36: Wapeneffecten

Brigadier Ed Yankevich had de eerste moeten zijn die zag wat er gebeurde. Zijn ogen waren op de bestelwagen gericht en hij liep in die richting. Hij was er nog geen tien meter vandaan, maar het menselijk zenuwstelsel werkt in milliseconden en niet sneller.
De sisser was net beëindigd toen de eerste straling de politieman bereikte. Het waren gammastralen, in werkelijkheid fotonen, dat spul waar licht van gemaakt is, maar met veel meer energie. Ze vielen de truck ook al aan en het staal begon als neon te fluoresceren. Vlak achter de gammastralen kwamen de röntgenstralen, eveneens uit fotonen opgebouwd, maar minder energiek. Dat verschil ontging Yankevich, die de eerste zou zijn die stierf. De intense straling werd het snelst geabsorbeerd door zijn beenderen, die verhit werden tot ze licht uitstraalden, terwijl op dat zelfde ogenblik de neuronen van zijn hersenen alle gelijktijdig werden geprikkeld, alsof ze allemaal een flitslampje waren geworden. Brigadier Yankevich was niet in staat iets op te merken. Hij viel letterlijk uit elkaar. Hij explodeerde van binnen uit door een nietig deel van de energie die zijn lichaam kon absorberen terwijl de rest door hem heen raasde. Maar de gamma’s en röntgen spatten al alle kanten uit met de snelheid van het licht, en het volgende effect was iets dat niemand had verwacht.
Naast de bestelwagen, die nu verpulverd werd tot moleculaire stukjes metaal, stond de satellieteenheid A. van ABC. Er zaten verscheidene mensen in die evenmin tijd hadden hun lot te overwegen als brigadier Yankevich. Hetzelfde gold voor de complexe en dure elektronische apparatuur in de wagen. Maar aan de achterkant van dit voertuig, wijzend naar het zuiden en omhoog, stond een grote parabolische schotelantenne van het soort dat ook voor radar wordt gebruikt. In het midden ervan, als de meeldraad van een bloem, bevond zich de golfrichter, in wezen een metalen buis met een dwarsdoorsnede waarvan de binnenste afmetingen ongeveer de golflengte van het signaal benaderden dat nu uitgezonden werd naar een satelliet 36000 kilometer boven de evenaar.
De golfrichter van eenheid A, en spoedig daarna die van de andere elf vrachtwagens die ten westen van de eenheid stonden opgesteld, werd door de gamma- en de röntgenstralen getroffen. Hierdoor werden elektronen van de atomen van het metaal gelanceerd — in sommige gevallen waren de golfrichters afgezet met een goudlaagje om het proces te verscherpen — die terstond hun energie afgaven in de vorm van fotonen. Deze fotonengolven hadden een frequentie die ongeveer overeenkwam met die van de satelliet uplink zenders. Er was een verschil: de uplink wagens zonden hooguit duizend Watt radiofrequentie-energie uit — RF — en soms nog minder. Maar de energieoverdracht van de golfrichter van de A-eenheid liet een miljoen Watt energie los in een korte, orgastische puls, die in nog geen microseconde eindigde toen de antenne en de bijbehorende wagen verzengd werden door het energiefront. Vervolgens verdween de B-eenheid van ABC, toen TWI. NHK, dat de Super Bowl naar Japan uitzond, was de vierde in de rij. Er waren er nog acht. Ze werden allemaal vernietigd. Dit proces duurde ongeveer vijftien ‘schuddingen’. De satellieten waarnaar ze uitzonden, stonden heel ver weg. Het kostte de energie ruw geschat een achtste van een seconde om die afstand te overbruggen, een relatieve eeuwigheid.
Vervolgens kwam uit de explosie — waar de bestelwagen nu deel van uitmaakte — licht en hitte-energie. De eerste stoot licht ontsnapte net voor hij door de expanderende vuurbal werd geblokkeerd. De tweede uitstoot ontsnapte spoedig daarna en straalde alle richtingen uit. Dat veroorzaakte de twee fasen puls, die kenmerkend is voor nucleaire detonaties.
Het hierop volgende energie-effect was een schokgolf. Dat was eigenlijk een secundair effect. De lucht absorbeerde veel van de zachte röntgenstralen en werd hierdoor verbrand tot een ondoorzichtige massa. Deze massa hield verdere elektromagnetische straling tegen en zette die om in mechanische energie die zich met de snelheid van enkele malen van die van het geluid verspreidde. Maar voor die energie kans kreeg schade aan te richten, waren er al gebeurtenissen verderop aan de gang. De primaire ABC-videoschakel was feitelijk een optische glasvezelkabel — een lijn over land van de hoogste kwaliteit — maar de kabel liep door de A-wagen en werd afgesneden voor het stadion zelf beschadigd werd. De reserveschakel ging door de Telstar 301 satelliet, en de kust van de Stille Oceaan werd bediend door Telstar 302. ABC gebruikte de primaire Net-1 en Net-2 schakels bij elke satelliet. Trans World International maakte tevens van Telstar 301 gebruik. Dit netwerk bezat de wereldwijde rechten van het Amerikaanse voetbal en verspreidde de wedstrijd over het grootste deel van Europa, alsmede Israël en Egypte. TWI verstuurde hetzelfde videosignaal naar al zijn Europese klanten en verschafte tevens faciliteiten voor aparte radiouplinks in de diverse Europese talen, hetgeen gewoonlijk meer dan één audio-kanaal per land betekende. Zo kende Spanje vijf dialecten, die elk een eigen audio-zijbandkanaal hadden. NHK, die naar Japan uitzond, gebruikte zowel de JISO-F2R-satelliet als diens vaste full time-kanaal, Westar 4, eigendom van en bediend door Hughes Aerospace. De Italiaanse t.v. gebruikte Major Path 1 van de Teleglobe-satelliet (eigendom van het Intelsat-conglomeraat) om zijn eigen kijkers te bedienen, plus die in Doebai en Israël die om de een of andere reden niet van TWI en Telstar gediend waren. Teleglobe’s Major Path 2 had tot taak om het grootste deel van Zuid-Amerika te bedienen. Eveneens aanwezig, rechts van het stadion en iets verderop, waren de nieuwsafdelingen van CNN, de eigen nieuwsdienst van ABC, CBS en ESPN. Het plaatselijke station van Denver had zijn eigen satellietwagens en zond de signalen doorgaans ten behoeve van buitenstaanders over.
In totaal waren er zevenendertig actieve satelliet uplinks die gebruik maakten van of wel de microgolf, of Ku-band zenders. In totaal leverden ze 48 videosignalen en 168 audiosignalen. Meer dan een miljard kijkers in eenenzeventig landen werden bediend toen de gamma- en röntgenstralen toesloegen. In de meeste gevallen veroorzaakte de schok een signaal in de golfrichters, maar in zes wagens werden de lopende golfantennes zelf verlicht waardoor ze een gigantische puls uitzonden op precies de juiste frequenties. Maar zelfs dat deed er niet toe. Resonanties en andere niet ter zake doende onregelmatigheden binnen de golfrichters maakten dat hele segmenten van satellietfrequenties met ruispieken gebombardeerd werden. Alle communicatiesatellieten van het westelijke halfrond, op twee na, werden door de t.v.-technici in Denver bediend. Wat er toen met hen gebeurde is eenvoudig uit te leggen. Hun gevoelige antennes waren ontworpen om miljarden Watt te ontvangen. Maar in plaats daarvan kregen ze plotseling een bombardement die een tot tienduizend maal zo groot was op talloze aparte kanalen. Deze lading overlaadde de eindversterkers in de satellieten. De computersoftware die de satellieten in de gaten hield, zag dit en zette isolatieschakelaars om teneinde de gevoelige apparatuur te beschermen tegen de ruisaanval. Had dit incident slechts één dergelijke receiver getroffen, dan was dit terstond hersteld en was er verder niets gebeurd, maar commerciële satellieten zijn immens dure dingen en kosten honderden miljoenen dollars bij de bouw en nog eens miljoenen als ze gelanceerd worden in hun baan. Toen meer dan vijf satellieten ruispieken meldden, sloot de software automatisch de circuits af om ernstiger schade aan de hele satelliet te voorkomen.
Toen er twintig of meer aangetast waren, ging de software een stap verder en de-activeerde alle uitgaande circuits. Vervolgens vuurde hij een noodsignaal af naar zijn commandostation op de grond om te melden dat er zojuist iets heel ernstigs was gebeurd. De beveiligingssoftware op de satellieten waren allemaal gewone handelsvariaties van een enkel, uiterst conservatief programma, ontworpen om miljarden kostende onvervangbare apparatuur te beveiligen. In een flikkering van de tijd hield een aanzienlijk deel van de communicatiesatellieten op te bestaan. Kabeltelevisie en telecommunicatiesystemen hielden eveneens op, zelfs voor de technici beneden wisten dat er een ramp was gebeurd.

