8: Het Pandora Proces

De omgebouwde Boeing 747 steeg vlak voor zonsondergang van de startbaan van Andrews op. President Fowler had een zware anderhalve dag gehad, vol briefings en afspraken waar niet onder uit te komen viel. Er zouden er nog twee komen die zo mogelijk nog erger waren: zelfs presidenten zijn ondergeschikt aan de grillen van het gewone menselijk bestaan en in dit geval was de acht uur durende vlucht naar Rome gekoppeld aan een tijdsverschil van zes uur. Die jetlag zou de genadeslag zijn. Fowler was zo’n doorgewinterde reiziger dat hij dit uitstekend wist. Om het ergste op te vangen, had hij gisteren en vandaag wat met zijn slaappatroon gefoezeld, zodat hij voldoende moe zou zijn om het grootste deel van de vliegtocht slapend door te brengen. De VC-25A had uitbundige voorzieningen aan boord, zo gerieflijk als Boeing en de Amerikaanse luchtmacht maar konden regelen. De VC-25A, een vliegtuig dat weinig eisen aan zijn passagiers stelde, had in de neus de presidentiële vertrekken ingebouwd. Het bed, in feite een omgebouwde bank, was groot genoeg en de matras was afgestemd op zijn persoonlijke smaak. Het vliegtuig was ook dusdanig groot, dat een echte scheiding tussen de pers en de regeringsfunctionarissen mogelijk was: bijna tachtig meter lang. De pers bevond zich in een afzonderlijk compartiment in de staart. Terwijl zijn persvoorlichter zich met de verslaggevers achterin bezighield, kreeg Fowler discreet bezoek van zijn nationale veiligheidsadviseur. Pete Connor en Helen D’Agustino schonken elkaar een blik die een buitenstaander voor nietszeggend had gehouden, maar die boekdelen sprak binnen de nauwe broederschap van de geheime dienst. De veiligheidspolitieman, daar door de luchtwacht aangesteld, staarde naar het achterschot en probeerde niet te glimlachen.

“En Ibrahim, wat vind je van onze bezoeker?” vroeg Qati.
“Hij is sterk, onbevreesd en heel sluw, maar ik zie nog niet goed in hoe we hem kunnen gebruiken,” antwoordde Ibrahim Ghosn. Hij vertelde het verhaal van de Griekse politieman.
“Brak hij zijn nek?” Die man was in elk geval geen spion... dat wil zeggen, als die politieman werkelijk gestorven was en dit geen ingewikkelde list was van de Amerikanen, Grieken, Israëli’s en God mag weten wie!
“Als een twijg.”
“Zijn contacten in Amerika?”
“Dat zijn er maar weinige. Hij wordt door hun politie opgejaagd. Zijn groep, beweert hij, heeft drie agenten gedood en zijn broer viel onlangs in een hinderlaag en is toen door hen vermoord.”
“Hij is ambitieus in de keuze van zijn vijanden. Opleiding?”
“Formeel gesproken niet veel zaaks, maar hij is wel slim.”
“Wat zijn zijn vaardigheden.”
“Daar kunnen wij er maar weinig van gebruiken.”
“Hij is een Amerikaan,” merkte Qati op. “Hoeveel hebben we er daarvan?” Ghosn knikte. “Dat is waar, commandant.”
“Hij kan natuurlijk een infiltrant zijn.”
“Die kans acht ik zeer gering, maar we moeten voorzichtig zijn.”
“Hoe dan ook, ik heb een klus voor je,” en Qati vertelde over de bom. “Alweer een?” Ghosn was een deskundige, maar hij was niet bijster gelukkig met dit specialisme. “Ik ken die boerderij, met die rare ouwe kerel. Ik weet het, ik weet het, zijn zoon heeft tegen de Israëli’s gevochten en jij bent op die kreupele gesteld.” “Die kreupele man heeft het leven van een kameraad gered. Fazi zou doodgebloed zijn als hij niet opgevangen was in dat winkeltje. Dat had hij niet hoeven te doen. Dat was op een tijdstip dat de Syriërs woest op ons waren.”
“Akkoord dan. Ik heb toch de rest van de dag niets te doen. Ik heb een vrachtwagen en een paar mensen nodig.”
“Die nieuwe vriend is sterk, zeg je? Neem hem maar mee.”
“Zoals je wilt, commandant.”
“En let op!”
Insh’Allah.”Ghosn was bijna afgestudeerd aan de Amerikaanse universiteit van Beiroeth; bijna, omdat een van zijn docenten ontvoerd werd en twee andere dat als een excuus hadden gebruikt om het land te verlaten. Hierdoor ontgingen Ghosn de laatste negen praktijkuren, nodig voor een graad in techniek. Niet dat hij die echt nodig had. Hij was de beste van zijn klas geweest en had voldoende opgestoken van zijn leerboeken om niet naar de uitleg van zijn instructeurs te hoeven luisteren. Hij had nogal wat tijd in zelfgekozen labs doorgebracht. Ghosn was nooit een frontsoldaat van de beweging geweest. Hoewel hij wist hoe met kleine wapens om te gaan, waren zijn vaardigheden met explosieven en elektronica te belangrijk om op het spel gezet te worden. Ook zag hij er jeugdig en knap uit, en was hij vrijwel blank, waardoor hij nogal wat afreisde. Hij was min of meer een voorbereider, kwartiermaker, iemand die geschikte lokaties voor toekomstige operaties uitzocht, en met zijn technisch oog en geheugen maakte hij kaarten, bepaalde hij welke apparatuur nodig was en verleende hij technische steun aan de mensen die de feitelijke operatie uitvoerden. Die behandelden hem met veel meer respect dan een buitenstaander zou hebben verwacht. Aan zijn moed twijfelde geen mens. Hij had zijn dapperheid meer dan eens bewezen door niet-ontplofte bommen en granaten, die de Israëli’s in Libanon hadden achtergelaten, te ontdoen van hun ontsteking, waarna hij die explosieven weer in zelfgemaakte bommen verwerkte. Ibrahim Ghosn zou een welkome versterking zijn geweest voor wel tien of meer professionele organisaties in de gehele wereld. Hij was een begaafd technicus, zij het grotendeels autodidact, en daarnaast een Palestijn wiens familie Israël had moeten verlaten toen het land gesticht werd. De familie had in het volste vertrouwen verkeerd spoedig terug te keren, zodra de arabische legers van die tijd de binnendringers snel en moeiteloos hadden verdreven. Maar dat gelukkige moment had nooit plaatsgevonden en zijn jeugdherinneringen gingen over overvolle, onhygiënische opvangkampen waar haat jegens Israël bijna net zo’n geloofspunt was geweest als de islam. Dat kon ook niet anders. Opgegeven door de Israëli’s als mensen die vrijwillig hun land hadden verlaten, grotendeels genegeerd door andere arabische landen die hun lot aanmerkelijk hadden kunnen verzachten, maar dat niet hadden gedaan. Ghosn en de zijnen waren voor hen slechts pionnen in een groot spel, waarvan de spelers nooit overeenstemming over de regels hadden bereikt. Haat jegens Israël en diens vrienden was even vanzelfsprekend als ademhalen, en het zoeken naar wegen om een einde te maken aan dergelijke levens was zijn taak geworden. Hij had zich nooit afgevraagd waarom.
Ghosn kreeg de sleutels van een in Tsjecho-Slowakije gemaakte GAZ-66 vrachtwagen. Die was niet zo betrouwbaar als een Mercedes, maar er was veel gemakkelijker aan te komen; in dit geval had zijn organisatie hem jaren geleden via de Syriërs gekregen. Op de bak was een hijssteIling in de vorm van een A-frame opgetrokken. Ghosn stapte met de Amerikaan en de chauffeur in de cabine van de wagen. Twee andere mannen klommen in de laadbak, waarna de vrachtwagen het kamp uit reed. Marvin Russell bestudeerde het terrein met de ogen van een jager die in een nieuw gebied is beland. De hitte was slopend, maar niet echt erger dan in de Badlands met een kwalijke wind uit Chinook, en de begroeiing — of het ontbreken daarvan — verschilde niet veel van die in het reservaat van zijn jeugd. Wat voor een ander onherbergzaam leek, was gewoon een stoffige plek voor een Amerikaan die in zo’n landschap was opgegroeid. Behalve dan dat ze hier niet de woeste stormen kenden — en de tornado’s die daaruit voortkwamen — van de Amerikaanse vlakten. De heuvels waren ook hoger dan die van de golvende Badlands. Russell had nooit eerder bergen gezien. Nu zag hij ze: hoog en droog en heet genoeg om een klimmer naar adem te doen snakken. De meeste klimmers, dacht Marvin Russell. Hij kon het aan. Hij was in vorm, in betere vorm dan die arabieren.
Van de andere kant leken de arabieren verzot op geweren te zijn. Zoveel geweren, aanvankelijk voornamelijk Russische AK-47’s, maar spoedig zag hij zwaar antiluchtmachtgeschut en soms een batterij surface-to-air raketten, tanks en zelfrijdende veldkanonnen die van het Syrische leger waren. Ghosn zag dat zijn bezoeker geïnteresseerd was en gaf een toelichting.
“Die zijn er om de Israëli’s buiten de deur te houden,” zei hij, zijn eigen overtuiging vertolkend. “Jouw land bewapent de Israëli’s, en de Russen bewapenen ons.” Hij voegde er niet aan toe dat dit in toenemende mate moeilijker ging.
“Ben je ooit aangevallen, Ibrahim?”
“Heel vaak, Marvin. Ze sturen hun vliegtuigen. Ze sturen commando-eenheden. Ze hebben duizenden van mijn volk gedood. Ze hebben ons van ons land verjaagd. Wij worden gedwongen in kampen te leven die...”
“Ja, dat ken ik, man. Bij ons thuis noemen ze het reservaten.”
Dat was iets dat Ghosn niet wist. “Ze kwamen naar ons land, het land van onze voorouders, doodden onze buffel, stuurden hun leger en roeiden ons uit. Meestal vielen ze kampen met vrouwen en kinderen aan. We probeerden terug te vechten. We roeiden het hele regiment van generaal Custer uit op een plaats die Little Big Horn heet — dat is de naam van een rivier — en onze leider heette toen Crazy Horse. Maar dat weerhield hen niet. Er waren er gewoon te veel, te veel soldaten, te veel wapens, en ze pikten het beste land in en lieten ons met de troep achter. Ze lieten ons als bedelaars leven. Nee, dat is niet juist. Als dieren, alsof wij niet eens mensen waren, omdat wij er anders uitzien, anders praten, een andere godsdienst belijden. Ze deden dat gewoon omdat wij land hadden waarop zij wilden wonen. En ze hebben ons weggeveegd zoals je vuil wegveegt.”
“Dat wist ik niet,” zei Ghosn, verbaasd over het feit dat zijn volk niet het enige was dat zo behandeld werd door de Amerikanen en hun Israëlische vazallen. “Wanneer is dat gebeurd?”
“Honderd jaar geleden. Het begon eigenlijk rond 1865. We hebben gevochten, man. We hebben gedaan wat we konden, maar we hadden geen schijn van kans. Wij hadden geen vrienden, moet je weten. We hadden geen vrienden zoals jullie. Niemand heeft ons geweren en tanks gegeven. Dus maakten ze onze dapperste krijgers dood. Ze lokten de leiders in de val en vermoordden hen toen; zo zijn Crazy Horse en Sitting Bull om het leven gekomen. Ze hebben ons onder druk gezet en uitgehongerd, tot we ons moesten overgeven. We mochten blijven in stoffige, smerige plaatsen, we kregen net voldoende te eten om in leven te blijven, maar niet voldoende om weer sterk te worden. Toen enkelen onder ons probeerden terug te vechten, probeerden weer man te zijn... nou ja, ik heb je verteld wat er met mijn broer is gebeurd. Ze schoten hem vanuit een hinderlaag als een dier neer. Ze vertoonden het zelfs op televisie, zodat de mensen goed konden zien wat er gebeurde als een indiaan te veel praatjes kreeg.” Die man was inderdaad een kameraad, besefte Ghosn. Dit was geen infiltrant en zijn verhaal was niet anders dan dat van een Palestijn. Verbazingwekkend! “En waarom ben je hiernaar toe gekomen, Marvin?”
“Ik moest vertrekken voor ze mij oppakten, man. Ik ben daar niet trots op, maar wat kon ik anders? Moest ik soms wachten tot ze me in een hinderlaag lokten?” Russell haalde zijn schouders op. “Ik dacht: laat ik maar naar een plek gaan zoeken, naar mensen die net zijn als ik. Misschien leer ik dan wat, leer ik hoe ik terug kan gaan, hoe ik mijn volk kan bijbrengen om terug te vechten.” Russell schudde zijn hoofd. “Het is verdomme misschien allemaal hopeloos, maar ik geef het niet op, begrijp je dat?”
“Ja vriend, ik begrijp het. Zo is het ook mijn mensen vergaan voor ik geboren werd. Maar je moet goed begrijpen dat het niet hopeloos is. Zolang je maar rechtop staat en terug vecht, is er altijd hoop. Daarom jagen ze je op, omdat ze je vrezen.” “Ik hoop dat je gelijk hebt, man.” Russell staarde uit het open raam en de stof stak in zijn ogen, tienduizend kilometer van huis. “Wat gaan we nu doen?”
“Toen jij tegen de Amerikanen vocht, hoe kwamen jullie krijgers toen aan wapens?” “Voornamelijk door te gebruiken wat zij achterlieten.”

“Dat is bij ons ook zo, Marvin.”

