38: Eerste contacten

De diverse communicatiesatelliet-operators waren eigenzinnige, onafhankelijke maatschappijen en heel vaak meedogenloze concurrenten, maar ze waren geen vijanden. Ze kenden informele afspraken. De mogelijkheid dat een satelliet neer kon komen, was altijd aanwezig, of dat nu zijn oorzaak vond in een inwendig mankement, dan wel door een botsing met puin in de ruimte, een mogelijkheid die steeds zorglijker werd. Daarom waren er afspraken over wederzijdse hulpverlening die eruit bestonden dat, als een operator een satelliet kwijtraakte, zijn bondgenoten het gat zouden opvullen, net zoals kranten in dezelfde stad wel eens hun persen met elkaar delen als er een brand heeft gewoed of een natuurramp heeft plaatsgevonden. Om dit mogelijk te maken, waren er open telefoonlijnen tussen de diverse hoofdkwartieren. Intelsat was de eerste die Telstar belde.
“Bert, twee van onze vogels hebben zojuist alle dienst geweigerd,” meldde de technicus van dienst van Intelsat met een stem die een tikkeltje beefde. “Heb je wat voor ons?”
“Shit, wij zijn er drie kwijt en Westar 4 en Teleglobe zijn ook uitgeschakeld. Het hele zaakje verdomt het. We gaan nu alles na... en bij jullie?”
“Hetzelfde Bert. Heb je er enig idee van hoe dat komt?”
“Helemaal niet. Er zijn nu negen vogels plat, Stacy. Godverdomme!” De man zweeg even. “Ideetjes? Wacht even...ik krijg hier iets ...oké, het is de software. We ondervragen nu 301... ze hebben overal piekruis... Jezus! 301 barst van die pieken van boven de honderd frequenties! Iemand heeft zojuist geprobeerd ons af te branden.” “Zo ziet het er bij ons ook uit. Maar wie?”
“Het is zeker geen hacker... je hebt er megawatts voor nodig om dat bij één kanaal te doen.”
“Bert, dat is precies wat ik ook krijg. Telefoonverbindingen, allemaal naar de sodeju! Heb je haast om ze weer aan te krijgen?”
“Hou je me soms voor de gek? Ik heb daar boven voor een miljard aan hardware. En ze blijven uitgeschakeld tot ik weet wat er aan de hand is. Mijn baas komt er nu aan. De president-directeur zat ook in Denver,” voegde Bert hieraan toe.
“De mijne ook, en mijn hoofdtechnicus is ingesneeuwd. Ik ga hier verdomme mijn hachie niet riskeren. Bert, ik vind dat we moeten samenwerken.”
“Ben ik voor, Stace. Ik bel Fred Kent bij Hughes op om te vragen wat hij denkt nodig te hebben. Het duurt even eer we alles op een rijtje hebben en we de systemen helemaal hebben gecheckt. Ik blijf uit de lucht tot ik weet — en ik bedoel: ècht weet — wat er is gebeurd. We moeten een industrie beschermen, man.”
“Akkoord. Ik zet ze pas aan als ik met jou heb gesproken.”
“Hou me op de hoogte als je iets weet.”
“Doe ik, Bert. Over een uurtje of wat bel ik weer.”

De Sovjetunie is een kolossaal land, verreweg het grootste land ter wereld, zowel qua oppervlak als qua lengte van haar grenzen. Al die grenzen worden bewaakt, aangezien zowel de huidige als de vroegere bewoners talloze malen een invasie hebben gekend. De grensverdediging omvat het voor de hand liggende: troepenconcentraties, vliegvelden en radarposten, maar ook subtielere, zoals radio-ontvangstantennes. Die laatste waren ontworpen om radio- en andere elektronische signalen af te luisteren. De informatie werd via landlijnen of microgolven doorgegeven aan Centrum Moskou, het hoofdkwartier van het comité voor staatsveiligheid, de KGB, op Dzerzhinskiyplein 2. Het achtste Hoofddirectoraat van de KGB is belast met communicatie-inlichtingen en communicatie-veiligheid. Het heeft een lange, indrukwekkende geschiedenis die profijt heeft gehad van een ander Russisch talent: een fascinatie voor theoretische wiskunde. De relatie tussen cijfers en wiskunde is logisch, en de recentste manifestatie hiervan was het werk van een bebaarde, dertigjarige dwerg die gefascineerd werd door de resultaten van Benoit Mandelbrot op de universiteit van Harvard: de man die fractale geometrie had uitgevonden. Door zijn werk te koppelen aan MacKenzie’s werk inzake de Chaos-theorie op de universiteit van Cambridge in Engeland, had het jonge Russische genie een waarlijk nieuwe theoretische methode ontdekt om mathematische formules te bezien. Het handjevol mensen dat hem kon volgen, was het erover eens dat zijn werk best een Planck-medaille waard kon zijn. Het was een historisch toeval dat zijn vader toevallig generaal was geweest bij het hoofdgrensdirectoraat van de KGB, en dat het comité voor staatsveiligheid daarom terstond notitie van zijn werk had genomen. De mathematicus bezat nu alles wat een dankbaar vaderland maar te bieden had en op zekere dag zou hij die Planck-medaille wel verdienen. Het had twee jaar geduurd voor zijn theoretische doorbraak ook praktisch toepasbaar was, maar vijftien maanden geleden had hij zijn eerste ‘herstel’ geboekt van het geheimste coderingssysteem van het Amerikaanse ministerie van Buitenlandse Zaken, STRIPE genaamd. Een half jaar daarna had hij overtuigend bewezen dat het qua structuur gelijk was aan alles wat de Amerikaanse militairen gebruikten. Na een kruiscontrole met een ander team crypto-analisten, dat toegang had tot de spionagegroep van Walker, plus het zelfs nog serieuzere werk verricht door Pelton, was hij er een half jaar geleden in geslaagd systematisch binnen te dringen in het Amerikaanse coderingssysteem. Het was nog steeds niet volmaakt. Procedures die dagelijks een andere sleutel gebruikten, waren soms onmogelijk te breken. Soms ging er wel een week voorbij zonder dat een bericht werd onderschept, maar er waren ook wel eens drie dagen achtereen dat ze de helft konden onderscheppen en decoderen, en dat resultaat werd met de maand beter. Het grootste probleem was nu dat ze niet de geschikte computers bezaten om al het nodige werk van hen over te nemen en het achtste directoraat was druk bezig om meer linguïsten te trainen om het boodschappenverkeer te verwerken.
Sergey Nikolayevich Golovko was ontwaakt uit een diepe slaap en was naar zijn kantoor gereden om zijn naam toe te voegen aan de rij van namen van al die anderen die tot beangstigende nuchterheid waren geschokt. Golovko, zijn hele leven al een man van het eerste directoraat, had tot taak de collectieve Amerikaanse geest te onderzoeken en zijn president hieromtrent te adviseren. De decoderingen die op zijn bureau neerploften, waren zijn nuttigste werktuig.
Hij had wel dertig van die berichten bij zich waarop in wezen maar een of twee berichten stonden. Alle strategische machten hadden opdracht gekregen tot Defensie Conditie Twee, DEFCON-TWO, over te gaan en alle conventionele strijdmachten moesten naar Defensie Conditie Drie. De Amerikaanse president was langzamerhand in paniek geraakt, dacht de eerste adjunct-directeur van de KGB. Er was geen andere uitleg. Dacht hij misschien dat de Sovjetunie deze infame daad had gepleegd? Dat was de meest beangstigende gedachte van zijn leven.
“Al weer een, nu van de marine.” De koerier liet hem op zijn bureau vallen. Golovko had aan één blik voldoende. “Sein dit ogenblikkelijk met voorrang naar de marine.” Hij moest zijn president bellen over de rest. Golovko pakte de telefoon.

Voor de verandering werkte de Sovjet-bureaucratie nu snel. Minuten later ging er een signaal van extreem lage frequentie naar buiten en de onderzeeboot, de Admiraal Lunin, ging naar de oppervlakte om het volledige bericht op te vangen. Commandant Dubinin las het al terwijl de printer de letters afdrukte.
AMERIKAANSE ONDERZEEBOOT USS MAINE MELDT LOCATIE ALS 50D-55M-09sN 153D-01M-23sW. MOTOREN DOOR BOTSING VAN ONBEKENDE AARD UITGESCHAKELD.
Dubinin verliet de verbindingskamer en begaf zich naar de kaartentafel. “Waar waren we toen we die transient opvingen?”
“Hier kapitein, en dit was de koers.” De navigator ging met zijn potlood over de lijn. Dubinin schudde alleen zijn hoofd. Hij overhandigde het bericht. “Kijk dit eens.” “Waarmee denkt u dat hij bezig is?”
“Hij zal dicht bij het oppervlak zijn... Wij gaan dus ook omhoog, tot vlak onder de laag, en we gaan snel. De oppervlakteruis zal zijn sonar toch wel verzieken. Vijftien knopen.”
“Denkt u dat hij bezig was ons te volgen?”
“Ben je daar nu pas achter?” Dubinin mat de afstand naar het doelwit. “Deze hier is erg trots. Nou, dat zullen we dan wel eens zien. Je weet hoe prat die Amerikanen gaan op het nemen van rompfoto’s. En nu, jonge luitenant, zijn wij aan de beurt.”