Pete Dawkins rustte even uit. Dat beschouwde hij als het bewaken van de pantserwagen. De bewaker van Wells Fargo was weg om honderden kilo’s muntgeld te bezorgen. De politieman zat met zijn rug tegen planken vol geldzakken naar zijn radio te luisteren. De Chargers kwamen naar voren voor een vijfendertig tegen de zevenenveertig van de Vikings. Op dat ogenblik werd de donkere hemel buiten stralend geel en vervolgens rood; niet het vriendelijke, milde rood van een zonsondergang, maar een verzengend violet dat veel helderder was dan die kleur kon zijn. Zijn geest had nauwelijks tijd om dat feit te registreren toen die door miljoenen andere zaken tegelijk werd aangevallen. De aarde rees onder hem op. De pantserwagen werd opgetild en opzijgeworpen als een speelgoedje door een kind. De geopende achterdeur knalde dicht of er een kanon tegenaan gekomen was. De pantserwagen beschermde zowel hem als het stadion tegen de schokgolf, hoewel Dawkins geen tijd had om dat te beseffen. Maar zelfs nu werd hij bijna verblind door de flits en doof gemaakt door de overdrukgolf die over hem heen ging als de verpletterende hand van een reus. Was Dawkins minder gedesoriënteerd geweest, dan had hij aardbeving kunnen denken, maar zelfs dat idee kwam niet bij hem op. Wel de behoefte om te overleven. Het lawaai was niet opgehouden, evenmin als het schudden, toen hij begreep dat hij vastzat in een voertuig waarvan de tank misschien wel 200 liter brandstof bevatte. Hij knipperde met zijn ogen en kroop van het verbrijzelde windscherm naar de helderste plek die hij kon zien. Hij zag niet dat de ruggen van zijn handen er erger uitzagen dan bij de ernstigste zonnebrand. Hij besefte niet dat hij niets kon horen. Het enige dat hij wilde, was naar het licht kruipen.