Fowler ontwaakte halverwege de Atlantische Oceaan. Nou, dit was dan de eerste keer, hield hij zich voor. Dit was hem nooit eerder in een vliegtuig overkomen. Hij vroeg zich af of het een andere Amerikaanse president ooit was gelukt, of een collega van hem het ooit gedaan had met zijn nationale veiligheidsadviseur op weg naar de paus. Hij staarde uit het raam. Het was heel helder, zo hoog in het noorden — het vliegtuig was vlak bij Groenland — en hij vroeg zich even af of het al ochtend was of nog nacht. Dat was bijna een metafysische vraag in een vliegtuig waar de tijd sneller veranderde dan een horloge kon bijhouden.
Maar zijn missie was ook metafysisch. Dit zou in de herinnering blijven voortleven. Fowler kende zijn geschiedenis. Dit was iets unieks. Het was nooit eerder gebeurd. Misschien was dit het begin van het proces, misschien wel het einde, maar waar hij mee bezig was, liet zich gemakkelijk vertellen. Hij zou een einde aan de oorlog maken. J. Robert Fowlers naam zou aan dit verdrag verbonden worden. Het was het initiatief van zijn regering geweest. Zijn speech voor de VN had de naties van de wereld naar het Vaticaan gevoerd. Zijn ondergeschikten hadden de onderhandelingen verricht. Zijn naam zou boven aan de documenten van het verdrag staan. Zijn strijdmachten zouden de vrede garanderen. Hij had zijn plaats in de geschiedenisboeken werkelijk verdiend. Dit was onsterfelijkheid, het soort dat alle mensen begeren, maar slechts weinigen verwerven. Was het dan zo’n wonder dat hij opgewonden was? vroeg hij zich peinzend en zonder hartstocht af. De grootste vrees van de president was nu verdwenen. Hij had zich die vraag vanaf het eerste moment gesteld, dat eerste ogenblik van een voorbijvliedende gedachte over zichzelf, toen hij nog officier van justitie was en de capo van een Cosa Nostra-familie in Cleveland wilde pakken: als jij president bent, kun je dan op die knop drukken? Had hij dat kunnen doen? Had hij de beslissing kunnen nemen als de veiligheid van zijn land de dood van duizenden, miljoenen andere menselijke wezens vergde? Vermoedelijk niet, constateerde hij. Daarvoor was hij een te goed mens. Het was zijn taak mensen te beschermen, hun de weg te wijzen, hen over een zegenrijk pad te voeren. Ze zouden misschien niet altijd begrijpen dat hij gelijk had en zij ongelijk, dat zijn visie de juiste was, de meest logische. Fowler wist van zichzelf dat hij in dergelijke zaken kil en hooghartig kon zijn, maar hij had altijd gelijk. Dat wist hij zeker. Hij moest wel zeker zijn van zichzelf en zijn beweegredenen. Als hij het ooit bij het verkeerde eind had gehad, wist hij, dan zou zijn overtuiging louter arrogantie zijn en die beschuldiging was hem vaak genoeg in het gezicht geslingerd. Het enige waar hij onzeker over was, was zijn vermogen een kernoorlog te ontketenen.
Maar dat was niet meer aan de orde. Hoewel hij dat nooit in het openbaar had toegegeven, hadden Reagan en Bush een einde aan die mogelijkheid gemaakt door de Sovjets te dwingen hun eigen tegenstellingen onder ogen te zien, zich anders te gaan opstellen. En dat was allemaal in vrede verlopen, omdat de mens uiteindelijk logischer was dan een beest. Natuurlijk zouden er kritische situaties overblijven, maar zolang hij zijn werk goed deed, zouden die niet uit de hand lopen. En de reis die hij nu maakte, zou een einde maken aan het gevaarlijkste probleem dat de wereld restte: dat probleem waar geen enkele regering raad mee had geweten. Waarin Nixon en Kissinger hadden gefaald, wat de dappere pogingen van Carter had weerstaan, de halfslachtige probeersels van Reagan en de goedbedoelde openingen van Bush en zijn eigen voorganger; wat geen van allen gelukt was, daarin was hij, Bob Fowler, geslaagd. Dit zou zijn tweede termijn ook zeker stellen: een meerderheid van vijfenveertig staten, een solide beheersing van het Congres en het restant van zijn allesomvattende sociale programma’s. Met een historische prestatie als deze kwam internationaal prestige en een immens aanzien in het eigen land met de daaraan gekoppelde macht. Dit was macht van het beste soort, op de beste wijze verdiend en van het soort dat hij ten volle kon benutten. Met een pennestreek — diverse pennestreken in feite, want dat was de gewoonte — zou Fowler grootheid bereiken: een reus te midden van goede mensen en een goed mens te midden van de machtigen. Niet één keer in een generatie kende een enkele man zo’n ogenblik. Wellicht niet één keer in een hele eeuw. En niemand kon dit van hem afnemen. Het vliegtuig vloog op een hoogte van 43 000 voet en had een grondsnelheid van 633 knopen. Door de lokatie van zijn cabine kon de president voor zich uit kijken, kon hij neerkijken op een wereld waarvan hij de zaken zo voortreffelijk regelde. De vlucht verliep uitermate soepel en Bob Fowler ging geschiedenis maken. Hij keek naar Elizabeth die op haar rug lag, haar rechterhand boven haar hoofd en de dekens tot aan haar middel teruggeslagen, waardoor haar fraaie borst zichtbaar was. Terwijl het merendeel van de passagiers ongelukkig in de stoelen zat in een poging wat te slapen, keek hij zijn ogen uit. Fowler wilde niet meteen weer slapen. De president had zich nog nooit zo op en top man gevoeld, een groot man, om precies te zijn, maar op dit ogenblik uitsluitend een man. Zijn hand gleed over haar borsten. Elizabeths ogen gingen wijd open en ze glimlachte, alsof ze in haar dromen zijn gedachten geraden had.

Net als thuis, dacht Russell. Het huis was van natuursteen gemaakt in plaats van baksteen en het dak was plat in plaats van spits, maar het stof was hetzelfde en het zielige tuintje ook. En de man had gemakkelijk een Sioux kunnen zijn, met zijn vermoeide ogen, de gebogen rug, de oude, knoestige handen van iemand die door anderen was verslagen.
“Dit moet het zijn,” zei hij toen de vrachtwagen vaart minderde.
“De zoon van de oude man heeft tegen de Israëli’s gevochten en is daarbij zwaargewond geraakt. Het zijn beiden vrienden van ons.”
“Voor je vrienden moet je zorgen,” erkende Marvin. De vrachtwagen bleef staan en Russell moest eruit springen om Ghosn gelegenheid te geven uit te stappen. “Kom mee, ik zal je voorstellen.”
Het was verrassend formeel voor de Amerikaan. Hij verstond er geen woord van, maar dat hoefde natuurlijk ook niet. Het respect van zijn vriend Ghosn voor de oude was iets plezierigs om te zien. Na enkele opmerkingen keek de boer naar Russell en boog hij zijn hoofd, hetgeen de Amerikaan in verlegenheid bracht. Marvin pakte hem zacht bij de hand en schudde die op de wijze van zijn volk, waarbij hij iets mompelde dat Ghosn vertaalde. Toen ging de boer hen voor, de tuin in.
“Verdomme,” zei Russell toen hij zag wat het was.
“Amerikaanse Mark 84 bom, 2000 pond, zo te zien...” zei Ghosn losjes en wist toen meteen dat hij het mis had... die neus was niet precies gelijk... ja natuurlijk, de neus was verbogen en ingedeukt... maar toch raar... Hij bedankte de boer en gebaarde dat die naar de vrachtwagen moest gaan. “Eerst moeten we hem blootleggen. Voorzichtig, heel voorzichtig.”
“Ik doe dat wel, zei Russell. Hij liep terug naar de vrachtwagen en koos een militaire vouwschop uit.
“Wij hebben mensen...” De Amerikaan onderbrak Ghosn.
“Laat mij het doen. Ik zal voorzichtig zijn.”
“Raak hem niet aan. Gebruik de schop om eromheen te graven, maar haal met je handen de aarde van de bom weg, Marvin. Ik waarschuw je, dit is uiterst gevaarlijk.” “Dan kun je beter een eind naar achteren gaan,” zei Russell grinnikend terwijl hij zich omdraaide. Hij moest deze man tonen dat hij moedig was. Het doden van die politieman was een peuleschilletje geweest, geen enkele uitdaging. Dit was anders. “En mijn kameraad in gevaar achterlaten?” vroeg Ghosn retorisch. Hij wist best dat dit wel zo verstandig zou zijn. En hij zou zich ook teruggetrokken hebben als zijn eigen mensen hadden moeten graven, omdat zijn vaardigheden te waardevol waren om ze op zo’n stomme manier te riskeren, maar hij kon geen zwakheid tegenover die Amerikaan tonen. Bovendien kon hij zo een oogje in het zeil houden en kijken of de man even moedig was als scheen.
Ghosn werd niet teleurgesteld. Russell trok zijn overhemd uit en ging op zijn knieën liggen om om de bom heen te graven. Hij lette zelfs op de tuin, veel beter dan Ghosns mannen gedaan zouden hebben. Na een uur had hij een ondiepe kuil rond de bom gegraven en de aarde over vier keurige hopen verdeeld. Maar toen wist Ghosn al dat er iets vreemds aan de hand was. Het was geen Mark 84. Hij had ongeveer dat formaat, maar de vorm was anders en het omhulsel... dat klopte niet. De Mark 84 had een stevig omhulsel van gietijzer zodat, als de ontsteking ontbrandde, het omhulsel veranderde in een miljoen scheermesscherpe scherven om mensen mee aan stukken te rijten. Maar deze niet. Op twee plaatsen was het omhulsel duidelijk gebroken en het was niet dik genoeg voor zo’n bom. Maar wat was het verdomme dan wel?
Russell ging nu naar de bom zelf toe en gebruikte zijn hand om de aarde van het oppervlak weg te halen. Hij was zorgvuldig en voorzichtig. De Amerikaan begon overvloedig te zweten, maar zijn inspanning bleef onverlet. De spieren in zijn arm golfden en Ghosn bewonderde hem daarvoor. De man bezat een fysieke kracht die hij nooit eerder had gezien. Zelfs Israëlische parachutisten zagen er niet zo formidabel uit. Hij had er wel twee ton zand en stenen uit gegraven, maar dat was nauwelijks aan hem te zien en zijn bewegingen bleven even rustig en machtig als die van een machine.
“Hou even op,” zei Ghosn. “ik moet mijn gereedschap pakken.”
“Oké,” zei Russell. Hij ging zitten en keek naar de bom.
Ghosn kwam met een rugzak en een veldfles terug die hij aan de Amerikaan overhandigde.
“Bedankt, man. Het wordt een beetje heet hier.” Russell dronk een halve liter water. “En nu?”
Ghosn nam een verfkwast uit de rugzak en veegde hiermee de laatste aarde van het wapen. “Nu moet je maar gaan,” waarschuwde hij.
“Ik blijf liever hier, Ibrahim, als je dat niet erg vindt.”
“Nu wordt het echt gevaarlijk.”
“Jij bent ook bij mij gebleven,” merkte Russell op.
“Zoals je wilt. Ik zoek naar de ontsteking.”
“Zit die niet voorin?” Russell wees naar de neus van de bom.
“Niet daar. Meestal zit er eentje vooraan, maar die mis ik hier. Dat daar is gewoon een afdichting die erop geschroefd is. En een in het midden en een van achteren.” “Hoe komt het dat deze geen vinnen heeft?” vroeg Russell. “Bommen hebben toch vinnen, net als een pijl.”
“De vinnen zijn er vermoedelijk af gerukt toen hij de grond raakte. Zo treffen we vaak bommen aan, omdat de vinnen eraf vliegen en op de grond terechtkomen.” “Wil je dat ik de achterkant van dat ding blootleg?”
“Heel, heel voorzichtig, Marvin. Alsjeblieft.”
“Oké, man.”Russell liep om zijn vriend heen en ging door met het verwijderen van aarde bij de achterkant van de bom. Ghosn, constateerde hij, was een koele kikker. Marvin was nog nooit zo bang geweest, zo dicht bij een klotelading explosieven, maar hij mocht hangen als hij iets dat op angst leek aan deze kerel zou tonen. Ibrahim mocht dan wel een dun kippenekje hebben, maar de gozer had echt lef. Moest je hem nou eens met die bom zien omgaan! Hij zag dat Ghosn de aarde eraf veegde alsof hij met de borstel over de borsten van een meisje wreef, en ging toen zelf even behoedzaam verder. Tien minuten later had hij de achterkant blootgelegd. “Ibrahim?”
“Ja Marvin?” zei Ghosn zonder op te kijken.
“Er is niets hier. De achterkant is gewoon een gat, man.”
Ghosn nam de borstel van het omhulsel af en draaide zich om om te kijken. Dat was vreemd. Maar hij had andere dingen te doen. “Bedankt. Hou nou maar op. Ik heb nog steeds geen ontsteking gevonden.”
Russell liep een eindje achteruit, ging op een berg aarde zitten en dronk de rest van de veldfles leeg. Hij kreeg een idee en liep naar de vrachtwagen. Daar stonden de drie mannen die zij meegenomen hadden met de boer te praten; de boer keek gewoon vanuit de open deur toe en de anderen hadden zich behoedzaam achter de stenen muren van het huis opgesteld. Russell wierp een man zijn lege veldfles toe en kreeg op dezelfde wijze een volle geretourneerd. Hij stak zijn duim omhoog en liep terug naar de bom.
“Stop er even mee en drink wat,” zei Marvin toen hij terugkwam.
“Goed idee,” beaamde Ghosn en legde de borstel naast de bom.
“Iets gevonden?”
“Misschien een verbinding van een plug, meer niet.” En dat was ook vreemd, vond Ghosn toen hij de dop van de veldfles schroefde. Er waren geen tekens op de bom geverfd, alleen een zilveren streep met een rood vierkant bij de neus. Kleurcodes waren gewoon bij bommen, maar deze had hij nooit eerder gezien. Wat was dit verdomde ding dan? Misschien wel een FAE of een of andere munitiehouder. Het was iets raars en verouderds en hij had zoiets nooit eerder gezien. En hij was in 1973 neergekomen. Misschien maakten ze die dingen al lang niet meer. Dat was erg slecht nieuws. Als het iets was dat hij nooit eerder had gezien, kon het misschien een ontstekingssysteem hebben waar hij niets van wist. Zijn handboek voor dit soort dingen was van Russische makelij, maar in het arabisch gedrukt. Ghosn kende het allang uit zijn hoofd, maar er stond geen beschrijving in van iets als dit. En dat was werkelijk angstaanjagend. Ghosn nam een ferme teug uit de veldfles en goot toen water over zijn gezicht.
“Hou je rustig, man,” zei Russell die de spanning van de ander in de gaten had. “Dit is nooit een gemakkelijke klus, vriend, en het is altijd uiterst beangstigend.” “Je ziet er toch nog behoorlijk rustig uit, Ibrahim.” Dat was geen leugen. Terwijl Ghosn de aarde wegborstelde, leek hij bijna een dokter die met iets heel moeilijks bezig was, dacht Russell, maar die het toch maar deed. Die kleine klojo had echt lef, zei Marvin weer in zichzelf.
Ghosn draaide zich grijnzend om. “Dat is niet waar. Ik ben doodsbenauwd. Ik heb hier echt de pest aan.”
“Je hebt echt ontzettend veel lef, man, en ik besodemieter je niet.”
“Bedankt. Nu ga ik weer door. Als ik jou was, zou ik maar weggaan.”
Russell spuwde op de grond. “Fuck it.”
“Dat zou heel moeilijk gaan,” grinnikte Ghosn. “En als de ‘dame’ erop ingaat, zou je dat misschien niet leuk vinden.”
“Ik denk dat de aarde echt beweegt als dit soort rotzakken klaarkomt.” Ghosn kende wel zoveel Amerikaans idioom, dat hij brullend van het lachen achteroverviel. “Toe Marvin, je moet niet van die dingen zeggen terwijl ik aan het werk ben.” Ik mag die vent wel, dacht Ghosn. Wij hebben te weinig humor. Ik mag die Amerikaan. Hij moest nog enkele minuten wachten eer hij zover gekalmeerd was dat hij zijn werk kon hervatten.
Er ging weer een uur voorbij zonder dat er iets gebeurde. Het omhulsel vertoonde naden, en zelfs een soort van luik... dat had hij nooit eerder gezien. Maar geen ontsteking. Als er eentje was, dan moest die aan de onderkant zitten. Russell spitte wat aarde weg zodat Ghosn de bom nader kon inspecteren, maar ook dat haalde niets uit. Hij besloot de achterkant te controleren.
“Ik heb een zaklantaarn in mijn zak...”
“Ik heb hem.” Russell overhandigde hem.
Ghosn lag op de grond en kroop zo ver naar voren dat hij in het gat kon kijken. Het was daar natuurlijk donker en hij deed de lamp aan... Hij zag elektrische bedrading en iets anders, een soort metalen frame... latwerk, om precies te zijn. Hij dacht dat hij niet dieper kon zien dan tachtig centimeter... en als dit een echte bom was, zou er niet zoveel lege ruimte zijn. Nou nou! Ghosn wierp de lamp naar de Amerikaan. “We hebben vijf uur verspild,” kondigde hij aan.
“Hoezo?”
“Ik weet niet wat dit voor een ding is, maar het is geen bom.” Hij ging rechtop zitten en begon even te beven, maar herstelde zich snel.
“Wat is het dan?”
“Een soort elektronische sensor, misschien een alarmsysteem. Wie weet een camera... dan moet het lenzenstelsel onderin zitten. Het doet er niet toe. Wat telt, is dat het geen bom is.”
“En wat nu?”
“We halen hem weg en nemen hem mee. Misschien is hij waardevol. Misschien kunnen we iets aan de Russen of Syriërs verkopen.”
“De oude man heeft zich dus voor niets zorgen gemaakt?”
“Klopt.” Ghosn ging staan en de twee mannen liepen terug naar de vrachtwagen. “Het is nu veilig,” vertelde hij de boer. Hij kon hem maar beter vertellen wat hij wilde horen. Waarom zou hij hem met de feiten in verwarring brengen? De boer kuste Ghosns vuile handen en die van de Amerikaan, waardoor Russell weer in verlegenheid werd gebracht.
De chauffeur keerde de vrachtwagen, reed achteruit de tuin in en probeerde zo weinig mogelijk schade aan de rijen met groenten aan te richten. Russell keek toe terwijl de twee mannen een stuk of zes zakken met zand vulden en op de vrachtwagen smeten. Toen brachten ze een band om de bom aan en krikten die omhoog. De bom, of wat het ook was, was zwaarder dan verwacht en RusselI nam het werk aan de hijsinstallatie over, waarbij hij opnieuw zijn kracht demonstreerde door de bom in zijn eentje omhoog te takelen. De arabieren zwaaiden het A-frame naar voren en hij liet de bom in het nest van zandzakken zakken. Met enkele touwen werd de bom vastgesjord en dat was dat.
De boer wilde hen niet zomaar laten gaan. Hij kwam met thee en brood en stond erop de mensen eten te geven voor ze weggingen. Ghosn accepteerde de gastvrijheid van de man met passende nederigheid. Vier lammetjes werden op de vrachtwagen geladen toen die vertrok.
“Dat heb je mooi gedaan,” zei Russell toen ze wegreden.
“Wie weet,” zei Ghosn vermoeid. Stress was veel vermoeiender dan lichamelijke arbeid, hoewel de Amerikaan met beide even goed overweg leek te kunnen. Twee uur later waren ze weer terug in de Bekaa-vallei. De bom — Ghosn had er nog steeds geen andere naam voor — werd zonder boe of ba voor zijn werkplaats gelegd en de groep van vijf gaf zich over aan de geneugten van vers lamsvlees. Tot Ghosns verbazing had de Amerikaan nooit eerder lam gegeten, en kon dus nu op een passende manier kennis maken met de traditionele arabische lekkernij.

