘Is die zaak nu terug naar hold-ups of niet?’

Hannah knikte afwezig. ‘We hebben ze teruggegeven, ja’, zei ze. ‘Voorlopig moeten we ons daar niets meer van aantrekken.’

Bob geeuwde nog een keer luid.

‘Godverdomme,’ zei hij, ‘ik ben moe.’

Hij grinnikte en stompte Hannah tegen de schouder. ‘Weet jij waarom vrouwen’s ochtends in hun ogen wrijven, chef?’

‘Nee.’ Hannah nam haar jas van de stoel en maakte aanstalten om de trap naar haar bureau op te gaan.

‘Omdat ze geen ballen hebben om aan te krabben.’ Bob greep tussen zijn benen en lachte luid om zijn mop. Hannah liep de trap op, deed de deur van haar kantoor achter zich dicht en liet zich vallen op de stoel voor haar bureau. Ze voelde zich doodmoe en leeg. Alles waar ze mee bezig waren, leek plots zo futiel. Iemand die vuile slipjes pikte... Wat kon het haar in godsnaam schelen. Ze legde haar voeten op het bureau, vouwde haar handen in haar nek en sloot haar ogen.