13: Proces
Waarom heb ik toch in
godsnaam deze baan aangenomen?
Roger Durling was een trots man. Onverwacht had hij een zetel in de
Senaat veroverd die zeker aan een ander was toebedacht. Vervolgens
was hij de jongste gouverneur in de geschiedenis van Californië
geweest. Hij wist dat trots een zwakheid was, maar hij wist tevens
dat hij daar alle reden toe had.
Ik had een paar jaar moeten wachten, ik had
misschien weer in de Senaat moeten gaan en mijnplaats in het Witte
Huis op de harde manier moeten verdienen. Maar ik moest zo nodig een handeltje drijven en Fowler de
verkiezingen op een presenteerblaadje aanreiken... in ruil voor
dit.
‘Dit’ was Air Force Two, de radionaam voor elk vliegtuig dat de
vice-president vervoerde. Het impliciete contrast met ‘Air Force
One’ voegde nog een grapje toe aan datgene wat zogenaamd de op een
na belangrijkste politieke post in de Verenigde Staten was, maar
veel accurater was John Nance Garners conclusie: ‘Een kruik vol
warme spuug’. Die baan van vice-president was, vond Durling, een
van de weinige fouten die de grondleggers van Amerika hadden
gemaakt. Eens was het erger geweest. Oorspronkelijk zou de
verliezende kandidaat de vice-president moeten worden. Deze zou, na
zijn verlies, uit vaderlandsliefde zijn plaats hebben ingenomen in
een regering die niet de zijne was. Hij zou de Senaat voorgezeten
hebben om onbenullige politieke geschillen op te lossen, en dat
allemaal uit dienstbaarheid jegens zijn land. Hoe James Madison
ooit zo stom had kunnen zijn, was iets dat geleerden nooit echt
hadden onderzocht, maar de fout werd in 1803 snel genoeg door het
twaalfde Amendement gecorrigeerd. Zelfs in een tijdperk waarin
heren die zich voorbereidden op een duel elkaar ‘meneer’ noemden,
was dat van een onbaatzuchtigheid die toch wel te ver ging. En dus
was de wet veranderd en was de vice-president thans een aanhangsel
in plaats van een verslagen vijand. Dat zoveel vice-presidenten
uiteindelijk toch de hoogste post hadden bekleed, was meer een
kwestie van toeval dan van opzet. Dat zovelen het goed gedaan
hadden — Andrew Johnson, Theodore Roosevelt, Harry Truman — was een
wonder.
Het was hoe dan ook een kans die hij nooit zou krijgen. Bob Fowler
was lichamelijk gezond en zat politiek zo stevig in het zadel als
een president zich maar wensen kon sinds... Eisenhower? vroeg
Durling zich af. Of misschien wel FDR? De belangrijke, vrijwel
gelijkwaardige rol die Carter de vice-president, in zijn geval
Walter Mondale, had toegekend — iets dat doorgaans genegeerd werd,
maar desondanks uitermate constructief genoemd mocht worden — was
een voorval uit het verleden. Fowler had Durling niet meer nodig.
De president had dat heel duidelijk gemaakt. En daarom was de taak
van Durling teruggebracht tot het vervullen van ondergeschikte,
niet eens secundaire, plichten. Fowler kon vliegen in een
omgebouwde 747, die hij alleen tot zijn beschikking had. Roger
Durling moest genoegen nemen met elk beschikbaar vliegtuig, in dit
geval een van de VC-20B Gulfstreams die door iedereen met de juiste
geloofsbrieven werden gebruikt. Senatoren en afgevaardigden op
snoepreisjes kregen ze als ze in de juiste commissies zaten of als
de president voelde dat het tijd werd hun ego te strelen.
Je doet nu wel erg kleinzielig, hield
Durling zich voor. En door zo kleinzielig te
doen, rechtvaardig je alle gezeik dat je moet
pikken.
Zijn beoordelingsfout was minstens zo groot geweest als die van
Madison, vertelde de vice-president zichzelf toen het vliegtuig
wegtaxiede. Toen Madison had besloten dat een politicus het land
boven zijn eigen ambities moest stellen, was hij alleen maar
optimistisch geweest. Durling daarentegen had een voor de hand
liggende politieke realiteit genegeerd, namelijk dat het werkelijke
verschil in macht tussen president en vice-president veel groter
was dan het verschil tussen Fowler en onverschillig welke
commissievoorzitter in het Huis of de Senaat. De president moest
rekening houden met het Congres, wilde hij iets gedaan krijgen. Hij
hoefde helemaal geen rekening te houden
met zijn vice-president.
Hoe had hij zichzelf ooit kunnen toestaan hier te belanden? Daarmee
verdiende hij een geamuseerde lach, hoewel de vraag wel duizendmaal
bij Durling was opgekomen. Vaderlandsliefde natuurlijk, althans de
politieke versie daarvan. Hij had Californië geleverd en zonder
Californië zouden hij en Fowler nog steeds gouverneur zijn. De
enige behoorlijke concessie die hij daaruit verworven had — de
benoeming van Charlie Alden tot nationale veiligheidsadviseur — was
een flop geworden, maar hij was toch wel de beslissende factor
geweest voor de overgang van het presidentschap van de ene partij
naar de andere. En zijn beloning was dat hij met elk corvee in de
regering werd opgezadeld, dat hij speeches moest houden die zelden
het nieuws haalden, in tegenstelling tot die van andere leden van
het kabinet; speeches, bedoeld om de trouwe aanhangers van de
partij tevreden te houden, speeches, waarin nieuwe ideeën werden
uitgeprobeerd — doorgaans slechte, en bijna nooit die van hem — en
dat hij de klappen moest opvangen die voor de president waren
bedoeld. Vandaag zou hij moeten spreken over de noodzaak de
belastingen te verhogen om de vrede in het Midden-Oosten te kunnen
financieren. Wat een schitterende politieke gelegenheid! dacht hij.
Roger Durling zou in St. Louis op een conventie van inkoop-managers
duidelijk moeten maken waarom de belastingen omhoog moesten, en hij
wist zeker dat het applaus oorverdovend zou zijn.
Maar hij had de taak aanvaard, had zijn woord gegeven om de
plichten van het ambt na te komen, en als bij dat niet deed, wat
dan wel?
Het vliegtuig rolde schokkend voorbij de hangars en diverse andere
vliegtuigen, waaronder de NEACP, de 747 die omgebouwd was tot de
National Emergency Airborne Command Post, beter bekend als
‘Kneecap’, of, nog dramatischer, ‘de Doomsday Plane’, de vliegende
commandopost als de oorlog uitbrak. Altijd binnen twee uur vliegen
ter plaatse, waar de president ook mocht zijn (een barre ellende
als de president Rusland bezocht of China), was dit de enige
veilige plek waar de president tijdens een nucleaire crisis kon
vertoeven — maar dat deed er nu immers niet meer toe, nietwaar?
Durling zag mensen het toestel in en uit gaan. Het budget hiervoor
was nog niet ingekrompen — ach, het was een onderdeel van de
persoonlijke luchtvloot van de president — en het toestel werd nog
steeds paraat gehouden voor het geval een snel vertrek noodzakelijk
was. Hij vroeg zich af wanneer dit alles zou veranderen. Al het
andere was al veranderd.
“We zijn gereed voor vertrek. Hebt u de riemen vast, meneer?” vroeg
de dienstdoende sergeant.
