3
Toen ze om kwart voor acht Club 69 binnenwandelde, zat de bar al verbazend vol. Ze keek naar de mensen – voornamelijk goedgeklede dertigers – die aan de lage tafeltjes in leren fauteuils zaten, van wie er een aantal druk in de weer waren met laptops en iPhones. Blijkbaar was dit een favoriete plek om na het werk nog even door te zakken met de collega’s. Ze zag Sven aan de bar zitten. Hij droeg een andere broek en een strak zwart T-shirt met lange mouwen. Zodra hij haar in het oog kreeg, hief hij zijn glas als voor een toast. Ze hees zich op de kruk naast Sven en wees op zijn glas.
‘Doe mij maar hetzelfde’, zei ze tegen de barman. En dan tegen Sven: ‘Wat drink je eigenlijk?’
Sven kuste haar op de wang en lachte.
‘Whisky’, zei hij. ‘Of beter: een bijzonder lekkere single malt. Ik hoop dat je ervan houdt, want anders is het zonde van de centen.’
Hannah rook aan het drankje dat de barman haar voorzette en nam een klein slokje. Een warme gloed verspreidde zich door haar lichaam.
‘Lekker,’ zei ze, ‘maar ik mag hier geen twee van drinken. Ik heb nog niets gegeten vandaag.’
‘Dat komt goed uit, want ik heb zo lang moeten werken dat ik nog niet thuis ben geweest’, antwoordde Sven.
‘Leugenaar,’ zei Hannah plagerig. ‘Je hebt andere kleren aan.’
‘Aha! En jij let daarop tegenwoordig?’ vroeg hij lachend. ‘Dan is er toch wat veranderd!’
Hij hief zijn glas en tikte ertegen om de barman te laten weten dat hij nog een tweede glas van hetzelfde mocht brengen.
‘Ik heb altijd reservekleren in mijn auto liggen,’ zei hij. ‘Inge en ik werken allebei laat en we hebben dikwijls geen tijd en vooral geen zin meer om te koken. We spreken dan af in een restaurant en omdat ik graag schone kleren draag, kleed ik me altijd om voor ik vertrek op kantoor. Jij hebt je ook omgekleed, zie ik.’
Hannah keek naar het groene truitje en de strakke zwarte broek. Ze durfde niet te bekennen dat het de enige kleren waren die nog schoon in haar kast lagen.
‘Ondanks al dat restaurantvoedsel ben je slank gebleven’, bracht ze de conversatie snel op een ander onderwerp.
‘Tja, ik sport nog altijd veel en dan geraak je die calorieën wel kwijt.’ Sven klopte trots op zijn platte buik.
‘Loop je nog altijd marathons?’ Hannah herinnerde zich dat hij in hun tweede jaar aan de universiteit eens zonder te trainen een marathon had gelopen, voor een weddenschap. Hij was er dagenlang ziek van geweest.
‘Triatlons’, antwoordde hij. ‘Tegenwoordig doe ik er minstens één volledige en een paar halve per jaar. Zie je dat mijn schouders veel breder zijn dan vroeger? Dat is van al dat zwemmen;’
Hannah kneep goedkeurend in zijn bovenarmen. ‘Inderdaad,’ zei ze, ‘je ziet er verdomd goed uit, Oorts.’
‘Jij ook, Maes.’ Sven keek haar glimlachend aan. ‘Vertel eens, wat is er intussen met jou gebeurd? Ik wil alles weten.’
‘Ik heb eigenlijk grote honger’, zei Hannah terwijl ze de laatste druppels whisky opdronk en zich van haar barkruk liet zakken.
‘Oké’, zei Sven met een frons in zijn voorhoofd. ‘Dan gaan we iets eten en vertel je het me daar. Ik ken de perfecte plek.’
Hij rekende af, gaf haar een arm en samen liepen ze de stad in, waar het intussen zacht was gaan regenen. In het licht van de straatlantaarns zag Hannah kleine regendruppels vliegen, maar die leken haar niet te raken.
Sven duwde de deur van een helverlichte pitabar open.
‘Youssef maakt de beste pita’s van de stad’, zei hij samenzweerderig. ‘En bovendien kun je niet geloven hoeveel criminelen na hun daad goesting hebben in een pita met looksaus.’
Hannah lachte en liet Sven voorgaan naar een tafeltje in de hoek, maar voor ze konden gaan zitten was de man achter de toog al meteen op hen toegelopen om Sven de hand te schudden.