Buiten Moskou, in een bunker onder zestig meter beton, bevindt zich het nationale hoofdkwartier van Voyska PVO, de luchtverdediging van de Sovjetunie. Het was een nieuwe afdeling die, naar model van haar westerse tegenvoeters, ontworpen was in de vorm van een theater, aangezien door deze opstelling het maximale aantal mensen op de grote muur de gegevens, vereist voor de kaartschermen kon zien die ze voor hun werk nodig hadden. Het was 03:00:13 uur plaatselijke tijd volgens de digitale klok boven het scherm, 00:00: 13 uur Zulu (Greenwich) en 19:00:13 uur in Washington. Dienst had luitenant-generaal Ivan Grigorievich Kuropatkin, een voormalig — dat ‘voormalig’ zou hij weglaten — gevechtsvlieger, nu eenenvijftig jaar. Hij was nummer drie in deze functie en draaide zijn normale dienst. Hoewel hij als zeer hooggeplaatst officier gemakkelijker uren had kunnen kiezen, en het nieuwe Sovjetleger gegrondvest zou zijn op beroepskrachten, vond hij dat beroepsofficieren het goede voorbeeld moesten geven. Om hem heen had zich zijn gebruikelijke staf verzameld, samengesteld uit kolonels, majoors plus een kern van kapiteins en lui tenants voor het ondergeschikte werk.
De Voyska PVO had tot taak om de Sovjetunie tegen een aanval te beschermen. In dit rakettijdperk en door het ontbreken van een effectieve defensie tegen ballistische raketten — beide zijden werkten daar hard aan — was het meer zijn taak om te waarschuwen dan te verdedigen. Kuropatkin vond dat niet leuk, maar hij kon er weinig aan doen. Boven de kust van Peru bevonden zich, in geosynchrone banen, een paar satellieten, Arend-1 en Arend-2 genaamd, die tot taak hadden de Verenigde Staten in de gaten te houden. Ze moesten al een lancering constateren zodra een raket zijn silo verliet. Dezelfde satellieten konden tevens een SLBM-lancering vanuit de Golf van Alaska zien, hoewel de beelden, zover in het noorden van het weer afhankelijk waren. En dat weer was op dit ogenblik ronduit beroerd. De beelden van de zwevende Arenden werden in het infrarood spectrum uitgedrukt, waarmee hitte werd gemeten. De afbeelding werd gebracht zoals de camera die zag zonder grenslijnen en andere door de computer voortgebrachte gegevens die, zo vonden de Russische ontwerpers, het scherm maar nodeloos vervuilden. Toen Kuropatkin in plaats van omhoog te kijken naar een jonge officier keek die met een soort berekening bezig leek, viel hem plotseling iets op. Zijn blik verplaatste zich automatisch, zonder enige bewuste gedachte, en het duurde een volle seconde eer hij begreep waarom.
Er was een wit puntje midden in het scherm.
Nichevo... Dat zette hij terstond van zich af. “Isoleer hem en zoem erop in!” beval hij op luide toon. De kolonel die belast was met de bediening, zat vlak naast hem en was al bezig.
“Het midden van de Verenigde Staten, generaal. Dubbele flits van thermale signatuur, vermoedelijk een nucleaire detonatie,” zei de kolonel mechanisch. Zijn professioneel oordeel was nu sterker dan zijn intellectuele ontkenning.
“Coördinaten.”
“Mee bezig, generaal.” De afstand van het centrum tot aan de satelliet vertraagde de uitvoering van een en ander. Tegen de tijd dat de telescopische lens van de satelliet ging inzoemen, was de thermale signatuur zich snel aan het uitbreiden. Kuropatkins eerste indruk was dat dit geen vergissing kon zijn, en hoe opwindend het beeld in zekere zin ook was, het veroorzaakte een klomp ijs in zijn maag.
“Midden van de VS, zo te zien de stad Denver.”
“Denver, wat is Denver verdomme?” wilde Kuropatkin weten. “Zoek op.” “Jawel generaal.”
Kuropatkin reikte al naar een telefoon. De lijn was een directe verbinding met het ministerie van Defensie en tevens met de residentie van de Sovjetpresident. Hij sprak snel maar duidelijk.
“Attentie: dit is luitenant-generaal Kuropatkin op PVO Moskou Centrum. We hebben zojuist een nucleaire detonatie in de Verenigde Staten geregistreerd. Ik herhaal: we hebben zojuist een nucleaire detonatie in de Verenigde Staten geregistreerd.” Een stem op de lijn vloekte. Dat zou de wachtofficier van president Narmonov wel zijn.
De andere stem, die van de hoogste wachtofficier van het ministerie van Defensie, was wat redelijker. “Hoe zeker bent u?”
“Dubbele flits signatuur,” antwoordde Kuropatkin, verbaasd over zijn eigen kalmte. “Ik zie de vuurbal nu groter worden. Dit is werkelijk een nucleaire gebeurtenis. Ik verschaf meer gegevens zodra ik die heb... wat is er?” vroeg hij aan een jonge officier. “Generaal, Arend-2 heeft zojuist een enorme energiedreun gekregen. Vier van de SHFverbindingen zijn tijdelijk uitgeschakeld en een vijfde is helemaal weg,” zei een majoor die over het bureau van de generaal leunde.
“Wat is er gebeurd, wat is dat geweest?”
“Ik weet het niet.”
“Onderzoek het.”

Het beeld viel uit op het moment dat San Diego voor zijn vijfendertig op de zevenenveertig naar voren kwam. Fowler dronk zijn vierde pilsje van die middag leeg en zette het glas geërgerd neer. Die verdomde t.v.-lui. Iemand was vermoedelijk over een plug gedonderd en hij zou nu een stuk moeten missen van wat een fantastische wedstrijd leek te worden. Hij had zelf moeten gaan in plaats van te luisteren naar de geheime dienst. Hij wierp een blik op Elizabeths scherm, maar dat was ook plotseling uitgevallen. Was een van de mariniers met een sneeuwploeg over een kabel gereden? Je kon inderdaad moeilijk aan goed personeel komen, gromde de president. Maar nee, dat klopte niet. De dochter van ABC — Baltimore’s kanaal 13 — had net een bordje met ‘Storing’ neergezet, terwijl Elizabeths beeld alleen maar ruis vertoonde. Wat raar! Net als elke mannelijke t.v.-kijker pakte Fowler zijn afstandsbediening en wisselde van kanaal. CNN was ook uit de lucht, maar de plaatselijke zenders Baltimore en Washington niet. Hij vroeg zich af wat dit te beduiden had toen een telefoon overging. Hij had een ongewone, schelle toon en was een van de vier telefoons op de onderste plank van de koffietafel, vlak voor zijn bank. Hij greep er naar voordat hij besefte welke het was, en dat vertraagde begrip maakte zijn huid ijskoud. Het was de rode telefoon, die hem verbond met het North American Aerospace Defense Command (NORAD) in Cheyenne Mountain, Colorado.
“Met de president,” zei Fowler op barse, plotseling bevreesde toon.
“Meneer de president, u spreekt met generaal-majoor Joe Borstein. Ik ben de hoogste NORAD-officier van de wacht. Meneer, zojuist hebben we een nucleaire detonatie waargenomen in het midden van de Verenigde Staten.”
“Wat?” zei de president na twee tot drie seconden.
“Meneer, er is een nucleaire explosie geweest. We gaan na waar het precies gebeurd is, maar het schijnt in de buurt van Denver te zijn.
“Weet u dat zeker?” vroeg de president die vocht om kalm te blijven.
“We zijn bezig onze instrumenten nog eens te controleren, maar we zijn er inderdaad zo goed als zeker van. Meneer, ik weet niet wat er gebeurd is en hoe het heeft kunnen gebeuren, maar er is een nucleaire explosie geweest. Ik verzoek u dringend terstond naar een veilige plek te gaan terwijl wij erachter proberen te komen wat er aan de hand is.”
Fowler keek op. De schermen waren niet veranderd en nu ging overal op de presidentiële campus het alarm af.