“Ik heb iets interessants, Bill,” kondigde Murray aan toen hij de kamer van de directeur betrad.
“Wat dan, Danny?” Shaw keek op van zijn agenda met afspraken. “Er is een politieman in Athene vermoord en ze denken dat een Amerikaan het gedaan heeft.” Murray bracht Shaw op de hoogte van de technische details. “Zijn nek met zijn blote handen gebroken?” vroeg Bill.
“Dat klopt. De diender was maar een mager ventje,” zei Murray, “maar toch...” “Jezus. Oké, laat maar zien.” Murray overhandigde de foto’s. “Kennen wij die gozer, Dan? Het is bepaald geen beste foto.”
“Al Denton denkt dat het misschien Marvin Russell is. Hij heeft de computer erbij gehaald. Verder geen vingerafdrukken of ander spul voor de technische recherche. De wagen stond geregistreerd op naam van een derde figuur, die verdwenen is, die vermoedelijk nooit heeft bestaan. De chauffeur van het andere voertuig is een onbekende. Hoe dan ook, het signalement van de dader lijkt op dat van Russell: kort en gespierd en de jukbeenderen en kleur geven hem het uiterlijk van een indiaan. De kleding is helemaal Amerikaans. Net als de koffer.”
“Jij vermoedt dus dat hij het land uit is gevlucht nadat we zijn broer... slimme jongen,” constateerde Shaw. “Hij was van de twee de slimste, hè?”
“Slim genoeg om verder met een arabier op te trekken.”
“Denk je dat?” Shaw bekeek de andere foto. “Zou een Griek kunnen zijn, of een ander mediterraan type. De huid is iets te licht voor een arabier, maar het is een alledaags gezicht en volgens jou is hij onbekend? Is dat je instinct, Dan?”
“Ja,” knikte Murray. “Ik ben het dossier nagegaan. Een informant vertelde ons een paar jaar geleden dat Marvin een poos daarvoor een reis naar de oostkust heeft gemaakt en daar contact heeft gehad met de PFLP. Athene is een gemakkelijke stad om de kennismaking te hernieuwen. Neutrale grond.”
“Ook een goede stad om connecties met de drugshandel aan te knopen,” merkte Shaw op. “Wat hebben we nog meer over broeder Marvin?”
“Niet veel. Onze beste CI (Confidential Informant: informant) zit weer in de bak. Kreeg ruzie met een paar dienders van het reservaat en verloor die.”
Shaw gromde. Het probleem met CI’s was natuurlijk dat de meesten van hen misdadigers waren, die onwettige dingen deden en op gezette tijden in de gevangenis belandden. Op die manier bewezen ze en passant aan de onderwereld dat ze bona fide waren, maar even zo goed waren ze dan een poos niet te gebruiken. Dat waren nu eenmaal de regels van het spel. “Oké,” zei de directeur van de FBI, “jij wilt iets. Kom ermee voor de dag.”
“Als we op de juiste plek wat druk uitoefenen, krijgen we onze CI vrij wegens goed gedrag en dan kan hij weer naar het Genootschap van Krijgers teruggaan. Als hier terroristen achter zitten, kunnen we er maar beter nu al voor zorgen dat we erbij zijn. En dat geldt ook voor drugs. Interpol is niet verder gekomen met die chauffeur. Zijn gezicht is onbekend, ze weten niet of hij iets met terroristen of drugs te maken heeft. Ze hebben een dode sergeant plus twee gezichten waar geen naam aan vastzit. Ze hebben ons de foto’s gestuurd omdat ze ten einde raad zijn. Ze hadden het idee dat het een Amerikaan was...”
“Hotel?” vroeg de directeur, als altijd de rechercheur.
“Ja, dat hebben ze ontdekt. Zo’n middenklas geval. Tien mensen met een Amerikaans paspoort hebben daar die dag uitgecheckt, maar het zijn maar kleine hotelletjes waar van alles aankomt en vertrekt, en ze hebben niets kunnen vinden om hem te identificeren. De staf van het hotel weet niets. Zo’n tent is het. Wie zegt dat onze vriend daar ooit gelogeerd heeft? De Grieken willen dat wij de namen van het hotelregister natrekken,” besloot Murray.
Bill Shaw gaf de foto terug. “Dat is niet moeilijk. Haal ze maar door de computer.” “Is al gebeurd.”
“Aangenomen dat wij weten dat deze twee iets met die moord te maken hebben, nou, dan zullen we jouw instinct maar volgen. Goed, laat de procureur-generaal maar weten dat onze CI zijn schuld aan de maatschappij heeft betaald. Het wordt langzamerhand tijd dat we die ‘krijgers’ eens en voor altijd oprollen.” Shaw had zijn sporen verdiend met terreurbestrijding,en die klasse misdadigers was nog steeds het middelpunt van zijn diepste haat.
“Akkoord, en dan ga ik die drugsconnectie na. Over een week of twee moet hij weer op vrije voeten zijn.”
“Dat lijkt me redelijk, Dan.”
“Wanneer gaat de president naar Rome?” vroeg Murray.
“Heel gauw. Het is me wat, hè?”
“Reken maar van yes. Kenny moet maar gauw naar een andere betrekking uitzien. De vrede breekt uit.”
Shaw grinnikte. “Wie had dat kunnen denken! We kunnen hem altijd nog een penning geven en een pistool. Dan kan hij tenminste eerlijk zijn brood verdienen.”

De presidentiële veiligheid werd voltooid met een op discrete afstand meevliegende formatie van vier Tomcat-gevechtsvliegers van de marine. Zij volgden de VC-25A op een afstand van acht kilometer, terwijl een radarsurveillancevliegtuig ervoor zorgde dat niets Air Force One benaderde. Het gewone commerciële luchtverkeer werd ter zijde gedirigeerd en de directe omgeving van het militaire vliegveld dat voor de aankomst gebruikt werd, was eerder gezeefd door een doek dan door een vergiet. Op de grond stond de gepantserde limousine van de president, die enkele uren eerder door een C-141B van de luchtmacht was binnengevlogen al gereed, alsmede voldoende Italiaanse soldaten en politiemensen om een regiment terroristen af te schrikken. President Fowler kwam geschoren en met een roze geboend gezicht zijn privé-badkamer uit. Zijn das was keurig gestrikt en hij glimlachte zoals Pete en Daga hem nog nooit hadden zien glimlachen. En dat mocht ook wel, dacht Connor. De agent moraliseerde niet zo intens als D’Agustino. De president was een man, zoals de meeste presidenten, een eenzame man — dubbel eenzaam na het verlies van zijn vrouw. Elliot mocht dan een arrogant kreng zijn, maar ze was buiten kijf aantrekkelijk, en als hierdoor de stress en druk die bij de baan hoorden iets werden verlicht, dan moest het maar gebeuren. De president moest ook zijn vertier hebben, want anders zou hij opbranden in zijn baan — zoals anderen er door opgebrand waren — en dat was slecht voor het land. Zolang HAWK geen belangrijke wet schond, zouden Connor en D’Agustino zijn privacy en pleziertjes beschermen. Pete had er alle begrip voor. Daga wenste alleen dat hij een betere smaak toonde. E.E. had het presidentiële vertrek even tevoren verlaten en had iets leuks aangetrokken. Ze voegde zich vlak voor de landing bij de president in de eetsectie en gebruikte koffie en donuts. Het viel niet te ontkennen dat ze aantrekkelijk was, vooral deze morgen. En misschien was ze, dacht Helen D’Agustino, fantastisch tussen de lakens. En buiten kijf waren zij en de president de best uitgeruste mensen van de vliegreis. Die hufters van de media — de geheime dienst had een ingeboren hekel aan verslaggevers — hadden de hele reis ongelukkig in hun stoelen gedraaid en zagen er verfomfaaid uit, ondanks hun opgewekte gezichten. Het gekweldst van allemaal zag de presidentiële speechschrijfster eruit, die de hele nacht zonder onderbreking, op koffie en wat gesprekjes na, had gewerkt en die nauwelijks twintig minuten voor de landing haar speech aan Arnie van Damm had gegeven. Fowler las hem tijdens het ontbijt door en vond hem geweldig.
“Dit is prachtig, Callie!” De president keek stralend naar zijn uitgeput staflid, dat de literaire elegance van een dichter bezat. Fowler verbaasde iedereen die het zag door de jonge dame — ze was aan de zonnige zijde van de dertig — een omhelzing te geven die tranen opriep in Callie Westons ogen. “Rust maar lekker uit en geniet van Rome.” “Graag gedaan, meneer de president.”
Het vliegtuig kwam op de aangewezen plaats tot stilstand. Een rode loper werd van de trap uitgerold naar de grotere loper, die op zijn beurt naar het podium voerde. De president en de premier van Italië gingen op de hun aangewezen plaatsen staan, samen met de Amerikaanse ambassadeur en de gebruikelijke aanhang, waaronder enkele uitgeputte protocol-officieren die deze ceremonie werkelijk tot op de seconde hadden uitgedokterd. De deur van het vliegtuig werd door een sergeant van de luchtmacht geopend. Agenten van de geheime dienst keken wantrouwend of er problemen waren en vingen de blikken op van agenten van het ontvangstteam. Toen de president verscheen, speelde de Italiaanse luchtmachtkapel de aankomstmelodie, die verschilde van de traditionele Amerikaanse ‘Ruffles and Flourishes’. De president liep onbegeleid de trappen af, op weg van werkelijkheid naar onsterfelijkheid, en het viel verslaggevers op dat zijn tred veerkrachtig en ontspannen was. Zij benijdden hem om het gerieflijke vertrek waarin hij in koninklijke eenzaamheid had kunnen slapen. Slaap was het enige geneesmiddel voor jetlag en de president had kennelijk uitstekend geslapen. Zijn bij Brooks Brothers gekochte kostuum was geperst — de luchtmacht bezat allerlei faciliteiten — zijn schoenen fonkelden en hij was perfect geschoren en geknipt. Fowler liep naar de Amerikaanse ambassadeur en diens vrouw, die hem naar de Italiaanse president brachten. De kapel begon aan ‘The Star Spangled Banner’. Vervolgens kwam de traditionele inspectie van de wacht en een kort aankomstspeechje, dat slechts een voorproefje was van de welsprekendheid die spoedig zou volgen. Bij elkaar duurde het twintig minuten eer Fowler in zijn wagen stapte, samen met de ambassadeur, dr. Elliot en zijn persoonlijke lijfwachten.
“De eerste waar ik echt van genoten heb,” was Fowlers evaluatie van de ceremonie. Iedereen was het erover eens dat de Italianen hen elegant ontvangen hadden. “Elizabeth, ik wil dat je in de buurt blijft. Er zijn een paar puntjes van dat akkoord waar we ons nog even over moeten buigen. En ik wil Brent er ook bij hebben. Hoe gaat het met hem?” vroeg Fowier aan de ambassadeur.
“Vermoeid, maar best tevreden over zichzelf,” antwoordde ambassadeur Coates. “De laatste zitting heeft ruim twintig uur geduurd.”
“Wat schrijft de plaatselijke pers?” vroeg E.E.
“Ze zijn euforisch. Stuk voor stuk. Dit is een grote dag voor de wereld.” Het gebeurt op mijn stekkie. En ik ben erbij om alles mee te maken! zei Jef Coates in zichzelf. Het gebeurt niet vaak dat je geschiedenis ziet maken.
“Nou, dat was prettig.”