“Wat betekent dat?” vroeg Narmonov aan de eerste adjunct-voorzitter. “De Amerikanen zijn door onbekende machten aangevallen en het is een ernstige aanval geweest met enorm veel verlies aan mensenlevens. Het is logisch dat ze hun militaire paraatheid opvoeren. Ook zullen ze het druk hebben met het handhaven van de openbare orde,” antwoordde Golovko over de beveiligde telefoonlijn. “En?”
“En jammer genoeg zijn al hun strategische wapens op de Rodina gericht.” “Maar wij hebben daar part noch deel aan!” protesteerde de Sovjetpresident. “Correct. Maar een dergelijke respons is automatisch. Die wordt van tevoren gepland en wordt dan bijna een reflex. Als je eenmaal bent aangevallen, ben je zeer op je hoede. Contra-maatregelen worden lang van te voren gepland, zodat je snel kunt handelen, terwijl je je intellectuele capaciteiten kunt aanwenden voor een analyse van het probleem zonder extra, onnodige afleidingen.”
De Sovjetpresident wendde zich tot zijn defensieminister. “Wat moeten we doen?” “Ik adviseer een verhoging van onze paraatheidsstatus. Uitsluitend defensief, natuurlijk. Wie deze aanval ook mag hebben uitgevoerd, hij wil misschien ook ons treffen.” “Goedgekeurd,” zei Narmonov bruusk. “Hoogste paraatheid voor vredestijd.” Golovko fronste zijn wenkbrauwen toen hij dit over de telefoon hoorde. Zijn woordkeuze was uitermate correct en weldoordacht geweest. “Mag ik een suggestie doen?” “Ja,” antwoordde de defensieminister.
“Als dat mogelijk is, kan onze strijdmachten dan niet duidelijk gemaakt worden wat de reden van het alarm is? Op die manier is de schok niet zo groot.”
“Het is een nodeloze complicatie,” zei Defensie.
“De Amerikanen hebben dat niet gedaan,” zei Golovko haastig, “en dat is hoogst waarschijnlijk een fout. Houdt u toch alstublieft rekening met de geestesgesteldheid van de mensen die van hun gewone vredeswerk opeens in een hoge staat van paraatheid gegooid worden. Het vergt maar een paar woordjes extra. Die paar woordjes kunnen belangrijk zijn.”
“Goed idee,” zei Narmonov. “Doe dat,” beval hij Defensie.
“We zullen spoedig van de Amerikanen over de Hot Line horen,” zei Narmonov. “Wat zullen ze zeggen?”
“Dat is moeilijk te raden, maar wat het ook is, we moeten een antwoord gereed hebben, al was het alleen maar om de zaak in kalmer vaarwater te leiden. Ze moeten zeker weten dat wij er niets mee te maken hebben.”
Narmonov knikte. Dat was verstandige taal. “Begin er maar aan.”
De defensieverbindingsoperators van de Sovjetunie waren ongelukkig met het signaal dat ze moesten verspreiden. Om transmissieredenen moest de kern van het signaal gevat worden in een enkele vijflettercodegroep die verzonden, gedecodeerd en vrijwel onmiddellijk begrepen kon worden door alle ontvangers, maar dat was nu niet mogelijk. De extra zinnen moesten bewerkt worden om te verhinderen dat de transmissie te lang duurde. Dat deed een majoor. Hij liet het goedkeuren door zijn baas, een generaal-majoor, en verstuurde het naar maar liefst dertig verbindingscentra. De boodschap werd nog verder veranderd om aangepast te worden aan specifieke militaire diensten.

De Admiraal Lunin was pas vijf minuten op haar nieuwe koers toen er een tweede ELF-signaal arriveerde. De verbindingsofficier stoof de controlekamer in. ALGEHELE PARAATHEID STATUS TWEE. ER IS EEN NUCLEAIRE DETONATIE VAN ONBEKENDE AARD GEWEEST IN DE VERENIGDE STATEN. AMERIKAANSE STRATEGISCHE EN CONVENTIONELE STRIJDMACHTEN ZIJN GEALARMEERD IN VERBAND MET MOGELIJKE OORLOG. ALLE MARINE-STRIJDMACHTEN MOETEN TERSTOND VERTREKKEN. NEEM ALLE NOODZAKELIJKE
VEILIGHEIDSMAATREGELEN.
“Is de wereld dan gek geworden?” vroeg de commandant aan het bericht. Hij kreeg geen antwoord. “Is dat alles?”
“Dat is alles. Geen opdracht om de antenne op te zetten.”
“Dit zijn geen juiste instructies,” wierp Dubinin tegen. “Alle noodzakelijke veiligheidsmaatregelen.” Wat bedoelen ze daarmee? Onszelf beschermen, het vaderland beschermen, wat bedoel je verdomme?”
“Commandant,” zei de Starpom, “Algehele paraatheid Status Twee brengt zijn eigen actieregels met zich mee.”
“Dat weet ik,” zei Dubinin, “maar zijn die hier van toepassing?”
“Waarom zou dat signaal anders verzonden zijn?”
Een algehele paraatheid Status Twee was iets dat nooit eerder was voorgevallen in het Sovjetleger. Het betekende dat de actieregels niet die van een oorlog waren, maar ook weer niet van vrede. Hoewel Dubinin, zoals elke scheepskapitein van de Sovjetunie, zijn plichten volledig verstond, leken de implicaties van dit bevel veel te beangstigend. Maar die gedachte ging voorbij. Hij was marineofficier. Hij had zijn orders. Wie die orders ook had gegeven, moest de situatie beter kennen dan hij. De bevelvoerder van de Admiraal Lunin ging rechtop staan en richtte zich tot zijn eerste man. “Vermeerder snelheid tot vijfentwintig knopen. Beman de gevechtsposten.”

Het gebeurde met de grootst mogelijke spoed. Het Newyorkse kantoor van de FBI, dat zich in het federale kantoorgebouw Jacob Javits in het zuiden van Manhattan bevond, stuurde zijn mensen naar het noorden, en door het lichte zondagsverkeer was dat niet moeilijk. De krachtige, niet van logo’s voorziene wagens scheurden naar de diverse hoofdkwartieren van de netwerken. Hetzelfde gebeurde in Atlanta, waar agenten uit het Martin Luther King-gebouw stapten om zich naar het hoofdkwartier van CNN te begeven. In elk geval marcheerden er niet minder dan drie agenten naar de hoofdcontrolezaal waar ze de regels deponeerden: niets over Denver mocht uitgezonden worden. In geen enkel geval wisten de medewerkers van de netwerken waar het om ging, zo druk hadden ze het om weer contact te maken. Hetzelfde gebeurde in Colorado, waar, onder supervisie van assistent Special-Agent-in-Charge Walter Hoskins, de plaatselijke velddivisieagenten alle bijkantoren van de netwerken binnendrongen, alsmede de plaatselijke telefoonmaatschappij, waar ze alle lange afstandslijnen verbraken tot helse woede van het Bell-personeel. Maar Hoskins had één vergissing begaan. Dat kwam voort uit het feit dat hij geen televisie keek.
KOLD was een onafhankelijk station dat uit alle macht bezig was een superstation te worden. Net als TBS, WOR en enkele andere, bezat het een eigen satellietverbinding om een groot gebied te bedienen. Het was een gewaagde financiële investering en de investeerders hadden nog weinig van hun geld teruggezien. Het station werd op een habbekratsbudget gerund vanuit een oud, vrijwel raamloos gebouw ten noordoosten van de stad. Het station gebruikte een van de Canadese Anik-satellieten en bereikte Alaska, Canada en het noorden en midden van de VS redelijk goed met zijn programmering, die voornamelijk uit oude netwerk-shows bestond.
Het KOLD-gebouw was eens het eerste netwerk-televisiestation van Denver geweest en was opgetrokken in de stijl die in de jaren dertig door de Federale Communicaties Commissie vereist was: een monoliet van gewapend beton die een vijandelijke bomaanval kon overleven; de technische eisen waren van voor de komst van nucleaire wapens. De enige ramen waren die van de directiekantoren in het zuidelijke deel van het gebouw. Tien minuten na de gebeurtenis passeerde iemand de open deur van de programma-directeur. Hij bleef als bevroren staan, draaide zich om en rende naar de redactie. Een minuut later betrad een cameraman de vrachtlift die helemaal tot aan het dak ging. Het beeld, met directe kabels doorgegeven aan de regiekamer en vandaar overgezonden naar een Ku-zender op de Anik-satelliet, die niet aangetast was door de explosie, brak in in de herhaling van The adventures of Dobie Gillis in Alaska, Montana, North Dakota, Idaho en drie Canadese provincies. In Calgary, Alberta schrok een verslaggeefster, die verliefd was op Dwayne Hickman, op toen het beeld en het geluid veranderden, en ze belde haar stadsredactie. Haar ademloos verslag ging terstond naar Reuter. Spoedig daarna schakelde CBC via een van haar niet aangetaste Aniks de video-opnamen door naar Europa.
Tegen die tijd betrad de FBI van Denver het KOLD-gebouw. Ze gaven de instructies aan een redactie, die luidkeels met het Eerste Amendement van de Grondwet aan kwam zetten, maar dit argument verloor het tegen de mannen met de pistolen die de stroom naar de zender afsloten. De FBI-agenten excuseerden zich wel terwijl ze dat deden. Die moeite hadden ze niet hoeven te doen. Wat van meetaf aan een idiote opdracht was geweest, werd nu een oefening in nutteloosheid.