De luchtmachtbasis Offutt, vlak buiten Omaha, Nebraska, stond eens bekend als Fort Crook. De voormalige cavaleriepost daar bezat een schitterende, maar wel enigszins anachronistische, collectie van gebouwen in rode baksteen voor de hoogste officieren. Daarachter waren de stallen voor de paarden, die niet meer nodig waren, en daarvoor was een vlak paradeterrein, zo groot, dat een heel regiment erop kon exerceren. Ongeveer anderhalve kilometer daarvandaan bevond zich het hoofdkwartier van het Strategic Air Command (SAC), een veel moderner gebouw met zijn eigen antiquiteit: een B-17 Vliegend Fort uit de Tweede Wereldoorlog. Ook buiten het gebouw, maar ondergronds, bevond zich de nieuwe commandopost die in 1989 was voltooid. Een ruime zaal, waarover plaatselijke grapjes rouleerden als zou hij eens zijn aangelegd omdat de Hollywood-versie van dergelijke zalen beter was dan die welke de SAC oorspronkelijk voor zichzelf had laten aanleggen. De luchtmacht had besloten de werkelijkheid aan de fictie aan te passen.
Generaal-majoor Chuck Timmons, waarnemend stafchef (Operaties), had van de gelegenheid gebruik gemaakt om van hieruit zijn wacht te houden in plaats van boven op zijn kantoor. In werkelijkheid had hij met één oog naar de Super Bowl op een van de acht schermen gekeken. Twee van de schermen vertoonden real-time beelden van de Defense Support Program Satellites (DSPS genaamd), en hij had, net als iedereen, meteen de dubbele flits van Denver gezien. Timmons liet het potlood waarmee hij bezig was geweest vallen. Achter zijn commandostoel waren enkele ruimten achter glas — er waren twee lagen van dergelijke ruimten — waar de ongeveer vijftig mensen die de SAC vierentwintig uur per dag bemanden, zich bevonden. Timmons pakte de hoorn van zijn telefoon op en drukte de knop in die hem meteen met de hoogste inlichtingenofficier verbond.
“Ik zie het, meneer.”
“Kan het een vergissing zijn?”
“Negatief, meneer. De circuitstests wijzen uit dat onze vogel prima werkt.” “Hou me op de hoogte.” Timmons wendde zich tot zijn plaatsvervanger. “Haal de baas. Piep iedereen op. Ik wil een volledig noodteam en een volledige gevechtsploeg — en ik wil het nu!” Tegen zijn operatie-officier: “Haal Looking Glass nu omhoog! Ik wil dat de eskaders startklaar zijn en ik wil dat er onmiddellijk alarm wordt geslagen.” In de door glas afgescheiden ruimte achter de generaal, en aan zijn linkerzijde, drukte een sergeant enkele knoppen in. Hoewel de SAC allang niet meer vierentwintig uur per dag vliegtuigen in de lucht had, werd dertig procent van de luchtvloot van de SAC voortdurend in staat van paraatheid gehouden. De orders naar de alarm-eskaders gingen over een landlijn naar buiten, waarbij gebruik gemaakt werd van een door de computer voortgebrachte stem omdat men tot de conclusie was gekomen dat een mens te opgewonden zou kunnen worden en dan onduidelijk kon gaan spreken. Het kostte ongeveer twintig seconden om deze orders door te zenden, en de operatie-officieren van de parate eskaders kwamen geschokt onmiddellijk in actie. Op dit ogenblik betekende dat twee eskaders: het 616e Bomb-eskader op de luchtmachtbasis Griffiss in Rome, New York, die de B-52 vloog, en het 348e, die de B-1B vloog vanaf de luchtmachtbasis McConnell, vlak in de buurt van Kansas. Op die laatste basis renden bemanningsleden, die vrijwel allemaal naar de Super Bowl hadden gekeken, in hun parate uniformen, naar de deur, waar voertuigen stonden om hen naar hun bewaakte vliegtuig te brengen. De eerste man van elke ploeg van vier sloeg op de noodstartknop, die deel uitmaakte van het neuswiel, en rende toen naar achteren om via de trap in het toestel te klimmen. Zelfs voor de mannen de riemen hadden vastgemaakt, waren de motoren al gestart. De grondbemanningen rukten de veiligheidspinnen met rode vlag uit. Bewakers met geweer maakten ruim baan voor het vliegtuig en richtten hun wapens naar buiten om een mogelijke aanval het hoofd te bieden. Op dit punt wist niemand dat het meer was dan een bijzonder slecht getimede oefening.
Op McConnell was het eerste toestel dat in beweging kwam de persoonlijke B-1B van de eskadercommandant. De kolonel, atletisch ondanks zijn vijfenveertig jaar, had tevens het voordeel dat zijn toestel het dichtst bij de parate hangar stond geparkeerd. Zodra alle vier zijn motoren draaiden en de weg vrij was, schopte hij de remmen los en taxiede zijn vliegtuig naar het einde van de startbaan. Dat nam twee minuten in beslag en toen hij daar was aangekomen, kreeg hij het bevel om te wachten.

