35: Drie schuddingen
De timer net buiten de bomkast bereikte het
tijdstip 17:00:00 uur en toen werden er dingen in werking
gezet.
Om te beginnen laadden hoogspanningscondensatoren met hoog voltage
zich en kleine pyrotechnieken, verbonden aan de tritiumreservoirs
aan beide kanten van de bom, kwamen tot ontbranding. Hierdoor
werden stangen aangedreven die het tritium door smalle, metalen
pijpjes stuwden. Een buis ging de primaire in, de andere de
secundaire. Hier was geen haast bij. Het doel was om de diverse
hoeveelheden lithiumdeuteride te mengen met de fusie-vriendelijke
tritiumatomen. De verstreken tijd was tien seconden.
Om 17:00: 10 uur zond de timer een tweede signaal uit. Tijd
Nul.
De condensators ontlaadden zich en zonden via een kabel een impuls
naar een verdeler. De lengte van de eerste draad bedroeg 50
centimeter. Dit duurde twee derde van een nanoseconde. De impuls
schoot in een verdeler die gebruik maakte van kryptonschakelaars —
elk op zich een klein en uitzonderlijk snel apparaatje dat
zelfgeïoniseerd en radioactief kryptongas gebruikte om zijn
ontladingen met opmerkelijke precisie te verrichten. Met
gebruikmaking van puls-compressie om de stroomsterkte op te voeren,
verdeelde de verdeler de impuls over zeventig draden, die elk
precies een meter lang waren. De overgeseinde impulsen hadden drie
tiende (drie nanoseconden) van een schudding nodig om deze afstand
te overbruggen. De draden moesten natuurlijk allemaal precies even
lang zijn, omdat alle zeventig explosieve blokken geacht werden op
hetzelfde ogenblik te detoneren. Dat was gemakkelijk te
bewerkstelligen met het krypton en de eenvoudige truc om alle
draden exact even lang af te snijden. De impulsen bereikten de
detonators gelijktijdig. Elk explosief blok bezat drie aparte
detonators en geen daarvan weigerde dienst. De detonators waren
kleine filamentjes, zo dun, dat de aankomende stroom ze elk tot
explosie bracht. De impuls werd overgebracht naar de explosieve
blokken en het fysieke detonatieproces begon 4,4 nanoseconden nadat
het signaal door de timer was verzonden. Het resultaat was geen
explosie, maar een implosie, aangezien de explosieve kracht
grotendeels naar binnen was gericht. De blokken van hoog explosief
gehalte waren in werkelijkheid uiterst geavanceerde laminaten van
twee materialen, elk bestoven met stof van lichte en zware metalen.
De buitenste laag van elk blok was een betrekkelijk traag explosief
met een detonatiesnelheid van iets meer dan zevenduizend meter per
seconde. De explosiegolf straalde in elk blok radiaal van de
detonator weg en bereikte snel de rand van het blok. Aangezien de
blokken van buiten naar binnen gedetoneerd werden, reisde de
schokgolf door de blokken naar binnen. De grens tussen de trage en
de snelle explosieven bevatte belletjes — caviteiten genaamd — die
de vorm van de schokgolf veranderden van een bol in een planar, of
wel platte golf, die gericht werd, zodat hij precies overeenkwam
met zijn metalige doelwit, ‘drivers’ genaamd.
De ‘driver’ was een precisiewerkstuk dat uit wolfraam-rhenium was
vervaardigd. De drivers werden getroffen door een schokgolf die met
een snelheid van negenduizend achthonderd meter per seconde reisde.
Binnen het wolfraam-rhenium bevond zich een laag beryllium van een
centimeter dikte. Daarachter was een laagje uranium 235 van een
millimeter dik dat, hoewel dun, bijna evenveel woog als het veel
dikkere beryllium. De volledige metaalmassa werd door een vacuüm
geperst, en aangezien de explosie geconcentreerd was op een
centraal punt, bedroeg de eindsnelheid van de botsende segmenten in
de bom 18.600 meter per seconde.