“Wat is er verdomme aan de hand?” vroeg Richards aan zijn staf.
“We hebben er geen idee van, meneer. Er is geen reden voor het alarm opgegeven,” zei de verbindingsofficier met een ongelukkig gezicht.
“Nou, daar zijn we dan mooi klaar mee, of niet dan?” Dat was een retorische vraag. De TR gevechtsgroep passeerde juist Malta en bevond zich nu in het doelwitgebied van de Sovjetunie. Nu moesten de ‘Sticks’ A-6E Intruders opstijgen, snel op koershoogte komen en gaan tanken bij de vliegende stations, hoewel ze op dit ogenblik voldoende brandstof hadden om helemaal naar hun doelwit op of bij het schiereiland Kerch te komen. Nog geen jaar geleden hadden de Amerikaanse vliegdekschepen, hoewel ze een behoorlijk aantal thermonucleaire bommen aan boord hadden, geen deel uitgemaakt van de SIOP. Dit acroniem was afgeleid van ‘Single Integrated Operations Plan’ en was de hoofdblauwdruk voor het ontmantelen van de Sovjetunie. De vermindering van het aantal strategische raketten — voor Amerika doorgaans gestationeerd op het land — had het aantal beschikbare kernkoppen drastisch verkleind. De Joint Strategic Targeting Staff, die inwoonde in het hoofdkwartier van SAC, had, net als planners overal in de wereld, geprobeerd om dit tekort zo goed mogelijk op te vangen. Dit was de reden dat een vliegdekschip, wanneer dat in de buurt van Sovjet doelwitten kwam, de SIOP-taak op zich nam. In het geval van de USS Theodore Roosevelt betekende dit dat het schip, zodra het ten oosten van Malta was, geen strijdmacht meer was van het conventionele oorlogsterrein, maar nu van de nucleairstrategische strijdmacht. Om deze missie te vervullen had de TR vijftig B-61-Mod-8 nucleaire zwaartekrachtbommen aan boord in een speciaal, zwaar bewaakt magazijn. De B-61 had FUFO — ‘Full Fusing Option’ — beter bekend als “Bel-een-klap” die een explosieve kracht kon uitdelen van tien tot vijfhonderd kiloton. De bommen waren vier meter lang, een centimeter of dertig in doorsnee, en wogen slechts driehonderd kilo. Ze waren gestroomlijnd om de minste weerstand van de lucht te ondervinden. Elke A-6E kon er twee van vervoeren en had tevens hulpbrandstoftanks, waardoor hij een gevechtsradius had van een kleine tweeduizend kilometer. Tien daarvan waren het explosieve equivalent van een heel eskader Minuteman-raketten. Hun toegewezen doelen waren marinevaartuigen, waarbij uitgegaan werd van het principe dat mensen vaker vrienden, of althans kennissen, doden dan volstrekt onbekenden. Zo behoorde het bijvoorbeeld tot de taak van de SIOP om de werf Nikolayev aan de Dniepr te reduceren tot een radioactieve plas. Dat was toevallig ook de werf waar de Sovjet-carrier Tbilisi was gebouwd.
De kapitein had bovendien nog het probleem dat de commandant van zijn gevechtsgroep, een admiraal, de kans te baat had genomen om naar Napels te vliegen voor een vergadering met de commandant van de Zesde Vloot. Richards moest het alleen opknappen.
“Waar is onze vriend?” vroeg de CO van de Roosevelt.
“Ongeveer tweehonderdvijftig mijl achter ons,” zei de operatieofficier. “Dichtbij.” “Laten we dan maar meteen opstijgen met de plus-fives, schipper,” zei Jackson. “Ik neem er twee en draai boven rondjes om de achterdeur in de gaten te houden.” Hij tikte op de kaart.
“Maak je niet dik, Rob.”
“Ik hou het wel, Ernie.”Jackson liep naar een telefoon.”Wie is daar boven?” vroeg hij aan de VF-1 kamer. “Mooi.” Jackson ging zijn vliegerspak en helm halen. “Heren,” zei Richards toen Jackson weg was, “aangezien we ten oosten van Malta zijn, maken we nu deel uit van de SIOP en zijn we derhalve een strategische en geen conventionele inzet meer. DEFCON-TWO heeft nu ook betrekkking op ons. Als iemand hier nog even zijn kennis van de gevechtsregels van DEFCON-TWO wil opfrissen, dan moet dat wel snel gebeuren. Alles wat als een bedreiging voor ons beschouwd kan worden, mag op mijn gezag als gevechtsgroepcommandant aangevallen en vernietigd worden. Vragen?”
“Meneer, we weten niet wat er aan de hand is,” zei de operatieofficier. “Ja. We moeten onze koppen erbij houden, maar eerst moeten we een front vormen. Er is iets ellendigs gebeurd en nu zitten we in DEFCON-TWO.”
Het was een mooie, heldere nacht op het vliegdek. Jackson gaf instructies aan commandant Sanchez en hun respectieve RIO’s. Vervolgens liepen de vliegcaptains van de twee Tomcats er met hun bemanning naar toe. Jackson en Walters stapten aan boord. De vliegcaptains hielpen hen met de riemen, klommen toen naar beneden en haalden de ladder weg. Captain Jackson ging de startchecklist na en zag zijn motorinstrumenten op het gebruikelijke stationaire toerental komen. De F-14D was tegenwoordig bewapend met vier radar-doelwitzoekende Phoenix-raketten en vier infrarood Sidewinders.
“Ben je klaar, Shredder?” vroeg Jackson.
“Vooruit met de geit, Spade,” antwoordde Walters.
Robby duwde zijn gashendels tot aan de stoppen, liet de naverbrander knallen en gebaarde de katapultofficier dat hij gereed was. De officier keek het dek langs om te zien of er niets in de weg stond. De officier groette.
Jackson beantwoordde die, liet zijn hand op de stuurknuppel vallen en legde zijn hoofd tegen de hoofdsteun. Een seconde later raakte de verlichte stok van de officier het dek aan. Een onderofficier drukte op de afvuurknop en stoom spoot in de katapult.
Hoeveel jaren hij ook al in deze business zat, zijn zintuigen konden dit nooit bijhouden. De acceleratie door de katapult duwde zijn oogballen bijna tot achter in hun kassen. De doffe lampen van het dek verdwenen achter hem. De rug van het vliegtuig kwam horizontaal en ze bevonden zich nu in de lucht. Jackson vergewiste zich ervan dat hij echt vloog voordat hij de brander afzette. Toen trok hij zijn landingsgestel en flaps in en klom langzaam naar zijn hoogte. Hij was net voorbij de duizend voet toen ‘Bud’ Sanchez en ‘Lobo’ Alexander langs hem kwamen.
“Daar gaan de radars,” zei Shredder die zijn instrumenten in de gaten hield. De gehele TR-gevechtsgroep sloot enkele seconden later alle stralingsbronnen af. Niemand kon hen nu meer volgen door hun eigen elektronische straling.
Jackson ontspande zich. Wat dit ook was, het kon niet zo erg zijn. Het was een prachtige, heldere nacht en hoe hoger hij kwam, hoe helderder alles werd door de panoramische koepel van zijn gevechtsvliegtuig. De sterren waren losse speldeknopjes van licht en hun getwinkel hield bijna helemaal op toen ze de dertigduizend voet bereikten. Hij zag in de verte de stroboscopische flitsen van verkeersvliegtuigen en de kustlijnen van wel een stuk of vijf landen. Een nacht als deze, dacht hij, kon van een boer een poëet maken. Het was om ogenblikken als deze dat hij piloot was geworden. Hij draaide naar het westen met Sanchez aan zijn vleugel. Voor hem waren wat wolken, zag hij meteen. Hij kon niet zoveel sterren meer zien.
“Oké,” beval Jackson, “laten we maar eens gauw gaan kijken.”
De Radar Interceptie Officier activeerde zijn systemen. De F-14D was net uitgerust met een nieuwe, door Hughes gebouwde radar die LPI genoemd werd, voor ‘Low Probability of Intercept’. Hoewel hij minder vermogen vroeg dan het AWG-systeem dat hij had vervangen, combineerde de LPI grotere gevoeligheid met een veel geringere kans opgepikt te worden door een bedreigingsontvanger van een ander vliegtuig. Ook was het zicht naar onderen drastisch verbeterd.
“Daar zijn ze,” meldde Walters. “Een mooie cirkelformatie.”
“Hebben ze iets in de lucht?”
“Alles wat ik zie heeft een transponder.”
“Oké, over een paar minuten zijn we op onze post.”

