8   BRIDGETTA

Diezelfde middag waarop Hansard versuft, hongerig en half bewusteloos op de trappen van de Arlington Bibliotheek had zitten wachten, beluisteren wij ergens anders een dialoog die voor het verhaal van beslissende betekenis is. Hierbij een klein fragment uit dit gesprek:

'Wij zijn het allemaal met elkaar eens.'

'Maar wanneer ben je dat niet, hartediefje? Wij zijn het ook met elkaar eens, weet je.'

'Als het om eten gaat is een van ons bereid het zonder te stellen. Wij hebben al overbevolking, of anders morgen wel. Bovendien zou ik zo zeggen dat je blij zou zijn met een nieuw gezicht hier.'

'Het is geen kwestie van vrijgevigheid en je vergist je als je denkt dat ik de voorkeur zou geven aan een ander gezicht dan het jouwe. Je wangen zijn als granaatappels. Je neus als een kers. Jij bent een nieuwe Tuesday Weld.'

'Bewaar me - Tuesday Weld loopt al hard tegen de vijftig, Opa!'

'Opa, wat is dat nu! Ik ben je echtgenoot. Soms denk ik dat je het niet gelooft. Waarom wil je die jonge vent hier hebben? Om me ontrouw te worden? Oppervlakkigheid, je naam is -'

'Ik zou het leuk vinden in de gelegenheid te zijn. Wat is de deugd waard die nooit op de proef wordt gesteld?'

'Ik ben diep geschokt.' En na een passende pauze: 'Maar het is zo'n typisch Amerikaanse naam, ligt makkelijk op de tong, zoals Coca-Cola, Tuesday Weld.'

'Het leger is ook typisch Amerikaans. Maar jij wilt hem geen kans geven.'

'Jij wel, mijn engel, daar ben ik zeker van. Hou je van hem om zijn uniform?'

'Hij is een knappe verschijning in uniform, niet?'

'Uit! Ik haat uniformen. Ik haat mensen uit het leger. Zij willen de wereld vernietigen. Zij zullen de wereld vernietigen. En zij zouden mij graag voor eeuwig gevangen houden. Verdomd leger. Er bestaat geen gerechtigheid. Ik ben woest.'

Zij rustig: 'Maar als zij de wereld willen vernietigen is dat voor ons een reden te meer om wat liefdadigheid te betonen zo lang er nog tijd is.'

'Goed dan, je mag zijn hoofd op een zilveren blaadje hebben. Ik wist van begin af aan dat je niet zou ophouden voordat je je zin hebt. Als jij hem kunt vinden voordat zij het doen mag je hem mee naar huis nemen en een maaltijd aanbieden. Als een zwerfhond, hè? maar als hij rotzooi maakt of 's nachts jankt...'

'Dan zullen we hem afdanken, schat. Vanzelfsprekend.'

'Kus me, hartediefje. Nee, niet daar - op de neus.'

 

Hansard liep de helling af naar de plaats waar hij zijn kleren had achtergelaten, kleedde zich aan, en liep toen door de muur rond het pompstation. Worsaws gezworenen waren verdwenen. Slechts een enkele late wandelaar kwam langs, op straat snelden taxi's en bussen voorbij en al deze geruisloze activiteiten werden begeleid door de ongerijmde mars van Sousa, alsof er een film werd vertoond met de verkeerde geluidsband er bij.

Hij was erg verzwakt. Zonder deze merkwaardige gebeurtenis had hij de nacht waarschijnlijk op het dak van het pompstation doorgebracht.

Tussen de wandelaars liep een vrouw die op Hansard toekwam. Hoe moe hij ook was, en ook al wist hij dat zij tot de werkelijke wereld behoorde, en dus ontoegankelijk was, hij kon niet nalaten haar op te merken. In het lamplicht kreeg haar rode haar een drabbige purperen tint. En prachtige ogen - welke grap liet ze nu zo schitteren? Ongetwijfeld dezelfde die haar lavendelkleurige mond deed krullen. En haar figuur - wat er dan zichtbaar van was onder de overdaad aan synthetische struisveren van haar avondmantel - was eveneens de moeite waard. Zij deed hem denken aan...

De vrouw bleef op het trottoir stil staan, nog geen meter van Hansard vandaan. Zij draaide zich om om de blinde muur achter Hansard te bekijken. Het leek wel of zij naar hem keek.

'Ik wilde dat zij keek,' zei hij hardop.