Op Offutt was de parate KC-135 niet aan dergelijke beperkingen onderhevig geweest. De vijfentwintig jaar oude en speciaal omgebouwde Boeing 707, die ‘Looking Glass’ heette, had een generaal aan boord en een complete, hoewel ondermaatste, gevechtsstaf. Hij steeg net voor de vallende duisternis op. Radio’s en commandoverbindingen aan boord waren net in werking gesteld, maar de officier aan boord had nog niet vernomen waar al dat gedoe om ging. Achter hem op de grond waren nog eens drie identieke vliegtuigen bezig met de startprocedures.
“Wat is er, Chuck?” vroeg CINC-SAC toen hij binnen kwam. Hij droeg vrijetijdskleding en zijn veters zaten nog los.
`Nucleaire detonatie in Denver, plus moeilijkheden met satellietverbindingen, maar dat hebben we zojuist gezien. Ik heb het speciale vliegtuig ingezet. Looking Glass stijgt net op. Ik weet verdomme nog steeds niet wat er aan de hand is, maar Denver is zojuist opgeblazen.”
“Omhoog met die hap,” beval de Commander-in-Chief Strategie Air Commander (CINC-SAC). Timmons gebaarde naar een verbindingsofficier die het bevel overbracht. Twintig seconden later brulde de eerste B-1B over de startbaan van McConnell. Het was geen tijd voor hoffelijkheid. Een kapitein van de mariniers duwde de deur van de presidentiële hut open en wierp twee witte parka’s naar Fowler en Elliot, nog voor de eerste agent van de geheime dienst zich liet zien.
“Nu meteen, meneer!” drong hij aan. “De helikopter is nog steeds stuk.” “Waarnaar toe?” Pete Connor arriveerde met zijn overjas nog open. Hij had net gehoord wat de marinier had gezegd.
“Commandocentrum, tenzij u anders zegt. De helikopter is stuk,” zei de kapitein voor de tweede keer. “Schiet op, meneer!” schreeuwde hij bijna tegen de president. “Bob!” zei Elliot ongerust. Ze wist niet wat de president door de telefoon had vernomen. Ze wist alleen dat hij er bleek en ziek uitzag. Beiden trokken hun parka’s aan en liepen naar buiten. Ze zagen een volledig peloton mariniers in de sneeuw liggen. Hun geladen geweren wezen naar buiten. Nog eens zes stonden rond de Hummer, waarvan de motor in z’n vrij brulde.

Op de marinevliegbasis Anacostia steeg de bemanning van Marine Two — het zou Marine One worden als de president aan boord was — midden in een gevaarlijke sneeuwwolk op, maar enkele seconden later waren ze al boven het grondeffect en hadden ze een redelijk zicht. De piloot, een majoor, draaide zijn toestel naar het noordwesten en vroeg zich af wat er verdomme aan de hand was. De enige mensen die iets wisten, wisten alleen dat ze niet veel wisten. Enkele minuten was dit niet belangrijk. Zoals met elke organisatie waren er noodvoorzieningen getroffen die grondig waren gerepeteerd om de paniek te smoren die voort kon komen uit besluiteloosheid vermengd met gevaar.

“Wat is er verdomme in Denver aan de hand dat ik moet weten?” vroeg generaal Kuropatkin in zijn hol buiten Moskou.
“Niets dat ik weet,” antwoordde zijn inlichtingenofficier eerlijk.
Mooie hulp ben jij, dacht de generaal. Hij nam de telefoon op die hem verbond met de militaire inlichtingendienst van de Sovjetunie, de GRU.
“Operaties. Wachtcentrum,” antwoordde een stem.
“Met generaal Kuropatkin op PVO Moskou.”
“Ik weet waarom u belt, meneer,” zei de kolonel van de GRU.
“Wat is er in Denver gebeurd? Is dat een opslagplaats van kernwapens of iets dergelijks?”
“Nee generaal. Rocky Mountain Arsenal is daar vlakbij. Dat is een opslagplaats voor chemische wapens die thans worden gedeactiveerd. Het moet een depot voor het Amerikaanse reserveleger worden — dat noemen ze de Nationale Garde — en daar komen tanks in en gemechaniseerde apparatuur. Buiten Denver is Rocky Flats. Daar maakten ze vroeger onderdelen van wapens, maar...”
“Waar precies?” vroeg Kuropatkin.
“Ten noordwesten van de stad. Ik geloof dat de explosie in het zuidelijke deel van Denver is, generaal.”
“Juist. Ga door.”
“Rocky Flats wordt thans ook gedeactiveerd. Voor zover wij weten, zijn daar geen wapenonderdelen meer.”
“Brengen ze daar wapens naartoe? Ik moet iets weten!” De generaal werd eindelijk opgewonden.
“Ik heb u niets meer te vertellen. We weten net zo weinig als u. De KGB weet vermoedelijk meer, maar wij in elk geval niet.”
Je kon een man niet doodschieten omdat hij eerlijk was, wist Kuropatkin. Hij verwisselde weer van lijn. Net als de meeste beroepsmilitairen had hij weinig met spionnen op, maar het volgende telefoontje was een noodzaak.
“Staatsveiligheid, commandocentrum,” zei een mannelijke stem.
“Sectie Amerika, de officier van dienst.”
“Wacht u even.” Daar klonk het gebruikelijke getjilp en geknars en toen antwoordde een vrouwelijke stem “Sectie Amerika.”
“Met luitenant-generaal Kuropatkin op PVO Moskou Centrum,” zei de generaal weer. “Ik moet weten of er iets in de Verenigde Staten van Amerika is gebeurd, in de stad Denver.”
“Heel weinig, zou ik zeggen. Denver is een grote stad en een belangrijk administratief centrum voor de Amerikaanse regering, het op een na grootste, geloof ik. Het is daar zondagavond en er kan op dit ogenblik weinig aan de hand zijn.” Kuropatkin hoorde pagina’s ritselen. “O ja.”
“Wat ja?”
“De finale om het kampioenschap van het Amerikaanse voetbal. Die wordt in het nieuwe stadion van Denver gespeeld, een omheinde constructie, meen ik.” Kuropatkin slaagde erin om de vrouw niet uit te vloeken voor deze niet ter zake doende informatie. “Dat hoef ik niet te weten. Is er enige onrust onder de burgerij, enige ordeverstoring, een probleem, weet ik veel! Is daar soms een wapenopslag, of een geheime basis waar ik niets van weet?”
“Generaal, alles wat we daarover hebben, staat te uwer beschikking. Waar gaat uw onderzoek over?”
“Vrouw, daar heeft zojuist een kernexplosie plaatsgevonden.”
“In Denver?”
Ja!
“Waar precies?” vroeg ze, kalmer dan de generaal.
“Wacht even.” Kuropatkin draaide zich om. “Ik moet de coördinaten van de explosie weten en ik moet ze nu weten!”
“Negenendertig graden veertig minuten noorderbreedte, honderdvijf graden zes minuten westerlengte. Dat zijn maar benaderingen,” zei de luitenant aan het satellietconsole. “Ons beeld is in het infrarood niet zo goed, generaal.” Kuropatin bracht de getallen over.
Wacht,” zei de vrouwenstem. “Ik moet er een kaart bij halen.”

