5 DE VOYEUR
Een van de bepalingen van de Noodwet Toewijzing Verdedigingsmiddelen behelsde dat de diverse door de regering gebouwde transmitters in verschillende Staten gesitueerd moesten zijn. Zodra de eerste ontvanger de lange raketreis naar Mars had gemaakt en geland was werden de materialen voor de constructie van de commandoposten (zes in getal) vanuit Texas, Californië en Ohio overgezonden. Omdat Camp Jackson/Virginia onder de D.C. koepel lag, lag het voor de hand dat daar de transmitter geplaatst werd die het personeel voor de commandopost leverde. Voedsel, duurzame goederen en geschut echter werden nog altijd door de transmitters van Californië en Ohio geleverd.
Het zou makkelijk genoeg zijn om zich achter in een vrachtwagen te verstoppen, of in een trein die van Washington naar Cincinnati ging, maar het stond wel vast dat als hij dat deed hij in een ernstige zo niet fatale toestand van ademnood zou raken. Want de lucht die Hansard hier in de stad inademde was niet de lucht van de werkelijke wereld maar de gedematerialiseerde lucht die door de transmitters werd gemaakt en door de koepel boven de stad bijeen werd gehouden. Buiten de koepel op de wegen of in een andere stad zou zijn voorraad van gedematerialiseerde zuurstof snel verbruikt zijn. De koepel hield hem in leven - maar ook gevangen.
Desalniettemin moest er het een of andere voedsel door de transmitter komen want de manschappen van Camp Jackson werden beslist met meer dan alleen lucht en water in leven gehouden. En aangezien bij het oplossen van een probleem de grootste steun de wetenschap is dat het opgelost kan worden, raakte Hansard niet in paniek.
Wat voor voedsel zij dan ook mochten eten, het moest door de Camp Jackson transmitter gaan en omdat alleen personeel door de transmitters ging kon het niet anders dan dat de mannen voedsel meenamen naar Mars - waarschijnlijk verborgen in hun duffels. Ofschoon dit tegen de regels was werd het algemeen gedaan omdat de commandopost geen kampwinkel rijk was. Maar hoe konden zij voldoende meenemen?
Tenzij er een manier bestond die Hansard nog moest ontdekken, om in verbinding te treden met de bewoners van de echte wereld...
Huiverig voor een terugkeer naar Camp Jackson op klaarlichte dag overwoog Hansard een andere mogelijkheid om zijn dag goed te besteden - en herinnerde zich dat het Ministerie in het bezit was van een kleine mensenzender waarmee men personeel naar overzeese ambassades kon sturen. Mocht er vandaag iemand door deze mensenzender gaan dan zou het voor Hansard gunstig wezen om bij de hand te zijn: dan zou hij een lotgenoot krijgen en de nieuwe geest heel wat ellende besparen bij zijn aanpassing aan de nieuwe situatie.
Het zou te veel zijn om te hopen dat de eventuele reiziger proviand mee zou nemen. Maar toch hoopte Hansard het.
Toen hij de New Saint George verliet ging hij even langs de receptie en schreef een cheque ter waarde van $ 50,00 die hij in de gesloten safe legde. Het was niet helemaal een grapje want Hansard was behept met een ijzersterk geweten en hij zou wroeging krijgen als hij zijn hotelrekening liet voor wat hij was.
Hij wist niet in welk van de verschillende gebouwen de kleine mensenzender was ondergebracht, maar het was makkelijk uit te vinden door in de talloze gangen te zoeken naar grote concentraties van schildwachten. Toen hij hem tegen vier uur 's middags vond werd het hem onmiddellijk duidelijk dat hij niet de eerste was die zocht. De muren en de vloer van het voorkamertje naast de mensenzender waren besmeurd met dunne sporen gedroogd bloed, die nooit door een werkster verwijderd zouden worden want zij waren niet van de echte wereld. Toen Hansard met een vingertopje een van de vlekken aanraakte, verpulverde het dunne laagje als oude kant tot een fijn poeder. Hier waren moorden gepleegd en Hansard was er zeker van dat hij de identiteit van de moordenaars kende.