Vijftig mijl achter hen maakte een E-2C Hawkeye, bedoeld voor de eerste waarschuwing, zich los van de tweede katapult. Daarachter brulden de motoren van twee KA-6 tankers, samen met nog enkele gevechtsvliegtuigen. De tankers zouden zich spoedig bij Jackson voegen om hem bij te tanken, waardoor de CAG vier uur in de lucht kon blijven. De E-2C was het belangrijkste. Die klom op vol militair vermogen, draaide naar het zuiden om zijn post vijftig mijl van het moederschip in te nemen. Zodra hij op de vijfentwintigduizend voet kwam, ging zijn surveillance-radar aan en de bemanning van drie ging een lijst opstellen van hun contacten. Hun gegevens werden via een digitale verbinding naar de carrier gezonden en tevens naar de Group Air-Warfare officier aan boord van de Aegiskruiser, de USS Thomas Gates, die als roepnaam ‘Stetson’ had.
“Niet veel, commandant.”
“Oké, we zijn nu op onze post. Laten we wat rondvliegen en zoeken.” Jackson draaide zijn toestel in een lichte rechterbocht terwijl Sanchez hem in formatie volgde.

De Hawkeye zag ze het eerst. Ze waren bijna vlak onder Jackson en diens twee Tomcats en buiten de detectiekegel van hun radar.
“Stetson, met Falcon-Two. We hebben vier kisten, koers twee-acht-een, honderd mijl verderop.” De referentie was de positie van de TR.
“IFF?”
“Negatief, hun snelheid is vierhonderd, hoogte zevenhonderd, koers een-drie-vijf.” “Versterk,” zei de AWO-officier.
“Ze zijn in een losse vier vinger, Stetson,” zei Hawkeye. “Zo te zien zijn het tactische gevechtsvliegtuigen.”

“Ik heb iets,” meldde Shredder een ogenblik later aan Jackson. “Beneden, zo te zien twee, nee vier vliegtuigen, naar het zuidoosten.”
“Van wie?”
“Niet van ons.”
In het gevechtsinformatiecentrum van de TR had niemand er nog enig idee van wat er aan de hand was, maar de inlichtingenstaf van de groep deed zijn best daar achter te komen. Wat ze tot dusver hadden vernomen, was dat de meeste satellietnieuwszenders uitgeschakeld waren, maar dat alle militaire satellieten het daarentegen nog uitstekend deden. Een elektronische controle van het satellietspectrum wees uit dat er heel wat videocircuits op onverklaarbare wijze inactief waren, evenals de telefoonverbindingen met de satelliet. De verbindingsmensen waren zo verslaafd aan de high tech-kanalen, dat er een radioman derde klasse voor nodig was om voor te stellen op de kortegolf over te gaan. De eerste die ze vonden, was de BBC. Het nieuwsbulletin werd opgenomen en haastig in de CIC gezet. De stem sprak met de rustige zekerheid waar de British Broadcasting Corporation zo vermaard om was: “Volgens het persbureau Reuter heeft er een nucleaire ontploffing plaatsgevonden in het midden van de Verenigde Staten. Het televisiestation KOLD van Denver in Colorado zendt via de satelliet een beeld uit van een paddestoelvormige wolk boven Denver, plus een gesproken verslag van een enorme explosie. KOLD is nu uit de lucht, en pogingen om Denver telefonisch te bereiken, zijn nog niet succesvol gebleken. Er is nog geen officieel commentaar over dit incident.”
“Grote god,” zei iemand namens hen allen. Commandant Richards keek de kamer rond.
“Nu weten we tenminste waarom we op DEFCON-TWO zitten. We zullen meer gevechtsvliegtuigen omhoog sturen. F-18’s voor ons, F-14’s achter ons. Ik wil vier A6’sen geladen met anti-scheepsraketten en we beginnen met de planning van een alfa-aanval op de Tbilisi gevechtsgroep.”
“Commandant,” riep een prater, “Falcon meldt vier tactische vliegtuigen op weg naar ons.”
Richards hoefde zich maar om te draaien om het hoofdscherm van de tactische handelingen te zien: een radarscoop van een volle meter doorsnede. De vier nieuwe contacten toonden zich als omgekeerde V-vormen met koersvectoren. Het toestel dat het dichtstbij was, bevond zich op nog geen twintig mijl, gemakkelijk binnen bereik van de air-to-surface raketten.
“Laat Spade die kisten meteen identificeren.”

“Ga ernaar toe en identificeer ze,” was de opdracht van het Hawkeye controlevliegtuig. “Roger,” bevestigde Jackson. “Bud, we gaan eropaf.”
“Roger.” Commandant Sanchez duwde zijn stuurknuppel naar links om de afstand tussen zijn gevechtsjager en die van Jackson te vergroten. De formatie die de ‘Loose Deuce’, de ‘Losse Duivel’ werd genoemd, stelde de vliegtuigen in staat elkaar bij te staan terwijl het onmogelijk was hen tegelijk aan te vallen. Toen Sanchez zich afscheidde, kantelden beide vliegtuigen en doken met volle kracht omlaag. Enkele seconden later waren ze voorbij Mach-One.
“In mijn vizier,” vertelde Shredder zijn piloot. “Ik activeer de t.v.”
De Tomcat was uitgerust met een eenvoudig identificatiemiddel. Dat was een televisiecamera met een tienvoudige zoomlens die even goed bij daglicht als in de duisternis werkte. Luitenant Walters kon de t.v. aan het radarsysteem koppelen, en enkele seconden later had hij vier puntjes die snel groter werden toen de Tomcat hen inhaalde. “Dubbele roer configuratie.”
“Falcon, met Spade. Informeer Stick dat we op visueel zijn, maar we hebben nog geen ID, en we gaan eropaf.”

Majoor Pyotr Arabov was niet meer gespannen dan normaal. Hij was vlieginstructeur en bracht drie Libiërs de fijne kneepjes bij van het navigeren boven water bij nacht. Een half uur geleden waren ze boven het Italiaanse eiland Pantelleria gekeerd, en nu waren ze op weg naar huis, naar Libië. Formatievliegen ‘s nachts was moeilijk voor de drie Libiërs, hoewel ze er alle drie al driehonderd vlieguren op hadden zitten. En boven water vliegen is het gevaarlijkst van alles. Gelukkig hadden ze er een goede nacht voor uitgezocht. De met sterren bezaaide hemel verschafte hun een goede horizonreferentie. Je kon het beter eerst op de gemakkelijke manier leren, dacht Arabov, en op deze hoogte. Een echt tactisch profiel, op honderd meter en met hogere snelheid, kon in een bewolkte nacht uitzonderlijk gevaarlijk zijn. Hij was net zo min onder de indruk van de vliegkunst van deze Libiërs als de Amerikaanse marine bij diverse gelegenheden was geweest, maar ze leken leergierig en dat was al veel. Bovendien had hun aan olie rijke land, dat kennelijk zijn eigen lesje had geleerd van de Iraki’s, besloten dat, als ze dan toch een luchtmacht moesten hebben, die beter behoorlijk getraind kon zijn. Dat betekende dat de Sovjetunie nogal wat MiG-29’s kon verkopen, ondanks het feit dat verkoop in het gebied rond Israël uitermate aan beperkingen onderhevig was.
Het betekende tevens dat majoor Arabov in klinkende munt werd uitbetaald. De instructeur keek naar links en naar rechts om zijn formatie te controleren die niet helemaal strak was, maar toch wel redelijk dicht. De kisten vlogen moeizaam vanwege de twee brandstoftanks onder elke vleugel. Elke brandstoftank had stabilisatievinnen leek sprekend op een bom.