Andrey Il’ych Narmonov sliep. Het was nu 3. 10 uur in de morgen, Moskoutijd. )De telefoon maakte hem wakker en even later ging zijn slaapkamerdeur open. Narmonov raakte van die tweede gebeurtenis bijna in paniek. Niemand betrad zonder toestemming zijn slaapkamer. Het was KGB-majoor Pavel Khrulev, het waarnemend hoofd van de persoonlijke veiligheidsdienst van de president.
“Meneer de president, er is een noodsituatie. U moet meteen met me meegaan.” “Wat is er aan de hand, Pasha?”
“Er is een kernontploffing in Amerika geweest.”
”Wat... wie?”
“Meer weet ik niet. We moeten onmiddellijk naar de commandobunker. Uw wagen wacht op u. Laat u die kleding maar zitten.” Khrulev wierp hem een mantel toe.

Ryan trapte zijn sigaret uit, nog steeds geïrriteerd door het bordje ‘Storing’, waardoor hij de wedstrijd niet kon volgen. Goodley kwam met een paar blikjes cola binnen. Ze hadden al eten besteld.
“Wat is er aan de hand?” vroeg Goodley.
“Geen beeld,” Ryan pakte zijn blikje en opende het.

Op het hoofdkwartier van de SAC raadpleegde een luitenant-kolonel helemaal links achter de derde rij van de zetels van de staf het t.v.-controlepaneel. De zaal bezat acht televisieschermen, opgesteld in twee horizontale rijen van vier. In totaal waren er meer dan vijftig kanalen op te roepen en de vrouw was een inlichtingenofficier wier eerste impuls het was om de nieuwskanalen aan te zetten. Terstond bleek dat zowel CNN als het bijkantoor CNN Headline News uit de lucht waren. Ze wist dat die andere satellietcircuits gebruikten en dat wekte haar nieuwsgierigheid op, wellicht de belangrijkste eigenschap voor inlichtingenwerk. De console maakte het haar tevens mogelijk van andere kabelnetwerken gebruik te maken en ze ging ze allemaal langs. HBO was uit de lucht. Showtime was uit de lucht. ESPN was uit de lucht. Ze controleerde haar gids en constateerde dat minstens vier satellieten het niet meer deden. Op dat moment ging de kolonel staan en liep naar de CINC-SAC.
“Meneer, er is hier iets vreemds aan de hand,” zei ze.
“Wat dan?” vroeg de CINC-SAC zonder zich om te draaien.
“Minstens vier commerciële satellieten liggen eruit, onder andere een Telstar, een Intelsat en een satelliet van Hughes. Ze zijn allemaal weg, meneer.”
Dit deed de CINC-SAC omdraaien. “Wat kunt u me nog meer vertellen?” “Meneer, NORAD meldt dat een explosie heeft plaatgevonden in de stad Denver, heel dicht bij het Skydome waar ze de Super Bowl speelden. Zowel de minister van Buitenlandse Zaken als die van Defensie waren daar aanwezig, meneer.”
“Christus, je hebt gelijk,” besefte de CINC-SAC terstond.

Op de luchtmachtbasis Andrews stond de National Emergency Airborne Cornmand Post — NEACP, uitgesproken als ‘Kneecap’ — op de startbaan te wachten met twee van haar vier motoren draaiend.

Kapitein Jim Rosselli was nog geen uur op zijn post toen de nachtmerrie begon. Hij zat in de zaal van het NMCC-crisisteam en wenste dat er een vlagofficier bij hem was. Maar dat was niet zo. Was er vroeger altijd een generaal of admiraal aanwezig in de National Military Command Center, de dooi tussen Oost en West en de ontmanteling van het Pentagon had ervoor gezorgd dat er altijd wel een hoge officier binnen bereik was, maar dat de dagelijkse gang van zaken werd verzorgd door kapiteins en kolonels. Het had erger gekund, dacht Rosselli. Hij wist in elk geval wat het was om over talloze kernwapens te beschikken.
“Wat is hier godverdomme aan de hand?” vroeg luitenant-kolonel Richard Barnes aan de muur. Hij wist dat Rosselli het niet wist.
“Rocky, kunnen we dat voor een andere gelegenheid bewaren?” vroeg Rosselli rustig. Zijn stem klonk vlak. Je zou nooit aan het uiterlijk of de stem van de kapitein kunnen afleiden dat hij opgewonden was, maar de handen van de voormalige onderzeebootcommandant waren zo vochtig door het wrijven over zijn broek dat hij daar al een natte plek had gemaakt die door de marineblauwe kleur nauwelijks zichtbaar was. “Zoals je wilt, Jim.”
“Bel generaal Wilkes, en laat hem hier komen.”
“Ja.” Barnes drukte op een knop op de beveiligde telefoon en belde brigadegeneraal Paul Wilkes — een voormalige piloot van een bommenwerper — die in een dienstwoning op de luchtmachtbasis Bolling woonde, vlak tegenover de Potomac, in de buurt van National Airport.
“Ja,” zei WiIkes op barse toon.
“Met Barnes, meneer. We hebben u terstond in de NMCC nodig.” Meer hoefde de overste niet te zeggen. ‘Terstond’ heeft een speciale betekenis voor vliegeniers. “Ik kom eraan.” Wilkes hing op en mompelde “Gode zij dank voor de vierwielaanrijving.” Hij hees zich met moeite in een olijfgroene winterparka en liep de deur uit zonder laarzen aan te trekken. Zijn eigen wagen was een Toyota Land Cruiser waarmee hij graag over het platteland reed. Die startte direct en hij reed achterwaarts weg, over wegen die nog niet vrijgemaakt waren.