De National Military Command Center — NMCC — bevindt zich in de D-ring van het Pentagon, vlak bij de Rivieringang. Het is een van de weinige regeringsinstellingen die er precies zo uitzien als Hollywood uitbeeldt. Het bestrijkt een gebied ter grootte van een basketbalveld, maar dan twee verdiepingen hoog. NMCC is in wezen de telefooncentrale van de Amerikaanse strijdmachten. Het is niet de enige in zijn soort; het dichtstbijzijnde alternatief bevindt zich op Fort Ritchie in de heuvels van Maryland. Hoewel het centrum heel gemakkelijk uit te schakelen is, is deze centrale het gunstigst gelegen. Het is een vaste halte voor VIP’s die de spannender delen van het Pentagon willen zien, tot ergernis van de staf, voor wie het gewoon de plek is waar ze werken.
Naast de NMCC bevindt zich een kleine zaal met daarin een set IBM PC/AT personal computers; oudjes met nog 5.25-floppy-drives. Zij vormen de Hot Line, de directe verbinding tussen de Amerikaanse en Russische presidenten. De NMCCcommunicatie was niet de enige, maar wel de belangrijkste. Dat feit was niet alom in Amerika bekend, maar was doelbewust doorgegeven aan de Sovjets. Een of andere vorm van communicatie tussen de twee landen zou noodzakelijk zijn, zelfs tijdens een kernoorlog. En enkele ‘deskundigen’ hadden al dertig jaar geleden vastgesteld dat het feit dat de Russen wisten dat hier de enig bruikbare computerverbinding was, een goede levensverzekering voor het hele gebied inhield.
Maar dat was gewoon theoretisch gelul, vond kapitein ter zee James Rosselli. Dat niemand hier ooit serieus vraagtekens bij had gezet, was een tweede voorbeeld van al dat gelul waar Washington zich in het algemeen en het Pentagon in het bijzonder mee afgaf. Bij al die onzin die plaatsvond binnen de omgeving van Interstate 495, de rondweg van Washington, was dit het zoveelste stukje data dat als het evangelie werd gezien, ondanks het feit dat het zo weinig zin had. Voor ‘Rosey’ Rosselli was Washington, D.C. ongeveer 300 vierkante mijl omringd door werkelijkheid. Hij vroeg zich af of de wetten van de natuurkunde wel binnen die rondweg golden. De wetten van de logica had hij al lang geleden opgegeven.
Gezamenlijke dienst, gromde Rosey in zichzelf. De recentste poging van het Congres om de strijdmachten te hervormen — iets waar die strijdmachten zelf volstrekt niet toe in staat waren, griepte hij — had voorgeschreven dat geüniformeerde officieren die ambitie hadden admiraal te worden — en wie van hen wilde dat niet? — enige tijd moesten doorbrengen met even hoog geplaatsten uit de andere geüniformeerde diensten. Er was Rosselli nooit verteld hoe een poos optrekken met een veldartillerist hem tot een betere onderzeeboot-commandant kon maken, maar dat had niemand anders zich kennelijk afgevraagd. Het werd gewoon als een geloofsartikel gezien dat kruisbestuiving nuttig was. En de beste en slimste officieren werden daarom weggeplukt van hun beroepsspecialisatie en in zaken gedonderd waar ze de ballen verstand van hadden. Niet dat ze zich ooit echt zouden inwerken, maar ze konden wel net voldoende leren om gevaarlijk te worden en bovendien konden ze wel eens iets verliezen van hun eigen vaardigheid. Dat was het idee van het Congres over militaire hervormingen.
“Koffie, kapitein?” vroeg een legerkorporaal.
“Liever zonder caffeïne,” antwoordde Rosey. Als ik er nog meer de pest over in krijg, ga ik misschien slaan.
Het werk hier was bevorderend voor zijn loopbaan. Dat wist Rosselli best en ook dat het deels zijn eigen schuld was dat hij nu hier was. Hij had zich zijn hele loopbaan hoofdzakelijk met onderzeeboten beziggehouden en een beetje met spionagewerk. Hij had al een rondleiding gehad op het inlichtingenhoofdkwartier van de marine in Suitland, Maryland, vlak bij de luchtmachtbasis Andrews. Hier was de huisvesting althans beter; hij had officieel huisvesting gekregen op de luchtmachtbasis Bolling en de reis naar het Pentagon was een betrekkelijk eenvoudige stap naar de voor hem gereserveerde parkeerplaats, alweer een mazzeltje dat samenging met werken op de NMCC; een mazzeltje, de moeite waard om daar bloed voor te vergieten. Eens was het dienen hier betrekkelijk opwindend geweest. Hij herinnerde zich nog hoe de Sovjets de 747 van Korean Airlines uit de lucht hadden geschoten, plus andere incidenten, en tijdens de Golfoorlog moest het hier een prachtige chaos geweest zijn, dat wil zeggen: als de officier van dienst niet eindeloos telefoontjes met ‘wat is er aan de hand?’ kreeg, gesteld door iedereen die achter het directe nummer was gekomen. Maar nu?
Nu stond de president, zoals hij zojuist op zijn bureautelevisie had gezien, op het punt de grootste diplomatieke bom van de wereld van zijn ontsteking te ontdoen. Binnen afzienbare tijd zou RosselIi zich voornamelijk moeten bezighouden met telefoontjes over botsingen op zee, neergestorte vliegtuigen, of de een of andere boerenlul van een soldaat, die zo stom was geweest zich door een tank te laten overrijden. Dat waren op zich ernstige zaken, maar met zijn beroep had het weinig te maken. En hier zat hij dan. Zijn papierwerk was klaar. Dat was iets waar Jim Rosselli heel goed in was — bij de marine had hij geleerd papier naar elders te verschuiven en hier had hij een uitmuntende staf die hem bijstond — en de rest van de dag moest hij op zijn krent zitten en afwachten tot er iets gebeurde. Het probleem was dat Rosselli een doener was, geen wachter, en wie wilde er nu echt een ramp?
“Wordt een rustig dagje.” Dat was Rosselli’s XO, een piloot van de luchtmacht, luitenant-kolonel Richard Barnes.
“Ik denk dat je gelijk hebt, Rocky.” Net wat ik wilde horen! Rosselli keek op zijn horloge. Het was een dienst van twaalf uur op en hij had nog vijf uur te gaan. “Het wordt verdomme een echt rustige wereld.”
“Dat mag je wel zeggen.” Barnes draaide zich om naar de monitor. Nou, ik heb mijn twee MiGs bij de Perzische Golf gekregen. Ik heb tenminste niet al mijn lijd verspild. Rosselli ging staan en besloot een eindje om te lopen. De officieren van dienst verkeerden in de mening dat dit was om hen in de gaten te houden, om er zeker van te zijn dat ze iets deden. Een officier ging ostentatief door met het kruiswoordraadsel uit zijn Post. Het was zijn ‘lunch’-pauze en hij at liever hier dan in de doorgaans lege cafetaria’s. Hier kon hij tenminste televisie kijken. Rosselli sloeg linksaf en liep naar de kamer met de Hot Line, en voor de verandering had hij geluk. Er werd een bericht aangekondigd door een belletje. Het bericht zelf zag eruit als wartaal, maar de decoderingsmachine veranderde die wartaal in een heldere Russische tekst die door een marinier vertaald werd.

‘Jij denkt dus te weten wat vrees werkelijk is? Ja, je denkt dat je het weet, maar dat betwijfel ik. Je zit in een schuilkelder terwijl de bommen vallen. En de huizen om je heen branden als toortsen. Ik geef toe dat je afgrijzen en vrees ervaart
Want dergelijke ogenblikken zijn akelig, zolang ze duren. Daar klinkt het signaal: alles veilig —- dan is het oké. Je haalt diep adem, de stress is afgelopen.
Maar werkelijke vrees is een steen diep in je borst. Versta je me? Een steen, dat is het. Niet meer.

“Ilya Selvinskiy,” zei de luitenant van de mariniers.
“Hm?”
“Ilya Selvinskiy, Russisch dichter, schreef belangrijke dingen tijdens de Tweede Wereldoorlog. Deze kende ik, Sprakh, is de titel, ‘Vrees’. Het is erg goed.” De jonge officier grijnsde. “Mijn collega aan de overkant is tamelijk literair begaafd. Dus... ‘TRANSMISSIE ONTVANGEN. DE REST VAN HET GEDICHT IS ZELFS BETER, ALEKSEY, tikte de luitenant, STAND BY VOOR ANTWOORD.’
“Wat stuur je terug?” vroeg Rosselli.
“Vandaag... misschien iets van Emily Dickinson. Dat was een ziekelijk wijf dat het altijd over dood en ellende had. Nee, Edgar Allen Poe, dat is beter. Daar zijn ze daarginds echt gek op. Hm, welke deze keer...?” De luitenant opende een bureaula en pakte een boekdeel.
“Doe je dat niet van tevoren?” wilde Rosselli weten.
De marinier grinnikte tegen zijn baas. “Nee meneer, dat zou bedrog zijn. Dat hebben we vroeger wel gedaan, maar twee jaar geleden, toen het opklaarde, hebben we het veranderd. Nu is het een soort spel geworden. Hij pakt een gedicht en ik moet antwoorden met een overeenkomend fragment van een Amerikaanse dichter. Het helpt ons de tijd door te komen, kapitein. En het is goed voor ons allebei, om de talen bij te houden. De vertaling van poëzie is barre ellende, het is een prima oefening.” Aan de Sovjetzijde werden de boodschappen in het Russisch doorgegeven en aan de Amerikaanse zijde in het Engels. Hierdoor waren er aan beide kanten vaardige tolken nodig.
“Heb je het druk vandaag?”
“Kapitein, ik heb niet veel meer gezien dan testen. O ja, en als de minister van Buitenlandse Zaken over vliegt, controleren we wel eens de weersverwachting. We hebben zelfs wel eens wat over hockey gekletst toen hun nationale team afgelopen augustus tegen de NHL kwam spelen. Maar meestal is het dood- en doodsaai, en daarom wisselen we nu poëzie uit. Als we dat niet deden, zouden we allemaal mesjokke worden. Jammer dat we niet zo over de CB of iets dergelijks kunnen praten, maar regels zijn nu eenmaal regels.”
“Dat zal wel. Is er nog iets over dat verdrag in Rome?”
“Geen woord. Dat doen wij ook niet, meneer.”
“Ik begrijp het.” Rosselli zag de luitenant een strofe uit ‘Annabel Lee’ kiezen. Hij was verbaasd. Rosey had iets uit ‘The Raven’ verwacht. Nevermore...