‘Inspecteur Sven! Blij u te zien.’ Hij keek Hannah aan en maakte een kleine buiging. ‘Ik ben Youssef,’ zei hij, ‘de beste pita in town.’
‘Dat vertelde inspecteur Sven me al’, zei Hannah. ‘Breng maar iets groots met looksaus. Dan kan ik zelf oordelen.’
Even later stonden er twee plastic mandjes voor hun neus met daarin enorme pitabroodjes, rijkelijk gevuld met vlees, sla en tomaten. De sausjes werden in aparte schaaltjes op de tafel gezet.
‘Ik hoop dat je geen andere afspraken meer hebt vanavond,’ zei Sven lachend, ‘want met deze looksaus slaat iedereen die je ruikt gegarandeerd op de vlucht.’
‘Dit doet mij wel denken aan vroeger’, zei Hannah met haar mond vol brood en vlees. ‘Weet je nog hoe we vroeger ook altijd in een of andere pitabar terechtkwamen? Niet de beste, maar altijd de goedkoopste.’
Sven grinnikte. ‘En of ik me dat herinner. Ook dat jij en ik op een nacht na zo’n pitabezoekje op mijn kot zijn beland…’
Hannah schudde haar hoofd en schoot in de lach.
‘Die avond…’, zei ze. ‘Ik zou bij jou op kot blijven slapen maar we hadden de hele tijd de slappe lach, en weet je nog hoe die jongen die naast je woonde kwam klagen dat we stiller moesten zijn?’
‘En toen zijn we er pas echt ingevlogen’, vervolgde Sven het verhaal. ‘Wij maar doen alsof we hevige seks hadden en dat ik je alle hoeken van de kamer liet zien… Ik weet nog dat hij ik-weetniet-hoelang op de muur heeft staan bonken, en maar roepen dat we moesten ophouden, dat we vieze poepers waren.’
Hannah lachte luid. ‘Hij stotterde’, zei ze. ‘P-p-p-p-poepers… We hebben hem nog zitten nadoen…’
Sven lachte zo hard dat de tranen over zijn wangen rolden. Het duurde even voor ze weer konden eten, maar net toen Hannah nog meer herinneringen aan de buurman wilde ophalen, veranderde de uitdrukking op Svens gezicht en werd hij plots bloedernstig.
‘Later die nacht hebben we echt gevreeën’, zei hij stil. ‘De enige keer. Weet je dat nog?’
Hannah beet op haar lip en durfde Sven niet aan te kijken. Die nacht stond haar weer haarscherp voor de geest. Hoe ze zijn eenpersoonsmatras op de grond gelegd hadden en in hun ondergoed samen onder de dekens waren gekropen. Hoe ze eerst wat gegiecheld hadden – vrienden onder elkaar – maar ook hoe ze elkaar waren beginnen zoenen en hoe van het een het ander gekomen was.
‘Het is vreemd gelopen, Hannah’, zei Sven met een stem waarin jaren spijt lag. ‘Ik dacht toen dat we iets hadden met elkaar, maar op een of andere manier zag ik je toen een hele tijd niet, was je plots verdwenen. Ik hoorde later dat je in Chicago zat…’
Hannah duwde het mandje met de rest van de pita weg. Het smaakte haar niet meer. Ze realiseerde zich dat de neonlichten aan het plafond alles net iets te scherp aflijnden en haar een stekende hoofdpijn bezorgden.
‘Mijn moeder werd verkracht.’ Het was er uit voor ze er erg in had.
‘Sorry, dat wist ik niet.’ Sven had zijn mandje met pita ook weggeschoven.
‘De dader werd nooit gevat. Mama heeft wat later zelfmoord gepleegd.’
Sven wreef over zijn neus.
‘Dus daarom zit jij nu bij zeden…’
Hannah keek Sven aan en zuchtte.
‘Ik wil naar huis’, zei ze. ‘En laten we het niet meer over vroeger hebben. We moeten samen een zaak oplossen en ik wil professioneel met je samenwerken. Dat gaat niet als we oude koeien uit de sloot halen.’
Sven wilde haar hand vastgrijpen, maar ze trok ze snel weg.
‘Professioneel, oké?’
‘Oké,’ mompelde Sven en hij voegde er nog stiller aan toe: ‘maar dat zal niet gemakkelijk zijn.’