“Ze dragen iets, schipper. MiGs-29, zeker weten.”
“Akkoord.” Jackson controleerde zelf het scherm en stemde toen zijn radio af. “Stick, met Spade, over.”
“Ga je gang.” Het digitale radiocircuit stelde Jackson in staat om de stem van captain Richards te herkennen.
“Stick, we hebben ID. Het zijn vier MiGs twee-negens. Ze vervoeren zo te zien lading onder de vleugels. Koers, snelheid en hoogte onveranderd.” Het was even stil. “Schiet de bandieten omlaag.”
Jacksons hoofd kwam met een ruk omhoog. “Zeg dat nog eens, Stick.” “Spade, met Stick: schiet de bandieten omlaag. Bevestig.”
Hij noemde ze ‘bandieten’ dacht Jackson. En hij weet meer dan ik.
“Roger. Ik val aan. Uit.” Jackson stemde zijn radio weer af. “Bud, volg me.” “Shit!” merkte Shredder op. “Ik stel voor dat we twee Phoenixen inzetten, linkerpaar en rechterpaar.”
“Doe dat,” antwoordde Jackson en hij stelde de wapenschakelaar boven op zijn stuurknuppel af op AIM-54. Luitenant Walters programmeerde de raketten om hun radars stil te houden tot ze er slechts een mijl vandaan zouden zijn.
“Klaar. Afstand zestienduizend. Vogels op stok.”
Jacksons head-up display gaf de juiste symboliek aan. Een pieptoon in zijn helm liet hem weten dat de eerste raket afgevuurd kon worden. Hij drukte een keer op de trekker, wachtte een seconde, en drukte weer.
“Shit!” constateerde Michael ‘Lobo’ Alexander, een halve mijl verderop. “Je weet wel beter!” snauwde Sanchez terug.
“Lucht is helder. Ik zie niets om ons heen.”
Jackson sloot zijn ogen om zijn gezichtsvermogen te beschermen tegen de geelwitte uitlaatvlammen van de raketten. Ze trokken snel weg en accelereerden tot over de drieduizend mijl per uur, bijna een mijl per seconde. Jackson zag ze op hun doelwit afgaan terwijl hij zijn vliegtuig in de juiste positie bracht voor het geval de Phoenixen niet goed werkten.

Arabov controleerde zijn instrumenten nog een keer. Er was niets ongewoons. Zijn dreigontvangers gaven alleen luchtafzoekende radars aan, hoewel één meting enkele minuten geleden was verdwenen. Afgezien daarvan was dit een uitzonderlijk routineuze trainingsmissie. Ze vlogen recht en vlak op een directe koers naar een vast punt aan. Zijn dreigontvangers hadden de LPI-radar die hem en zijn formatie van vier de laatste vijf minuten gevolgd had, niet opgemerkt. Maar ze waren wel in staat om de krachtige doelwitzoekende radar van een Phoenix-raket op te merken. Een helderrood licht flitste aan en een krijsend geluid verbrijzelde bijna zijn trommelvliezen. Arabov keek omlaag om zijn instrumenten af te lezen. Die leken te werken, maar dit was geen... vervolgens draaide hij zijn hoofd om. Hij had nog net de tijd om een halve maan van geel licht te zien en een spookachtig, door sterren verlicht rookspoor, toen een flits.
De Phoenix, gericht op het rechterpaar, explodeerde een meter voor hen. De explosiekop van honderdvijfendertig pond vulde de lucht met razendsnelle scherven die beide MiGs aan stukken scheurden. Hetzelfde gebeurde met het linkerpaar. De lucht werd gevuld met een lichtgevende wolk van exploderende brandstof en vliegtuigonderdelen. Drie piloten werden door de explosie direct gedood. Arabov werd door zijn schietstoel uit zijn uit elkaar spattende jager geworpen. Zijn parachute opende zich amper zeventig meter boven het water. De Russische majoor, al bewusteloos door de onverwachte schok van de schietstoel, werd door handelingen gered die aan zijn verwondingen voorafgingen. Een opblaaskraag hield zijn hoofd boven water, een UHF radio begon te schreeuwen om de dichtstbijzijnde reddingshelikopter en een krachtig blauw-wit stroboscopisch licht flitste in de duisternis. Rond hem waren wat plasjes brandende brandstof en verder niets.

Jackson sloeg het hele proces gade. Hij had vermoedelijk met één enkel schot een absoluut record gevestigd. Vier kisten met één raketsalvo. Maar het had niets met vaardigheid te maken gehad. Net zoals zijn Irakese slachtoffers hadden zij niet geweten dat hij er was. Elk groentje, net van training, had dit na kunnen doen. Het was moord, geen oorlog — wat voor oorlog? vroeg hij zich af, was er wel een oorlog? — en hij wist niet eens waarom.
“Vier MiGs neergeschoten,” zei hij over de radio. “Stick, met Spade, vier neergeschoten. We gaan terug naar CAP-station, we hebben brandstof nodig.”
“Roger, Spade, tankers al in de lucht. We bevestigen: vier neergeschoten.” “Zeg Spade, wat is er verdomme aan de hand?” vroeg luitenant Walters. “Ik wou dat ik het wist, Shredder.” Heb ik zojuist de eerste schoten van een oorlog afgevuurd? Welke oorlog?

Ondanks zijn eerdere geschreeuw was het bewakings-tankregiment even alert als elke andere Russische eenheid die Keitel ooit had gezien. Hun T-80 hoofdgevechttanks zagen er een beetje speelgoedachtig uit met hun blinde pantserpanelen waarmee geschutstoren en romp waren versierd, maar het waren ook vervaarlijk uitziende voertuigen met een laag zwaartepunt, en de enorme 125 millimeter kanonslopen lieten geen twijfel bestaan over hun doel en ware aard. Het zogenaamde inspectieteam liep in groepjes van drie rond. Keitel had de gevaarlijkste missie, aangezien hij bij de regimentscommandant was. Keitel — ‘Kolonel Ivanenko’ — keek op zijn horloge toen hij achter de werkelijke kolonel aan liep.
Tweehonderd meter verderop liepen Günther Boek en twee andere voormalige Stasiofficieren naar een tankbemanning. Die wilden juist in hun tank stappen toen de officieren dichterbij kwamen.
“Stop!” beval er een.
“Jawel, kolonel,” antwoordde de sergeant die het commando over de tank voerde. “Kom naar beneden. We willen je voertuig inspecteren.”
De commandant, boordschutter en chauffeur verzamelden zich voor hun voertuig terwijl de andere bemanningsleden in hun tanks klommen. Bock wachtte tot de naburige tanks afgesloten waren en schoot toen alle drie de Russen met zijn automatisch wapen met geluiddemper neer. De drie lijken werden onder de tank geduwd. Bock ging op de plaats van de boordschutter zitten en bekeek de hendels waarover hij was geïnstrueerd. Op nog geen twaalfhonderd meter, dwars op zijn tank geparkeerd, stonden meer dan vijftig Amerikaanse M1A1 tanks waarvan de bemanningen ook bezig waren in te stappen.
“Vermogen aan,” meldde de chauffeur over de radio. De dieselmotor kwam brullend, op hetzelfde moment als de andere, tot leven.
Bock tikte de laadschakelaar in de stand Armor-Piercing Fin-Stabilized DiscardingSabot om en drukte op de laadknop. De grendel van het hoofdkanon van de tank viel automatisch open. Eerst werd de huls, en toen de aandrijvende lading op zijn plaats geramd, waarna de grendel zichzelf sloot. Dat was niet moeilijk, dacht Bock. Vervolgens drukte hij op het vizier van de loop en koos een Amerikaanse tank uit. Die was gemakkelijk te zien. Het Amerikaanse tankpark was verlicht als een parkeerterrein zodat overtreders van het toegangsverbod gemakkelijk konden worden gesignaleerd. De laser liet hem de afstand weten en Boek draaide de loop omhoog tot de juiste hoek. De windsnelheid schatte hij op nul. Het was een rustige avond. Bock keek op zijn horloge en wachtte tot de secondewijzer bij de twaalf kwam. Toen drukte hij de trekkers in. Bocks T-80 schoot naar achteren, samen met drie andere. Twee derde van een seconde later trof de granaat de geschutstoren van de Amerikaanse tank. Het resultaat was indrukwekkend. Hij had het munitie-compartiment achter in de geschutstoren geraakt. De veertig munitiegranaten gingen ogenblikkelijk af. Weggeschoten panelen verhinderden dat het meeste recht omhoog ging, maar de beschermende vuurdeur binnen het voertuig was al kapot geschoten door de granaat en de bemanning verbrandde in hun stoelen terwijl de tank, die twee miljoen dollar had gekost, in een groen en bruin gevlekte vulkaan veranderde, samen met nog twee tanks. Honderd meter naar het noorden hield de regimentscommandant halverwege een zin op. Hij keerde zich ongelovig om naar het lawaai.
“Wat is er aan de hand?” kon hij nog uitroepen voordat Keitels kogel hem in de achterkant van het hoofd trof.
Bock had al zijn tweede granaat in de machinekamer van een andere tank geschoten en laadde nu de derde granaat. Zeven M1A1’s stonden al in brand voordat de eerste Amerikaanse boordschutter een granaat had doorgeladen. De kolossale geschutstoren zwaaide rond terwijl tankcommandanten orders schreeuwden naar hun chauffeurs en boordschutters. Bock zag de geschutstoren en draaide in zijn richting. Zijn schot was veel te ver naar links, maar een andere Abrams achter de eerste werd geraakt. Ook het Amerikaanse schot ging hoog over omdat de boordschutter te opgewonden was. Zijn tweede granaat was onmiddellijk geladen en de Amerikaan schoot een T-80 twee tanks voorbij Bock aan flarden. Günther besloot om deze Amerikaan met rust te laten.
“We worden aangevallen...begin met vuren, begin met vuren!” schreeuwden de ‘Sovjet’ tankcommandanten tegen hun bemanning.
Keitel rende naar het commandovoertuig. “Ik ben kolonel lvanenko. Jullie commandant is dood. Schiet op! Schiet die gekke klootzakken overhoop zolang we nog een regiment over hebben.”
De operatie-officier aarzelde. Hij had er geen flauw idee van wat er aan de hand was. Hij kon alleen het schieten horen. Maar de orders kwamen van een kolonel. Hij pakte zijn radio, draaide het nummer van het bataljonscommando en bracht het bevel over. Toen was er de verwachte aarzeling. Minstens tien Amerikaanse tanks brandden nu, maar vier schoten terug. Toen opende de gehele Sovjet-linie het vuur en drie van de nog werkende tanks werden weggeschoten. Die tanks die beschermd waren door de eerste rij, vormden een rookgordijn en manoeuvreerden zich vooral naar achteren, terwijl de Sovjet-tanks naar voren rolden. Keitel keek bewonderend toe hoe de Sovjet T-80’s in beweging kwamen. Zeven van hen bleven stil staan, waarvan er vier brandden. Nog eens twee ontploften voor ze de lijn overschreden waar eens een muur had gestaan.
Het was de moeite waard, dacht Keitel, al was het alleen maar voor dit ogenblik. Wat ook het plan van Günther mocht zijn, het was de moeite waard om de Russen en Amerikanen elkaar te zien afmaken.