“Reken maar! Nou, vooruit met de geit dan maar,” antwoordde Durling
glimlachend. Op Air Force One, wist hij, toonden mensen vaak hun
vertrouwen in het toestel en de bemanning door geen riemen om te
doen. Alweer een bewijs dat zijn vliegtuig tweede keus was, maar
hij kon de sergeant moeilijk kwalijk nemen dat die zich als een
beroeps gedroeg, en voor deze man was Roger Durling wel degelijk
belangrijk. De vice-president overwoog dat dit de
luchtmachtsergeant tot een achtenswaardiger man maakte dan de
meeste mensen in de politiek, maar dat was toch nauwelijks
verbazingwekkend. “Daar gaan we dan.”
“Alweer?” vroeg
Ryan.
“Ja meneer,” zei de stem aan de andere kant van de
telefoon.
“Oké, geef me een paar minuten.”
“Ja meneer.”
Ryan dronk zijn koffie op en liep naar Cabots kantoor. Hij was
verbaasd Goodley weer te zien. De jonge man hield zich op afstand
van de sigarerook van de directeur, en zelfs Jack vond dat Marcus
zich nu toch wel een beetje te veel gedroeg of hij Patton was, of
wie dan ook.
“Wat is er aan de hand, Jack?”
“Camelot,” antwoordde Jack, zichtbaar
geïrriteerd. “Die hufters van het Witte Huis hebben zich weer
gedrukt. Ze willen dat ik meedoe.”
“Nou, heb je het dan zo druk?”
“Meneer, daar hebben we het vier maanden geleden al over gehad. Het
is belangrijk dat de mensen op het Witte Huis weten
dat...”
“De president en zijn mensen hebben hun handen vol,” legde de DCI
geduldig uit. “Meneer, ik weet dat die zaken weken van tevoren
gepland worden, en dit is nu al de vierde keer dat...”
“Ik weet het, Jack.”
Ryan gaf geen krimp. “Directeur, iemand moet hun uitleggen hoe
belangrijk dit is.” “Dat heb ik geprobeerd, verdomme!” grauwde
Cabot terug. En dat was ook zo, wist Jack.
“Hebt u het via minister Talbot geprobeerd, of anders via Dennis
Bunker?” vroeg Jack. Naar hen luistert de
president tenminste, voegde Jack er niet aan toe. Dat hoefde
ook niet. Cabot begreep hem best. “Luister Jack, wij kunnen de
president geen bevelen geven, alleen maar adviezen. En die volgt
hij niet altijd op. En je bent hier trouwens uitstekend in. Dennis
vindt het wel leuk met jou te spelen.” “Mooi meneer, maar dat is
niet mijn taak... lezen ze dan nooit de aanvullingen?” “Charlie
Alden wel. Ik neem aan dat Liz Elliot het ook doet.”
“Dat zal wel,” constateerde Ryan op ijzige toon, waarbij hij de
aanwezigheid van Goodley negeerde. “Meneer, het is
onverantwoord.”
“Dat is wel wat sterk uitgedrukt, Jack.”
“Het is de waarheid, meneer de directeur,” zei Ryan zo kalm als hij
kon. “Mag ik vragen wat CAMELOT is?” vroeg Ben Goodley.
“Het is een spel,” antwoordde Cabot. “Doorgaans over
crisisbeheersing.” “O, net als SAGA en GLOBAL?”
“Ja”, antwoordde Ryan. “De president speelt het nooit. Dat komt
omdat wij het risico niet kunnen lopen te weten hoe hij in een
gegeven situatie reageert. Ik geef toe dat het nogal byzantijns is,
maar zo is het altijd geweest. Daarom neemt de nationale
veiligheidsofficier of een ander hoog staflid zijn plaats in. De
president behoort vervolgens op de hoogte te worden gebracht van de
stand van zaken. Behalve dan dat president Fowler het niet
belangrijk vindt, en nu gaan zijn mensen zich even stom gedragen.”
Jack was zo geïrriteerd dat hij de woorden ‘president FowIer’ en
‘stom’ in dezelfde zin gebruikte.
“Ik bedoel: is dat echt noodzakelijk?” vroeg Goodley. “Het lijkt
mij een anachronisme.” “Is jouw auto verzekerd, Ben?” vroeg
Jack.
“Jazeker.”
“Ooit een auto-ongeluk gehad?”
“Niet door mijn schuld,” antwoordde Goodley.
“Waarom dan die verzekering?” Jack beantwoordde de vraag zelf:
“Omdat het een verzekering is, daarom.
Je verwacht niet het nodig te hebben, je zult het misschien nooit
nodig hebben, maar omdat je het wel eens nodig zou kunnen hebben,
besteed je er geld aan — of in dit geval tijd.”
De presidentiële wetenschapper maakte een minachtend gebaar. “Kom
nou, dit is iets heel anders.”
“Dat klopt. In een auto is het alleen jouw lijf.” Ryan hield op met
de preek. “Oké, directeur, ik ben de rest van de dag
weg.”
“Je bezwaren en aanbevelingen zijn genoteerd, Jack. Ik zal ze bij
de eerste de beste gelegenheid te berde brengen, en, voor je
weggaat, over NIITAKA...”
Ryan bleef als bevroren staan en keek op Cabot neer. “Meneer
Goodley heeft geen beveiligingscode voor dat woord en nog minder
voor het dossier.”
“We hebben het niet over de zaak zelf. Wanneer zullen de mensen
beneden...” — Ryan was blij dat hij niet MERCURY zei —“klaar zijn
voor die eh... gemodificeerde operaties? Ik wil de
informatie-overdracht verbeteren.”
“Over zes weken. Tot die tijd maken we gebruik van de andere
methoden die we hebben besproken.”
De directeur van de CIA knikte. “Uitstekend. Het Witte Huis is daar
zeer in geïnteresseerd, Jack. Prima werk voor iedereen die erbij
betrokken is.” “Blij te horen, meneer. Ik zie u morgen wel.” En
Jack liep de kamer uit.
“NIITAKA?” vroeg Goodley toen de deur gesloten
was. “Klinkt Japans.” “Sorry Goodley. Je moet dat woord maar zo
spoedig mogelijk vergeten.” Cabot had het alleen maar te berde
gebracht om Ryan zijn plaats te wijzen, en het eerzame deel in de
man betreurde dit al.
“Jawel meneer. Mag ik een vraag stellen die daar niet mee te maken
heeft?” “Jawel.” “Is Ryan zo goed als de mensen zeggen.”
Cabot drukte het restant van zijn sigaar uit, tot grote opluchting
van zijn bezoeker. “Hij heeft een uitstekende staat van
dienst.”
“O ja? Dat heb ik ook gehoord. Maar weet u, de voornaamste reden
waarom ik hier ben, is om de persoonlijkheden te bestuderen die
werkelijk belangrijk zijn. Ik bedoel: hoe krijg je zo’n baan? Ryan
is als een komeet omhooggeschoten. Ik zou graag willen weten hoe
hij hem dat heeft geflikt.”
“Dat heeft hij hem geflikt door heel wat vaker gelijk te hebben dan
ongelijk, door zich soms keihard op te stellen, en door enige
operaties in het veld die zelfs ik nauwelijks kan geloven,” zei
Cabot, nadat hij even had nagedacht. “En dat, doctor Goodley, mag u
nooit en te nimmer verder vertellen.
“Dat begrijp ik, meneer. Kan ik zijn staat van dienst inzien, zijn
persoonlijke dossier?” De wenkbrauwen van de DCI schoten omhoog.
“Alles wat je daarin ziet is niet voor publikatie. Alles wat je
daarover schrijft...”