En de slachtoffers? Hij moest er niet aan denken welke eminente mannen de laatste maanden gebruik hadden gemaakt van deze zender. Had zelfs niet de toenmalige vicepresident Madigan via deze zender de reis naar de kroning van Koning Charles III gemaakt?
Verdiept in deze sombere gedachten werd Hansard opgeschrikt door een plotselinge rode lichtflits boven de deur van het ontvangstcompartiment van de mensenzender, die aangaf dat een ontvangst juist was voltooid. De wachten in de voorkamer werden actief. Hansard was zich nauwelijks bewust geweest van hun aanwezigheid.
De deur van de zender ging open en een merkwaardig paar kwam naar buiten: een oude man in een gemotoriseerde rolstoel en een knappe, donkerharige vrouw van een jaar of dertig. Beiden droegen dikke bontjassen en hoeden die pluizig waren van de regen. Een schildwacht trad op de man toe en leek een gesprek te beginnen.
Kon ik nu toch maar liplezen, dacht Hansard niet voor de eerste keer.
Door dit voorval werd zijn aandacht zo in beslag genomen dat hij niet direct de stemmen hoorde die vanuit de gang naderbij kwamen. Stemmen: dat kon alleen betekenen...
Eerst sprong Hansard achter het paar in de bontjassen vanwaar hij de kamer afspeurde naar een gunstige plaats waarvandaan hij ongezien kon meeluisteren. De man die zich tot de heer in de rolstoel wendde had aan een schrijftafel gezeten en daarnaast stond een prullenmand. Vanuit het midden van de kamer was de inhoud van de prullenmand onzichtbaar.
Hansard liet zich door de vloer heen zakken, er zorg voor dragend dat zijn lichaam niet door het plafond van de kamer er onder zou glippen, want alleen zo - ondergedompeld in het materiaal van de echte wereld - leek de zwaartekracht zijn houvast op hem te verliezen. Eindelijk was hij er helemaal door omgeven, op zijn hoofd na dat door de prullenmand aan het gezicht werd onttrokken. En geen moment te vroeg - want te oordelen naar de plotselinge duidelijkheid van de stemmen van de indringers begreep Hansard dat hij niet langer alleen in de kamer was.
'Ik zei je dat dit tijdverspilling is,' sprak een stem die hem zeer bekend voorkwam. Niet die van Worsaw hoewel er iets van de zuidelijke zachtheid in doorklonk. Een tweede stem, die alleen van Lesh uit Arkansas kon zijn, teemde traag een stroom van lelijke woorden in antwoord op de eerste spreker, met de bedoeling dat hij als minderwaardige zijn mond moest houden.
Een derde spreker was het met deze zienswijze eens en ging er op door. Hij vond dat de eerste spreker hem en Lesh excuses moest aanbieden.
'Goed, goed. Het spijt me.'
'Het spijt me, meneer.'
'Het spijt me, meneer,' echode de eerste stem klagend.
'Het is je geraden, verdomme. En dat kan je beter onthouden ook. Wij hoeven je niet in leven te houden, snap je. Als ik er zin in heb kan ik gewoon je dikke kop afzagen, rotzak, en als het niet om Worsaw was had ik het allang gedaan: Ik zou je smoel in elkaar moeten beuken, dat had ik moeten doen.'
'Ah, Lesh,' zei de derde spreker, 'krijg je nu nooit genoeg van die onzin? Hoe laat is het eigenlijk?'
De eerste stem, die Hansard nog steeds niet kon thuisbrengen, zei: 'De klok boven de schrijftafel staat op vier uur vijftien. Dan is het volgens Greenwich Mean Time tien uur vijftien en alle Europese ambassades zijn gesloten. Misschien zijn er nog een paar mensen zoals die oude invalide, die hierheen komen, maar daar schieten wij niet veel mee op.'