Het centrale doelwit van de explosieven en de metalige projectielen
was een massa van 10 kilo radioactief plutonium 239. Dat was
gevormd als een glazen bokaal waarvan de bovenkant naar buiten was
gebogen en weer omlaag, waardoor er twee evenwijdige metalen wanden
werden gevormd. Het plutonium, doorgaans dichter dan lood, werd
verder samengedrukt door de druk van één miljoen atmosfeer
veroorzaakt door de implosie. Dat moest heel snel gebeuren. De
massa plutonium 239 bevatte tevens een kleine, maar hinderlijke
hoeveelheid plutonium 240, dat zo mogelijk nog onstabieler was en
de neiging bezat te vroeg te ontsteken. De buiten- en binnenkanten
werden tegen elkaar geslagen en op hun beurt naar het geometrische
centrum van het wapen gedreven.
De laatste externe daad kwam van een apparaat dat een
‘ritssluiting’ werd genoemd. De rits, die in werking trad door het
derde signaal van de nog steeds intacte elektronische timer, was
een miniatuur deeltjesversneller, een uitermate compacte
mini-cyclotron die opmerkelijk veel leek op een haardroger. Deze
schoot deuterium-atomen op een beryllium doelwit. Neutronen, die
reisden met een snelheid van een tiende van de lichtsnelheid,
werden in ontzaglijke hoeveelheden gegenereerd en reisden door een
metalen buis naar het hart van de primaire, die de kuil werd
genoemd. De neutronen waren zo getimed dat ze pas aankwamen toen
het plutonium de helft van zijn maximale dichtheid had
bereikt.
Het plutonium, gewoonlijk een metaal met een massa die ongeveer
tweemaal zo groot was als die van lood, was al tienmaal zo dicht
geworden en dat proces ging steeds sneller door. Het
neutronenbombardement drong in een massa van zich nog steeds
samenballend plutonium.
Splijting.
Het plutonium-atoom heeft een atoomgewicht van 239. Dit is het
totaal van neutronen en protonen in de atoomkern. Wat nu gebeurde,
gebeurde letterlijk op miljoenen plaatsen tegelijk, maar elke
gebeurtenis was exact hetzelfde. Een binnendringende ‘trage’
neutron kwam zo dicht langs een plutoniumkern, dat hij werd
aangetrokken door de sterke nucleaire kracht die atoomkernen
bijeenhoudt. Het neutron werd in het hart van het atoom getrokken.
Het veranderde daardoor de energiestatus van de gast-kern, die nu
onstabiel werd. De eens symmetrische atoomkern begon wild te
draaien en werd door krachtfluctuaties uit elkaar gerukt. In de
meeste gevallen verdween een neutron of proton in zijn geheel en
werd volgens de wet van Einstein E = MC2 in energie omgezet. De energie die voortkwam uit
het verdwijnen van de deeltjes kwam vrij in de vorm van gamma- en
röntgenstraling, of via een dertigtal min of meer belangrijke
routes. Ten slotte liet de atoomkern twee tot drie toegevoegde
neutronen los. Dit was het belangrijkste gedeelte. Het proces dat
voor het begin slechts één neutron nodig had gehad, maakte er nu
twee tot drie vrij, die elk met een tiende van de lichtsnelheid
reisden — 30.000 kilometer per seconde — hoewel de ruimte,
ingenomen door een plutoniummassa, tweehonderd maal zo dicht is als
die van water. Het merendeel van de pas bevrijde atoomdeeltjes vond
wel een doelwit. Een kettingreactie betekent alleen dat het proces
zichzelf voortzet, dat de vrijgekomen energie voldoende is om het
proces voortgang te laten vinden zonder hulp van buitenaf. De
splijting van het plutonium vond in stappen plaats die
‘verdubbelingen’ werden genoemd. De energie, vrijgekomen door elke
stap, bedroeg het dubbele van de voorafgaande en elke volgende was
weer het dubbele daarvan. Wat als een triviale hoeveelheid energie
en slechts een handjevol deeltjes begon, verdubbelde en verdubbelde
zich, en de pauze tussen de stappen werden in onderdelen van een
nanoseconde uitgedrukt. De mate van snelheidsvermeerdering — dat
wil zeggen de acceleratie van de kettingreactie — wordt ‘alfa’
genoemd en is de belangrijkste variabele in het splijtingsproces.