“Neem me niet kwalijk, meneer, maar dat weet ik. Alles wat ik
schrijf is onderhevig aan de veiligheidsregels. Daar heb ik mijn
handtekening voor gezet. Maar het is belangrijk dat ik begrijp hoe
iemand hier werkelijk in past, en Ryan lijkt mij een ideaal
studieobject om na te gaan hoe het proces werkt. Ik bedoel: daarom
heeft het Witte Huis me hier naar toe gestuurd. Ik word geacht daar
te rapporteren over mijn bevindingen hier.”
Cabot zweeg even. “Ik neem aan dat het dan in orde is.”
Ryans wagen arriveerde bij de rivieringang van
het Pentagon. Daar werd hij opgevangen door iemand van de
luchtmacht met één ster en naar binnen gevoerd, voorbij de
metaaldetector. Twee minuten later bevond hij zich in een van de
vele ondergrondse kamers die zich in dit superlelijke
overheidsgebouw bevinden. “Hallo Jack,” riep Dennis Bunker vanaf de
andere kant van de kamer. “Minister,” knikte Jack toen hij zich in
de stoel van de nationale veiligheidsadviseur nestelde. Het spel
begon meteen.
“ Wat is het probleem?”
“Op het feit na dat Liz Elliot zich niet heeft verwaardigd ons met
haar aanwezigheid te huldigen?” De minister van Defensie lachte
even en werd toen ernstig. “Er is een aanval geweest op een van
onze kruisers in het oosten van de Middellandse Zee. We hebben nog
niet veel informatie, maar het schip is misschien ernstig
beschadigd en kan zelfs zinkende zijn. We gaan uit van veel
slachtoffers.”
“Wat weten we?” vroeg Jack die zich nu aan het spel overgaf. Hij
zette een kleurgecodeerd naambordje overeind dat zijn rol in het
spel aangaf. Een kaart die vanaf het plafond boven zijn stoel hing
had dezelfde functie.
“Niet veel.” Bunker keek op toen een luitenant ter zee van de
marine binnenkwam. “Meneer, de USS Kidd
meldt dat de Valley Forge geëxplodeerd
is en vijf minuten geleden gezonken tengevolge van de eerste
schade. Er zijn niet meer dan twintig overlevenden en
reddingsploegen zijn onderweg.”
“Wat is de oorzaak?” vroeg Ryan.
“Onbekend, meneer. De Kidd bevond zich
op dertig mijl van de Valley Forge ten
tijde van het incident. Haar heli is nu ter plekke. De commandant
van de Zesde Vloot heeft al zijn schepen in volledige staat van
paraatheid gebracht. De USS Theodore
Roosevelt heeft vliegtuigen ingezet om het gebied af te
zoeken.”
“Ik ken de CAG op de TR, Robby
Jackson,” zei Ryan tegen niemand in het bijzonder. Niet dat dat er
iets toe deed. De Theodore Roosevelt
bevond zich in werkelijkheid in Norfolk en Robby was nog bezig zich
op zijn volgende reis voor te bereiden. De namen in het oorlogsspel
waren zomaar namen en persoonlijke kennis van de spelers deed er
niet toe aangezien ze niet geacht werden echte mensen te zijn. Maar
als het echt was, zou Robby Commander AIR Group zijn van de USS
Theodore Roosevelt en zijn toestellen
zouden als eerste opstijgen. Je mocht niet vergeten dat dit
weliswaar een spelletje was, maar dat het doel dodelijke ernst was.
“Achtergrondinformatie?” vroeg Jack. Hij herinnerde zich niet het
volledige scenario van het spel.
“De CIA meldt een mogelijke muiterij in de Sovjetunie door eenheden
van het Rode Leger in Kazakstan, en ordeverstoringen in twee
marinebases daar,” meldde de spelverteller, een commandant van de
marine.
“Sovjet-eenheden in de buurt van de Valley
Forge?” vroeg Bunker.
“Vermoedelijk een onderzeeboot,” antwoordde de
marineofficier.
“Bulletin,” kondigde de luidspreker aan de muur aan. “De USS
Kidd meldt dat zij een inslaande
surface-to-surface raket vernietigd heeft met haar Close-In Weapons
System. Oppervlakkige schade aan het schip, geen
slachtoffers.”
Jack liep naar de hoek en schonk glimlachend koffie in. Die spellen
waren best leuk, gaf hij toe. Hij genoot er echt van. Ze waren
tevens realistisch. Hij was uit zijn dagelijkse werk geplukt, in
een benauwde kamer gedonderd, voorzien van verwarde en onvolledige
informatie, en hij had absoluut geen flauwe notie van wat er aan de
hand was. Dat was werkelijkheid. Het oude grapje: waarom lijken
crisisteams zo op paddestoelen? Omdat ze in het donker gehouden
worden en paardepoep te eten krijgen.
“Meneer, er is zojuist een HOTLINE-bericht
binnengekomen...”
Oké, dacht Ryan, hebben we vandaag zo’n spelletje? Het Pentagon moet het
scenario bedacht hebben. Laten we eens kijken of je nog steeds de
wereld kunt opblazen met...
“Meer beton?” vroeg Qati.
“Veel meer beton,” antwoordde Fromm. “De machines wegen elk enkele
tonnen en ze moeten volkomen stabiel zijn. De kamer moet absoluut
stabiel zijn en volledig afgesloten. Het moet er zo schoon zijn als
in een ziekenhuis... nee, veel schoner dan welk ziekenhuis dat u
ooit hebt gezien.” Fromm keek op zijn lijst. Natuurlijk niet schoner dan een Duits ziekenhuis.
“Vervolgens, elektriciteit. We hebben drie grote reservegeneratoren
nodig en op zijn minst twee UPSsen...”
“Wat?” vroeg Qati.
“Un-interruptible powersupplies, energiebronnen die nergens door te
onderbreken zijn,” vertaalde Ghosn. “En een van die
reservegeneratoren moeten we natuurlijk constant draaiend
houden.”
“Precies,” antwoordde Fromm. “Aangezien dit een primitieve operatie
is, zullen we proberen om niet meer dan één machine tegelijk te
gebruiken. Het grote probleem met elektriciteit is het verzekerd
zijn van ononderbroken stroom. Daarom voeren we de stroom door de
UPSsen om pieken en zo te voorkomen. De computersystemen op de
grote machines zijn uiterst gevoelig.”
“Vervolgens!” zei Fromm. “Bekwame operators.”
“Dat zal heel moeilijk zijn,” merkte Ghosn op.
De Duitser glimlachte, waarmee hij iedere aanwezige verbaasde. “O
nee. Dat is gemakkelijker dan u denkt.”
“Werkelijk waar?” vroeg Qati. Goed nieuws uit
de mond van deze ongelovige?
“We zullen misschien vijftig uitstekend
getrainde mensen nodig hebben, maar die hebt u in de regio, neem ik
aan.”
“Waar dan? Er is geen machinefabriek in de regio die...”
“Die is er wel. Mensen hier dragen toch brillen, of
niet?”
“Maar...”
“Natuurlijk!” zei Ghosn, en zijn ogen rolden van
verbazing.
“De graad van precisie,” legde Fromm aan Qati uit, “is niet anders
dan die, nodig voor de vervaardiging van brilleglazen. De machines
die daarvoor nodig zijn, zijn bijna vergelijkbaar, ze zijn alleen
wat groter. Wij willen alleen precieze en voorspelbare curves in
een stijf materiaal aanbrengen. Nucleaire bommen worden gemaakt aan
de hand van precieze technische gegevens, net als brillen. Ons doel
is groter, maar het principe is hetzelfde, en met de juiste
instrumenten is het alleen een kwestie van schaal, niet van aard.
Daarom vraag ik u: kunt u aan vakbekwame lenzenmakers
komen?”