'Jij denkt dat je verdraaid slim bent, niet?' zeurde Lesh.
'Misschien zit er toch wel wat in, wat hij daar zegt,' mengde de derde stem zich in het gesprek. 'Het heeft geen zin hier rond te hangen als er niemand anders doorheen gaat. Tenminste, ik heb wel wat beters te doen.'
Na nog een paar vloeken gaf Lesh toe. Toen zij de kamer verlieten stierven hun stemmen weg.
Hansard besloot hen te volgen. Hiermee riskeerde hij weinig want in zijn huidige staat was het niet moeilijk zich te verbergen en ontsnappen misschien nog minder. Hij liet zich door de vloer in de kamer er onder vallen en door zijn vaart ging hij ook daar doorheen - enzovoorts tot in het souterrain. Deze manier van afdalen maakte het hem mogelijk buiten te komen en zich te verstoppen voordat de drie mannen de voordeur uitkwamen. De man wiens stem Hansard bekend voorkwam liep achter de twee anderen (die geweren droegen) en ging gebukt onder een ransel zodat het onmogelijk was zijn gezicht te zien. De twee gewapende mannen stapten in een bus richting Camp Jackson en lieten hun vriend achter om de reis te voet te vervolgen, want verzwaard door de ransel zou hij waarschijnlijk niet in het vervoermiddel kunnen blijven zitten.
Maar, toen de bus uit het gezicht was verdwenen, tilde de man de zak van zijn rug en deponeerde die middenin een bosje, en vervolgens sloeg hij een straat in die niet in de richting van Camp Jackson liep.
Aan zijn patroongordel bungelde een veldfles. Hansard had die fles voor zichzelf nodig. Hij haalde de ransel uit het bosje en 'begroef' hem haastig in de stoep om daarna als in een geluidloze pantomime de verdwijnende figuur te achtervolgen, een leeuw die achter een onhoorbare prooi aansloop in een zwijgende jungle.
Na een paar maal een hoek te zijn omgegaan kwamen zij in een wijk waar luxueuze flats stonden. De gedaante ging bij een van de gebouwen de hoofdingang binnen. Hansard aarzelde hem te volgen (hij zou binnen wel eens meer van zijn bondgenoten kunnen tegenkomen) en wachtte in het tegenoverliggende portiek. Er verstreek een uur.
Vervuld van twijfels - want tot nu toe was hij nog nooit de privélevens van de bewoners van de werkelijke wereld binnengedrongen - begon Hansard aan zijn eigen onderzoek van het gebouw, te beginnen bij de hoogste verdieping van het gebouw en zijn weg banend door de plafonds. Hij ontmoette families die aan tafel zaten of wezenloos voor de televisie, was getuige van geruisloze ruzies en verraste mensen op nog intiemere momenten. Hij kreeg er een vermoeden van wat de bedoeling van zijn tegenstander was en in appartement 4-E werd zijn vermoeden bevestigd. Hansard vond de gezochte in het appartement van een knap en klaarblijkelijk pas getrouwd stel. In de schemerige kamer zat de man op hun bed en deed alsof hij met zijn ontastbare aanraking de meest intieme bewegingen van hun liefde begeleidde. Terwijl aldus de aandacht van de voyeur op de geliefden was geconcentreerd naderde Hansard hem van achter, sloeg zijn das om de nek van de man en haalde de knoop aan. De voyeur viel achterover van het bed en nu zag Hansard voor het eerst wie zijn vijand was: Kolonel Willard Ives.
Hansard sleepte de benauwde Ives de slaapkamer uit. Hij ontworstelde de man zijn veldfles en dronk er gretig uit. De hele dag had hij geen slok water gehad.
Terwijl Hansard uit de fles dronk probeerde de kolonel te ontsnappen. In Ives' kantoor, twee avonden geleden, zou het ondenkbaar geweest zijn dat hij ooit reden zou hebben zijn meerdere aan te vallen, maar dit waren uitzonderlijke situaties en Hansard volbracht deze onwaarschijnlijke daad zonder enige scrupules. Naderhand gaf hij Ives zijn zakdoek om zijn bloedneus te stelpen.
