Le livre blanc et noir
Ook Paradys kent zijn begraafplaatsen, zijn aan het zicht onttrokken vrijthofjes, zijn omvangrijke dodenakkers die de kerken en ook de kathedraal, die een tempel wordt genoemd, omgorden. Het heeft zijn grafplaatsen tussen de huizen in bochtige steegjes. Wanneer men zijn blik laat vallen tussen de plaveien, kan men hier en daar een naam ontwaren die de weg bereidt, met de data waarop het leven aanving en ten einde liep. Zelfs onder de vloeren van een huis zal men soms een tapijt en een plank lichten om een graf aan te wijzen: Sylvie rust hier, of Marcelin. Paradys is evenzeer een stad van de doden als een stad van de levenden, de half-levenden, de ondoden en wellicht van de doodlozen.
En hier, op de heuvel, gehuld in het fraaie park dat is aangelegd op de plaats waar eertijds de geleerden zich de ogen uit het hoofd lazen (sindsdien zijn hier granaten ontploft), uitziend over de meanders van de rivier, ligt een grote necropolis van Paradys.
En hierheen heb ik u meegenomen, op deze winderige, kleurloos grafgrijze namiddag. Om rond te wandelen, te kijken en te zien. Als het u behaagt.
We zijn bovendien op een aangewezen moment gekomen, want daar verderop, waar u die stoet koetsen de heuvel op ziet komen, vindt de uitvaart van Baubon de clown plaats.
Baubon was geweldig populair. Hij was het die 's avonds werd bezocht, na afloop van hun uitbundige soupers, door de met lovertjes en naaldhakken uitgedoste vrouwen en door de mannen met hun mantels en witte befjes, als katers.
De rouwkoets is reusachtig, opgesierd als een urn en behangen met zwarte staatsiegordijnen. De zwarte paarden zwoegen onder zwarte pluimen en nog zwartere kwastjes. Er zijn geen motorvoertuigen om het effect te bederven. Zelfs de rouwenden hebben rijtuigen moeten huren.
Verrassend genoeg wordt de teraardebestelling door zeer weinigen bijgewoond (en geen menigte omringt de begraafplaats, op afstand gehouden door politieagenten). De aanspreker is een magere, witharige man met het uiterlijk van een bejaarde deugniet. Hij vertoont zoveel gelijkenis met het masker van Baubon, die zich in het openbaar immer met felkleurige opsmuk vertoont, dat men in hem een broer of naaste neef vermoedt.
De zwarte doodkist, ebbehout met zilveren handgrepen, wordt uitgeladen - een enorme bloemenkrans balanceert er wit bovenop -- en de dienst begint.
Ieder luistert zwijgend toe terwijl de priester over het zwarte (zwarter dan zelfs de paarden) gat in de aarde heen spreekt. Hij draagt een gewichtige, theatrale uitdrukking op zijn gelaat. De jongeling die zo vaardig de wierookbrander rondzwaait, zou best eens Baubons lieveling onder de acrobaten kunnen zijn.
Een paar vrouwen wenen een paar kristallijnen tranen. Dat zijn degenen die in staat zijn zonder kunstgrepen op het toneel te huilen. De mannen staan er plechtig bij. Drie lofredes worden zonder haperen uitgesproken boven de kuil. We staan te ver weg om alle woorden te kunnen opvangen: genie, uniek, betreurd, niet te evenaren. Dan wordt de kist neergelaten in de leegte. Aarde en bloemen regenen neer. Een witte roos...
De deelnemers aan de graflegging treden in een volmaakte kring terug van de groeve, als rondzoemende zwarte motten.
De aanzegger drukt de priester de hand.
`Bravo, Jacques. Ik zou het je niet hebben verbeterd. Nee, zelfs niet in Het treurspel.'
En de oude deugniet liefkoost de knaap met de wierook. Het gelach van een vrouw klinkt op.
`Haal het deksel er maar af,' zegt de broer van Baubon de clown.
Twee mannen laten zich achteloos in het graf glijden en rukken het deksel van de kist, de prachtige bloemenhuldes aan de kant smijtend.
In de kist ligt Baubon, met zijn bonte pak en al zijn opsmuk.
Zoals zovelen hem hebben gezien, toen nog lachend, of huilend, enorme radslagen makend of van hoge torens stortend.
`Deksel er weer op!' roept Baubons broer vrolijk uit. 'Zo is het wel genoeg. Geen greintje eerbied.'
Er heerst geamuseerdheid alom, en het deksel gaat er weer op en de bloemen worden er zo goed en zo kwaad als dat lukt weer opgegooid.
De grafdelvers komen naderbij en beginnen de zwarte, vochtige kluiten in de kuil te scheppen.
`Ben je tevreden, Baubon?'
`Uitermate tevreden.'
`Wanneer we het in werkelijkheid doen, zul je dan ook toekijken, Baubon?'
`Wie weet? Daarom heb ik mijn uitvaart nu gehouden, om zekerheid te hebben.'
Baubon is de deugniet. De priester een acteur van het blijspeltheater. De jongen is... de jongen.
De begrafenisplechtigheid was toneel. En nu is het graf bijna dicht. De zwarte rijtuigen bolderen weg naar een puik restaurant waar ze de wake zullen houden voor Baubon de clown en aanzegger.
Over vijf jaar, of tien, of meer (of minder) zullen ze terugkomen om het nog eens over te doen. Dan zullen de belangstellenden wel tegen de hekken dringen en zal de politie hen tegenhouden. Dan zullen wellicht sommige van de tranen echt zijn, en zal die ene witte roos, wanneer ze omlaagvalt, haar leven niet voor niets, louter voor een spel, geven. Maar is het wel een spel? Zal de echte begrafenis géén spel zijn? En zal Baubon toekijken, net als vandaag?
Misschien kijken de doden altijd toe, en moeten we voorzichtig lopen en onze stem gedempt houden.
Er zullen geen schedels in het gras liggen. Hoewel de storm onlangs een of twee grafzerken uit het lood heeft geslagen, kwam het personeel van de necropolis te voorschijn als torren in de regen en ruimde alles op. Zelfs de granaat die hier insloeg werd opgeruimd. De necropolis bevindt zich hier reeds sinds lange tijd, sinds twee of drie eeuwen. Altijd netjes, zelfs gedurende de dagen van vrijheid en revolutie.
(De laatste rijtuigen daveren het park binnen. Daar worden een oude heer en zijn dame gechoqueerd door de aanblik van de passerende lijkwagen afgeladen met lachende actrices.)
Op sommige plaatsen zijn grandioze bouwwerken des doods, ziet u. En op andere plaatsen onbeduidende merktekens, verborgen tussen gras en klimop, gedenkplaten voor hen die elders zijn afgedaald in de duisternis die zich onder, maar niet per se precies beneden, alles bevindt.
Zijn ze werkelijk daar, onder onze voeten? Loop rustig, spreek zacht.
Ik zal u hun schimmen tonen.
Kijk, hier ligt een graf...