De presidentiële crisiszaal op Camp David was een anachronistisch overblijfsel van de slechte, oude tijd. Dat had Bob Fowler althans gedacht toen hij die zaal voor het eerst had gezien, een jaar geleden. Gebouwd gedurende de regering Eisenhower, was hij ontworpen om een kernaanval te doorstaan in een tijd waarin de accuratesse van een raket eerder in kilometers dan in meters werd uitgedrukt.
In een door explosies uitgeholde rots in de Catoctin Mountains in westelijk Maryland, had hij een stevig plafond van twintig meter rots en tot aan 1975 was hij een hoog beveiligde overlevingsbunker geweest. De ruimte was tien meter breed en vijftien meter diep. De hoogte was een dikke drie meter en in de zaal bevond zich een staf van twaalf mensen, doorgaans verbindingspersoneel van de marine, waaronder zes dienstplichtigen. De apparatuur was niet zo modern als die van de NEACP of bepaalde andere faciliteiten die de president nodig kon hebben. Hij zat aan een console die eruitzag als iets van de NASA uit de jaren zestig. In het bureau was zelfs een asbak ingebouwd. Voor hem bevond zich een rij televisieschermen. De stoel was uiterst comfortabel, hoewel zijn situatie dat bepaald niet was. Elizabeth Elliot ging naast hem zitten.
“Vooruit,” zei president Fowler. “Wat is er verdomme aan de hand?”
De hoogste instructieofficier, zag hij, was een luitenant-commandant van de marine. Dat beloofde niet veel.
“Meneer, uw helikopter staat aan de grond met een mechanisch defect. Een tweede heli van de marine is op weg hiernaartoe om u naar Kneecap te brengen. We hebben CINC-SAC en CINC-NORAD aan de lijn. Deze knoppen hier geven u directe toegang tot alle andere CINCs.” Hiermee bedoelde de marineofficier de opperbevelhebbers van andere grote militaire commando’s: CINCLANT was Commander-in-Chief Atlantic, admiraal Joshua Painter van de marine; er was een overeenkomstige CINC-PAC belast met het opperbevel van de strijdmachten in de Pacific en beiden waren traditioneel posten die door de marine werden bezet. CINC-SOUTH zat in Panama, CINCCENT in Bahrein en CINC-FOR (Forces Command) was op Fort McPherson in Atlanta in Georgia. Deze drie waren per traditie van de landmacht. Er waren nog andere, zoals SACEUR, Supreme Allied Commander Europe, de hoogste militaire officier van de NAVO, die op dit moment een viersterren generaal van de luchtmacht was. Onder dit commandosysteem hadden de bevelhebbers van de diensten geen werkelijk gezag. In plaats daarvan dienden zij de minister van Defensie van advies, die op zijn beurt de president adviseerde. Presidentiële orders gingen van de president via de SecDef rechtstreeks naar de CINCs. Maar de SecDef...
Fowler keek naar de knop met het opschrift NORAD en drukte erop.
“Met de president. Ik ben in mijn communicatiezaal op Camp David.” “Meneer de president, nog steeds met generaal-majoor Borstein. CINC-NORAD is hier niet, meneer. Hij was in Denver voor de Super Bowl. Meneer de president, het is mijn plicht u op de hoogte te stellen van het feit dat onze instrumenten hebben aangetoond dat de detonatie of bij het Skydome-stadion in Denver, of vlak daarbij, heeft plaatsgevonden. Hoogstwaarschijnlijk zijn de ministers Bunker en Talbot dood, evenals de CINC-NORAD.”
“Ja,” zei Fowler. In zijn stem lag geen emotie. Hij was al tot die conclusie gekomen. “De vice-CINC is momenteel op reis. Ik ben de komende uren de hoogste NORADofficier tot hier een superieur verschijnt.”
“Uitstekend. Nu: wat is er verdomme aan de band?”
“Meneer, we weten het niet. De detonatie werd niet voorafgegaan door iets ongebruikelijks. Er was voor de explosie geen — ik herhaal, meneer, geen — ballistisch projectiel op weg naar ons land. We proberen in contact te komen met de vluchtleiders op Stapleton International Airport om hun te vragen of ze hun radarbanden willen nagaan op mogelijk vervoer door de lucht. Wij hebben op onze schermen niets bijzonders gezien.”
“Zou u een binnenkomend vliegtuig gezien hebben?”
“Niet altijd, meneer,” antwoordde generaal Borstein. “Het is een goed systeem, maar je kunt het omzeilen, vooral als je een enkel vliegtuig gebruikt. Hoe dan ook, meneer de president, er zijn dingen die onmiddellijk moeten gebeuren. Kunnen we het daar even over hebben?”
“Ja.”
“Meneer, op mijn gezag als waarnemend CINC-NORAD heb ik mijn commando op alarmfase DEFCON-ONE geplaatst. Zoals u weet, heeft NORAD die bevoegdheid en tevens de bevoegdheid voor nucleaire inzet, maar uitsluitend voor defensieve doeleinden.”
“U geeft geen kernwapens vrij zonder mijn uitdrukkelijk bevel,” zei Fowler op krachtige toon.
“Meneer, de enige kernkoppen die we hebben, liggen in het magazijn,” zei Borstein. Zijn stem was bewonderenswaardig mechanisch, vonden de andere geüniformeerden. “Ik stel voor dat we nu een vergadering houden met CINC-SAC.”
“Doe dat,” beval Fowler. Het gebeurde ogenblikkelijk.
“Meneer de president, met CINC-SAC” meldde generaal Peter Fremont van de luchtmacht. Hij klonk uiterst zakelijk.
“Wat is er verdomme aan de hand?”
“Meneer, dat weten we niet, maar er zijn een paar zaken die we terstond moeten doen.”
“Ga door.”
“Meneer, ik adviseer u om al onze strategische strijdkrachten ogenblikkelijk in hogere staat van paraatheid te brengen. Ik beveel DEFCON-TWO aan. Als we met een kernaanval te maken hebben, moeten we onze strijdkrachten in de hoogste staat van paraatheid brengen. Het kan tevens tot gevolg hebben dat degene die dit op gang heeft gebracht, erdoor wordt afgeschrikt.
Daar kan ik aan toevoegen, meneer, dat we ook onze paraatheid over de grenzen moeten opvoeren. Bovendien zou het nuttig zijn om militaire eenheden beschikbaar te houden om assistentie te verlenen en een mogelijke uitbraak van paniek onder de burgerbevolking te kunnen doen verminderen. Ik beveel DEFCON-THREE aan voor de conventionele strijdkrachten.”
“Dat kun je beter selectief doen, Robert,” zei Liz Elliot.
“Dat heb ik gehoord...wie is dat?” vroeg Borstein.
“Ik ben de nationale veiligheidsadviseur,” zei Liz iets te luid. Ze was even bleek als haar witte, zijden blouse. Fowler had zichzelf nog steeds onder controle. Elliot deed wanhopige pogingen dat ook voor elkaar te krijgen.
“We hebben elkaar nooit ontmoet, doctor Elliot. Jammer genoeg staan onze commando- en controlesystemen ons niet toe selectief te werk te gaan, althans niet op korte termijn. Door nu het alarm te geven, kunnen we in elk geval alle eenheden oproepen die we nodig hebben. Daarna kunnen we de eenheden selecteren. Dat bespaart ons ten minste een uur. Dat is mijn aanbeveling.”
“Ik ben het daarmee eens,” voegde generaal Fremont er dadelijk aan toe. “Goed dan, doe het,” zei Fowler. Het klonk redelijk genoeg.