'Hiervoor zal ik je voor de krijgsraad dagen,' snotterde Ives zonder veel overtuiging. 'Ik zal er voor zorgen dat jij - Ik zal je leren -'
Hansard, wiens karakter door veertien jaar militair leven ietwat onplooibaar was geworden, was niet vrij van wroeging. 'Het spijt me, Kolonel. Maar u kunt van mij nauwelijks verwachten dat ik u onder deze omstandigheden als mijn superieur beschouw - wanneer ik zie dat u bevelen gehoorzaamt van een korporaal.'
Met ogen groot van emotie keek Ives op. 'Je noemde mij Kolonel. Kende je me dan - daarginds?'
'Pas twee avonden geleden heb ik met u in uw kantoor gesproken, Kolonel. Dat herinnert u zich beslist?'
'Nee, nee. Niet met mij.' Ives beet op zijn onderlip en Hansard begreep dat dit feitelijk niet dezelfde man was. Deze Ives was een goede vijfendertig kilo lichter dan zijn dubbelganger van de werkelijke wereld en er waren talloze andere details - het slordige haar, de donkerder huidskleur, de onderdanige manier van doen - die aantoonden dat hij erg veranderd was vergeleken bij zijn oude ik (of moest het zijn: andere ik?). 'Ik ben nooit kolonel geweest. Ik was alleen maar majoor toen ik twee jaar geleden door de mensenzender ging. Soms brengt hij me naar mijn kantoor - naar het kantoor van de kolonel - en vernedert me daar in zijn aanwezigheid. Dat is de enige reden dat hij me in leven wil houden - om mij te vernederen. Verhongeren en vernederen. Als ik maar enige lef had zou ik... zou ik me van kant maken. Zou ik doen. Ik zou de koepel uitgaan... en...' Overmand door zelfmedelijden kon hij niet verder spreken.
'Hij ?' vroeg Hansard.
'Worsaw. Die ene die je doodde in de mensenzender. Ik wilde dat je ze alle drie had afgemaakt in plaats van alleen maar één.'
'Hoeveel mannen - van ons soort - zijn er in Camp Jackson?' Ives wendde zijn blik van Hansard af. 'Ik weet het niet.'
'Kolonel - of Majoor, als u dat liever heeft - ik zou u niet graag weer willen kwetsen.'
'O nee? Dat betwijfel ik. Jij bent net als Worsaw. Jullie zijn allemaal hetzelfde, allemaal. Zodra er geen discipline meer is verliezen jullie alle begrip voor fatsoen. Jullie verraden je trouw. Jullie moorden en verkrachten. Jullie gedragen je als... als jonge wilden - stuk voor stuk.'
'Majoor, het komt mij voor dat u niet in de juiste positie verkeert om morele lesjes te lezen. Laat ik mijn vraag herhalen: hoeveel -'
'Zeventien, twintig, vierentwintig - het getal varieert. O, jij denkt dat je zo keurig en eerlijk bent, is het niet? Zo verdomd rein! Zo doen ze altijd als ze hier nieuw zijn, voordat zij... moeten eten...' Zijn woorden kabbelden in onduidelijkheid weg.
'Wat, Majoor? Wat eet u hier? Waar haalt u het eten vandaan?'
Met gemaakte verlegenheid sloeg Ives zijn ogen neer en bekeek de knoopjes van Hansards overhemd aandachtig. Zijn raadselachtige lachje toonde minachting voor de man die hem gevangen hield. Eigenlijk was het het karakteristieke lachje van de gevangene - die, hoewel machteloos, de afstand kent die hem, verheven in zijn schuld, onderscheidt van het gewone volk.