* * *
Uren later lag Hannah nog klaarwakker in bed. Het lukte haar niet om de flarden van herinneringen die door haar hoofd maalden van zich af te zetten. Ze zag de verkrachting van haar moeder weer voor zich. De mannen met bivakmutsen die woest tekeer gingen. Haar vader die niets deed. Zijzelf die vastgehouden werd terwijl de verkrachters haar moeder de kleren van het lijf rukten.
Na een doorwaakte nacht stapte ze om vijf uur uit bed, trok haar loopschoenen aan en rende een uur lang door het donkere, stille Gent. Terug thuis nam ze een ijskoude douche en reed dan naar het politiekantoor in de Ridderstraat. Het was er rustig. Alleen de nachtwaker zat in zijn hokje bij de ingang en wierp een verbaasde blik op zijn horloge voor hij opstond om de slagboom naar de parkeerplaats te openen.
Om acht uur kwam Charles het kantoor binnengewandeld. Hij bleef staan toen hij Hannah met de krant voor zich aan de vergadertafel zag zitten.
‘Ik heb vannacht Kevin aan de telefoon gehad,’ zei hij in het voorbijlopen, ‘en ik heb hem toestemming gegeven om naar huis te gaan. Die jongen zat al sinds zes uur in het ziekenhuis...’
Hannah vouwde de krant behoedzaam dicht. Ze was helemaal vergeten dat ze Kevin de opdracht had gegeven om voor de kamer van Vanderstichelen de wacht te gaan houden.
‘Hij heeft je wel tien keer proberen te bellen, maar kreeg altijd je voicemail. Ik veronderstel dat je andere katten te geselen had?’
Charles wandelde naar de koffiezetautomaat en zuchtte toen hij zag dat er nog geen koffie gezet was. Hij deed water in het bakje en koffie in de filter. Een paar seconden later kwam de machine sputterend op gang.
Hannah haalde haar gsm uit haar broekzak en realiseerde zich dat ze die gisteravond had uitgeschakeld omdat ze niet wilde gebeld worden terwijl ze op stap was met Sven Oorts. Ze tikte de toegangscode in. Het schermpje lichtte op. ’18 gemiste oproepen. 3 tekstberichten.’ Ze scande door de gemiste oproepen. Kevin, Koen en Charles. Dan las ze de tekstberichten. Er was er één van Kevin met de vraag of hij naar huis mocht gaan, verstuurd om middernacht. Het tweede kwam van Koen.
‘Maak me wakker als je thuis komt. Maakt niet uit hoe laat. X. Koen.’
Na het uitje met Sven was ze gisteravond rechtstreeks naar haar loft gegaan en ze had Koen niet meer gehoord of gezien. Ze zou hem later wel een berichtje sturen om te laten weten dat ze vanavond thuis was.
Ten slotte klikte ze het derde berichtje open.
‘Ik heb het gevoel dat we nog veel te bespreken hebben. Kus. Sven.’
Ze wiste het berichtje en keek naar Charles.
‘Charles, ik… Sorry.’
Charles draaide zich langzaam naar haar toe en schonk voor zichzelf intussen een kop koffie in.
‘Ik heb een hekel aan affaires’, zei hij. ‘Echt. Een hekel. Is die Oorts getrouwd? Ik dacht dat ik een ring om zijn vinger zag.’
Hij ging aan zijn bureau zitten en roerde in zijn koffie. Hannah besloot om niet te reageren. Charles stak een sigaret op en blies de rook haar richting uit.
‘Nemen we die zaak aan?’ vroeg hij.
‘Vanderstichelen, bedoel je?’ zei Hannah. ‘Ik zie niet in waarom we dat niet zouden doen.
‘Bon’, antwoordde Charles. ‘Dan veronderstel ik dat we vergaderen zodra Kevin en Bob er zijn.’ Hij startte zijn computer en even later klonk alleen nog het geklik van zijn muis in de stille ruimte. Hannah stond op, schonk een kop koffie in en liep er de trap mee op naar haar kantoor. Toen ze boven was, draaide ze zich om naar Charles.
‘Laat mij iets weten als ze er zijn’, zei ze voor ze de deur achter zich sloot. Ze ging zitten, toetste het nummer van het ziekenhuis in en probeerde zich te concentreren op het komende gesprek met dokter Reynders.
Er werd zacht geklopt en zonder een antwoord af te wachten stak Kevin zijn hoofd om de deur.
‘Chef?’ vroeg hij voorzichtig. ‘Mag ik binnenkomen?’
Ze gebaarde dat hij mocht gaan zitten.