De aankomstdag was er een van rust en ceremonie — en mysterie. De voorwaarden van het verdrag waren nog niet uitgelekt, en nieuwsagentschappen, zich bewust van het feit dat er iets ‘historisch’ aan de gang was, deden verwoede pogingen om erachter te komen wat er precies aan de hand was. Maar tevergeefs. De staatshoofden van Israël, Saoedie-Arabië, Zwitserland, de Sovjetunie, de Verenigde Staten van Amerika en hun gastheer, Italië, rangschikten zich rond een massieve, vijftiende-eeuwse tafel, bijgestaan door hun belangrijkste diplomaten en vertegenwoordigers van het Vaticaan en de Grieks-orthodoxe kerk. Uit respect voor de Saoedi’s werd er met water of jus d’orange getoost, de enige dissonant van de avond. Sovjet-president Andrey Il’ych Narmonov was uitzonderlijk uitbundig. De deelname van zijn land aan het verdrag was een zaak van groot gewicht en het feit dat de Russisch-orthodoxe kerk in de Commissie voor Christelijke Broederschappen zou zitten, zou in Moskou een grote, politieke uitwerking hebben. Het diner duurde drie uur, waarna de gasten, zichtbaar voor de camera’s, vertrokken naar het achterste deel van de galerij, en opnieuw stonden de media verbijsterd over de getoonde kameraadschap. Een joviale Fowler en Narmonov reden samen naar het hotel van de eerste, en maakten van de tweede gelegenheid gebruik om nog eens zaken van bilateraal belang met elkaar door te nemen.
“U bent achter met het ontmantelen van uw raketten,” constateerde Fowler nadat de beleefdheden waren uitgewisseld. Hij verzachtte de aanval door zijn gast een glas wijn aan te reiken.
“Dank u, meneer de president. Zoals we uw mensen de vorige week al hebben meegedeeld, zijn onze faciliteiten voor ontmanteling inadequaat gebleken. We kunnen die verdomde dingen niet snel genoeg ontmantelen en de groenen in het parlement maken bezwaar tegen onze methode om de stuwvloeistof te neutraliseren.” Fowler glimlachte meelevend. “Ik ken het probleem, meneer de president.” De milieubeweging was afgelopen lente in de Sovjetunie gestart, toen het Russische parlement een nieuwe reeks wetten aannam, gemodelleerd naar, maar veel strenger dan, de Amerikaanse statuten. Het wonderbaarlijke was dat de centrale Sovjetregering zich inderdaad aan de wetten hield, maar dat kon Fowler moeilijk zeggen. De milieunachtmerrie, in dat land veroorzaakt door meer dan zeventig jaren marxisme, zou een generatie van keiharde wetten nodig hebben om te herstellen. “Zal dit problemen opleveren voor de datum waarop het verdrag in werking treedt?” “Je hebt mijn woord, Robert,” zei Narmonov plechtig. “Die raketten zullen voor de eerste maart vernietigd zijn, al moet ik ze zelf opblazen.”
“Daar neem ik genoegen mee, Andrey.”
Het verminderingsverdrag, een overblijfsel van de vorige regering, hield voor de komende lente een 50 procent-reductie in van intercontinentale raketten. Alle Amerikaanse Minuteman-II-raketten stonden op de lijst om vernietigd te worden, en de Amerikanen hadden zich helemaal aan de afspraak gehouden. Net als bij het Tussentijds Kernwapen Verdrag, werden de overtollige raketten ontmanteld tot hun samenstellende delen die of verbrijzeld werden, of anderszins vernietigd in het bijzijn van getuigen. De media hadden die eerste vernietigingen verslagen en hadden er toen genoeg van gekregen. De rakettensilo’s, die ook geïnspecteerd werden, werden ontdaan van hun elektronische apparatuur en vijftien van die Amerikaanse gebouwen waren reeds overtollig verklaard en verkocht. In vier gevallen waren ze door boeren overgenomen en veranderd in echte silo’s. Een Japans conglomeraat, dat grote bezittingen in North-Dakota had, had tevens een commandobunker gekocht en die veranderd in een wijnkelder voor het jachthuis dat haar directieleden elke herfst gebruikten.
Amerikaanse inspecteurs in de Sovjetunie hadden gemeld dat de Russen allemachtig hun best deden, maar dat de fabriek, gebouwd voor de ontmanteling van Russische raketten, slecht was ontworpen; reden waarom de Sovjets dertig procent op het schema achterlagen. Honderd raketten lagen op trailers buiten de fabriek. De silo’s waar ze uit gekomen waren, waren al tot ontploffing gebracht. Hoewel de Sovjets in elk geval de geleidingsapparatuur hadden verwijderd en verbrand voor de ogen van Amerikaanse waarnemers, werd er hier en daar gemompeld dat het allemaal maar schijn was. De trailers konden als het moest met hun hefmechanisme de raketten onder de juiste hoek brengen en afvuren. Het wantrouwen jegens de Russen zat zo diep, dat de Amerikaanse inlichtingendiensten zich maar moeilijk soepel konden opstellen, en dat gold ongetwijfeld evenzeer voor de Russen, dacht Fowler. “Dit verdrag is een grote stap voorwaarts, Robert,” zei Narmonov nadat hij een slok van zijn wijn had genomen. Nu ze alleen waren, konden ze zich als heren ontspannen, dacht de Rus met een sluwe glimlach. “Jij en je volk mogen best gefeliciteerd worden.”
“Zonder jouw hulp, Andrey, was het niet gelukt. Die is cruciaal geweest,” antwoordde Fowler elegant. Het was een leugen, maar een politieke, en beide mannen begrepen hem. Het was in feite geen leugen, maar dat wist geen van beiden. “Een probleem minder om ons zorgen over te maken. Wat zijn we toch blind geweest!” “Dat is waar, vriend, maar dat ligt nu achter ons. Hoe vergaat het jouw mensen met Duitsland?”
“Het leger is niet gelukkig, dat kun je je wel voorstellen.”
“Dat geldt ook voor het mijne,” onderbrak Fowler hem en verkondigde toen: “Soldaten zijn als honden. Nuttig, natuurlijk, maar ze moeten weten wie de meester is. Net als honden zijn ze wel eens geneigd dat te vergeten, en dan moeten ze er van tijd tot tijd aan herinnerd worden.”
Narmonov knikte peinzend toen de vertaling hem bereikte. Die man was toch verbazingwekkend arrogant. Precies wat zijn inlichtingendienst hem verteld had, constateerde de Sovjet-president. En ook zo neerbuigend! Nou ja, die Amerikaan had de luxe van een stabiel politiek systeem, vertelde Andrey Il’ych zichzelf. Daarom kon Fowler zo zeker doen, terwijl hij, Narmonov, elke dag moest vechten met een systeem dat net niet in steen gegoten was. Of zelfs maar in hout, dacht de Rus somber. Wat een luxe om soldaten als honden te zien die de zweep moesten hebben! Wist hij dan niet dat honden tanden bezaten? Wat waren die Amerikanen toch voor vreemde lui! Toen het communisme heerste over de Sovjetunie, hadden ze zich druk gemaakt over de politieke macht van het Rode Leger, terwijl dat in feite geen enkele politieke macht had nadat Stalin Tukhachevskiy had geëlimineerd. Maar nu wezen ze dergelijke verhalen af, nu, op het moment dat het oplossen van de ijzeren hand van het marxisme-leninisme soldaten toestond dingen te denken die nog maar enkele jaren geleden met hun executie beëindigd zouden zijn. Nou ja, dit was niet het moment om de Amerikaan van zijn desillusies af te helpen.
“Vertel eens, Robert, dit verdrag, uit wiens koker kwam dat idee?” vroeg Narmonov. Hij kende de waarheid en wilde zien hoe vaardig Fowler als leugenaar was. “Het is op veel plaatsen tegelijk ontstaan, dat heb je met dat soort ideeën,” antwoordde de president luchthartig. “Maar de drijvende kracht daarachter is Charles Alden geweest, de arme klootzak. Toen de Israëli’s dat vreselijke incident hadden, activeerde hij zijn plan terstond... en het heeft gewerkt, vind je niet?”
De Rus knikte weer en maakte in gedachten aantekeningen. Fowler loog vaardig. Hij ontweek de kern van de vraag door een waarheidsgetrouw, maar ontwijkend antwoord te geven. Chroetstjov had gelijk gehad, zoals hij al wist. Politici in de hele wereld verschillen niet wezenlijk van elkaar. Hij moest dit van Fowler niet vergeten. Die gaf niet graag ere wie ere toekwam en was niet te bleu om daarover tegenover een gelijke te liegen. En het was zo’n klein punt. Narmonov was vaaglijk teleurgesteld. Niet dat hij iets anders verwacht had, maar Fowler had zich menselijker en gracieuzer kunnen opstellen. Daar kon hij per slot niets bij verliezen. Maar hij was net zo miezerig als een plaatselijke apparatchik van de Partij.
“Vertel me, Robert”, vroeg Narmonov met een pokergezicht waarmee hij goud in Las Vegas had kunnen verdienen, “wat voor soort man ben jij?”
“Het is al laat, mijn vriend,” constateerde Narmonov. “Morgenmiddag, akkoord?” Fowler ging staan. “Morgenmiddag, Andrey.”
Bob Fowler begeleidde de Rus naar de deur en zwaaide hem uit, waarna hij naar zijn suite terugkeerde. Daar aangekomen pakte hij de met de hand geschreven checklist om na te gaan of hij alle vragen gesteld had.
“En?”
“Nou, dat rakettenprobleem. Hij zegt daarover precies hetzelfde als onze waarnemers. Dat moet die lui van de DIA geruststellen.” Een grimas; dat zou niet zo zijn. “Ik geloof dat hij zich zorgen over zijn militairen maakt.”
Dr. Elliot ging zitten. “Nog iets?”
De president schonk haar een glas wijn in en ging toen naast zijn nationale veilig heidsadviseur zitten. “De gewone beleefdheden. Hij is een man die het erg druk heeft en die veel zorgen heeft. Maar goed, dat wisten we al.”
Liz liet de wijn in haar glas ronddraaien en snoof eraan. Ze hield niet van Italiaanse wijnen, maar deze was niet slecht.
“Ik heb nagedacht, Robert...”
“Ja, Elizabeth?”
“Wat er met Charlie gebeurd is... we moeten iets doen. Het is niet fair dat hij zo maar verdwijnt. Hij heeft dit verdrag toch maar op de rails gezet.”
,”Dat is waar,” stemde Fowler in en hij nipte aan zijn bijgevulde glas. “Je hebt gelijk, Elizabeth. Het is echt zijn werk geweest.”
“Ik vind dat we dat voorzichtig naar buiten moeten brengen, heel voorzichtig althans. Op zijn minst...”
“Ja, hij zou toch voor iets anders herdacht moeten worden dan voor het feit dat hij een studente zwanger heeft gemaakt. Dat is erg chic van je, Elizabeth.” Fowler tikte met zijn glas tegen het hare. “Jij zorgt voor de media. Geef je ze morgen voor de lunch de voorwaarden van het verdrag?”
“Dat klopt, tegen negen uur, denk ik.”
“En als je klaar bent, neem dan een paar journalisten ter zijde en geef hun wat achtergrond. Dan zal Charlie misschien wat prettiger rusten.”
“Geen enkel probleem, meneer de president,” beaamde Liz. De demon die haar zo gekweld had, was achteraf toch gemakkelijk uit te bannen geweest. Was er nog iets waar ze hem niet mee kon krijgen?
“Grote dag, morgen.”
“De grootste, Bob, de grootste.” Elizabeth leunde naar achteren en maakte het sjaaltje om haar hals los. “Ik had niet kunnen denken dat ik ooit nog eens zo’n groot moment zou meemaken.”
“Ik wel,” merkte Fowler met een twinkeling in zijn ogen op. Toen kreeg hij even last van zijn geweten. Hij had dit met iemand anders gedacht te delen, maar zo was nu eenmaal het lot. Lot? De wereld was toch vreemd. Maar daar had hij geen controle over. En het lot had bepaald dat hij hier op dat grote ogenblik zou zijn met Elizabeth. Dat was toch zijn schuld niet? Daarom, constateerde hij, was er ook geen schuld. Hoe zou er sprake van schuld kunnen zijn? Hij maakte de wereld tot een oord waarin het beter, veiliger, vreedzamer leven was. Dat kon toch niet met schuld gepaard gaan? Elliot sloot haar ogen toen de hand van de president haar aangeboden nek streelde. Zelfs in haar stoutste dromen had ze zich zoiets nooit kunnen voorstellen. De gehele verdieping van het hotel was voor de groep van de president gereserveerd, alsmede de twee verdiepingen daaronder. Italiaanse en Amerikaanse wachten stonden bij alle ingangen opgesteld en op diverse plaatsen in de gebouwen elders in de straat. Maar de gang buiten de presidentiële suite was het exclusieve domein van de persoonlijke lijfwacht van de president. Connor en D’Agustino verrichtten hun laatste controle voor ze zich terugtrokken. Een volledige groep van tien agenten stond zichtbaar opgesteld en nog tien bevonden zich achter verschillende gesloten deuren. Drie van de zichtbare agenten hadden zwarte FAG-tassen rond hun borst. Deze tassen, officieel Fast Action Gun-tassen genaamd, bevatten elk een Uzimachinepistool dat binnen anderhalve seconde getrokken en afgevuurd kon worden. Iedereen die zover kwam, kon op een warm onthaal rekenen.
“Ik zie dat HAWK en HARPIJ weer staatszaken bespreken,” merkte Daga kalm op. “Helen, ik wist niet dat jij zo preuts was,” antwoordde PeteConnor met een grijns. “Het zijn mijn zaken niet, maar in vroeger dagen moesten mensen buiten de deur een eunuch of iets dergelijks zijn.”
“Blijf zo praten en Sinterklaas doet niets meer in je schoentje.”
“Ik zou graag die nieuwe automatische van de FBI hebben,” zei Daga giechelend. “Het zijn net tieners. Het geeft geen pas.”
“Daga...”
“Ik weet het, hij is de Baas en hij is een grote jongen en wij moeten maar de andere kant uitkijken. Rustig Pete, dacht jij dat ik dat aan een verslaggever zou overbrieven?” Ze deed de deur naar de brandtrap open en zag drie agenten, waarvan er twee hun FAG-tassen open hadden.
“En ik had je nog wel iets te drinken willen aanbieden...” zei Connor met een uitgestreken gezicht. Het was een grapje. Hij en Daga dronken geen druppel als ze dienst hadden en ze hadden bijna altijd dienst. Het was niet zo dat hij er nooit eens over gedacht had in haar slipje te komen. Hij was gescheiden, net als zij, maar het zou toch niets geworden zijn en dat was dat. Zij wist het ook en keek hem grijnzend aan.
“Ik zou er best eentje kunnen gebruiken, het spul dat ze hier hebben, daar ben ik mee opgevoed. Wat een klotebaan is dit toch!” Ze wierp een laatste blik over de gang. “leder bevindt zich op zijn plaats, Pete. Ik denk dat het mooi genoeg is voor vandaag.” “Vind je die 10 millimeter echt zo geweldig?”
“Ik heb er vorige week nog mee geschoten, op Greenbelt. Met mijn eerste salvo kreeg ik ze er vermoedelijk allemaal in. Veel beter kan niet, schat.”
Connor bleef plotseling staan en lachte. “Jezus, Daga!”
“Mensen kunnen het zien?” D’Agustino knipperde met haar ogen tegen hem. “Begrijp je wat ik bedoel, Pete?”
“God, wie heeft er ooit van een puriteinse spaghettivreter gehoord?”
Helen D’Agustino gaf haar baas met haar elleboog een stoot tussen de ribben en rende naar de lift. Pete had gelijk. Ze werd langzamerhand verdomde preuts en zo was ze toch nooit geweest. Ze was een hartstochtelijke vrouw geweest wier enige poging te trouwen geflopt was omdat een huishouden niet groot genoeg was voor twee assertieve ego’s — althans twee Italiaanse — en ze wist dat haar vooroordeel haar inzicht kleurde. Dat was niet best, zeker omdat het iets was dat om te beginnen triviaal was en ten tweede niets met haar werk te maken had. Wat HAWK in zijn eigen tijd deed, was zijn zaak, maar de blik in zijn ogen... Hij was helemaal stuk van dat kreng. Daga vroeg zich af of enig president het ooit zover had laten komen. Vermoedelijk wel, gaf ze toe. Dat waren ook maar mannen geweest en mannen dachten soms meer met hun testikels dan met hun hersens. Dat de president een lakei zou worden van zo’n oppervlakkige vrouw, dat stak haar. Maar dat, gaf ze weer toe, was even vreemd als inconsequent. Er was toch bijna geen vrouw die geëmancipeerder was dan zij. Waarom zat het haar dan dwars? De dag had waarschijnlijk te lang geduurd. Ze had slaap nodig en wist dat ze slechts aan vijf tot zes uur slaap zou toekomen eer ze weer op moest. Die verdomde reizen naar het buitenland...

“Maar wat is het dan?” vroeg Qati bij het aanbreken van de dag. Hij was de vorige dag weg geweest, een bespreking met andere guerillaleiders, en hij had tevens een bezoek aan de dokter gebracht, wist Ghosn, hoewel hij daar niet naar kon vragen. “Ik weet het niet zeker,” antwoordde de technicus. “Iets om elektronica te storen, denk ik.”
“Dat kan nuttig zijn,” zei de commandant terstond. Ondanks het herstel van de vriendschappelijke betrekkingen tussen Oost en West, of hoe ze dat ook noemden, waren zaken nog steeds zaken. De Russen hadden nog steeds militairen en die militairen nog steeds wapens. Contramaatregelen tegen die wapens waren belangrijke punten. Vooral de Israëlische apparatuur bracht veel op, aangezien de Amerikanen die kopieerden. Zelfs verouderde apparatuur toonde aan hoe de Israëlische technici problemen oplosten, en dat kon waardevolle aanwijzingen opleveren voor toekomstig gebruik.
“Ja, we zouden het misschien aan onze Russische vrienden kunnen verkopen.” “Hoe is het met die Amerikaan verlopen?” vroeg Qati vervolgens.
“Uitstekend. Ik mag hem graag, Ismael. Ik begrijp hem nu ook beter.” De technicus legde uit waarom. Qati knikte.
“Wat gaan we dan met hem doen?”
Ghosn haalde zijn schouders op. “Wapentraining, denk ik. Laten we eerst eens kijken of hij bij onze mannen past.”
“Prima. Ik stuur hem er vanmorgen op uit om te zien hoe goed hij is in de strijd. En jij, wanneer denk je dat ding uit elkaar te hebben?”
“Ik had gedacht dat vandaag te doen.”
“Uitstekend. Ik zal je niet ophouden.”
“Hoe voel je je, commandant?”
Qati fronste het voorhoofd. Hij voelde zich ellendig, maar hij maakte zichzelf wijs dat dat misschien kwam door een vredesverdrag met Israël. Kon dat waar zijn? Was dit echt mogelijk? De geschiedenis zei van nee, maar er was al zoveel veranderd... Een soort van akkoord tussen de zionisten en de Saoedi’s... nou ja, wat had hij na dat gedoe met Irak anders kunnen verwachten? De Amerikanen hadden hun rol gespeeld en nu presenteerden ze min of meer de rekening. Teleurstellend, maar nauwelijks onverwacht, en waar de Amerikanen ook mee bezig waren, het zou de aandacht van de laatste Israëlische wreedheid afleiden. Dat volk dat zichzelf arabier noemde, had als een vrouw zonder slag of stoot vuur en dood aanvaard... Qati schudde zijn hoofd. Dat was geen manier om te vechten. De Amerikanen hadden dus iets opgezet om de politieke uitwerking van dat Israëlische bloedbad teniet te doen en de Saoedi’s speelden mee als de schoothondjes die ze waren. Wat er ook in de aanbieding zat, het kon de Palestijnse worsteling nauwelijks beïnvloeden. Hij zou zich spoedig weer beter voelen, hield hij zich voor.
“Dat is niet belangrijk. Bericht me wanneer je precies weet wat het is.” Ghosn beschouwde dit als een teken dat hij maar beter kon verdwijnen. Hij maakte zich zorgen over zijn commandant. De man was ziek; dat wist hij wel van zijn zwager, maar hoe ziek precies, wist hij niet. Hoe dan ook, hij had werk te doen. De werkplaats was een gammel uitziende constructie van kale, houten muren en een dak van golfplaten. Had het steviger geleken, dan zou de een of andere Israëlische F16 piloot er misschien jaren geleden al iets op hebben gegooid.
De bom — hij dacht nog steeds in die termen aan het ding — lag op de aarden grond. Er was een A-frame overheen gebouwd, zoals gebruikt werd door een garage, met een ketting om de bom indien nodig te kunnen verplaatsen, maar gisteren hadden twee mannen hem al volgens zijn instructies opgesteld. Ghosn draaide het licht aan — hij hield van een helder verlichte werkplaats — en keek naar... de bom.
Waarom blijf ik hem zo noemen? vroeg hij zich af. Ghosn schudde zijn hoofd. De voor de hand liggende plaats om te beginnen was die toegangspoort. Dat zou niet gemakkelijk zijn. Door de botsing met de grond was het omhulsel in elkaar gefrommeld en waren de inwendige hengsels ongetwijfeld beschadigd... maar hij had alle tijd van de wereld.
Ghosn pakte een schroevedraaier uit zijn gereedschapskist en ging aan de slag.