Een alfa van 1000 betekent dat het aantal verdubbelingen per
microseconde ontzaglijk hoog is: 2 tot de macht 1000, het cijfer 2
vermenigvuldigd met zichzelf, en dat duizend maal. Op het
hoogtepunt van de splijting — 2 tot de macht 50 en 53 — kon de bom
10 miljard Watt genereren, honderdduizend maal de totale
elektriciteitsproduktie van de hele wereld. Fromm had de bom
precies hierop afgesteld, en dat was nog slechts tien procent van
het totale vermogen van de bom. De secundaire moest nog in werking
worden gezet. Geen deel daarvan was nog aangeraakt door de krachten
die slechts enkele centimeters verderop in werking waren
getreden.
Maar het splijtingsproces was amper begonnen.
Sommige gammastralen, reizend met de snelheid van het licht,
bevonden zich buiten de bomkast terwijl het plutonium nog steeds
samengedrukt werd door de explosieven. Zelfs nucleaire reacties
hebben hun tijd nodig. Andere gammastralen sloegen op de secundaire
neer. Het grootste deel van de gamma’s flitste door een gaswolk,
die slechts enkele microseconden geleden de chemische explosieve
blokken waren geweest, en verhitte de wolk ver boven de maximale
temperaturen die alleen chemicaliën konden bereiken. De wolk,
gevormd uit uiterst lichte atomen als kooistof en zuurstof, stootte
voorts een ontzaglijke hoeveelheid ‘zachte’ röntgenstralen uit van
lage frequentie. Tot aan dit punt functioneerde het toestel precies
zoals Fromm en Ghosn hadden gepland.
Het splijtingsproces was zeven nanoseconden — 0,7 ‘schuddingen’ —
oud toen er iets misging.
Straling vanuit het splijtende plutonium ramde op het met tritium
verzadigde lithium-deuteride dat het geometrische centrum van de
kuil vulde. De reden dat Manfred Fromm de tritiumextractie als
laatste in werking had gesteld, vond zijn oorsprong in zijn
ingenieursconservatisme. Tritium is een onstabiel gas met een
halfwaardetijd van 12,3 jaar, hetgeen betekent dat een hoeveelheid
zuiver tritium na die tijd bestaat uit de helft tritium en de helft
helium. Dit wordt ‘helium drie’ genoemd. “He is een vorm van het op
één na lichtste element waarvan de kern een extra neutron mist en
daarnaar hunkert. Door het gas via een dun blok palladium te
filteren, was dit 3He er gemakkelijk
uit te halen, maar dat had Ghosn niet geweten. Dientengevolge
bestond meer dan een vijfde van het tritium uit het verkeerde
materiaal. Het had nauwelijks een slechter materiaal geweest kunnen
zijn.
Het intense bombardement uit de aangrenzende splijtingsreactie
verzengde het lithium. Normaliter een materiaal met de helft van de
dichtheid van zout, werd het nu samengeperst tot een metalige staat
die de dichtheid van die van de aardkern overschreed. Wat nu begon,
was in wezen een fusiereactie, hoewel een kleintje, waardoor
ontzaglijke hoeveelheden nieuwe neutronen vrijkwamen, die
afgebroken werden — ‘splijting’ — onder de intense druk en op hun
beurt meer neutronen lieten gaan. De toegevoegde neutronen hadden
strikt genomen de plutoniummassa moeten binnendringen, waardoor de
alfa werd opgepept en het vermogen van het wapen via splijting op
zijn minst werd verdubbeld. Dit was de eerste methode geweest om
het vermogen van kernwapens van de tweede generatie te
verhogen.