‘Sorry van gisteravond,’ zei ze zonder hem aan te kijken, ‘maar ik was totaal vergeten dat jij nog in het ziekenhuis zat. Hoe laat hebben ze je afgelost?’
Het was duidelijk dat Kevin een opmerking had willen maken over zijn avond in het ziekenhuis, maar Hannah had hem de wind uit de zeilen genomen door zich meteen te verontschuldigen. Het duurde even voor hij van zijn verbazing bekomen was.
‘Charles heeft iemand gestuurd om halfeen’, zei hij na een paar seconden stilte. ‘Er is trouwens niemand meer langs geweest bij Vanderstichelen, zelfs zijn vrouw niet.’
‘En zit er nu iemand?’
‘We hebben het zo geregeld dat er iemand van de politie zit, die ons waarschuwt als er iemand binnen- of buitengaat. De dokters en de verpleegsters zijn ook op de hoogte.’
‘Is Bob al op kantoor?’
Kevin knikte. ‘We kunnen vergaderen’, zei hij. Ze liepen samen de trap af naar de vergaderkamer, van waaruit de luide stem van Bob weerklonk.
‘Ken jij het verschil tussen een onderbroek van nu en een van vroeger?’ hoorden ze hem vragen. Het bleef even stil. Hannah’s hand rustte op de deurknop en ze legde een vinger op haar lippen om aan te geven dat Kevin moest zwijgen.
Ze hoorden Charles iets onverstaanbaars mompelen.
‘Vroeger moest je de onderbroek opzij doen om de billen te zien en nu moet je de billen opzij doen om de onderbroek te zien.’
Bob was luid om zijn eigen grap aan het lachen toen Hannah de deur openduwde en de kamer binnenstapte. Ze knikte naar haar collega’s.
‘Goeiemorgen’, zei ze terwijl ze tegenover Bob ging zitten. ‘Jullie zitten al klaar.’
‘Hannah,’ zei Bob meteen, ‘ken jij die mop…’
‘… van die onderbroeken van vroeger en nu?’ zei ze met een uitgestreken gezicht. ‘Ja, die ken ik.’
Ze keek naar het beteuterde gezicht van Bob en kon een glimlach niet onderdrukken.
‘Laten we overgaan tot de orde van de dag’, zei ze. ‘Er is de zaak Vanderstichelen waarover ik het met jullie wil hebben en dan is er natuurlijk nog Valerie Pirard met haar gestolen slipjes. Hoe ver staan we daarmee, Bob?’
Bob schudde snel zijn hoofd heen en weer alsof hij wakker moest worden.
‘Ook goeiemorgen, chef’, antwoordde hij gepikeerd. ‘Ik sta nog nergens met die zaak. Gisteren wou ik bij Valerie Pirard langs gaan, maar ze is zo goed als nooit thuis. Ik mag haar straks bellen en misschien heeft ze vanavond een kwartiertje voor me.’
‘Ja, Bob, knappe vrouwen,’ zei Kevin lachend, ‘daar is werk aan hé man!’
‘Wat weet jij daar nu van, kleine?’ antwoordde Bob korzelig.
Kevin vouwde verontwaardigd zijn armen over zijn borst.
‘Oké’, zei Hannah voor de mannen de kans kregen om verder te bekvechten. ‘Gisteren is hier iemand geweest van de sectie hold-ups met een zaak die mogelijk voor ons bestemd is.’
Charles hoestte even maar hield zijn mond. Ze ging voor het bord staan, noteerde een paar namen en deed het verhaal gedetailleerd uit de doeken.
‘Vanderstichelen ligt nog altijd in coma in het ziekenhuis’, besloot ze. ‘Ik heb vanmorgen met zijn chirurg gebeld en toen was er nog geen verandering in zijn toestand. Tot we hem ondervraagd hebben, kunnen we alleen maar gissen naar wat er gebeurd is. Aan de staat van het huis te zien, gaat het naar alle waarschijnlijkheid om een roofoverval, maar het kan net zo goed een uit de hand gelopen seksspelletje zijn of iets waar we nu nog niet aan denken. Er is cocaïne in zijn bloed gevonden, dus misschien had hij een aanvaring met een dealer…’
Hannah raapte haar papieren bij elkaar en maakte aanstalten om het lokaal te verlaten.