“Ik zie niet in waarom niet,” antwoordde Qati, die zijn irritatie
verborg. “Ze moeten uiterst vakbekwaam zijn,” zei Fromm als een
schoolmeester. “De besten die er te vinden zijn, mensen met een
langdurige ervaring, liefst met een opleiding in Duitsland of
Engeland.”
“Dan krijgen we problemen met de beveiliging,” merkte Ghosn rustig
op. “O ja? Waarom?” vroeg Fromm met geveinsde verbijstering, die de
beide anderen trof als het toppunt van arrogantie.
“Inderdaad,” beaamde Qati.
“Dan hebben we nog stevige tafels nodig om de machines op te
monteren.”
Halfweg, zei
luitenant ter zee Walter Claggett in zichzelf. Over vijfenveertig
dagen zou de USS Maine buiten Juan de
Fuca Straits weer boven water komen, zich in verbinding stellen met
de sleepboot en Little Toot volgen, Bangor in, waar ze af zou meren
en waar de ‘Blauwe’ bemanning zich moest gaan voorbereiden op haar
nieuwe patrouille ter afschrikking. En geen
seconde te vroeg.
Walter Claggett — zijn vrienden noemden hem Dutch, een bijnaam,
ontstaan op de marine-academie om een reden die hij zich niet meer
kon herinneren; Claggett was zwart — was zesendertig en voor hij
voor het eerst uitvoer, was hem al duidelijk gemaakt dat hij
geschikt materiaal was om vroeg het bevel te krijgen over een
onderzeeboot en dat hij ook spoedig kans zou krijgen op een snelle
aanvaller. Dat vond hij prima. Zijn twee huwelijkspogingen waren
allebei op niets uitgelopen, niet ongebruikelijk bij leden van de
onderzeedienst — gelukkig waren er uit beide verenigingen geen
kinderen voortgekomen — en de marine was nu zijn leven. Hij vond
het uitstekend om al zijn tijd op zee door te brengen, en zijn
behoeften om de hort op te gaan reserveerde hij voor de bepaald
niet korte onderbrekingen aan het strand. Op zee te zijn, door dat
zwarte water te glijden met onder zich een majestueuze
oorlogsbodem, dat was het beste wat Walter Claggett kon overkomen.
In gezelschap van prima mensen, waarlijk verdiend respect in een
uiterst veeleisende positie, de opgedane vaardigheid telkens te
weten wat de beste handeling was, het ontspannen geklets in de
longroom, de verantwoordelijkheid die hij bij het leiden van zijn
mensen... Claggett genoot van alles met volle teugen.
Behalve dan dat hij zijn commandant niet kon uitstaan.
Hoe heeft commandant Harry Ricks het verdomme
ooit zo ver geschopt? vroeg hij zich wel voor de twintigste
keer die week af. De man was briljant. Hij kon een
kernreactorsysteem voor een onderzeeboot ontwerpen op de achterkant
van een envelop, misschien zelfs wel uit het hoofd tijdens een
zeldzame dagdroom. Hij wist zaken over het ontwerp van de
onderzeeboot waar de werf Electric Boat nooit aan had gedacht. Hij
kon op voet van gelijkheid de voor- en nadelen van diverse
periscopen bespreken met de beste optici van de marine en wist meer
van
satellietnavigatiehulpmiddelen dan de NASA of de TWR of wie
dat programma verdomme ook runde. En
hij wist zeker meer over de geleidingssystemen op hun vanuit zee
gelanceerde Trident-11 D-5 ballistische raketten dan wie ook bij
Lockheed’s Missile Systems Division. Tijdens het diner, twee weken
geleden, had hij een complete pagina van het onderhoudshandboek uit
het hoofd geciteerd. Vanuit een technisch standpunt bekeken kon
Ricks de best voorbereide officier bij de hele marine van de
Verenigde Staten genoemd worden.
Harry Ricks was de kwintessens van de nucleaire marine. Als
technicus kende hij zijns gelijke niet. Zijn gevoel voor de
technische aspecten van zijn taak was bijna instinctief. Claggett
was goed en dat wist hij, maar hij wist ook dat hij nooit zo goed
zou zijn als Harry Ricks.
Maar hij weet geen ene reet van varen onder
water en mensen in een onderzeeboot, overpeinsde Claggett
somber. Het was niet te geloven, maar het was waar. Ricks had bijna
geen gevoel voor varen en absoluut niet voor zeelui.
“Meneer,” zei Claggett langzaam, “deze chef is heel goed. Hij is
jong, maar niets ontgaat hem.”
“Hij kan zijn mensen niet onder controle houden,” antwoordde Ricks.
“Commandant, ik weet niet wat u daarmee bedoelt.”
“Zijn trainingsmethoden zijn niet wat ze horen te zijn.”
“Hij is wat onconventioneel, maar hij heeft evenzogoed de
gemiddelde herladingstijd met zes seconden verminderd. Al zijn
torpedo’s zijn volledig functioneel, zelfs die ene die zo beroerd
van het strand af kwam. Alles staat precies waar het moet zijn. Wat
kunnen we nog meer van de man vragen?”
“Ik vraag niets. Ik leid. Ik geef opdrachten. Ik verwacht dat zaken
gebeuren zoals ik het zeg, zoals het moet. En zo zal het ook
gebeuren,” constateerde Ricks op gevaarlijk rustige toon.
Het had geen zin om de commandant over dat soort zaken tegen te
spreken, vooral niet als hij zich zo opstelde, maar het was
Claggetts taak als XO om tussen de bemanning en de commandant te
staan, vooral als de commandant het bij het verkeerde einde
had.
“Commandant, met alle respect, ik ben het niet met u eens. Ik vind
dat we naar resultaten moeten kijken en de resultaten hier zijn
bijna volmaakt. Een goede oudste onderofficier beproeft zijn mensen
tot het uiterste, maar gaat daar niet overheen. Als u hem op zijn
nummer zet, heeft dat een negatieve uitwerking op hem en zijn
ploeg.” “XO, ik verwacht steun van al mijn officieren, en vooral
van u.”
Claggett ging rechtop in zijn stoel zitten alsof hij een klap in
het gezicht had gekregen. Hij slaagde erin zijn stem rustig te
houden. “Commandant, u hebt mijn steun en mijn loyaliteit. Het is
niet mijn taak een robot te zijn. Ik word geacht alternatieven te
geven, althans,” zo voegde hij eraan toe, “dat hebben ze me op de
oudste officiersopleiding geleerd.” Claggett betreurde die laatste
zin voor hij hem had uitgesproken, maar het was er zomaar
uitgekomen. De hut van de CO was heel klein en werd terstond nog
kleiner.
Het was heel stom om dat te zeggen,
luitenant-commandant Walter Martin Claggett, dacht Ricks
zonder dat er iets op zijn gezicht te lezen viel.
“Dan komen we aan het punt van de reactor-oefeningen,” zei
Ricks.
“Alweer? Zo spoedig?” Die laatste was verdomme
VOLMAAKT, bijna volmaakt, corrigeerde Claggett zichzelf.
Misschien hadden de jongens het tien of
vijftien seconden sneller kunnen doen. Maar de xo wist niet
precies waarvan ze die seconden hadden kunnen
afknabbelen.
“Vakmanschap is bedoeld voor elke dag, XO.”
“Inderdaad, commandant, maar ze beheersen hun vak. Ik bedoel: de
ORSE die we deden voor commandant Rosselli wegging had op een haar
na het record van het eskader verbeterd, en bij de laatste
oefeningen hebben we dat zelfs verslagen.” “Hoe goed de resultaten
van de oefeningen ook zijn, het kan altijd beter. Op die manier kan
het altijd beter. De volgende ORSE wil ik het record van het
eskader, X.” Hij wil het marinerecord, het
wereldrecord, misschien wel een certificaat van God, dacht
Claggett. En het liefst wil hij dat het zijn
record is.