President Fowler viel pas laat in slaap. Hijwas nog vermoeid van de vliegreis en... hij lachte bijna om zichzelf in de spiegel. Grote hemel, drie keer in nog geen vierentwintig uur... Hij maakte een rekensommetje, maar gaf het al voor de ochtendkoffie op. Hoe dan ook, drie keer met betrekkelijk korte tussenpozen. Dat was hem al heel lang niet gelukt. Maar hij had ook zijn rust gekregen. Zijn lichaam was uitgerust en ontspannen na de ochtenddouche, en het scheermes ploegde het scheerschuim van zijn gelaat, waardoor een man zichtbaar werd met jongere, magere gelaatstrekken die pasten bij de twinkeling in zijn ogen. Drie minuten later koos hij een gestreepte das uit die paste bij het witte overhemd en het grijze kostuum. Niet somber, maar passend bij de ernst, was het motto van de dag. Hij zou de kerkleiders in hun rode zijde de camera’s laten verblinden. Zijn speech zou des te indrukwekkender zijn als die uitgesproken werd door een correct geklede zakenman-politicus, zoals zijn politieke imago was, ondanks het feit dat hij nooit een particuliere onderneming had geleid. Bob Fowler, een serieus man, voor de gewone man weliswaar, maar desalniettemin een serieus mens waar je op kon rekenen.
Dat zal ik ze in elk geval vandaag laten merken, sprak de president van de Verenigde Staten terwijl hij voor een andere spiegel zijn das omdeed. Hij draaide zijn hoofd om toen hij de klop op de deur hoorde. “Binnen.”
“Goedemorgen, meneer de president,” zei agent Connor.
“Hoe gaat het ermee, Pete?” vroeg Fowler die zich weer tot zijn spiegel wendde... de knoop zat niet precies goed en hij begon opnieuw.
“Prima, dank u, meneer. Het is prachtig weer.”
“Jullie mensen krijgen nooit voldoende rust. En je kunt ook nooit de stad bekijken. Dat is mijn schuld.” Zo, dacht Fowler, nu zit hij volmaakt.
“Dat geeft niet, meneer de president. We zijn allemaal vrijwilligers. Wat wenst u voor het ontbijt?”
“Goedemorgen, meneer de president!” Dr. Elliot kwam achter Connor binnen. “Dit is de dag!”
Bob Fowler draaide zich glimlachend om. “Dat mag je verdomme wel zeggen. Zin om te ontbijten, Elizabeth?”
“Dolgraag. Ik heb hier de ochtendsamenvatting... voor de verandering mooi kort.” “Pete, ontbijt voor twee... een stevig ontbijt. Ik heb honger.”
“Alleen koffie voor mij,” zei Liz tegen de bediende. Connor ving de klank van haar stem op, maar knikte alleen maar en ging weg. “Bob, je ziet er fantastisch uit. 1 “Jij ook, Elizabeth.” En dat was ook zo, in haar allerduurste pakje, dat er zakelijk uitzag, maar toch vrouwelijk genoeg was. Ze ging zitten en bracht hem op de hoogte. “Volgens de CIA zijn de Jappen iets van plan,” zei ze toen ze uitgesproken was. “Wat?”
“Ze hebben iets opgevangen, beweert Ryan en het heeft betrekking op de komende handelsbesprekingen. De premier zou iets onvriendelijks gezegd hebben.” “Wat precies?”
“’Dit is de laatste keer dat we van de ons toekomende plaats op het wereldtoneel afgehouden worden, en ik zal ze er voor laten betalen’,” citeerde Elliot. “Volgens Ryan is het belangrijk.”
“Wat vind jij ervan?”
“Ik denk dat Ryan weer paranoïde doet. Hij mag niet meer meedoen aan het slot van dit vredesverdrag en nu wil hij ons eraan herinneren hoe belangrijk hij is. Marcus is het met mijn evaluatie eens, maar stuurde het rapport in een aanval van objectiviteit toch door,” besloot Liz op zwaar ironische toon.
“Cabot is toch eigenlijk een teleurstelling,” constateerde Fowler toen hij het ochtendrapport doornam.
“Het schijnt hem niet best af te gaan om zijn mensen te laten weten wie de baas is. Hij wordt belemmerd door de bureaucratie daar, voornamelijk door Ryan.” “Je mag hem echt niet, hè?” merkte de president op.
“Hij is arrogant, hij is...”
“Elizabeth, hij heeft een uiterst indrukwekkende staat van dienst. Ik mag hem persoonlijk ook niet, maar als inlichtingenofficier heeft hij een paar zaken heel, heel goed afgehandeld.”
“Hij is verouderd. Hij is James Bond of denkt dat hij het is. Akkoord,” gaf Elliot toe, “hij heeft een paar belangrijke dingen gedaan, maar dat soort zaken is geschiedenis. We hebben nu iemand met een bredere kijk nodig.”
“Het Congres zal daarin niet meegaan,” zei de president toen het ontbijt naar binnen werd gereden. Het voedsel was gecontroleerd op radioactiviteit, elektronica en explosieven. Dat laatste door speciaal op explosieven getrainde honden die, dacht de president, daar allemachtig veel moeite mee zouden hebben aangezien ze net zo verzot op worst waren als hij. “We bedienen onszelf wel, dank je wel,” en de president stuurde de marine-steward weg voor hij vervolgde: “Daar zijn ze dol op hem. Het Congres is werkelijk gek op die man.” Hij hoefde er niet aan toe te voegen dat Ryan, in diens functie als adjunct-directeur voor de CIA, niet zomaar een figuur was die door de president was aangesteld. Ook hij had een bevestigingshoorzitting van de Senaat moeten doorstaan. Sommige mensen kon je niet zo gemakkelijk ontslaan. Er moest een goede reden voor zijn.
“Ik heb dat nooit begepen. Vooral van Trent niet. Van alle mensen die zo gek zijn op Ryan, begrijp ik hem het minst.”
“Vraag het hem maar,” stelde Fowler voor en beboterde zijn pannekoek. “Dat heb ik gedaan. Hij draait om dat punt heen als de prima ballerina van het New Yorks Ballet.” De president moest hier uitbundig om lachen.
“Jezus, vrouw, laat niemand ooit horen dat je zoiets zegt.”
“Robert, we accepteren allebei de seksuele voorkeur van de geachte heer Trent, maar hij is een preutse klootzak en dat weten we allebei.”
“Dat klopt,” beaamde de president. “En wat wil je hiermee zeggen, Elizabeth?” “Dat het tijd is dat Cabot Ryan op zijn nummer zet.”
“Hoe zwaar speelt de jaloezie over Ryans aandeel in het vredesverdrag mee, Elizabeth?”
Elliots ogen vlamden op, maar de president keek naar zijn bord. Ze haalde diep adem voor ze sprak en probeerde er ondertussen achter te komen of ze wel of niet werd opgejut. Vermoedelijk niet, maar de president was geen man die zich in dit soort zaken door emoties liet leiden. “Bob, daar hebben we het over gehad. Ryan heeft een paar ideetjes van anderen aan elkaar geknoopt. Het is een inlichtingenofficier, christus nog aan toe! Het enige wat die doen is rapporteren wat anderen doen.” “Hij is meer.” Fowler zag waar dit op uitliep, maar het was leuk een spelletje met haar te spelen.
“Akkoord, hij heeft mensen gedood! Is dat zo bijzonder aan hem? James godverdommese Bond. Je hebt zelfs die anderen laten executeren die...” “Elizabeth, die terroristen hadden ook nog eens zeven agenten van de geheime dienst vermoord. Mijn leven hangt van die mensen af en het zou verdomd ondankbaar, om niet te zeggen krankjorem van mij geweest zijn om gratie te verlenen aan mensen die hun collega’s vermoord hadden.” Daar moest de president bijna het voorhoofd over fronsen. En hoe zit het met dat krachtige principe van ,je, Bob? vroeg een stemmetje in hem, maar hij slaagde erin zich te beheersen.
“En nu kun je het helemaal niet meer doen, want anders zeggen de mensen dat je dat een keer hebt verzaakt vanwege persoonlijk belang,” merkte ze op. O God, hij had haar op de kast gejaagd en ze wilde hem nu een koekje van eigen deeg geven, maar Fowler trapte daar niet in.
“Elizabeth, ik ben misschien de enige openbare aanklager in Amerika die niet in de doodstraf gelooft, maar... wij leven in een democratie en de mensen zijn er voor.” Hij keek op van zijn maal. “Die mensen waren terroristen. Ik kan niet zeggen dat ik blij ben dat ik hen heb laten executeren, maar als iemand het verdiend heeft, dan waren zij het. De tijd was niet rijp om met zo’n standpunt voor de dag te komen. Misschien in mijn tweede termijn. We zullen op de juiste zaak moeten wachten. Politiek is de kunst van het haalbare. Dat betekent één ding tegelijk, Elizabeth. Dat weet je net zo goed als ik.”
“Als je niet ingrijpt, dan word je op een dag wakker en dan merk je dat Ryan de CIA voor jou runt. Hij is bekwaam, dat geef ik toe, maar hij is iemand uit het verleden. Hij is de verkeerde voor de tijd waarin we nu leven.”
God, wat ben jij een jaloerse vrouw, dacht Fowler. Maar we hebben allemaal onze zwakke punten. Het werd tijd haar van die kast te halen; het was niet handig om haar te diep te krenken.
“Waar denk je aan?”
“We kunnen hem wegpromoveren.”
“Ik denk erover na, Elizabeth, maar laten we deze dag niet verpesten door zo’n gesprek, oke?” Hoe wil je de voorwaarden van het verdrag bekend maken?” Elliot leunde achterover en dronk van haar koffie. Ze verweet zichzelf dat ze te ongeduldig was en te emotioneel in dit soort zaken. Ze had enorm de pest aan Ryan, maar Bob had gelijk. Het was niet de juiste tijd, noch de juiste plaats. Ze had tijd genoeg om haar slag te slaan en ze wist dat ze dat uiterst behendig moest doen. “Een kopie van het verdrag, denk ik.”
“Kunnen ze zo snel lezen?” lachte Fowler. De media zaten vol ongeletterden. “Je moet de beschouwingen eens lezen. De opening van de Times kreeg ik vanmorgen overgefaxt. Ze zijn door het dolle. Ze vreten het. Bovendien heb ik het zaakje opgepept met enkele sensationele kanttekeningen.”
“Je doet maar wat je wilt,” zei de president toen hij zijn worst op had. Hij keek op zijn horloge. Timing was alles. Er was een verschil van zes uur tussen Rome en Washington. Dat betekende dat het verdrag op zijn vroegst om twee uur in de middag ondertekend kon worden om het ochtendnieuws nog te halen. Maar het Amerikaanse volk moest voorbereid worden op het nieuws en dat betekende dat de t.v.-ploegen al tegen drie uur ‘s ochtends de details van het verdrag in handen moesten hebben om alles volledig te kunnen opnemen. Liz zou het eerste nieuws om negen uur brengen, over twintig minuten. “En jij zorgt ervoor dat Charlie’s aandeel wordt vermeld?” “Klopt. Het is alleen maar eerlijk dat hij de eer krijgt die hem toekomt.” En daar gaat Ryans aandeel in de glorie, merkte Bob Fowler geluidloos op. Maar goed, Charlie was toch de man die het zaakje echt aan het rollen heeft gebracht? Fowler voelde vaag iets van medeleven met Ryan. Hoewel hij de DDCI ook iemand uit het verleden vond, was hij onder de indruk van wat hij allemaal over de man had gehoord. Ook Arnie van Damm gaf hoog van Ryan op en Arnie bezat de meeste mensenkennis in de regering. Maar Elizabeth was zijn nationale veiligheidsadviseur en hij kon niet hebben dat zij en de DDCI elkaar naar de keel vlogen, of wel? Nee, dat kon hij niet. Zo eenvoudig was dat.
“Verblind ze, Elizabeth.”
“Dat zal niet moeilijk zijn.” Ze glimlachte tegen hem en vertrok.

Het werk bleek veel moeilijker dan hij verwacht had. Ghosn overwoog hulp te vragen, maar besloot dat uiteindelijk toch niet te doen. Een deel van zijn uitstraling in deze organisatie bestond uit het feit dat hij alleen met deze dingen werkte. Alleen als er gesjouwd moest worden, dan had hij een paar stevige ruggen nodig. De bomsignaalverstoorder leek van sterker materiaal dan hij verwacht had. Hij nam de tijd om hem onder de krachtige lampen met water schoon te wassen en hij trof een aantal onverklaarbare punten aan. Zo waren er schroefgaten die dichtgeplugd waren met bouten. Toen hij er een weghaalde, zag hij nieuwe elektrische bedrading. En wat hem nog meer verbaasde, was dat het omhulsel dikker was dan hij verwacht had. Hij had al eens eerder een Israëlische stoorzender uit elkaar gehaald, en hoewel die meestal uit aluminium vervaardigd was, waren er ook diverse plaatsen waar het omhulsel van fiberglas of plastic was gemaakt die elektronische straling doorlieten. Hij staarde naar het toegangsluik, maar kon dat bijna niet open krijgen. Daarom probeerde hij iets gemakkelijkers. Maar ook dat viel allesbehalve mee. Hij wendde zich weer tot het luik, gefrustreerd omdat hij na uren werken nog niet veel verder was.
Ghosn ging zitten en stak een sigaret op. Wat ben jij toch? vroeg hij aan het voorwerp Hij had zoveel van een bom weg, besefte hij. Het zware omhulsel — waarom had hij niet beseft dat het zo verdomde zwaar was, veel te zwaar voor een stoorzender... maar het kon geen bom zijn. Geen ontsteking, geen detonator. Wat hij binnenin had gezien, waren alleen maar bedradingen en verbindingen. Het moest een elektronisch apparaat zijn. Hij trapte de peuk op de grond uit en liep naar zijn werkbank. Ghosn had een grote hoeveelheid gereedschap en een daarvan was een op benzine werkende cirkelzaag die uitstekend geschikt was om staal mee te snijden. Het was in feite een stuk gereedschap voor twee mensen, maar hij besloot het alleen te gebruiken en wel op het luik, dat toch minder stevig dan de kast moest zijn. Hij stelde de zaagdiepte op negen millimeter in en startte het gereedschap dat hij boven het luik had opgesteld. Het lawaai van de zaag was oorverdovend en nam toe naarmate het blad, dat met diamantstof was afgezet, door het staal sneed. Het gewicht van de zaag was zo groot, dat hij niet van de bom af geslingerd werd. Langzaam ging hij over de rand van het luik. Het kostte hem twintig minuten eer hij een cirkel had gezaagd. Hij zette de zaag uit en legde hem opzij. Toen stak hij een dunne draad door de gleuf. Eindelijk! dacht hij. Hij was erdoor. Hij had het goed geraden. De rest van het bomomhulsel leek zo’n vier centimeter dik te zijn, maar het luik zelf was maar een kwart daarvan. Ghosn was zo blij dat hij althans iets gepresteerd had, dat hij zich niet afvroeg waarom een stoorzender een volle centimeter verhard staal om zich heen moest hebben. Voordat hij weer begon, deed hij oorbeschermers aan. Zijn oren deden pijn van het lawaai van dat gezaag en hij wilde niet dat hoofdpijn een toch al moeilijk karwei nog moeilijker zou maken.