Admiraal Joshua Painter arriveerde juist op tijd op het hoofdkwartier van CINCLANT om het bericht van de Theodore Roosevelt op te vangen.
“Wie heeft daar het bevel?”
“Meneer, de gevechtsgroepcommandant is naar Napels gevlogen. De hoogste officier van de groep is kapitein ter zee Richards,” antwoordde vlootinlichtingen. “Hij zei dat er vier gewapende MiGs op hem afkwamen, en aangezien we op DEFCON-TWO staan, schoot hij ze omlaag als een mogelijke bedreiging van de groep.”
“Wiens MiGs?”
“Kan van de Tbilisi-groep zijn, meneer.”
“Wacht eens even...zei je DEFCON-TWO?”
“De TR is nu ten oosten van Malta, meneer, en SIOP is van toepassing,” merkte vlootoperaties op.
“Weet iemand wat er aan de hand is?”
“Ik heb er verdomme geen enkel idee van,” antwoordde de vlootinlichtingenfficier eerlijk.
“Geef me Richards op de telefoon.” Painter zweeg even. “Wat is de status van de vloot?”
“Alles wat hier ligt, heeft opdracht gekregen om weg te stomen, meneer. Dat gaat automatisch.”
“Maar waarom zijn wij hier dan op DEFCON-THREE?”
“Dat hebben ze ons niet verteld, meneer.”
“Geweldig.” Painter trok de sweater over zijn hoofd en brulde dat hij koffie wilde. “De Roosevelt aan de telefoon, meneer,” riep de intercom. Painter drukte op de knop en zette de telefoon over op de luidspreker.
“Met CINCLANT.”
“Met Richards, meneer.”
“Wat is er aan de hand?”
“Meneer, we zijn nu een kwartier in DEFCON-TWO. Er kwam een vlucht MiGs-29 op ons af en ik heb opdracht gegeven ze neer te halen.”
“Waarom?”
“Ze leken gewapend, meneer, en we hebben een radiotransmissie opgevangen over de explosie.”
Painter werd ogenblikkelijk zo koud als ijs. “Wat voor explosie?”
“Meneer, de BBC meldt een nucleaire detonatie in Denver. Het plaatselijke t.v.-station dat het bericht bracht, is nu uit de lucht, zeggen ze. Toen ik die informatie had, besloot ik te schieten. Ik ben de hoogst aanwezige officier hier. Het is mijn gevechtsgroep. Meneer, tenzij u nog meer hebt te vragen, heb ik andere dingen te doen.” Painter wist dat hij de man niet voor de voeten mocht lopen. “Gebruik je kop, Ernie. Gebruik verdomme goed je kop.”
“Aye aye, meneer. Uit.” De lijn werd dood.
“Nucleaire explosie?” vroeg vlootinlichtingen.
Painter had een directe telefoonverbinding met het National Military Command Center (NMCC). Hij activeerde die. “Met CINCLANT.”
“Kapitein Rosselli, meneer.”
“Hebben we een kernexplosie gehad?”
“Positief, meneer. In het gebied van Denver. NORAD schat het vermogen onder in de honderd en het aantal slachtoffers is hoog. Meer weten we niet. We hebben het nog niet aan iedereen laten weten.”
“Nou, dan heb ik iets voor jou dat je mag weten: de Theodore Roosevelt heeft zojuist vier inkomende MiGs-29 onderschept en neergehaald. Hou me op de hoogte. Tenzij ik andere opdrachten krijg, stuur ik alles naar zee.”