De soundpowertelefoon op de dwarswand ging over. Ricks nam hem op.
“Commandant... ja, ik kom eraan.” Hij hing op.
“Sonarcontact.”
Claggett was binnen twee seconden de deur uit met de commandant op
zijn hielen. “Wat is het?” vroeg Claggett als eerste. Als oudste
officier was hij ook de officier die aangesproken moest worden bij
tactische omstandigheden.
“Ik merkte het pas na een paar minuten,” zei de chef sonar. “Een
uitgesproken toevalstreffer. Ik denk dat het een 688 is, peiling
een-negen-vijf. Contact op direct pad, meneer.”
“Speel terug,” beval Ricks. De sonarbedienaar ging naar een ander
scherm — dat van hem had vettige potloodstrepen die hij nog niet
wilde verwijderen — en spoelde de band enkele minuten
terug.
“Ziet u, commandant? Echte toevalstreffer... precies daar begon ik
hem te krijgen. Daarom heb ik gebeld.”
De commandant priemde met zijn vinger naar het scherm. “Je had hem
daar al moeten zien, onderofficier. Twee minuten verspild. Let in
het vervolg beter op.” “Aye aye, commandant.” Wat kon een
drieëntwintigjarige sonarbedienaar tweede klasse anders zeggen?
Ricks verliet de sonarkamer. Claggett volgde hem en sloeg de
onderofficier op de schouders toen hij wegging.
Godverdomme, commandant!
“Koers twee-zeven-nul, snelheid vijf, diepte vijfhonderd precies.
We zitten onder de laag,” meldde de officier van de wacht.
“Handhaaf contact Sierra-Eleven op peiling een-negen-vijf, ruim
over stuurboord. Vuurleiding bemand. Torpedo’s in een, drie en
vier. Twee is leeg wegens onderhoud. Deuren gesloten, buizen
droog.” “Rapporteer me over Sierra-Eleven,” beval Ricks.
“Contact op direct pad. Hij is onder de laag, afstand
onbekend.”
“Weersomstandigheden?”
“Vlakke rust op het dak, een gematigde laag op ongeveer eenhonderd
voet. We hebben goed isothermisch water om ons heen. Sonarcondities
uitstekend.”
“Eerste melding over Sierra-Eleven is meer dan tienduizend yards.”
Dat was adelborst Shaw van de aanvalsploeg.
“Centrale, sonar, we schatten contact Sierra-Eleven absoluut 688
klasse, Amerika, hoge vaart. Ik kan haar snelheid schatten op
veertien tot vijftien knopen.” “Tjonge!” merkte Claggett tegen
Ricks op. “We hebben een Los Angeles op 10-K plus opgepikt! Daar
zal iemand pissig over worden...”
“Sonar, centrale, ik wil feiten, geen gok,” zei Ricks.
“Commandant, het is een hele prestatie van hem geweest om dat
contact uit de achtergrond op te vissen,” zei Claggett heel rustig.
Een zomer in de Golf van Alaska betekende vissersboten en
baleinwalvissen, allebei in groten getale, en ze maakten veel
lawaai en verziekten de sonars. “We hebben een verdomd goede
sonarbedienaar aan boord.”
“Daar wordt hij voor betaald, X. We verstrekken geen medailles aan
iemand omdat hij zijn werk goed doet. Ik wil de band later
teruggespoeld zien om na te gaan of hij het niet iets eerder had
kunnen zien.”
Op de band kun je later
altijd wel een foutje vinden als je maar goed zoekt, dacht
Claggett. “Centrale, sonar, ik krijg heel zwak omwentelingen, lijkt
op veertien knopen, misschien een meer of minder,
meneer.”
“Uitstekend. Dat is beter, sonar.”
“Eh... commandant... misschien iets dichterbij dan tienduizend...
niet veel, een beetje maar. Trek wordt nu duidelijker... beste
schatting nu vijfennegentighonderd yards, koers ongeveer
drie-nul-vijf,” rapporteerde Shaw vervolgens en wachtte tot de
hemel op hem zou vallen.
“Hij is dus nog geen tienduizend yards ver?”
“Nee commandant, zo te zien vijfennegentighonderd.”
“Laat het me weten wanneer je weer van gedachten verandert,”
antwoordde Ricks. “Verminder vaart tot vier knopen.”
“.`Verminder vaart vier knopen, aye,” bevestigde de officier van de
wacht. ”Laat u hem voor ons komen?” vroeg Claggett.
“Ja.” De commandant knikte.
“We hebben een vuurleiding oplossing”, zei de vuurleidingofficier.
De XO keek op zijn horloge. Beter dan nu kon moeilijk.
“Uitstekend, blij dat te horen,” antwoordde Ricks.”
“Snelheid nu vier knopen.”
“Oké, we hebben hem. Sierra-Eleven op koers twee-nul-een, afstand
negenduizend eenhonderd yards, koers drie-nul-nul, snelheid
vijftien.”
“Hij is er geweest,” zei Claggett. Hij maakt
het ons natuurlijk wel gemakkelijk door zo hard te
varen.
“Zeg dat wel. Dit staat uitstekend op ons patrouille-rapport.”
“Het is link”, zei Ryan. “Het staat me niet
aan, het gaat de verkeerde kant uit.” “Ik ben het met je eens,”
beaamde Bunker. “Ik raad aan om de TRgevechtseenheid permissie te geven wapens in te
zetten.”
“Akkoord, en ik zal de president dit advies overbrengen.” Ryan
pakte de telefoon. Volgens de regels van dit spel moest de
president nu aan boord van Air Force One zijn, ergens boven de
Grote Oceaan, op de terugreis van een niet nader genoemd land aan
de rand van de oceaan. De rol van de president, die het laatste
woord had, werd door een commissie ergens in het Pentagon gespeeld.
Jack bracht zijn aanbeveling over en wachtte op antwoord.
“Uitsluitend uit zelfverdediging, Dennis.”
“Gelul,” zei Bunker rustig. “Hij luistert naar mij.”
Jack grinnikte. “Dat ben ik met u eens, maar niet deze keer. Geen
offensieve actie, u mag alleen in actie komen om de schepen in de
groep te verdedigen.” De SecDef (minister van. Defensie) wendde
zich tot de actie-officier. “Stuur dit naar de Theodore Roosevelt. Vertel ze dat ik volledige
oorlogsluchtpatrouilles wil. Alles boven de tweehonderd mijl wil ik
direct gemeld krijgen. Onder de tweehonderd mag de groepscommandant
het zelf uitmaken. Wat onderzeeboten betreft: de bobbelradius is
vijftig-vijf-nul mijl. Daarbinnen: ga over tot doden.”
“Dat is creatief,” zei Jack.
“We hebben die aanval op de Valley
Forge.” De beste veronderstelling op dit ogenblik was dat
het een verrassingsaanval was geweest door een Sovjet-onderzeeboot.
Zo te zien was een aantal onderdelen van de Russische vloot op
eigen houtje aan het werk, hun orders kwamen althans niet van
Moskou. Toen ging het mis.
“HOTLINE bericht. Zojuist is er een grondaanval geweest op een
strategisch raketregiment... SS-18 basis in
Centraal-Azië.”
“Breng alle parate bommenwerpers nu in de lucht! Jack, vertel de
president dat ik zojuist de order heb gegeven.”