De logo’s, behorend bij het ‘Speciale Rapport’, verschenen op alle t.v.-netwerken binnen enkele seconden van elkaar. De presentatoren die vroeg waren opgestaan — vergeleken althans met hun verblijf in Rome — om door dr. Elliot op de hoogte te worden gebracht, snelden letterlijk ademloos naar hun stands en overhandigden hun aantekeningen aan hun respectieve producers en onderzoekers.
“Ik wist het,” zei Angela Miriles. “Rick, ik heb het je nog gezegd.”
“Angie, ik ben je een lunch, een diner en misschien wel een ontbijt verschuldigd in elk restaurant dat je maar bedenken kunt.”
“Daar houd ik je aan,” lachte de eerste onderzoeker. De schoft kon het best betalen . “Hoe pakken we het aan?” vroeg de producer.
“Ik gooi het gelijk in de ether. Geef me twee minuten en we kunnen beginnen.” “Shit,” merkte Angie binnensmonds op. Rick vond het niet leuk om voor de vuist weg voor de camera te spreken. Maar hij vond het wel leuk om de geschreven pers voor te zijn en dankzij het tijdstip van deze gebeurtenis was dat een makkie. Wat zeg je daarvan? New York Times! Hij zat net lang genoeg stil om make-up aan te laten brengen en keek toen de camera’s in, terwijl de deskundige van het station — een mooie deskundige! dacht Miriles smalend — zich bij Rick in de presentatiecabine voegde.
“Vijf!” zei de assistent-regisseur. “Vier, drie, twee, een!” Zijn hand schoot naar de presentator.
“Het is nu bewaarheid geworden,” kondigde Rick aan. “Over vier uur zal de president van de Verenigde Staten, samen met de president van de Sovjetunie, de koning van Saoedie-Arabië en de premiers van Israël en Zwitserland, plus de leiders van twee grote godsdiensten een verdrag ondertekenen dat hoop biedt op een volledige regeling van de betwiste gebieden in het Midden-Oosten. De details van dit verdrag zijn verbijsterend.” Hij vervolgde zo drie ononderbroken minuten en sprak snel, alsof hij een wedstrijd hield met zijn collega’s op andere netten.
“Zoiets is nooit in de geschiedenis van de mensheid voorgevallen. Dit is een wonder, nee, het is alweer een mijlpaal op de weg naar wereldvrede. Dick?” De presentator richtte zich tot zijn deskundige, een voormalig ambassadeur in Israël. “Rick, ik lees het nu al een half uur en ik kan het nog niet geloven. Misschien is dit wel een wonder. We hebben er in elk geval de juiste plek voor uitgezocht. De concessies die de Israëlische regering heeft gedaan, zijn verbijsterend, maar dat geldt evenzeer voor de garanties die Amerika geeft om de vrede te waarborgen. De wijze waarop de onderhandelingen geheim zijn gehouden, zijn zo mogelijk nog indrukwekkender. Waren deze details een paar dagen eerder bekendgemaakt, dan was de hele zaak misschien vlak voor onze ogen in duigen gevallen, maar hier en nu, Rick, hier en nu, geloof ik het. Het is werkelijk waar. Dat heb je juist gezegd. Het is werkelijkheid. Het gebeurt echt en over een paar uur zullen we de wereld opnieuw zien veranderen.
Dit zou onmogelijk zijn geweest zonder de nooit eerder vertoonde medewerking van de Sovjetunie en we zijn duidelijk enorm veel dank verschuldigd aan de strijdbare Sovjet-president, Andrey Narmonov.”
“Wat vind jij van de concessies die de religieuze groeperingen hebben gemaakt?” “Bijna niet te geloven, Rick. Zolang we de geschiedenis vastleggen, zijn er in die regio godsdienstoorlogen gevoerd. Maar hier moeten we toch wel even vermelden dat de architect van dit alles wijlen doctor Charles Alden is geweest. Een vooraanstaand regeringswoordvoerder heeft de man die nog geen twee weken geleden overleed, in schande overleed, uitvoerig voor zijn rol geprezen. Wat een wrede ironie is het toch dat de man die werkelijk het basisprobleem in de regio heeft onderkend als zijnde de kunstmatig veroorzaakte incompatibiliteit van de godsdiensten, die allemaal in dit zorgelijke gebied zijn ontstaan, dat die man niet meer in ons midden vertoeft nu zijn visioen werkelijkheid is geworden. Alden is kennelijk de drijvende kracht achter dit akkoord geweest en men kan alleen maar hopen dat de geschiedenis niet zal vergeten dat het doctor Charles Alden van Yale is geweest die, ondanks het tijdstip van en de omstandigheden rond zijn dood, dit wonder heeft laten geschieden.”
De voormalige ambassadeur was ook een Yalie geweest, een klasgenoot van Charlie Alden.
“En die anderen dan?” vroeg de presentator.
“Rick, als er iets van deze grootte gebeurt, en dat gebeurt verdraaid weinig, dan zijn er altijd mensen die hun eigen rol vervullen, en al die rollen zijn belangrijk. Het Vaticaans verdrag is ook het werk geweest van minister Brent Talbot, bekwaam bijgestaan door zijn staatssecretaris Scott Adler, die, tussen twee haakjes, een briljant diplomaat is en Talbots rechterhand. Maar het is president Fowler geweest die dit initiatief heeft goedgekeurd, die, waar dat nodig was, de daad bij het woord heeft gevoegd en die Charlie’s visie ook na diens dood overnam. Geen president heeft ooit de politieke moed en de verblindende visie gehad om zijn politieke reputatie op zo’n waagstuk in te zetten. Was dit mislukt, dan had men nauwelijks de politieke ramp kunnen overzien, maar Fowler heeft het klaargespeeld. Dit een grote dag voor de Amerikaanse diplomatie, een grote dag voor de Oost-West verhouding en wellicht het grootste ogenblik voor de wereldvrede in de geschiedenis van de mensheid.” “Ik had het niet beter kunnen verwoorden, Dick. Maar hoe zit het met de Senaat die het Vaticaans verdrag moet goedkeuren, en hoe zit het met het bilaterale defensieverdrag tussen de Verenigde Staten en Israël?”
De commentator schudde geamuseerd zijn hoofd. “Dat zal zo snel aangenomen worden, dat de president misschien de inkt op het akkoord besmeurt. Het enige dat het kan vertragen, is de retoriek die je in de commissies en in de Senaat zult horen.” “Maar de kosten van het stationeren van Amerikaanse troepen...”
“Rick, we hebben strijdmachten om de vrede te handhaven. Dat is hun taak en om die taak in dat gebied uit te oefenen, zal Amerika betalen, wat het ook moge kosten. Dit is geen offer voor de Amerikaanse belastingbetaler. Het is een privilege, een historische eer om het stempel van de Amerikaanse kracht te mogen zetten op de wereldvrede. Rick, dit is nu precies datgene wat Amerika betekent. Natuurlijk doen we het.”
“En dat is het voorlopig,” zei Rick en wendde zich tot camera Een. “Over tweeënhalf uur komen we weer terug voor een live-verslag van de ondertekening van het Vaticaans verdrag. We geven u nu terug aan New York. Dit is Rick Cousins vanuit het Vaticaan.”

“Godverdomme!” lispelde Ryan. Maar deze keer had de t.v. jammer genoeg zijn vrouw wakker gemaakt die met belangstelling de gebeurtenis op de buis gadesloeg. “Jack, hoeveel heb jij...” Cathy stond op om koffie te zetten. “Ik bedoel, jij bent daarnaar toe gegaan en jij...”
“Schatje, ik was erbij betrokken. Ik kan niet zeggen in welke mate.” Jack wist dat hij woedend moest zijn omdat Alden alle eer was toegezwaaid als de opsteller van het grondplan, maar Charlie was een aardige vent geweest, ook al had hij nogal wat menselijke zwakheden gehad, en Alden had de zaak een duwtje gegeven toen dat nodig was. Bovendien, vertelde hij zichzelf, komt de geschiedenis er toch wel een beetje achter, dat is altijd zo gebeurd. De echte spelers wisten het. Hij wist het. Hij was eraan gewend om achter de coulissen te werken, dingen te doen die anderen niet konden doen en waar ze ook niets van mochten weten. Hij wendde zich tot zijn vrouw en glimlachte.
En Cathy wist het. Ze had hem er enkele maanden geleden al op horen zinspelen. Jack wist niet dat hij tijdens het scheren in zichzelf mompelde en hoewel hij haar niet wakker maakte als hij vroeg op moest, had ze hem toch elke keer zien vertrekken, zelfs zonder haar ogen te openen. Cathy vond de manier waarop hij haar kuste als hij dacht dat ze sliep, prettig en wilde dat niet bederven. Hij had het toch al moeilijk genoeg. Jack was van haar en de goedheid van de man was geen geheim voor zijn vrouw.
Het is niet eerlijk, zei de andere dr. Ryan haar. Het was Jacks idee geweest, althans voor een deel. Hoeveel zaken waren er waar zij geen weet van had? Dat was een vraag die Caroline Muller Ryan, doctor in de medicijnen en chirurg, zichzelf zelden stelde. Maar ze kon niet doen of Jacks nachtmerries niet echt waren. Hij had moeite met het slapen, dronk te veel en als hij sliep, werd zijn slaap altijd verstoord door dingen waar ze nooit over vroeg. Dat beangstigde haar enigszins. Wat had haar echtgenoot gedaan? Welke schuld torste hij mee?
Schuld? vroeg Cathy zich af. Waarom had ze zich die vraag gesteld?

Ghosn kreeg het luik na drie uur losgepeuterd. Hij had het zaagblad moeten vervangen, maar de vertraging was voornamelijk ontstaan omdat hij te trots was geweest om hulp te vragen. Hoe dan ook, het was nu klaar en met een koevoet maakte hij de klus af. De technicus pakte een looplamp en keek in het ding. Toen trof hij een nieuw mysterie aan.
De binnenkant van het apparaat was een metalen latwerk — titanium? vroeg hij zich af — dat een cilindrische massa op zijn plaats hield... een massa vastgezet met zware bouten. Ghosn gebruikte zijn looplamp om achter de cilinder te kijken en zag nog meer draden, allemaal verbonden met de cilinder. Hij zag de rand van een groot, elektronisch mechanisme... een soort radarzender/ontvanger, vermoedde hij. Aha! Dit was dus een soort... maar waarom dan?... Plotseling wist hij dat hij iets miste... iets groots. Maar wat? De markeringen op de cilinder waren in het Hebreeuws en die andere Semitische taal kende hij niet goed. Hij begreep de betekenis van die markeringen ook niet. Het frame, zag hij nu, was deels ontworpen als schokbreker... en dat had het uitstekend gedaan. Het frame was helemaal verwrongen, maar de cilinder erin leek grotendeels intact. Beschadigd weliswaar, maar geen breuk... Wat er ook in die cilinder zat, het moest tegen schokken bescherrnd worden. Dat maakte het breekbaar en dat betekende dat het een kwetsbaar soort elektronisch mechanisme was. Hij kwam weer terug op zijn gedachte dat het een stoorzender was. Ghosn had zich daar zo op geconcentreerd, dat zijn geest andere opties uitsloot; zijn technisch brein was zo op de taak gericht, dat hij bepaalde mogelijkheden en de signalen die daarop wezen negeerde. Wat het ook was, hij moest het eruit halen. Hij koos een sleutel uit en ging aan het werk aan de bouten die de cilinder op zijn plaats hielden. Fowler zat in een zestiende-eeuwse stoel en keek naar de protocolbeambten die heen en weer fladderden als fazanten die niet wisten of ze nu moesten lopen of vliegen. De mensen dachten meestal dat zaken als deze soepel geleid werden door beroeps, die alles van tevoren hadden gepland. Maar Fowler wist wel beter. Natuurlijk verliepen de zaken soepel als er voldoende tijd was, een paar maanden of zo, om alle details uit te werken. Maar deze affaire was in enkele dagen opgezet, niet in maanden, en de stuk of tien protocolbeambten hadden nog niet eens uitgemaakt wie van hen de baas was. Vreemd genoeg waren de Russische en Zwitserse beambten voor de ogen van de Amerikaanse president het kalmst. Zij waren degenen die bij elkaar schurkten en snel een verbond sloten, waarna ze hun voorstel — wat dat dan ook was — aan de anderen overbrachten die het vervolgens uitvoerden. Het leek wel een goed voetbalteam, glimlachte de president in zichzelf. De vertegenwoordiger van het Vaticaan was te oud voor zo’n klus. Die gozer — een bisschop, vermoedde Fowler, misschien wel een monseigneur — was over de zestig en leed aan een angstaanval die wel zijn dood kon betekenen. De Rus nam hem tenslotte even ter zijde, er werden hoofdknikken uitgewisseld, handen geschud, waarna mensen in beweging kwamen alsof ze een gemeenschappelijk doel hadden. Fowler concludeerde dat hij achter de naam van die Rus moest komen. Dat leek een echte prof. Maar wat belangrijker was: het was ontzettend grappig om te zien en het kalmeerde de president op een ogenblik waarop hij behoefte aan ontspanning had.
Ten slotte — slechts vijf minuten te laat, en dat was een wonder, overdacht Fowler met een onderdrukte grijns — kwamen de diverse staatshoofden van hun stoel overeind, opgetrommeld als de deelnemers aan een trouwpartij door de nerveuze toekomstige schoonmoeder, en kregen te horen wat hun plaats in de rij was. Er werden nog meer verplichte handen geschud en er werden grapjes gemaakt die door de afwezigheid van tolken niet geheel uit de verf kwamen. De Saoedische koning keek gemelijk naar de vertragingen. En daar had hij gelijk in, dacht Fowler. De koning had vermoedelijk andere zaken aan zijn hoofd. Hij was al diverse malen met de dood bedreigd. Maar op het gezicht van de man was geen vrees te lezen, zag Bob Fowler Het was misschien een humorloze man, maar hij bezat de houding en de moed — en de klasse, bedacht de president — die met de titel gepaard gingen. Het was de koning geweest die, na een gesprek van twee uur met Ryan, zich als eerste achter het akkoord had gesteld. Dat was toch doodjammer. Ryan was ingevallen voor Charlie Alden, had diens opdracht zonder inleiding op zich genomen en de klus geklaard alsof hij er volledig op voorbereid was. De president vermaande zichzelf. Hij had vergeten onder hoeveel spanning en razernij die eerste manoeuvres tot stand waren gekomen. Scott Adler in Moskou, Rome en Jeruzalem en Jack Ryan in Rome en Riyadh. Ze hadden hun taak uitstekend verricht en ze zouden daarvoor nauwelijks de erkenning krijgen die hun toekwam. Maar dat waren de regels van de geschiedenis, concludeerde Fowler. Als zij de glorie wilden, dan hadden ze maar moeten proberen om zijn baan te krijgen.
Twee Zwitserse gardisten in livrei openden de immense bronzen deuren, waardoor de corpulente gedaante van Kardinaal Giovanni D’Antonio zichtbaar werd. De t.v.lampen, zo fel als de zon, omringden hem met een door de mens gemaakt halo, hetgeen bijna een proestbui bij de president van de Verenigde Staten van Amerika veroorzaakte. De processie in de kamer zette zich in beweging.