Bob Fowler zat al aan zijn derde kop koffie. Hij vervloekte zichzelf dat hij die vier sterke Duitse biertjes had gedronken, alsof hij een soort Archie Bunker was. En een van zijn angsten was dat de mensen hier zouden ruiken dat hij alcohol had gebruikt. Zijn verstand vertelde hem dat zijn gedachten ietwat beïnvloed konden zijn door de alcohol, maar hij had de glazen over een paar uur verspreid en natuurlijke processen plus de koffie hadden zijn lichaam al gereinigd of zouden dat spoedig doen. Voor het eerst was hij dankbaar dat zijn vrouw Marian dood was. Hij had aan haar sterfbed gezeten, had zijn geliefde vrouw zien sterven. Hij wist wat smart en tragedie waren, en op welke verschrikkelijke manier al die mensen daar in Denver om het leven waren gekomen. Maar hij moest daar afstand van nemen, moest het ter zijde schuiven, moest zich concentreren om te voorkomen dat er nog meer stierven. Tot dusver, dacht Fowler, was het goed gegaan. Hij was snel in actie gekomen om verspreiding van het nieuws te voorkomen. Een paniek in het gehele land was iets waar hij nu geen behoefte aan had. Zijn strijdkrachten waren in een hogere staat van paraatheid gebracht en dat zou een nieuwe aanval wel voor onbepaalde tijd verhinderen.
“Oké,” zei hij in de telefonische vergadering met NORAD en SAC. “Laten we even samenvatten wat er tot nu toe is gebeurd.”
NORAD antwoordde: “Meneer, we hebben een enkele nucleaire detonatie gehad in het bereik van honderd kiloton. Tot dusver hebben we geen rapporten van de toestand daar. Onze strijdkrachten zijn in verhoogde staat van paraatheid gebracht. Satellietverbindingen zijn verbroken...”
“Waarom?” vroeg Elizabeth Elliot met een stem die brozer klonk dan die van Fowler. “Wat heeft dat kunnen veroorzaken?”
“Dat weten we niet. Een nucleaire explosie in de ruimte zou dat kunnen veroorzaken, met het EMP-effect, de elektromagnetische puls. Als een kernbom op grote hoogte ontploft, komt de meeste energie vrij in de vorm van elektromagnetische straling. De Russen weten meer van het praktische effect van dergelijke explosies dan wij; zij hebben meer empirische gegevens door hun tests op Nova Zembia in de jaren zestig. Maar we hebben geen aanwijzingen voor een dergelijke explosie, en die hadden we zeker gezien. Een nucleaire aanval op satellieten is derhalve hoogst onwaarschijnlijk. De volgende mogelijkheid is een enorme stoot elektromagnetische energie vanaf een bron op de grond. De Russen hebben inderdaad nogal wat geld gestopt in wapenresearch met microgolven. Ze hebben een schip in het oosten van de Grote Oceaan met een heleboel antennes aan boord. Dat is de Yuri Gagarin. Ze staat geclassificeerd als een schip dat ruimtevaartprojecten ondersteunt en ze heeft vier enorme antennes met hoge resolutie. Dat schip bevindt zich momenteel op driehonderd mijl ten oosten van Peru, ruim binnen bereik van de beschadigde satellieten. Het schip is zogenaamd bezig met operaties voor het Mir ruimtestation. En meer vermoedens hebben we niet. Een van mijn officieren is nu in gesprek met Hughes Aerospace om te vragen wat zij ervan vinden.”
“Oké, we zijn nog steeds bezig om ATC-banden van Stapleton te krijgen om te zien of de bom misschien door een vliegtuig is vervoerd en we wachten op mededelingen van onder andere reddingsteams uit het rampgebied. Dat is het wel.”
“We hebben twee volledige eskaders in de lucht en op dit moment stijgen er nog meer op,” zei CINC-SAC vervolgens. “Al mijn raketeskaders zijn in staat van paraatheid gebracht. Mijn vice-ClNC is in de lucht in Looking Glass Auxiliary West en een andere Kneecap staat op het punt naar u toe te gaan.”
“Is er iets in de Sovjetunie gebeurd?”
“Hun luchtverdediging is in hogere staat van paraatheid gebracht, zoals we al hebben besproken,” antwoordde generaal Borstein. “We ontvangen andere radioactiviteiten, maar niets dat we nu al kunnen classificeren. Er is geen aanwijzing voor een aanval op de Verenigde Staten.”
“Oké.” De president slaakte een diepe zucht. Het was beroerd, maar het liep niet uit de hand. Hij hoefde alleen maar bepaalde zaken te regelen en dan kon hij verder gaan. “Ik open nu de directe lijn met Moskou.”
“Uitstekend, meneer,” antwoordde NORAD.
Een chef civiele dienst van de marine bevond zich twee stoelen van president Fowler af. Zijn computerscherm was al aan. “U moet even hier komen, meneer de president,” zei de chef. “ik kan wat ik heb niet op uw scherm zetten.”
Fowler overbrugde met zijn draaistoel de twee meter die hem van de chef scheidde. “Meneer, dit werkt zo... ik tik hier in wat u zegt, en dat wordt direct overgeseind via de NMCC-computers in het Pentagon — die hoeven het alleen maar te coderen — en als de Russen antwoorden, komt het in de Hot Line-kamer aan. Er is een reserve in Fort Ritchie voor het geval er iets misgaat in Washington. We hebben een landlijn en twee aparte satellietverbindingen. Meneer, ik kan net zo snel tikken als u spreekt.” Op het naambordje van de chef stond Orontia en Fowler zou niet kunnen zeggen wat zijn afkomst was. Hij was tien kilo te zwaar, maar hij zag er ontspannen en competent uit. Fowler accepteerde hem. Chef Orontia had ook een pakje sigaretten naast zijn toetsenbord liggen. De president stal er een en negeerde het bordje ‘Verboden te roken’ dat aan elke muur hing. Orontia gaf hem vuur met een Zippo. “Alles is klaar, meneer,” Chef Pablo Orontia keek opzij naar zijn opperbevelhebber. Uit zijn blik viel niet op te maken dat hij in Pueblo, Colorado was geboren en daar nog familie had. De president moest bepaalde zaken regelen, dat was zijn taak. Het was Orontia’s taak de man zo goed mogelijk te helpen. Orontia had zijn land in twee oorlogen gediend en in veel andere crises, voornamelijk als persoonlijke bediende van een admiraal op carriers. Hij zette zijn gevoelens van zich af zoals hij dat zichzelf geleerd had.
“Geachte president Narmonov...”