“Communicatieprobleem,” zei de luidspreker aan de muur.
“Radiocontact mei Air Force One is zojuist onderbroken.”
“Geef me meer feiten!” eiste Jack.
“Meer hebben we niet, meneer.”
“Waar is de vice-president nu?” vroeg Ryan.
“Aan boord van Kneecap Alternate, zeshonderd mijl ten zuiden van
Bermuda. Kneecap Prime is vierhonderd mijl voor Air Force One en
maakt zich gereed om in Alaska te landen voor de
transfer.”
“Zo dicht bij Rusland dat een interceptie mogelijk is... maar niet
waarschijnlijk... moet een eenrichtingsmissie zijn,” dacht Bunker
hardop. “Tenzij ze daar toevallig een Sovjet-oorlogsschip met SAMs
aan boord hebben... de vice-president heeft tijdelijk de
leiding.”
“Meneer, ik...”
“Ik moet dat telefoongesprek voeren, Jack. De president is òf
uitgeschakeld, òf zijn communicatie wordt onderschept. SecDef zegt
dat de vice-president de leiding heeft totdat de communicatie is
hersteld en veilig bevonden via codewoorden. De strijdmachten staan
nu op mijn gezag in DEFCON-ONE.”
Je kon van Dennis Bunker zeggen wat je wilde, dacht Ryan, maar de
man was altijd oorlogsvlieger gebleven. Hij neemt beslissingen en
blijft daarbij. En doorgaans had hij gelijk, net als nu.
Ryans dossier was heel dik. Wel vijftien
centimeter, zag Goodley in de beslotenheid van zijn kamertje op
zeven hoog. Een centimeter was achtergrond en formulieren waarin
zijn graad van beveiliging was vastgelegd. Zijn academische staat
van dienst was nogal indrukwekkend, vooral zijn doctoraal
geschiedenis aan de universiteit van Georgetown. Georgetown was
natuurlijk geen Harvard, maar het was een behoorlijk respectabel
instituut, dacht Goodley. Zijn eerste klus bij de CIA was onderdeel
geweest van een programma voor beginners door admiraal James Greer.
En zijn eerste rapport ‘Agenten en hun diensten’ was over
terrorisme gegaan. Wat een toeval, dacht Goodley, gezien wat er
later was gebeurd.
De documenten over Ryans ontmoeting in Londen besloegen dertig
pagina’s met dubbele spatie, voornamelijk politierapporten en
enkele nieuwsfoto’s. Goodley begon aantekeningen te maken.
Cowboy was zijn eerste woord. Altijd
kwam hij in dat soort zaken terecht. De academicus schudde zijn
hoofd. Twintig minuten later las hij de samenvatting van Ryans
tweede CIA-rapport, waarin hij zo vol zelfvertrouwen had voorspeld
dat de terroristen vermoedelijk nooit in Amerika zouden opereren...
ingeleverd enkele dagen voor de overval op zijn gezin.
Daar zat je goed mis, Ryan, lachte
Goodley in zichzelf. Hoe slim hij ook volgens iedereen was, ook hij
kon fouten maken...
In Engeland had hij er ook een paar gemaakt. Hij had niet voorspeld
dat Andropov door Tsjernjenko zou worden opgevolgd, hoewel hij
geruime tijd voor iedereen had voorspeld dat Narmonov de opkomende
man was. Alleen Kantrowitz op Princeton had die enorme capaciteiten
van Andrey Il’ych eerder onderkend. Goodley bedacht dat hij toen
nog een beginnend studentje was geweest, en dat hij toen het bed
had gedeeld met dat meisje op Wellesby, Debra Frost... hij vroeg
zich af wat er van haar terechtgekomen was.
“Godverdomme,” fluisterde Ben enkele
ogenblikken later. “Wat een klootzak!” Red
October, een Sovjetrussische onderzeeboot met ballistische
raketten bewapend... overgelopen. Ryan was een van de eerste
geweest die dat had vermoed... Ryan, een analist op het bureau
Londen had... had de operatie op zee geleid! En een Russische
zeeman gedood. Dat was weer de cowboy
in hem. Hij had die vent niet gewoon kunnen arresteren, nee, hij
moest hem zo nodig neerschieten, net als in een film...
Goddomme! Een Russische
onderzeeboot met raketten overgelopen... en dat hadden ze stil
gehouden... o, de boot was later in diep water
gezonken.
Daarna terug naar Londen, voor slechts enkele maanden, en toen weer
terug naar huis als Greers speciale assistent en kroonprins. Wat
een interessant werk met de mensen die de wapens
beheerden...
Dat kan niet waar zijn. De voorzitter van de
KGB was bij een vliegtuigongeluk omgekomen...
Goodley maakte nu furieus aantekeningen. Liz Elliot kon dit
allemaal niet geweten hebben, of wel?
Je zoekt niet naar het goede materiaal over
Ryan, hield de Iemand van het Witte Huis zich voor. Dat had
Elliot natuurlijk nooit gezegd, maar ze had het op talloze manieren
laten doorschemeren, zodat hij dat heel goed had begrepen... of had
gedacht dat hij het begreep, corrigeerde Goodley zichzelf.
Plotseling drong het tot hem door hoe gevaarlijk een dergelijk spel
kon uitpakken.
Ryan maakt mensen dood. Hij had zeker
drie mensen doodgeschoten. Dat zou je ook niet zeggen als je alleen
met de man sprak. Het leven was geen western. Mensen droegen geen
revolvers met kerven in de kolf. Goodley had geen kippevel, maar
hij concludeerde wel dat Ryan iemand was om rekening mee te houden.
Hij had nooit eerder iemand ontmoet die anderen had gedood en hij
was ook niet zo’n dwaas dat hij dergelijke mensen als heroïsch
beschouwde of iets meer dan anderen, maar evenzogoed moest hij dit
niet vergeten.
Er waren witte plekken rond de tijd dat James Greer stierf, zag
hij... was dat niet rond de tijd toen er wat in Colombia aan de
hand was? Hij maakte enkele aantekeningen. Ryan was toen waarnemend
DDI geweest, maar toen Fowler president werd, gingen rechter Arthur
Moore en Robert Ritter met pensioen om ruimte te maken voor de
nieuwe regering, en Ryan was toen door de Senaat bevestigd als
adjunct-directeur van de CIA. Dat wat zijn staat van dienst betrof.
Goodley sloot dat deel af en opende het persoonlijke en financiële
deel.
“Slecht telefoontje...” zei Ryan, twintig
minuten te laat.
“Ik geloof dat je gelijk hebt.”
“Te laat. Wat hebben we verkeerd gedaan?”
“Ik weet het niet precies,” antwoordde Bunker. “Dat we de TR-groep
hebben gezegd dat ze zich moeten terugtrekken, of iets
dergelijks.”
Ryan staarde naar de kaart aan de verste muur. “Misschien, maar we
hebben Andrey Il’ych in een hoek gedreven... we moeten hem daar nu
uit laten.”
“Hoe? Hoe doen we dat zonder zelf in een hoek gedrongen te worden?”
“Ik denk dat er een probleem met dit scenario was... maar ik weet
niet zeker wat...”
“Laten we eens hard aan zijn kooi gaan
rammelen,” dacht Rieks hardop. “Hoe bedoelt u, commandant?” vroeg
Claggett.
“Status van Buis twee?”
“Leeg, onderhoud was nodig,” antwoordde de
vuurleidingofficier.
“Is hij in orde?”
“Jawel commandant, de inspectie was een half uur na het contact
afgelopen.” “Oké...” grinnikte Ricks. “Ik wil een waterschot uit
buis twee. We zullen hem een echt lanceergeruis geven zodat hij
wakker wordt!”