Wie dit ding ook gebouwd had, dacht Ghosn, hij wist het een en ander over hoe je iets kon ontwerpen dat met brute kracht te maken had. Het was vreemd, dacht hij. Israëlische apparatuur had altijd iets delicaats gehad; foutieve term, de Israëli”s waren slimme, efficiënte, elegante technici. Ze maakten de dingen zo sterk als nodig was, niet meer, niet minder. Zelfs hun in elkaar geflanste spullen toonden een vooruitziende blik en precies vakmanschap. Maar dit hier... dit was op het ongelooflijke af over-geconstrueerd. Het was snel ontworpen en in elkaar gezet. Het was bijna slordig te noemen. Daar was hij dankbaar voor. De demontage werd er gemakkelijker door. Niemand zou er aan gedacht hebben om een zichzelf vernietigend element in te bouwen dat hij eerst moest uitdokteren; de zionisten werden daar langzamerhand duivels handig in. Zo’n sub-systeem had Ghosn nog geen vijf maanden geleden bijna gedood, maar zoiets zat hier niet in. De bouten die de cilinder op zijn plaats hielden, zaten vast, maar waren nog recht, en dat betekende gewoon een sleutel die groot genoeg was. Hij spoot olie op elke bout en een kwartier en twee sigaretten later zette hij de sleutel vast. In het begin kreeg hij er nauwelijks beweging in, maar toen liet de bout zich verwijderen. Hij moest er nog vijf doen.

Het zou een lange middag worden. De speeches kwamen eerst. De paus begon, want hij was de gastheer en zijn retoriek was verbazingwekkend bescheiden. Hij schetste rustig lessen uit de Heilige Schrift en concentreerde zich weer op de gelijkenissen tussen de drie vertegenwoordigde religies. Via een oortelefoontje kregen de staatshoofden en kerkelijke leiders een simultane vertaling, hetgeen volstrekt onnodig was, want ieder van hen had een geschreven exemplaar van de diverse speeches. De mannen rond de tafel deden hun best niet te geeuwen, want speeches waren toch maar speeches en politici hebben moeite met het luisteren naar andermans woorden, zelfs als die van andere staatshoofden zijn. Fowler had er de meeste moeite mee. Hij zou de laatste zijn. Behoedzaam keek hij op zijn horloge, maar hij hield zijn gezicht zorgvuldig neutraal terwijl hij over die anderhalf uur nadacht die hij nog moest wachten.

Het kostte hem veertig minuten, maar toen waren alle bouten er eindelijk uit. Grote, zware, van niet-roestend materiaal. Dat ding was voor de eeuwigheid gebouwd, dacht Ghosn, maar dat werkte alleen maar in zijn voordeel. En nu moest de cilinder eruit. Hij keek zorgvuldig of er misschien veiligheidsmaatregelen waren ingebouwd om te voorkomen dat met de bom geknoeid werd — voorzichtigheid was de enige verdediging bij een klus als deze — en voelde aan de binnenkant. Het enige dat daaraan vastzat, was de radar-zender/ontvanger, maar hier waren drie andere pluggaten, allemaal leeg. In zijn vermoeidheid ervoer Ghosn het niet vreemd dat ze alle drie naar hem toegekeerd waren en gemakkelijk toegankelijk. De cilinder zat op zijn plaats vastgeklonken omdat het omhulsel verfrommeld was, maar toen de bouten eenmaal los waren, was het een kwestie van een beetje kracht om hem los te trekken.

Andrey Il’ych Narmonov hield het kort. Zijn verklaring, vond Fowler, was eenvoudig en uiterst waardig en toonde opmerkelijke bescheidenheid die zeker reacties van de commentatoren zou oproepen.

Ghosn zet een tweede takel met blok op het A-frame. De cilinder had gelukkig een oog waaraan hij opgehesen kon worden. Goddank verspilden de Israëli’s net zo min tijd als hij. Het laatste stuk van de bom was minder zwaar dan hij verwacht had, maar binnen een minuut had hij de cilinder zover opgetakeld dat hij de gehele bom door wrijving meenam. Dat kon niet lang zo duren. Ghosn spoot nog meer kruipolie op het inwendige frame en wachtte toen tot de zwaartekracht... maar na een minuut gaf hij er de brui aan. Hij vond een opening, zo groot, dat er een koevoet in paste, en wrikte nu het frame van de wanden van de cilinder, millimeter voor millimeter. Binnen vier minuten hoorde hij een kort gekrijs van protesterend metaal en de bom viel op de grond. Nu was het alleen maar een kwestie van de ketting optrekken om de cilinder vrij te krijgen.
De cilinder was groen geverfd en bezat een eigen luik, wat hem niet geheel en al verbaasde. Ghosn zocht de juiste sleutel uit en ging werken aan de vier bouten die het luik op zijn plaats hielden. Die bouten zaten stevig vast, maar gaven zich snel gewonnen toen hij kracht zette. Ghosn ging nu sneller werken en de opwinding die altijd bij het einde van het werk kwam, nam bezit van hem, ondanks zijn gezonde verstand dat hem vertelde dat hij het rustig aan moest doen.

Ten slotte was het Fowlers beurt.
De president van de Verenigde Staten wandelde naar de katheder met een bruinlederen map in zijn hand. Zijn overhemd was goed gesteven en schuurde al zijn nek, maar dat kon hem niet schelen. Dit was het ogenblik waarop hij zich zijn hele leven had voorbereid. Hij keek recht in de camera, met een ernstige, maar niet plechtige uitdrukking, opgetogen, maar niet vrolijk, trots, maar niet arrogant. Hij knikte naar zijn gelijken.
“Heilige Vader, Majesteit, meneer de president,” begon Fowler. “Geachte eerste ministers en alle mensen in onze zorgelijke, maar hoopvolle wereld:
We hebben elkaar ontmoet in deze oeroude stad, een stad die drieduizend jaar en langer oorlog en vrede heeft gekend, een stad waarin een der grootste beschavingen van de wereld is ontstaan en die vandaag de woning is van een godsdienstig geloof, dat nòg groter is. Wij zijn allen van verre gekomen, van woestijnen en van bergen, van uitgestrekte Europese vlakten en van een andere stad aan een brede rivier, maar in tegenstelling tot de vele vreemdelingen die naar deze oeroude stad trokken, zijn wij in vrede gekomen. Wij komen hier voor één enkel doel: om een einde aan de oorlog en aan het lijden te maken, om de zegeningen van de vrede te brengen naar een verscheurd gebied dat nu nog badend in bloed uit een geschiedenis verrijst, maar verlicht wordt door de idealen die, als een creatie naar Gods evenbeeld, de mensen onderscheiden van de dieren.” Hij keek alleen omlaag om de pagina’s om te slaan. Fowler wist hoe je een speech moest brengen. Hij had in de afgelopen dertig jaar heel veel ervaring opgedaan en deze speech bracht hij met hetzelfde zelfvertrouwen waarmee hij honderd jury’s had toegesproken. Hij mat zijn woorden en zijn cadansen, voegde emotionele inhoud toe die zijn imago als IJsman logenstrafte en gebruikte zijn stem als een muziekinstrument, iets lichamelijks dat ondergeschikt was aan en onderdeel van zijn intense sterke wil.
“Deze stad, deze Vaticaanse staat, is gewijd aan de dienst van God en de mens, en vandaag heeft het die functie beter dan ooit vervuld. Want vandaag, medebewoners van de Aarde, vandaag hebben wij weer een deel van de droom bereikt die alle mannen en vrouwen delen, waar zij ook wonen. Met behulp van uw gebeden, middels een visioen ons zoveel eeuwen geleden gegeven, zijn wij gaan inzien dat vrede beter is dan oorlog, een doel zelfs een machtiger inspanning waardig, een doel dat een veel grotere moed vergt dan nodig is voor het vergieten van menselijk bloed. Dat wij ons van de oorlog afwenden en naar vrede streven, is de maatstaf van onze kracht. Vandaag is het mij een eer en een voorrecht, dat wij allen delen, om de wereld kond te doen van een verdrag dat een definitief einde maakt aan de onrust die een gebied, ons allen heilig, zo droevig heeft besmet. Met dit akkoord komt er een definitieve oplossing, gebaseerd op gerechtigheid en geloof, en het woord van God die wij allen onder een verschillende naam kennen, maar die ons allen kent.
Dit verdrag erkent de rechten van alle mannen en vrouwen in de regio op veiligheid, vrijheid van godsdienst, vrijheid van het woord, van de waardigheid die onze basis is en die ligt opgesloten in de wetenschap dat wij allen Gods schepselen zijn, dat ieder van ons uniek is, maar dat we allen in Zijn ogen gelijk zijn...”
Het laatste luik ging eindelijk open. Ghosn sloot zijn ogen en fluisterde een vermoeid dankgebed. Hij was nu vier uur bezig geweest en had zijn middagmaal overgeslagen. Hij legde het luik neer en legde de bouten op het holle oppervlak, zodat ze niet verloren zouden raken. Ghosn, in alles de technicus, was keurig en precies in al zijn handelingen. Binnen het luik zat een plastic pakking die nog steeds goed afsloot, merkte hij bewonderend op. Dit was een pakking die vocht- en weerbestendig was. En dàt maakte dit helemaal tot een hypermodern, elektronisch apparaat. Ghosn raakte het zachtjes aan. Het stond niet onder druk. Hij gebruikte een klein mesje om in het plastic te snijden en pelde het zorgvuldig weg. Hij keek voor de eerste keer in de cilinder en het was alsof een hand van ijs plotseling zijn hart greep. Hij keek naar een verwrongen bol van geelgrijs... het leek wel vuil brooddeeg.
Het was toch een bom!
Op zijn minst een zichzelfvernietigend apparaat. Uitermate krachtig. Vijftig kilo van de zwaarste explosieven...
Ghosn deinsde achteruit en kreeg plotseling dringend behoefte om te urineren. De technicus zocht met trillende hand een sigaret die hij pas bij zijn derde poging aan kreeg. Hoe had hij dit... wat, kunnen missen? Wat had hij gemist? Niets. Hij was even zorgvuldig te werk gegaan als altijd. De Israëli’s hadden hem nog niet gedood. Hun ontwerpers waren slim, maar dat was hij ook.
Geduld, hield hij zichzelf voor. Hij begon aan een nieuw onderzoek van het exterieur van de cilinder. Daar was de kabel, nog steeds verbonden, van het radarapparaat en drie extra gaten voor pluggen, allemaal leeg.
Wat weet ik van dit ding?
Radarzender/ontvanger, zware kast, toegangsluik... explosieve bol verbonden met...
Ghosn leunde weer naar voren om het voorwerp te bestuderen. Op regelmatige en symmetrische afstanden bevonden zich detonators op de bol... de draden daaruit waren...
Het is niet mogelijk. Nee, dat kan het niet zijn!
Ghosn verwijderde de detonators een voor een. Hij ontkoppelde alle draden en legde ze zorgvuldig en langzaam op een deken, want detonators waren de kwetsbaarste dingen die de mens ooit vervaardigd had. Het zware explosief was daarentegen zo veilig te gebruiken, dat je er rustig een stuk van kon afbreken en aansteken om een ketel water mee te verwarmen. Hij gebruikte het mes om de verrassend harde blokken los te wrikken.

“Er bestaat een oude legende van Pandora, een vrouw uit de mythologie die een doos kreeg. Hoewel haar verteld was die niet te openen, was ze zo dwaas dit wel te doen, waardoor twist en oorlog en dood in onze wereld werden losgelaten. Pandora was wanhopig, tot zij helemaal alleen en onder in de bijna lege doos, de geest van de hoop zag. Wij hebben allemaal te veel oorlog en ellende meegemaakt, maar nu kunnen we eindelijk gebruik van de hoop maken. Het is een lange weg geweest, een bloedige weg, een weg gemarkeerd door wanhoop, maar het is altijd een weg omhoog geweest, omdat hoop het gezamenlijke visioen van de mensheid is geweest, het visioen van hoe het kan, behoort en moet zijn. En hoop heeft ons naar dit punt gevoerd. De oeroude legende kan dan een heidense oorsprong hebben, maar haar waarheid is vandaag duidelijk zichtbaar. Op deze dag stoppen wij oorlog en twist en onnodige dood weer terug in de doos. We sluiten het conflict weer op en behouden de hoop: Pandora’s laatste en belangrijkste geschenk aan de gehele mensheid. Deze dag is de vervulling van de droom van de gehele mensheid.
Op deze dag accepteren wij uit Gods hand het geschenk van de vrede. Dank u.” De president glimlachte warm tegen de camera en liep naar zijn zetel onder het meer dan beleefde applaus van zijn gelijken. Het was tijd om het verdrag te tekenen. Het ogenblik was aangebroken en omdat hij de laatste spreker was, was Fowler ook de eerste die tekende. J. Robert Fowler werd een man van de geschiedenis.

Nu ging hij niet langzaam meer te werk. Hij trok de blokken weg en wist dat hij roekeloos was en spilziek, maar nu wist hij — dacht hij te weten — wat hij in zijn handen had.
En daar was het: een bal metaal, een glanzende, met nikkel beklede bol, niet verroest of beschadigd door al die jaren in de tuin van de druze, beschermd door de plastic pakking van de Israëlische technici. Het was geen groot voorwerp, niet veel groter dan een bal waar een kind mee speelt. Ghosn wist wat hij nu moest doen. Hij stak zijn hand helemaal in de verbrokkelde massa explosieven en raakte met zijn vingers het glanzende nikkelen oppervlak aan.
Ghosns vingers beroerden de bal van metaal. Die voelde warm aan.
“Allahu akhbar!”