‘We zullen pas meer weten als we de man kunnen ondervragen’, zei ze. ‘De chirurg zal bellen als Vanderstichelen weer bij bewustzijn is. Hopelijk moeten we daar niet te lang op wachten. Het eerste rapport is opgemaakt door de afdeling van Sven Oorts en ik heb gisteren mevrouw Vanderstichelen ondervraagd. Alle nota’s zitten in de map.’
Ze wees naar de papieren op de tafel.
‘Staat je gsm aan, Hannah? Voor als de dokter belt?’ vroeg Charles treiterend langs zijn neus weg toen ze langs hem heen de kamer uit wandelde. Ze keek hem vermoeid aan en besloot niet te reageren.
De ochtend ging tergend traag voorbij. Ze stuurde een mail naar de commissaris waarin ze verslag uitbracht over de twee nieuwe cases en voorstelde om later op de week alles door te spreken. Er was onlangs afgesproken dat de onderlinge communicatie moest verbeteren en nu ze toch wat tijd had, kon ze net zo goed een beetje tegemoet komen aan de wensen van haar overste. De sfeer kon er alleen maar op verbeteren.
Om twee uur liep er een telefoontje binnen van het ziekenhuis.
‘Met dokter Reynders. Om u te laten weten dat meneer Vanderstichelen een uurtje geleden uit zijn coma is ontwaakt. Hij is redelijk helder en kan praten. Ik denk dat u best zo snel mogelijk langskomt. Zijn vrouw is ook onderweg.’
Hannah trok haar jas aan en liep de trap af naar het lokaal waar haar collega’s aan het werk waren.
‘Charles?’ zei ze. ‘Vanderstichelen is wakker. Ga je mee?’
Charles duwde zijn stoel achteruit, stond op terwijl hij een sigaret opstak en liep haar achterna. Bij de auto wierp hij de sigaret, waar hij amper drie trekken van had genomen, op de grond. Hannah werd altijd een beetje misselijk van de verschaalde geur die haar collega vooral ’s ochtends verspreidde, maar ze zei er niets van. Uiteindelijk was Charles degene met wie ze doorgaans het liefst samenwerkte en ze was niet van plan hem nog meer tegen zich in het harnas te jagen.
‘Wat denk jij?’ vroeg ze. ‘Gewone roofoverval? Seks? Drugs?’
‘Ik denk voorlopig niets’, antwoordde Charles. Hij frommelde wat aan een knoop van zijn beige regenjas en wierp een zijdelingse blik op Hannah.
‘Ik wil me excuseren’, zei hij. ‘Het was niet mijn bedoeling om zo bot tegen je te doen, maar die Oorts had iets dat me de kast op jaagt. Ik…’
‘Laat maar’, zei Hannah. ‘Ik ken het gevoel. Laat het alleen niet tussen ons komen, Charles, oké?’
Haar collega knikte en keek naar het verkeer rondom hen.
‘Ik hoop eigenlijk dat het iets voor ons is’, zei hij na enkele minuten. ‘Ik ben wel toe aan een nieuwe zaak.’
Hannah parkeerde haar auto in een voorbehouden parkeerplaats voor dokters en liep naast Charles het ziekenhuis in. Op de gang waar Vanderstichelen lag hoorden ze een boze vrouwenstem fel tekeer gaan. Het gekrijs kwam duidelijk uit kamer 305. Hannah legde een hand op Charles’ arm en hield hem tegen.
‘Ik wil weten wat dit is, Alain’, hoorden ze de vrouw roepen. De man mompelde iets onverstaanbaars maar werd meteen onderbroken.
‘Ik geloof je niet. Dit was niet voor mij bestemd! Zeg mij nu eindelijk voor wie je het gekocht hebt.’
Hannah stapte de kamer binnen en zag hoe de echtgenote van Vanderstichelen over haar man gebogen stond terwijl ze een glimmend zwart kledingstuk voor zijn gezicht hield. De blik van de man in het bed vloog angstig van zijn vrouw naar de twee agenten en weer terug.
‘Meneer Vanderstichelen’, zei Hannah rustig terwijl ze naast het bed ging staan. ‘Charles Ruiters en Hannah Maes van de zedenrecherche.’
Ze keek de vrouw aan maar kreeg een ijskoude blik terug. Mevrouw Vanderstichelen propte het kledingstuk weer in het plastic tasje dat Hannah al eerder had gezien en zette een stap terug. De man bewoog zijn lange bleke vingers zenuwachtig heen en weer over de rand van het laken. Hij bleef de twee partijen aan weerszijden van zijn bed elk om de beurt angstig aankijken.