De verbindingen werden via aparte kanalen behandeld. CINC-SAC behandelde de strategische troepenmachten. Het eerste ALARM gebruikte dezelfde robotstem die de SAC-eskaders al in staat van paraatheid had gebracht. Hoewel de bommenwerpersbases van de SAC al wisten dat ze in opperste staat van paraatheid waren, maakte DEFCON-TWO het officieel en veel dreigender. Landlijnen van glasvezel vervoerden een zelfde bericht naar het Extremely Low Frequency radiosysteem van de marine in het Upper Peninsula-gebied van Michigan. Het signaal moest door mechanische morse verspreid worden. Dit radiosysteem was van een soort dat de letters slechts uiterst langzaam kon versturen, ongeveer met de snelheid van een beginnend typiste. Het was ook een waarschuwingssysteem voor onderzeeboten om naar het oppervlak te komen voor een gedetailleerder bericht via de satellietradio’s.
Op King’s Bay in Georgia, Charleston in South Carolina en Groton in Connecticut, en op drie andere locaties in de Grote Oceaan, ontvingen de eskaders van onderzeeboten via de landlijn en de satellietverbindingen de berichten. Van Amerika’s zesendertig raketonderzeeboten die op dat ogenblik in dienst waren, bevonden zich negentien op zee, op ‘afschrikkingspatrouille’, zoals dat werd genoemd. Twee waren in dok voor een grote beurt en konden absoluut niet ingezet worden. De rest lag vast aan geleideschepen, op de USS Ohio na, die in de haven van Bangor lag. Ze hadden allemaal een beperkte bemanning en geen van hen had haar CO op deze zondagavond aan boord. Dat deed er niet echt toe. De ‘boomers’ hadden allemaal een dubbele bemanningsploeg en in elk geval was een van de twee bevelvoerders binnen een half uur aan boord. Ze droegen allemaal piepers die bijna gelijktijdig afgingen. Aan boord van elke onderzeeboot begon de dienstdoende bemanning zich voor te bereiden op een ogenblikkelijk vertrek. De officier van dienst aan boord van elke ‘boomer’ was een officier die met succes door de strenge tests, vereist voor het voeren van een commando was gekomen. Hun orders waren duidelijk: in het geval van een dergelijk alarm, moesten ze zo snel mogelijk naar zee gaan. De meesten dachten dat het een oefening was, maar oefeningen voor strategische strijdkrachten waren iets heel serieus. Sleepboten hadden hun diesels al aangezet om de leigrijze rompen van de geleideboten weg te trekken. Bemanning aan dek maakte lijnen en ankers los, terwijl de mannen aan boord van de geleideschepen via touwladders naar hun schepen klommen. Officieren en hun directe assistenten controleerden de roosters om te zien wie er aan boord was en wie niet. Deze oorlogsschepen waren, als alle oorlogsschepen, overbemand. Ze konden moeiteloos met een halve bemanning varen als dat moest. DEFCON-TWO betekende dat het moest.

Commandant Rosselli en de staf van de NMCC hielden zich met de conventionele strijdmachten bezig. Kant-en-klare orders gingen rechtstreeks naar de aparte eenheden. In het leger betekende dat het niveau van een divisie. Bij de luchtmacht was dit het niveau van een eenheid en bij de marine dat van een eskader. De conventionele strijdmachten gingen over op DEFCON-THREE. Commandant ter zee Rosselli en overste Barnes verzorgden de stem-lijnen naar hogere commandoniveaus. Zelfs toen ze met drie-sterren-officieren spraken die wel vijfentwintig jaar dienstervaring hadden, moesten ze tegen iedereen zeggen: “Nee meneer, dit is geen, ik herhaak geen oefening.”
Amerikaanse militaire eenheden in de gehele wereld gingen ogenblikkelijk over op opperste staat van paraatheid. Zoals te verwachten was, waren de eenheden die gewend waren aan een hoog niveau van paraatheid de eersten die reageerden Een van hen was de Brigade Berlijn.