Met afgrijzen drong het tot Hansard door waar de mannen van Camp Jackson van leefden. Zijn afschuw nam nog toe door het besef dat hij het vanaf het eerste moment al begrepen had, toen hij de stapel lijken voor de ingang van de transmitter had gezien. Want hij had de situatie goed door: al het voedsel dat Worsaw en zijn mannen in leven hield moest door de transmitter bij hen komen.
Hij wist het, maar zelfs nu nog weigerde hij het te geloven. 'Dus, al die mannen die door de transmitter zijn gegaan, zij allemaal..'
'Die negers, bedoel je? Jij bent een noorderling, niet Kapitein? Alleen een noorderling noemt een stel negers mannen.'
'Jij vuilak! Jij gemenerd!'
'Wacht maar af, Kapitein - wacht maar tot je genoeg honger hebt. De dag zal nog komen dat je wilde dat je een stuk negervlees had om je maag mee te vullen. Jij hebt het nu wel over ons, maar wacht maar. Worsaw was het die begreep hoe het moest. Hij had de moed... en... het inzicht om te doen wat gedaan moest worden. Daarom grepen wij de negers en de negervriendjes voordat zij ons te pakken kregen. Hij heeft ons hier in leven gehouden. Niemand anders was daartoe in staat, alleen Worsaw. Ik was... bang de feiten onder ogen te zien, maar Worsaw ging recht op het doel af en deed het. Hij is een...' De kolonel werd weer door snikken overmand maar maakte eerst zijn getuigenis af '... een goed mens.'
'Ik herinner me dat u hetzelfde zei toen wij elkaar de laatste keer ontmoetten.' Hansard stond op.
'Waar ga je heen?' vroeg Ives dringend. 'Je vertelt hem toch niet wat ik aan jou verteld heb? Ik word niet geacht hier te zijn. Ik -'
'Ik ben nauwelijks van plan veel gesprekken met je bazen te voeren, Ives. Ik ga nu weg, maar blijf jij gerust hier. Of ga terug naar de slaapkamer als je dat leuk vindt en wentel je in je smerigheid. Zolang je hen niet kunt besmetten doet het er niet toe.'
Hansard was al bij de deur toen Ives hem met een vreemde, gesmoorde stem riep. Hansard keek om. Met zijn gezicht in zijn handen zat Ives op de grond.
'Kapitein, alsjeblieft! Ik smeek je, Kapitein! Doe dat ene voor me - doe het, ik smeek het je. Zelf heb ik er de kracht niet toe, maar jij zou het wel kunnen. O, in Godsnaam, alsjeblieft!'
'U wilt dat ik u dood - is dat het, Majoor?'
'Ja,' fluisterde Ives in zijn handen, 'o, ja.'
'Je kunt naar de hel lopen, Majoor - maar dan op eigen kracht.'
Toen Hansard hem alleen liet huilde Ives.
Onmiddellijk keerde hij terug naar waar hij Ives' ransel had verborgen. Hij trok hem uit het trottoir, bij het licht van een straatlantaarn maakte hij hem open. Het vlees dat nog aan de afgekloven beenderen zat had een lichte kadavergeur. Hansard stopte de verkoolde resten in de grond en duwde ze buiten armbereik. Op de bodem van de ransel vond hij, in een plastic poncho gewikkeld, een .45 automatisch pistool met munitie. Dit hield Hansard voor zichzelf.
Het was na zonsondergang, tijd om naar het reservoir terug te keren en zijn veldfles te vullen. Maar toen hij op weg ging begaven zijn benen het en moest hij gaan zitten. Ook zijn handen trilden toen hij de patroonhouder in het pistool stak.
Hij was er niet bang voor dat de mannen van Camp Jackson hem te pakken zouden krijgen. Hij vertrouwde er op dat hij dat kon voorkomen. Hij was wel bang dat hij een van hen te pakken zou krijgen - als hij eenmaal genoeg honger had. En dan? Hoeveel dieper kon men dan nog zinken? Hij had het aan Ives kunnen vragen toen hij de gelegenheid er nog voor had.