‘Ik ben nog maar net wakker’, zei hij met schorre stem. ‘Ik…’
Zijn stem stierf weg en de stilte hing een paar seconden loodzwaar in de kamer, enkel onderbroken door de korte piepgeluiden van de monitor waarmee hij nog steeds verbonden was.
Charles schoof een stoel dichterbij en ging naast het bed zitten.
‘Meneer Vanderstichelen,’ begon hij, ‘heeft iemand u verteld waarom u hier ligt?’
De man keek hem aan en slikte moeizaam. Hij sloot zijn ogen en deed ze tergend langzaam weer open.
‘Ik ben neergeslagen?’ vroeg hij na een poosje.
‘Dat klopt’, zei Charles rustig. ‘Wij zijn hier om na te gaan wat er precies gebeurd is. Herinnert u zich nog iets van de nacht van zaterdag op zondag?’
De vrouw zuchtte luid, schudde haar haren achteruit, liep naar de kapstok en trok met woeste gebaren haar jas aan.
‘Probeer eens of hij aan u wil vertellen wat dit is.’ Ze gooide het plastic tasje op het bed en maakte aanstalten om de kamer uit te lopen, maar draaide zich om en keerde op haar passen terug.
‘Vergeet ook niet te vragen wie de vrouw was die hier gisteren zat. Ik hoor het later wel.’
Ze liep de gang in en de drie mensen in de kamer luisterden gespannen tot het scherpe tikken van haar hakken op het linoleum in de gang was uitgestorven. Hannah ging aan de andere kant van het bed zitten en gebaarde naar Charles dat hij kon doorgaan met het verhoor. De man keek met grote ogen naar het zakje op het bed en schudde zijn hoofd.
‘Wat is dit allemaal?’ stamelde hij.
Charles haalde een notitieboekje en een balpen uit zijn jaszak en zette zich klaar om nota’s te nemen.
‘Meneer Vanderstichelen, laat ons beginnen bij het begin’, zei hij. ‘U was alleen thuis in de nacht van zaterdag op zondag. Uw vrouw was op weekend en uw dochter zit al een tijdje in het buitenland. Klopt dat?’
De man deed zijn ogen weer dicht.
‘Dat klopt’, fluisterde hij. ‘Ik sloot zaterdag de garage om vijf uur en reed naar huis. Mijn vrouw was er niet.’
‘Herinnert u zich nog wat u thuis gedaan hebt?’
‘We hadden iets besteld om te eten’, zei de man.
‘We’, zei Hannah. ‘U was dus niet alleen?’
De man opende zijn ogen, keek haar verdwaasd aan en schudde niet-begrijpend zijn hoofd.
‘Ik was alleen’, zei hij. ‘Waarom denkt u…’
Hij stopte abrupt met praten.
‘U zei: ‘we hadden iets besteld’’, antwoordde Hannah.
‘Nee, nee. Ik bedoelde dat ik iets besteld had om te eten.’ Hij keek Hannah aan en zijn ogen lichtten plots op.
‘Sushi!’ zei hij. ‘Ik had sushi besteld.’
‘Weet u nog waar u die sushi besteld had?’ vroeg Hannah. ‘Dan kunnen we nagaan of…’
De man beet op zijn lip en schudde langzaam zijn hoofd.
‘Ik weet het niet meer’, zei hij met spijt in zijn stem. ‘Het was een nummer uit het telefoonboek.’
‘Toen ging de bel en deed u open in de veronderstelling dat de sushi werd geleverd’, zei Charles.
‘Ja.’ De man zuchtte diep. ‘Maar het was geen sushi…’
De man keek naar het plafond en pulkte met zijn niet-verbonden hand aan een korstje op zijn wang.
‘Er stond een man voor de deur’, zei hij zonder de agenten aan te kijken. ‘Het was een enorme man. Ik dacht: zo’n grote man voor sushi…’ Vanderstichelen glimlachte even maar zijn gezicht vertrok meteen in een pijnlijke grimas. Hij voelde voorzichtig met zijn hand aan zijn kaak. ‘Hij duwde mij naar binnen en begon te roepen. Ik heb een stomp gekregen in mijn maag en…’
Meneer Vanderstichelen legde zijn omzwachtelde hand op zijn borstkas en ademde moeilijk.
‘Het is allemaal nogal wazig’, zei hij. ‘Ik weet niet meer wat er precies gebeurd is.’