Maar de aanwezigheid van 3He verziekte
de reactie, en bijna een kwart van de hogeenergie neutronen werd
gevangen in nutteloze stabiele helium-atomen. Enkele nanoseconden
lang deed dit er niet toe. Het plutonium verhoogde nog steeds zijn
reactiesnelheid, die nog steeds verdubbelde en de alfa verhoogde in
een snelheid die uitsluitend numeriek kon worden
uitgedrukt.
Energie stroomde nu naar de secundaire. De met metaal beklede
rietjes flitsen weg in plasma dat naar binnen werd gedrukt,
richting secundaire. Uitgestraalde energie, in hoeveelheden die op
het oppervlak van de zon niet gevonden konden worden, verdampte
niet alleen, maar schampte ook op bolle oppervlakten af, waardoor
nog meer energie werd geleverd aan de secundaire en omgeving, het
Holraum genaamd. Het plasma van de
omgezette rietjes stroomde naar binnen naar het tweede reservoir
van lithium-bestanddelen. De dichte uranium 238-vinnen net buiten
de secundaire spatten ook in plasma uiteen en dreven naar binnen
toe, naar het vacuüm. Daar perste het de cirkelvormige hoeveelheid
uranium 238 rond de centrale container die de grootste hoeveelheid
lithium-deuteride/tritium bevatte. De krachten waren immens en de
structuur werd gebeukt door een druk die groter was dan die van een
kern van een gezonde ster.
Maar het was niet voldoende.
De reactie van de primaire was al aan het afnemen. Beroofd van
neutronen door de aanwezigheid van het helium3-vergif, dreef de
explosieve kracht van de bom de reactiemassa uiteen, zodra de
fysieke machten in evenwicht waren. De kettingreactie bereikte even
een ogenblik van stabiliteit en werd daarna onstabiel. De
geometrische groei was niet meer te handhaven; de laatste twee
verdubbelingen van de kettingreactie hadden geen effect meer, en
wat een totaal primair vermogen van zeventigduizend ton TNT had
moeten zijn, werd gehalveerd, en gehalveerd, en ten slotte bleef er
slechts een totale explosieve kracht over van elfduizend
tweehonderd ton. Fromms ontwerp was zo volmaakt geweest als de
omstandigheden en materialen dat mogelijk hadden gemaakt. Een
gelijkwaardig wapen minder dan een kwart van het formaat was
mogelijk geweest, maar zijn specificaties waren meer dan voldoende
geweest. Hij had rekening gehouden met een enorme veiligheidsfactor
in de energie-uitgifte. Zelfs een explosief vermogen van dertig
kiloton was voldoende geweest om de secundaire tot ontsteking te
brengen, waardoor een massieve fusie-‘verbranding’ ontstond, maar
die dertig-K werd niet bereikt. De bom zou technisch gesproken een
‘sisser’ genoemd kunnen worden.
Maar dan wel een sisser die gelijkwaardig was aan elfduizend
tweehonderd ton TNT. Dat kon uitgedrukt worden in een kubus van
zware explosieven van vijfentwintig meter hoog, vijfentwintig meter
lang en vijfentwintig meter dik. Om die te vervoeren zouden bijna
vierhonderd vrachtwagens of een middelgroot schip nodig zijn.
Conventionele explosieven zouden nooit met deze dodelijke precisie
ontploffen; een conventionele explosie van deze grootte was
trouwens praktisch onmogelijk. Desondanks was het toch een
sisser.
Maar nog steeds was er geen fysiek effect merkbaar vanuit de
bomkast en zeker niet vanuit de bestelwagen. De stalen kast bleef
grotendeels intact, hoewel dat snel zou veranderen. Gammastraling
was al ontsnapt, samen met röntgenstralen, maar die waren
onzichtbaar. Er was nog geen zichtbaar licht voortgekomen uit de
plasmawolk die slechts drie ‘schuddingen’ daarvoor meer dan
vijfhonderd kilo exquisiet ontworpen hardware was... en toch, alles
wat zou gebeuren, was al gebeurd. Het enige dat nu nog restte, was
de verspreiding van de energie die al door natuurlijke wetten
vrijgekomen was, wetten die niets wisten van of gaven om het van
hun manipulators.