De lach om de dunne lippen van de vrouw werd guller. De Sousa mars klonk nu zeer luid maar niet zo hard dat hij het geluid van haar lach overstemde. Het was een bescheiden lachje, nauwelijks meer dan een giechel. Maar hij had het gehoord. Zij tilde een gehandschoende hand op en met een vingertop raakte zij de punt van zijn neus aan. En hij kon het voelen.

'Ze kijkt, ze kijkt,' zei de vrouw zachtjes. 'Of is dat niet wat je wilde?'

'Ik -' Hansards mond bleef openstaan. Teveel dingen moesten allemaal tegelijk gezegd worden en het dringendste was heel banaal: 'Ik - ik heb honger.'

'En misschien die andere mannetjes ook, die wellicht nog steeds naar onze karkassen zoeken, John Philip Sousa ten spijt. En daarom stel ik voor dat jij me op een gezonde afstand volgt, tot wij een flink eind uit de buurt zijn. Ik hoop dat je nog genoeg kracht over hebt voor nog een paar kilometer.'

Hij knikte van ja en zonder verdere plichtplegingen keerde zij zich op haar hakken om (lage hakken die niet bij de elegante mantel pasten) en liep in de richting vanwaar zij gekomen was. Halverwege Gove Street stak zij haar arm in een vensternis en nam er een zakradio uit en twee miniatuur versterkers. Zij draaide de radio uit en de muziek stopte.

'Goed dat ze Sousa speelden,' merkte zij op. 'Een kwartet van Brahms zou niet half zo angstaanjagend geweest zijn. Maar aan de andere kant, een beetje Moussorgsky... En wacht even, hier is een chocoladereep. Daar kan je voorlopig op teren.'

Terwijl hij het zilverpapier verwijderde trilde zijn hand. Als een bom explodeerde de chocoladesmaak door zijn mond en tranen welden op in zijn ogen. 'Dank je,' zei hij toen hij klaar was met eten.

'Juist. Maar dit is nog steeds geen geschikte plaats om te praten. Volg me nog een eindje verder. Ik weet daar een prachtig plekje waar we kunnen gaan zitten en rusten. Bloed je? Heb je verband nodig? Nee? Kom dan mee.'

Terwijl hij haar nu volgde overviel hem de paranoïde achterdocht dat zij hem met chocoladerepen vetmestte, zoals de heks uit Hans en Grietje, zodat hij zodra het tijd was om hem te koken een betere maaltijd zou bieden. Het drong toen nog niet tot hem door dat zij hem niet hoefde gaar te stoven als zij een voorraad chocoladerepen had. Maar hij was heel slap geworden en had al zijn aandacht nodig om op de been te blijven, zo licht was hij in zijn hoofd.

Na een paar maal een hoek omgegaan te zijn en wat afstekertjes door onduidelijke obstakels gemaakt te hebben, leidde zij hem de trappen op van een helder verlichte Howard Johnson eetgelegenheid. In een oranje en groene plastic hoek gingen zij tegenover elkaar zitten waar zij hem een tweede reep gaf en hij haar een slokje uit zijn veldfles aanbood.

'Ik geloof dat ik me eens moet voorstellen,' zei zij.

'Het spijt me. Ik herinner me uw gezicht ergens vandaan maar ik kan me niet herinneren...'

'Maar - wilde ik gaan zeggen - ik wil me niet voorstellen, tenminste nu nog niet. Niet voordat je me iets over jezelf verteld hebt.'

Met bewonderenswaardige zelfbeheersing schoof Hansard de rest van de reep opzij. 'Mijn naam is Nathan Hansard. Ik ben kapitein in het Amerikaanse leger. Nummer -'

'In hemelsnaam, dit is geen krijgsgevangenenkamp. Vertel me alleen maar wat er met je gebeurd is sinds je door de mensenzender ging.'

Toen Hansard zijn verhaal besloot knikte zij instemmend met haar hoofd waardoor het hoog opgekapte haar bevallig ging trillen (het had nu een veel gezondere rode tint onder het heldere licht). 'Heel nobel, Kapitein. Werkelijk heel nobel en dapper zoals je zelf ook wel zult weten zonder dat ik het zeg. Ik begrijp dat het verkeerd van me was dat ik gisteren niet tegen je sprak.'

'Gisteren? Ach, nu herinner ik het me. Je keek naar mij vanaf de andere kant van de vijver?'

Zij knikte en vervolgde: 'Maar je zult begrijpen waarom wij op onze hoede moeten zijn. Het knappe uiterlijk van een man alleen is nog geen garantie dat hij mij niet... in zijn kookpot zal stoppen.'