Hij tilde zijn verbonden hand op en keek ernaar: ‘Maar hij heeft mijn vingers gebroken en volgens de dokter ook een paar ribben. Mijn knieschijf...’
Hij tilde zijn hoofd een beetje op en wees met zijn kin in de richting van zijn been. Hannah zag zijn onderlip trillen. De man begon nog maar pas te beseffen wat hem was aangedaan.
‘Herinnert u zich nog welke kleding de man droeg?’ vroeg ze gauw, voor de man te emotioneel kon worden. Vanderstichelen keek haar een moment aan en het was duidelijk dat hij het moeilijk vond om zich te concentreren.
‘Ik heb zo’n hoofdpijn’, zei hij. ‘Mag ik een pijnstiller vragen?’
Charles stond op. ‘Ik zoek een verpleegster’, zei hij.
Vanderstichelen liet zich diep in de kussens zakken en sloot zijn ogen opnieuw.
‘Hij droeg een lange jas’, zei hij stilletjes. ‘Een chique jas eigenlijk. Zo een die je aandoet om naar een begrafenis te gaan. En hij had handschoenen aan en een muts.’ Hij dacht even na. ‘En een zonnebril’, maakte hij de beschrijving af.
‘Nog details?’ vroeg Hannah. ‘Kon je iets van zijn gezicht zien? Schoenen? Een sjaal?’
Vanderstichelen schudde spijtig zijn hoofd maar hield zijn ogen gesloten. ‘Meer weet ik niet’, zei hij.
‘Sprak hij Nederlands?’
De man opende zijn ogen en keek een tijdje naar het plafond. Charles kwam binnen met een verpleegster die een glas water en twee roze pillen in haar hand hield. Ze wendde zich tot Charles en Hannah.
‘Houdt u het kort?’ vroeg ze. ‘Meneer is nog maar pas uit een coma ontwaakt en het is niet goed om hem nu al zo te vermoeien.’
‘We houden er rekening mee’, zei Hannah. ‘Nog een paar vragen en dan zijn we weg.’
Ze wist hoe belangrijk het was om zo weinig mogelijk tijd tussen het ontwaken en de ondervraging te houden. Alain Vanderstichelen ging moeizaam rechtop zitten en slikte de pijnstillers door met wat water. Dan liet hij zich voorzichtig weer achterover zakken.
‘Hij sprak geen Nederlands’, zei hij. ‘Of wel, maar met een zwaar accent. Eigenlijk heeft hij maar een paar woorden geroepen. Juwelen! Geld! Gsm! Hij sloeg eerst voor hij…’
De man viel stil en keek verwonderd naar zijn verbonden hand.
‘Hij brak uw vingers’, zei Charles.
‘Een voor een’, zei de man nog steeds verbaasd naar zijn hand starend. ‘Het deed zo’n pijn… Elke keer als ik hem iets niet wilde geven, nam hij een volgende vinger en…’ De man wreef met zijn goede hand over het verband. ‘Ik herinner me het geluid’, fluisterde hij. ‘Het was afschuwelijk.’
‘Gebruikt u regelmatig drugs?’ vroeg Hannah. ‘Cocaïne meer bepaald?’
De man die nog met zijn gedachten bij zijn hand zat, keek haar aan alsof hij de vraag niet begrepen had. Toen het hem daagde wat Hannah hem net gevraagd had, sputterde hij verontwaardigd.
‘Ik heb nog nooit drugs gebruikt.’
‘Er is nochtans cocaïne in uw bloed gevonden’, zei Hannah schouderophalend. ‘Kan het zijn dat die man uw dealer was en dat hij niet blij was met een of andere regeling…’
‘Maar ik héb geen dealer!’ Alain Vanderstichelen keek de twee agenten beurtelings smekend aan. ‘Ik heb nog nooit drugs genomen in mijn leven! Nog nooit!’
‘Vreemd’, zei Charles met een knikje naar Hannah. ‘Weet u trouwens dat de chirurg een voorwerp heeft verwijderd uit uw rectum?’
De man keek verbaasd naar Charles en dan naar Hannah.
‘Uit mijn wát?’ zei hij.
‘Uit uw achterste’, antwoordde Charles.
‘Ik weet wat een rectum is’, zei de man. ‘Maar wat…?’
Hannah bukte zich en haalde de plastic zak met de zwarte dildo uit haar tas.