Kapitein Rosselli zag de eerste echte transmissie van de Hot Line sedert zijn aankomst in Washington. Het bericht werd op de IBM-PC/AT gezet en gecodeerd. Toen drukte de operator op Return om het te verzenden. Hij moest eigenlijk teruggaan naar zijn bureau, dacht Jim, maar wat hier gebeurde kon van vitaal belang zijn voor wat hij deed.
ZOALS U VERMOEDELIJK AL IS VERTELD, HEEFT ER EEN GROTE EXPLOSIE PLAATSGEVONDEN IN HET CENTRALE DEEL VAN MIJN LAND. IK HEB VERNOMEN DAT DIT EEN NUCLEAIRE EXPLOSIE IS EN DAT ER AANZIENLIJK VEEL LEVENS ZIJN TE BETREUREN, las president Narmonov, met zijn adviseurs aan zijn zijde. “Dit was te verwachten,” zei Narmonov. “Verzend ons antwoord.”
“Jezus, dat was snel!” merkte de legerkolonel van dienst op toen hij aan zijn vertaling begon. Een marinesergeant tikte de Engelse versie uit, die automatisch werd overgeseind naar Camp David, Fort Ritchie en Buitenlandse Zaken. De computer printte hard copy uit die bijna net zo snel naar SAC, NORAD en de inlichtingendiensten werd verzonden via de fax.
AUTHENTICATOR: TIMETABLE TIMETABLE TIMETABLE ANTWOORD VANUIT MOSKOU
PRESIDENT FOWLER:
WE HEBBEN HET AL OPGEMERKT. AANVAARD ALSTUBLIEFT ONZE OPRECHTE DEELNEMING EN DIE VAN HET VOLK VAN DE SOVJETUNIE. HOE KAN EEN DERGELIJK ONGEVAL GEBEUREN?
“Ongeval?” vroeg Fowler.
“Dat was verschrikkelijk snel, Robert,” merkte Elliot terstond op. “Veel te snel als je het mij vraagt. Zijn Engels is niet erg goed. Dat bericht moest eerst vertaald worden en je neemt de tijd als je dergelijke dingen leest. Hun antwoord moet voorbereid zijn, ingeblikt, en wat betekent dat nu weer?” vroeg Liz bijna in zichzelf, terwijl Fowler zijn volgende boodschap formuleerde. Wat is hier aan de hand? Wie doet dit? En waarom ...?
PRESIDENT NARMONOV:
HET SPIJT ME U TE MOETEN BERICHTEN DAT DIT GEEN ONGEVAL IS GEWEEST. ER WAS GEEN ENKEL AMERIKAANS KERNWAPEN BINNEN EEN STRAAL VAN HONDERD MIJL EN OOK WERDEN ER GEEN AMERIKAANSE WAPENS DOOR DAT GEBIED VERVOERD. DIT IS EEN BEWUSTE DAAD GEWEEST VAN ONBEKENDE MACHTEN.
“Nou, dat is geen verrassing,” zei Narmonov. Hij feliciteerde zichzelf met het feit dat hij het eerste bericht uit Amerika juist had voorspeld. “Stuur het volgende antwoord,” gebood hij de verbindingsman. Tegen zijn adviseurs: “Fowler is een arrogante man, met de zwakheden die bij arrogantie horen, maar hij is geen dwaas. Hij zal hier uiterst emotioneel over zijn. We moeten hem kalmeren, de kans geven tot rust te komen. Als hij zich kan beheersen, zal zijn intelligentie hem wel de zaak in handen doen nemen.”
“Meneer de president,” zei Golovko die zojuist het commandocentrum was binengekomen, “ik denk dat dat een vergissing is.”
“Wat bedoelt u?” vroeg Narmonov verbaasd.
“Het is een vergissing om uw woorden af te stemmen op wat u denkt van de man, zijn karakter en zijn geestesgesteldheid. Mensen veranderen onder stress. De man aan de overzijde van die lijn hoeft niet dezelfde man te zijn die u in Rome hebt ontmoet.” De Sovjet-president wimpelde dat idee af. “Onzin. Dat soort mensen verandert nooit. We hebben er hier ook genoeg van. Met mensen als Fowler heb ik al mijn hele leven lang te maken.”
PRESIDENT FOWLER:
ALS DIT WERKELIJK EEN DOELBEWUSTE DAAD IS GEWEEST, DAN IS DAT EEN MISDAAD ZONDER WEERGA IN DE GESCHIEDENIS VAN DE MENSHEID. WELKE KRANKZINNIGE ZOU ZOIETS DOEN EN WAARVOOR? EEN DERGELIJKE DAAD KAN MAAR AL TE GEMAKKELIJK TOT EEN GLOBALE CATASTROFE LEIDEN. U MOET MIJ GELOVEN ALS IK U ZEG DAT DE SOVJETUNIE ABSOLUUT NIETS MET DEZE INFAME DAAD TE MAKEN HEEFT GEHAD.
“Te snel, Robert,” zei Elliot. “U moet geloven”? Wat wil die vent eigenlijk beweren?” “Elizabeth, je zoekt hier te veel achter,” antwoordde Fowler.
“Deze respons is ingeblikt, Robert, hij geeft te snel antwoord. Hij had die antwoorden al voorbereid. Dat betekent iets.”
“Zoals?”
“Zoals de veronderstelling dat wij bij de wedstrijd aanwezig zouden zijn, Robert! Ik denk dat deze antwoorden bedoeld zijn voor iemand anders, Durling bijvoorbeeld. Wat als die bom voor jou bedoeld was, en voor Brent en Dennis?”
“Dat moet ik ter zijde schuiven, dat heb ik je al gezegd!” zei Robert woedend. Hij zweeg even en haalde diep adem. Hij kon zich niet permitteren woedend te worden. “Hoor eens, Elizabeth...”
“Je kunt het niet ter zijde schuiven! Je moet die mogelijkheid in overweging nemen, omdat het gepland was; dat bewijst dat er iets aan de hand is.”
“Doctor Elliot heeft gelijk,” zei NORAD over de open telefoonlijn. “Meneer de president, u hebt het grootste gelijk als u zich distantieert van deze gebeurtenis, emotioneel bezien, maar u moet wel alle mogelijke aspecten van het operationele concept dat hier aan de gang kan zijn in overweging nemen.”
“Ik moet het daar wel mee eens zijn,” voegde CINC-SAC eraan toe.
“Wat moet ik dan doen?” vroeg Fowler.
“Meneer,” zei NORAD. “Ik hou ook niet erg van zo’n zin als ‘U moet geloven’. Het kan geen kwaad hem te laten weten dat we gereed zijn onszelf te verdedigen.” “Ja,” beaamde general Freemont. “Dat weet hij trouwens toch al als zijn mensen hun werk goed doen.”
“Maar wat als hij onze staat van paraatheid als een bedreiging opvat?” “Dat doen ze niet, meneer,” stelde NORAD hem gerust. “Maar iedereen zou in zo’n kwestie op die manier zaken doen. Hun hoge militaire leiding is uitermate professioneel.”
Die opmerking verontrustte dr. Elliot, zag Fowler. “Oké, ik vertel hem dat we onze strijdmachten in staat van paraatheid hebben gebracht, maar dat we geen boze bedoelingen hebben.”
PRESIDENT NARMONOV:
WE HEBBEN GEEN REDEN AAN TE NEMEN DAT ER WAT BETREFT DIT INCIDENT SPRAKE IS VAN SOVJET-BEMOEIENIS. MAAR WE MOGEN GEEN RISICO NEMEN. WIJ ZIJN HET SLACHTOFFER GEWORDEN VAN EEN BOOSAARDIGE AANVAL EN WE MOETEN ACTIE ONDERNEMEN OM ONS TEGEN EEN VOLGENDE TE BESCHERMEN. DIENTENGEVOLGE HEB IK ONZE STRIJDMACHTEN VOOR EVENTUALITEITEN IN EEN HOGERE STAAT VAN PARAATHEID GEBRACHT. DIT IS EVENEENS NODIG VOOR HET HANDHAVEN VAN DE OPENBARE ORDE EN OM REDDINGSOPERATIES BIJ TE STAAN. U HEBT MIJN PERSOONLIJKE VERZEKERING DAT WE ZONDER REDEN GEEN OFFENSIEVE ACTIES ZULLEN ONDERNEMEN.
“Dat is geruststellend,” zei Narmonov op droge toon. “Aardig van hem dat hij ons van dat alarm vertelt.”
“Dat weten we al,” zei Golovko, “en hij moet weten dat wij het al weten.” “Hij weet niet dat we ook weten hoe hoog zijn hoge staat van paraatheid is,” zei de minister van Defensie. “Hij kan niet weten dat we hun codes kunnen kraken. De hoge staat van paraatheid van hun strijdmachten is niet alleen uit voorzorg. De Amerikaanse strategische strijdmachten zijn sedert 1962 niet in zo’n hoge staat van paraatheid geweest.”
“Werkelijk?” vroeg Narmonov.
“Generaal, dat is technisch gesproken niet waar,” zei Golovko haastig. “De gebruikelijke staat van paraatheid is voor de Amerikaanse strategische strijdmachten uitzonderlijk hoog, zelfs als hun defensiepositie maar Vijf is. De verandering die u bedoelt, is niet belangrijk.”
“Klopt dat?” vroeg Narmonov.
De minister van Defensie trok zijn schouders op. “Dat hangt ervan af hoe je het bekijkt. Hun op land gestationeerde raketstrijdmacht is altijd in een hogere staat paraatheid dan de onze, omdat hun raketten minder onderhoud vergen. Dat zelfde geldt voor hun onderzeeboten, die veel meer tijd op zee doorbrengen dan de onze. Het technische verschil mag dan klein zijn, maar het psychologische verschil is dat niet. De verhoogde staat van paraatheid vertelt hun mensen dat er iets verschrikkelijks aan de gang is. Ik vind dit wel degelijk significant.”
“Ik niet,” snauwde Golovko terug.
Prachtig, dacht Narmonov, twee van mijn belangrijkste adviseurs kunnen het niet eens worden over zoiets belangrijks...
“We moeten antwoorden,” zei de minister van Buitenlandse Zaken.
PRESIDENT FOWLER:
WE HEBBEN UW TOEGENOMEN STAAT VAN PARAATHEID GEZIEN. AANGEZIEN HET MERENDEEL VAN UW WAPENS OP DE SOVJETUNIE GERICHT STAAT, MOETEN WIJ OOK VOORZORGSMAATREGELEN NEMEN. IK STEL VOOR DAT HET VAN HET HOOGSTE BELANG IS DAT GEEN VAN ONS BEIDEN ENIGE ACTIE ONDERNEEMT DIE PROVOCEREND KAN LIJKEN.
“Dit is het eerste antwoord dat niet ingeblikt is,” zei Elliot. “Eerst zegt hij, ‘ik heb het niet gedaan’, en nu dat we hem beter niet kunnen provoceren. Wat denkt hij werkelijk?”

Ryan keek naar de zes faxen. Hij gaf ze aan Goodley. “Vertel me wat je denkt.” “Puur gelul. Zo te zien speelt iedereen een uiterst behoedzaam spelletje en dat horen ze ook te doen. Wij alarmeren onze strijdmachten bij wijze van voorzorg en zij doen hetzelfde. Fowler beweert dat wij geen reden hebben om te veronderstellen dat zij het hebben gedaan... dat is goed. Narmonov beweert dat beide partijen het hoofd koel moeten houden en elkaar niet moeten provoceren... ook goed. Tot nu toe is het allemaal goed.”
“Daarmee ben ik het eens,” zei de oudste officier van dienst.
“Dat maakt het unaniem,” zei Jack. Goddank Bob, ik wist niet dat je het in je had.

Rosselli liep weer naar zijn bureau. Zo te zien leek de zaak nu min of meer onder controle.
“Waar ben jij verdomme geweest?” vroeg Rocky Barnes.
“In de Hot Line-kamer. Het lijkt wat rustiger geworden.”
“Niet meer, Jim.”

Generaal Paul Wilkes was er bijna. Het had hem bijna twintig minuten gekost om van zijn huis op de I-295 te komen en vandaar op de I-395, en dat over een totale afstand van acht kilometer. Sneeuwploegen hadden hier nog nauwelijks iets gedaan en het was nu zo koud, dat al die plaatsen waar zout gestrooid was, weer spekglad werden. Het ergste was dat de paar chauffeurs die zich buiten hadden gewaagd hun gebruikelijke rijvaardigheid toonden. Zelfs de chauffeurs met vierwielaandrijving gedroegen zich of die extra tractie hen immuun maakte voor de wetten van de natuur. Wilkes was net South Capitol Street gepasseerd en reed nu door het centrum naar de afslag van Main Avenue. Hij werd links gepasseerd door een maniak in een Toyota, die daarna naar rechts stuurde, naar de afslag richting stadscentrum. De Toyota gleed uit over een stuk ijs waar de vierwielaandrijving geen antwoord op had. Het was niet te vermijden. Wilkes ramde de wagen in de flank met een snelheid van vijfentwintig kilometer per uur.
“Godverdomme,”zei hij hardop. Hier had hij geen tijd voor. De generaal reed enkele meters achteruit en wilde om de wagen heen rijden voor de chauffeur eruit was. Hij keek niet in zijn spiegel. Toen hij van rijbaan veranderde, werd hij van achteren gepakt door een tractor met trailer die ongeveer veertig reed. Het was voldoende om de wagen van de generaal over de betonnen afscheiding te drukken, pal tegen een tegemoetkomende auto. Wilkes was onmiddellijk dood.