Hansard lachte. Nu hij twee repen had gegeten kon hij zijn aandacht meer op de persoonlijke bekoorlijkheden van zijn weldoenster concentreren. 'Ik begrijp het. Eerlijk gezegd moet ik bekennen dat ik zelf niet vrij was van achterdocht toen ik je daarnet langs Gove Street volgde. Je ziet er zo... goed gevoed uit.'

'Ah, dat zeg je mooi, Kapitein. Je zult beslist mijn hoofd op hol brengen met je complimentjes. Nog een reep?'

'Nu niet, dank je. En ik moet je ook bedanken, geloof ik, voor het redden van mijn leven. Het was jouw radio, nietwaar, die hen wegjoeg?'

'Ja. Ik had verderop Gove Street op je staan wachten in de hoop je eerder te zien dan zij. Ik wist niet waar ik anders moest zoeken maar ik was er zeker van dat de transmitter je enige waterbron was. Maar je kwam door die muur zonder dat ik je zag. Toen ik de schoten hoorde moest ik aannemen dat je al binnen was en draaide ik de radio keihard aan. Als je eenmaal gewend bent geraakt aan de stilte in deze wereld krijgt muziek een tamelijk angstaanjagende intensiteit. Of beter, ik geloof dat wij dan pas in staat zijn om het te beluisteren zoals het de bedoeling was.'

'Wel, nogmaals bedankt. Dank u, juffrouw...?'

'Mevrouw.'

'Neem me niet kwalijk. Met je handschoenen aan kon ik het niet zien.'

'Maar je mag me gewoon Bridgetta noemen. Mijn man noemt me Jet, maar dat vind ik vulgair. Hij natuurlijk ook - daarom doet hij het. Hij denkt dat het Amerikaans staat om vulgair te doen. Hij begrijpt niet dat vulgariteit niet meer in de mode is. Dat komt doordat hij tegen het eind van de zestiger jaren voor het eerst in de Verenigde Staten aankwam -'

'Ik vrees... Ik vrees dat je wat langzamer zult moeten praten. Mijn verstand is niet zo helder als het met een volle maag zou zijn.'

'Spijt me. Panofsky.'

'Panofsky?' Nu begreep hij er helemaal niets meer van.

'Je vroeg mijn naam en dat is hem - Mevrouw Panofsky,

Bridgetta Panofsky, echtgenote van Bernard. Misschien heb je over mijn man gehoord.'

'Godverdomme,' zei Hansard. 'Godverdomme.'

Er waren vele beroemdheden in die tijd - schrijvers, acteurs of misdadigers - die waarschijnlijk een hoge dunk hadden van hun eigen bekendheid en die voor Hansard even onbekend waren als zij noodgedwongen heden voor ons zijn, maar de naam Panofsky kende iedereen. Letterlijk iedereen. 'Ik heb over hem gehoord, ja,' zei Hansard.

Bridgetta glimlachte koeltjes en gunde hem de tijd om zijn houding terug te vinden.

'Dan is dat waardoor -' riep Hansard uit terwijl hij zichzelf begon te programmeren met gegevens uit zijn geheugen.

'Ja,' zei zij. 'Daarom zijn wij zoals jij - gesublimeerd.'

'Hu? Ik vrees dat ik er nooit toe gekomen ben om Freud te lezen.'

'Gesublimeerd is alleen maar Bernie's woord voor onze toestand.' Nadrukkelijk zwaaide zij met haar hand door een boeket plastic bloemen die het formica tafelblad sierden. 'Zie je, de machthebbers hebben Bernie toegestaan zijn hol met transmitters uit te rusten zodat hij daar zijn onderzoekingen kan voortzetten. Bernie krijgt zo ongeveer alles gedaan als hij ze vertelt dat het voor onderzoek is. Behalve de voordeur uit rijden. De aanwezigheid van de transmitters op Elba - zo noemen wij ons huis - is strikt - wat is nu het geliefkoosde woord voor heel, héél privé?'

'Prioriteit-A.'

'Precies. En eindelijk heeft de hele mallemolen in zijn voordeel gewerkt. Omdat niemand weet dat wij transmitters hebben komt niemand ons op Elba lastig vallen, zoals op het Ministerie.'

'Daar heb ik je ook gezien - bijna een week geleden. Ik weet zeker dat jij het was, alleen had je haar een andere kleur. En die man die bij je was, in de rolstoel, moet dan Panofsky geweest zijn.'

'Panofsky-sub-een, als je hem in het Ministerie gezien hebt.'

'Nog even, langzaam?'