‘Deze dildo werd uit uw rectum verwijderd,’ zei ze. ‘Volgens de dokter was hij er met zeer grote kracht ingeduwd. Hij zat zo diep dat hij chirurgisch moest verwijderd worden.’
De man fronste zijn wenkbrauwen en keek met grote ogen naar de zak met de dildo. Dan schudde hij zijn hoofd.
‘Ik weet niet waarover u het heeft’, zei hij beslist. ‘Ik heb nog nooit zo’n ding gezien.’ Er liep een rilling over zijn rug.
Hannah tuitte haar lippen en keek strak naar Charles, die achteruit geleund op zijn stoel de man nauwlettend in het oog hield.
‘Misschien weet u het niet meer,’ zei hij, ‘maar komt het terug als we dit even bekijken.’
Hij tilde het plastic zakje van het bed en haalde er een glimmend zwarte body uit met openingen ter hoogte van de borsten en het kruis.
‘Herkent u dit?’ vroeg Charles zo neutraal mogelijk. ‘Had u die avond bezoek van een dame?’
De man kreunde even en probeerde wat hoger op het kussen te gaan liggen.
‘Ik was alleen’, antwoordde hij opstandig. ‘Ik weet niet waar dit allemaal vandaan komt. Iemand wil me er blijkbaar inluizen en heeft dingen in mijn huis gelegd. Ik snap niet wat hier aan de hand is. Ik ben godverdomme overvallen en jullie doen alsof ik een crimineel ben…’
‘Wij willen net als u weten wie dit gedaan heeft, meneer Vanderstichelen’, zei Charles. ‘Daarom stellen we deze vragen. Er stonden bijvoorbeeld ook twee glazen wijn op de tafel. Dan moet er toch iemand bij u geweest zijn?’
De man greep naar zijn hoofd en kneep zijn ogen dicht.
‘Nogmaals’, zei hij. ‘Ik was alleen thuis en ik had iets besteld om te eten. Ik zou naar een film kijken en vroeg in bed kruipen. Toen kwam die overvaller en…’
Hij keek Charles met wijd opengesperde ogen aan en hield zijn gezonde hand met de palm omhoog in een hulpeloos gebaar.
‘Misschien heb ik uit gewoonte twee glazen wijn ingeschonken’, zei hij. ‘Isabelle en ik drinken elke avond een paar glazen.’
Hij draaide zich om en drukte op het belletje naast zijn bed.
‘Ik wil dat jullie me nu alleen laten’, zei hij. ‘Ik voel me niet goed.’
Een verpleegster kwam de kamer binnengelopen en bekeek de baxter die aan een standaard boven het bed hing. Ze drukte enkele knopjes van de monitor in en draaide zich dan om naar Hannah en Charles.
‘Ik moet u nu vragen om meneer met rust te laten’, zei ze. ‘Dit is te vermoeiend voor hem.’
Hannah en Charles stonden op.
‘Ik stel voor dat u er nog eens goed over nadenkt’, zei Hannah. Ze legde de dildo en de latex lingerie voorzichtig op het nachttafeltje. ‘Misschien komt uw geheugen terug als u hier naar kijkt.’
De man staarde haar nietszeggend aan. ‘Ik denk het niet’, zei hij uiteindelijk.
‘Geef ons een belletje als er toch nog iets terugkomt’, zei Hannah. Ze legde haar kaartje naast de andere spullen op het nachttafeltje en liep samen met Charles de kamer uit.
Het bleef lang stil in de auto.
‘Wat denk jij?’ vroeg Charles toen ze bijna weer bij het politiekantoor waren.
Hannah trok haar schouders op.
‘Ik weet het niet’, zei ze. ‘We weten nu zeker dat het om een overval gaat, maar die dildo en dat latex pak intrigeren me. Hij doet of hij niets weet, maar…’
‘Maar hij liegt’, zei Charles. ‘Zoveel was duidelijk. Tegen dat we straks of morgen teruggaan, heeft hij de kans gehad om een verhaaltje te verzinnen. Voor ons én voor zijn vrouw.’
‘Wist jij trouwens dat je sushi kan bestellen?’ vroeg Hannah.
Charles haalde zijn schouders op.
‘Ik ben niet zo voor sushi’, zei hij.
‘Misschien is die sushileverancier nog gekomen terwijl de overval bezig was’, zei ze. ‘Zoveel sushizaken zullen er niet zijn in Gent. Ik laat Kevin eens rondbellen.’
Zwijgend liepen ze naast elkaar het kantoor binnen.