Verdomme! dacht Claggett. Dat was bijna
iets dat Mancuso of Rosselli gedaan zou hebben. Bijna... “Meneer,
dat is een nogal lawaaiige manier. We kunnen hem toch ook wakker
maken met een ‘Tango’ oproep op de Gertrude.”
“Vuurleidingofficier. Hebben we een oplossing voor Sierra-Eleven.”
Mancuso wil agressieve schippers, nou, dan zal
ik hem eens laten zien wat een agressieve...
“Ja commandant!” flitste terstond de stem van
de vuurleidingofficier. “Schijnaanval bereidt waterschot uit buis
twee voor.”
“Commandant, ik bevestig dat torpedobuis twee leeg is. Wapens in
buizen een, drie en vier zijn beveiligd.” Een telefoontje naar de
boegbuiskamer om te bevestigen wat de elektronische schermen al
hadden aangekondigd. In de boegbuiskamer wierp de chef een blik
door het raampje aan bakboord om zich ervan te vergewissen dat ze
niets lanceerden.
“Buis twee is leeg na visuele inspectie. Hogedruklucht
aangesloten,” riep de chef in de intercom. “Gereed om te
vuren.”
“Open vuurdeksel.”
“Open vuurdeksel, aye. Vuurdeksel is open.”
“Vuurleidingofficier?”
“Ingesteld.”
“Check koers en... VUUR!”
De wapenofficier drukte op de juiste knop. De USS Maine trilde door de plotselinge uitstoot van lucht
die onder hoge druk uit de torpedobuis de zee in schoot.
Aan boord van de USS Omaha, zesduizend yards verderop, probeerde een
sonarbedienaar er al enkele minuten achter te komen of de trek op
zijn scherm iets anders was dan prut, toen er een punt op zijn
scherm verscheen.
“Centrale, sonar, lanceergeruis, lanceergeruis. Mechanisch
lanceergeruis peiling nulacht-acht, pal van achteren!”
“Wat is dat nu, verdomme!” zei de officier van de wacht. Hij was de
navigatie officier van de boot, sinds drie weken aan boord. “Wat is
daar achter aan de hand.” “Lanceergeruis, lanceergeruis. Lanceer
geruis peiling nul-acht-acht! Ik herhaal, LANCEER GERUIS PAL VAN
ACHTEREN.”
“Volle kracht vooruit!” zei de plotseling bleke luitenant ter zee
iets te hard. “Alarm. Stand-bye de boegbuiskamer.” Hij nam de
commandotelefoon voor de commandant op, maar het alarm was al
gegeven en de commandant rende blootsvoets de commandocentrale in,
zijn overall nog niet dichtgeknoopt.
“Wat is hier verdomme aan de hand?”
“Commandant, we hebben lanceergeruis pal van achteren gekregen. Er
was lanceergeruis, hogedruklucht in het water, maar... het klonk
een beetje raar, commandant. Ik hoor niets in het water.”
“Stuurboord aan boord!” beval de officier van de wacht zonder op de
commandant te letten. Hij was nog niet afgelost en het commando
over de boot was nog steeds zijn verantwoordelijkheid. “Diepte
wordt honderd voet. Boegbuiskamer, lokaas afvuren nu, nu,
nu!”
“Stuurboord aan boord, aye. Meneer, mijn roer ligt stuurboord aan
boord, geen koers gegeven. Snelheid twintig knopen en groter
wordend,” zei de roerganger. “Uitstekend. Stuur koers
nul-een-nul.”
“Aye, stuur nieuwe koers nul-een-nul!”
Wie is hier in de buurt,” vroeg de CO ontspannen, hoewel hij zich
niet echt ontspannen voelde.
“De Maine moet hier ergens in de buurt
zijn,” antwoordde de navigatie officier. “Harry Ricks.”Die lul, voegde hij er niet aan toe. Dat zou slecht
voor de discipline zijn geweest. “Sonar, rapporteer mij!”
“Centrale, sonar, er is niets in het water. Als er een torpedo was,
zou ik hem horen, commandant.”
“Navigatie officier, verminder snelheid tot een derde.”
“Aye, recht zo die gaat een derde.”
“Ik geloof dat hij uit angst in zijn broek heeft gepist,”
constateerde Ricks, gebogen over het sonarscherm. Seconden na de
gesimuleerde aanval had de 688 op de buis plankgas gegeven, en nu
was er ook nog het gorgelende geluid van een lokaas. “Hij heeft net
weer vaart teruggenomen, commandant, de schroef maakt minder
omwentelingen.”
“Ja, hij weet nu dat er niets achter hem zit. We geven hem een
telefoontje op de Gertrude.”
“Die zak tabak! Weet hij dan niet dat er
misschien een Akula in de buurt is?” gromde de Commanding Officer
van de USS Omaha.
“We horen hem niet, commandant, alleen een paar scholen
vissen.”
“Oké. Alarm bedankt. We gunnen de Maine
haar lolletje.” Hij trok een lelijk gezicht. “Mijn fout. We hadden
met tien in plaats van vijftien knopen moeten varen. Verander dat
maar.”
“Aye commandant. Waar naar toe?”
“De ‘boomer’ (nucleaire onderzeeboot) moet maar eens gaan voelen
hoe het hier in het noorden is. Ga naar het zuidoosten.”
“Akkoord.”
“Goed gereageerd, navigatie-officier. We hebben de torpedo’s
misschien wel ontweken. Les?”
“U hebt het al gezegd, commandant. We gingen te snel.”
“Leer van de fouten van je commandant, meneer Auburn.”
“Altijd, commandant.”
De commandant klopte toen hij naar buiten liep de jongere man op de
schouder.
Zesendertigduizend yards verder dreef de
Admiraal Lunin met een snelheid van
drie knopen vlak boven de termoclinelaag, met haar gesleepte sonar
eronder. “En?” vroeg de commandant.
“We hebben een sterk geruis gehoord op een-drie-nul,” zei de
sonarofficier, naar het scherm wijzend, “en verder was er niets.
Vijftien seconden later kregen we een tweede stoot geruis... voor
de eerste uit. Zo te zien een Amerikaan van de klasse Los Angeles
die op volle kracht overgaat, dan vertraagt en ten slotte van onze
schermen verdwijnt.”
“Een oefening, Yevgeniy... het eerste geruis kwam van een
Amerikaanse raketonderzeeboot... van de Ohio-klasse. Wat denk je
daarvan?” vroeg commandant Valentin Borissovich Dubinin.
“Niemand heeft ooit een Ohio in diep water gesignaleerd.”
“Voor alles moet er een eerste keer zijn.”
“En nu?”
“We zullen hier wat ronddrijven en afwachten. De Ohio is stiller
dan een slapende walvis, maar nu weten we tenminste dat er een in
de buurt is. We gaan er niet achterheen. Ontzettend stom van die
Amerikaan om zo’n lawaai te maken! Ik heb zoiets nooit eerder
gezien.”
“Het spel is veranderd, commandant,” constateerde de sonarofficier.
Het spel was zelfs tamelijk veel veranderd. Hij hoefde niet meer
‘kameraad commandant’ te zeggen. “Dat is zo, Yevgeniy. Nu is het
echt een spelletje. Niemand wordt gewond en we kunnen onze
vaardigheden meten, net als bij de Olympische Spelen.”
“Kritiek?”
“Ik zou liever wat dichterbij zijn geweest voor we gingen schieten,
commandant,” antwoordde de vuurleidingofficier. “De kans is
fifty-fifty dat hij die van nu heeft kunnen ontwijken.”