'Wij gebruiken numerieke bijnamen om onderscheid te maken tussen onze verschillende niveaus van realiteit. Bijvoorbeeld, er moet nu een Nathan Hansard op Mars zijn. Hij is dan Hansard-sub-een en jij bent Hansard-sub-twee.'

'Maar als je weet dat de mensenzender in het Ministerie bewaakt wordt, waarom gebruik je hem dan?'

'Die gebruiken we alleen als wij ergens vandaan komen, we gaan niet vandaar weg. Een week geleden - waar kwamen we toen van terug? Moskou geloof ik. Borominska trad op in de première van een heropvoering van Tudors Seringentuin. Bernie stond er op daar aanwezig te zijn.'

Nu herinnerde Hansard zich van een artikel in Time dat Panofsky een vurig ballettomaan was en veelvuldig - en op stel en sprong - via de mensenzender naar de vooraanstaande balletsteden van de wereld reisde tijdens het seizoen. Deze korte reisjes waren de enige concessies die de regering Panofsky toestond in ruil voor het verlies van zijn vrijheid. Bij iedere belangrijke uitvoering kon men Panofsky in de ereloge zien, of tijdens de pauze buiten de loge, vorstelijk presiderend over een vreemde melange van geheime politiemensen en balletenthousiasten, als altijd de dominerende figuur in dergelijke gezelschappen - zelfs in zijn rolstoel.

'Vertel me eens,' vroeg zij na een pauze, 'vind je me leuker met rood haar?'

'Dat is moeilijk te zeggen. Er valt iets te zeggen voor allebei de aspecten van de vraag.'

Guitig glimlachend boog zij het hoofd. 'Zeg, Kapitein Hansard, ik ben blij dat je er bent.'

'Dat gevoel is wederkerig, Mrs. Panofsky. Ik geef de voorkeur aan een steakmaaltijd met u in plaats van met 'A' compagnie.'

'We zullen het samen heel gezellig hebben, Kapitein.'

'Maar eerst iets eten?'

'Mmm.' Bridgetta Panofsky boog zich voorover, door het formica tafelblad van Howard Johnson heen, en legde zo maar een gehandschoende hand tegen Nathan Hansards hals en langzaam, nadrukkelijk en iets te dwingend drukte zij een kus op zijn lippen.

'Hé, je bent getrouwd, weet je nog?'

Haar lach klonk te zelfverzekerd om voort te komen uit verwarring. 'Zo'n ouderwetse puritein,' zei zij terwijl ze opstond om weg te gaan. 'Maar dat mag ik wel.'

Grote goden, dacht Hansard. Hij dacht het met zo'n overtuiging dat hij niet helemaal zeker wist of hij het niet hardop had gezegd. Want Hansards gevoel voor morele waarden was te fijn ontwikkeld om met twee maatstaven te meten; de gedachte aan overspel met andermans vrouw vond hij even verfoeilijk als toen zijn vrouw hem jaren geleden bedroog. In ieder geval, morele gevoelens of niet, hij had nauwelijks de kans gehad om in verleiding te komen, noch verkeerde hij in de conditie om er aan toe te geven als de gelegenheid hem geboden werd.

Misschien speelde dit door haar gedachten toen Bridgetta bij het verlaten van het restaurant tegen hem zei: 'Allereerst zullen we wat kippensoep door je maag gieten en dan misschien nog een paar zachte eitjes. Maar geen biefstukken - nog een paar dagen wachten. Hou je van kerrieragout? Bernie kan een paar zalige kerries maken.'

'Ik weet het niet. Heb nog nooit kerrie gegeten.'

'God, ben jij even een militair! Ik ben altijd dol geweest op mannen in uniform maar Bernie denkt daar heel anders over. Ach, nu begin je weer te blozen. Werkelijk, je hebt niet genoeg bloed om aan blozen te verspillen, Kapitein.'

'Je zult me moeten excuseren,' antwoordde Hansard stijfjes.

'Nee, nee,' zei Bridgetta met plotselinge stemverandering. 'Je zult mij moeten excuseren. Zie je, om de waarheid te zeggen, Kapitein - als je zou zien wat ik vanavond voel, dan zou je zien...' Zij zweeg even en schudde haar hoofd alsof ze boos was over haar eigen onhandigheid. 'Ik vrees dat dat alles is. En wanneer iemand bang is zoekt hij steun. Snap je? Wil je tenminste mijn hand vasthouden? Zo. Dank je.'

Nadat zij een tijdje gelopen hadden vroeg hij: 'Waar ben je bang voor?'

'Waar is iedereen bang voor, Kapitein?'

'Ik weet het niet.'

'Om te sterven, beslist.'