“Akkoord, maar we wilden hem alleen maar wakker schudden,” zei
Ricks ontspannen.
Wat is dan het doel van de oefening
geweest? vroeg Dutch Claggett zich af. Maar natuurlijk, je wou laten zien hoe agressief je wel
kon zijn.
“En daar zijn we zeker in geslaagd,” zei de XO om zijn commandant
bij te vallen. In de centrale werd alom gegrijnsd. Strategische
onderzeeboten en snelle aanvalsonderzeeboten speelden vaak
spelletjes, meestal van tevoren gepland. Zoals gewoonlijk had de
Ohio het ook deze keer gewonnen. Ze hadden natuurlijk geweten dat
de Omaha in de buurt was, en dat die
zocht naar een Russische Akula die de P3’s enkele dagen geleden bij
de Aleoeten van zich had afgeschud. Maar de Russische onderzeeboot
van de klasse Shark was nergens te horen.
“Officier van de wacht, breng haar naar het zuiden. We moesten hier
naar toe om een referentiepunt met die lancering te hebben. We gaan
nu verder van de Omaha uit als het
referentiepunt.”
“Aye aye, commandant.”
“Goed gedaan, mensen.” Ricks liep naar zijn hut.
“Nieuwe koers.”
“Zuid,” zei Dubinin. “Hij gaat van nul uit omdat de Los Angeles dat
gebied al bekeken heeft. We handhaven onze positie vlak onder de
laag, laten onze ‘staart’ daaronder zitten en proberen weer contact
te krijgen.” Daar bestond niet veel kans op, wist de commandant,
maar het geluk was met de stoutmoedigen, of iets dergelijks. De
onderzeeboot werd pas over een week in de haven terug verwacht, de
nieuwe sonar die hij daar tijdens zijn geplande grote beurt kreeg,
zou een belangrijke verbetering betekenen ten opzichte van de sonar
die ze nu hadden. Hij had al drie weken ten zuiden van Alaska
gevaren. De onderzeeboot die hij had ontdekt, de USS Maine of de USS Nevada,
als zijn inlichtingen juist waren, zouden deze patrouille afmaken,
opgekalefaterd worden, opnieuw op patrouille gaan, weer
opgekalefaterd worden en dan volgde er in februari weer een
patrouille die samenviel met die van hem na de grote beurt in het
dok. De volgende keer als hij weer op zee was, zou hij weer
tegenover dezelfde commandant staan, en die had een fout begaan. Na
de opknapbeurt zou de Admiraal Lunin
stiller zijn en over betere sonar beschikken. Dubinin vroeg zich al
af wanneer hij zijn spelletje met de Amerikanen kon spelen... dat
zou toch leuk zijn, dacht hij. Al die jaren die het hem had gekost
om het zover te schoppen, die prachtige jaren waarin hij het vak
had geleerd in de noordelijke vloot onder Marko Ramius. Wat zonde
toch dat zo’n briljant officier tijdens een ongeluk om het leven
was gekomen! Maar de dienst op zee was nu eenmaal gevaarlijk, was
dat altijd geweest, zou dat ook altijd zijn. Marko had zijn
bemanning eruit kunnen halen voordat de boot zonk... Dubinin
schudde het hoofd. Vandaag zou hij misschien assistentie van de
Amerikanen gekregen hebben. Misschien? Dat was wel zeker, net zo
goed als een Amerikaans schip hulp zou krijgen van een
Sovjet-schip. Door de veranderingen in zijn land en in de wereld
kreeg Dubinin een steeds beter gevoel over zijn werk. Het was
altijd al een veeleisende taak geweest waar enorm veel vaardigheid
voor nodig was, maar het dodelijke doel was nu veranderd.
Inderdaad, de Amerikaanse strategische onderzeeboten hadden nog
steeds hun raketten op zijn land gericht en Sovjet-raketten stonden
op Amerika gericht, maar dat zou misschien ook spoedig veranderen.
Tot die tijd zou hij zijn werk blijven doen. Het was toch eigenlijk
ironisch dat de marine van de Sovjets juist nu op het punt stond
gelijkwaardig te worden — de Akula-klasse was ongeveer van
hetzelfde niveau als een eerdere Los Angeles, mechanisch bezien
althans — maar ook de noodzaak daartoe was aan het afnemen. Het
leek wel een potje kaarten met vrienden. Geen slechte
vergelijking...
“Snelheid, commandant?”
Dubinin dacht hierover na. “Ga uit van een afstand van twintig
zeemijlen en een doelsnelheid van vijf knopen. Wij doen zeven
knopen, denk ik. Op die manier blijven we heel stil en kunnen we
hem misschien vangen... om de twee uur draaien we om om de
capaciteit van de sonar maximaal te benutten... Ja, dat is onze
strategie.” Volgende keer, Yevgeniy, zullen er
twee nieuwe sonarofficieren zijn die je kunnen bijstaan,
dacht Dubinin. De ontmanteling van de onderzeedienst van de Sovjets
had tot gevolg gehad dat er nogal wat jonge officieren waren
afgevloeid die nu bezig waren zich om te scholen tot specialisten.
Het aanbod van onderzeedienst-officieren zou verdubbelen. En dat
zou, in combinatie met de nieuwe apparatuur, wel eens alle verschil
kunnen uitmaken voor zijn capaciteiten om te jagen.
“We hebben het verknald,” zei Bunker. “Ik heb
het verknald. Ik heb de president een slecht advies
gegeven.”
“U bent niet de enige,” bekende Ryan toen hij zich uitrekte. “Maar
was dat scenario wel realistisch? Ik bedoel: echt
realistisch?”
Later bleek dat het allemaal gedraaid had om een list van een zwaar
onder druk staande Sovjet-leider die de macht over zijn militairen
wilde krijgen, waarbij hij het had doen voorkomen of enkele
opstandelingen tot actie waren overgegaan. “Niet waarschijnlijk,
maar mogelijk.”
“Alle dingen zijn mogelijk,” merkte Jack op. “Wat zouden hun
oorlogsspellen over ons vertellen?”
Bunker moest lachen. “Niet veel goeds, denk ik.”
Uiteindelijk had Amerika het verlies moeten accepteren van zijn
kruiser, de USS Valley Forge, in ruil
voor de onderzeeboot van de Charlie-klasse die door de USS
Kidd’s helikopter was gevonden en tot
zinken gebracht. Dat werd bepaald niet gezien als quitte spelen;
het was eerder een toren opgeven om een paard van de tegenpartij
terug te winnen. Sovjetstrijdkrachten waren in Oost-Duitsland in
staat van paraatheid gebracht en de zwakkere machten van de NAVO
hadden niet goed geweten hoe dit aan te pakken. Dientengevolge werd
aan de Sovjets een concessie gedaan op het schema van terugtrekking
van de troepen. Ryan vond het hele scenario maar erg geconstrueerd,
maar dat waren ze vaak, en het ging er uiteindelijk om hoe je een
onwaarschijnlijke crisis oploste. Hier had hij slecht gescoord. Hij
was te snel onbelangrijke gebieden in getrokken en te langzaam in
die gebieden waar snelheid belangrijk was, maar die hij niet op
tijd als zodanig had onderkend.
De les was als altijd: maak geen fouten. Dat was iets dat een
beginneling natuurlijk al wist, en iedereen maakt fouten, maar het
verschil tussen een beginner en een hooggeplaatste ambtenaar lag
daarin dat de fouten de laatste veel zwaarder werden aangerekend.
Dat impliceerde een les met een volkomen verschillend karakter, een
les die je niet zo vaak leerde.