8: Het Pandora Proces
De omgebouwde Boeing 747 steeg vlak voor zonsondergang van de startbaan van Andrews op. President Fowler had een zware anderhalve dag gehad, vol briefings en afspraken waar niet onder uit te komen viel. Er zouden er nog twee komen die zo mogelijk nog erger waren: zelfs presidenten zijn ondergeschikt aan de grillen van het gewone menselijk bestaan en in dit geval was de acht uur durende vlucht naar Rome gekoppeld aan een tijdsverschil van zes uur. Die jetlag zou de genadeslag zijn. Fowler was zo’n doorgewinterde reiziger dat hij dit uitstekend wist. Om het ergste op te vangen, had hij gisteren en vandaag wat met zijn slaappatroon gefoezeld, zodat hij voldoende moe zou zijn om het grootste deel van de vliegtocht slapend door te brengen. De VC-25A had uitbundige voorzieningen aan boord, zo gerieflijk als Boeing en de Amerikaanse luchtmacht maar konden regelen. De VC-25A, een vliegtuig dat weinig eisen aan zijn passagiers stelde, had in de neus de presidentiële vertrekken ingebouwd. Het bed, in feite een omgebouwde bank, was groot genoeg en de matras was afgestemd op zijn persoonlijke smaak. Het vliegtuig was ook dusdanig groot, dat een echte scheiding tussen de pers en de regeringsfunctionarissen mogelijk was: bijna tachtig meter lang. De pers bevond zich in een afzonderlijk compartiment in de staart. Terwijl zijn persvoorlichter zich met de verslaggevers achterin bezighield, kreeg Fowler discreet bezoek van zijn nationale veiligheidsadviseur. Pete Connor en Helen D’Agustino schonken elkaar een blik die een buitenstaander voor nietszeggend had gehouden, maar die boekdelen sprak binnen de nauwe broederschap van de geheime dienst. De veiligheidspolitieman, daar door de luchtwacht aangesteld, staarde naar het achterschot en probeerde niet te glimlachen.
“En Ibrahim, wat vind je van onze bezoeker?”
vroeg Qati.
“Hij is sterk, onbevreesd en heel sluw, maar ik zie nog niet goed
in hoe we hem kunnen gebruiken,” antwoordde Ibrahim Ghosn. Hij
vertelde het verhaal van de Griekse politieman.
“Brak hij zijn nek?” Die man was in elk geval geen spion... dat wil
zeggen, als die politieman werkelijk gestorven was en dit geen
ingewikkelde list was van de Amerikanen, Grieken, Israëli’s en God
mag weten wie!
“Als een twijg.”
“Zijn contacten in Amerika?”
“Dat zijn er maar weinige. Hij wordt door hun politie opgejaagd.
Zijn groep, beweert hij, heeft drie agenten gedood en zijn broer
viel onlangs in een hinderlaag en is toen door hen
vermoord.”
“Hij is ambitieus in de keuze van zijn vijanden.
Opleiding?”
“Formeel gesproken niet veel zaaks, maar hij is wel
slim.”
“Wat zijn zijn vaardigheden.”
“Daar kunnen wij er maar weinig van gebruiken.”
“Hij is een Amerikaan,” merkte Qati op. “Hoeveel hebben we er
daarvan?” Ghosn knikte. “Dat is waar, commandant.”
“Hij kan natuurlijk een infiltrant zijn.”
“Die kans acht ik zeer gering, maar we moeten voorzichtig
zijn.”
“Hoe dan ook, ik heb een klus voor je,” en Qati vertelde over de
bom. “Alweer een?” Ghosn was een deskundige, maar hij was niet
bijster gelukkig met dit specialisme. “Ik ken die boerderij, met
die rare ouwe kerel. Ik weet het, ik weet het, zijn zoon heeft
tegen de Israëli’s gevochten en jij bent op die kreupele gesteld.”
“Die kreupele man heeft het leven van een kameraad gered. Fazi zou
doodgebloed zijn als hij niet opgevangen was in dat winkeltje. Dat
had hij niet hoeven te doen. Dat was op een tijdstip dat de Syriërs
woest op ons waren.”
“Akkoord dan. Ik heb toch de rest van de dag niets te doen. Ik heb
een vrachtwagen en een paar mensen nodig.”
“Die nieuwe vriend is sterk, zeg je? Neem hem maar mee.”
“Zoals je wilt, commandant.”
“En let op!”
“Insh’Allah.”Ghosn was bijna
afgestudeerd aan de Amerikaanse universiteit van Beiroeth; bijna,
omdat een van zijn docenten ontvoerd werd en twee andere dat als
een excuus hadden gebruikt om het land te verlaten. Hierdoor
ontgingen Ghosn de laatste negen praktijkuren, nodig voor een graad
in techniek. Niet dat hij die echt nodig had. Hij was de beste van
zijn klas geweest en had voldoende opgestoken van zijn leerboeken
om niet naar de uitleg van zijn instructeurs te hoeven luisteren.
Hij had nogal wat tijd in zelfgekozen labs doorgebracht. Ghosn was
nooit een frontsoldaat van de beweging geweest. Hoewel hij wist hoe
met kleine wapens om te gaan, waren zijn vaardigheden met
explosieven en elektronica te belangrijk om op het spel gezet te
worden. Ook zag hij er jeugdig en knap uit, en was hij vrijwel
blank, waardoor hij nogal wat afreisde. Hij was min of meer een
voorbereider, kwartiermaker, iemand die geschikte lokaties voor
toekomstige operaties uitzocht, en met zijn technisch oog en
geheugen maakte hij kaarten, bepaalde hij welke apparatuur nodig
was en verleende hij technische steun aan de mensen die de
feitelijke operatie uitvoerden. Die behandelden hem met veel meer
respect dan een buitenstaander zou hebben verwacht. Aan zijn moed
twijfelde geen mens. Hij had zijn dapperheid meer dan eens bewezen
door niet-ontplofte bommen en granaten, die de Israëli’s in Libanon
hadden achtergelaten, te ontdoen van hun ontsteking, waarna hij die
explosieven weer in zelfgemaakte bommen verwerkte. Ibrahim Ghosn
zou een welkome versterking zijn geweest voor wel tien of meer
professionele organisaties in de gehele wereld. Hij was een begaafd
technicus, zij het grotendeels autodidact, en daarnaast een
Palestijn wiens familie Israël had moeten verlaten toen het land
gesticht werd. De familie had in het volste vertrouwen verkeerd
spoedig terug te keren, zodra de arabische legers van die tijd de
binnendringers snel en moeiteloos hadden verdreven. Maar dat
gelukkige moment had nooit plaatsgevonden en zijn
jeugdherinneringen gingen over overvolle, onhygiënische
opvangkampen waar haat jegens Israël bijna net zo’n geloofspunt was
geweest als de islam. Dat kon ook niet anders. Opgegeven door de
Israëli’s als mensen die vrijwillig hun land hadden verlaten,
grotendeels genegeerd door andere arabische landen die hun lot
aanmerkelijk hadden kunnen verzachten, maar dat niet hadden gedaan.
Ghosn en de zijnen waren voor hen slechts pionnen in een groot
spel, waarvan de spelers nooit overeenstemming over de regels
hadden bereikt. Haat jegens Israël en diens vrienden was even
vanzelfsprekend als ademhalen, en het zoeken naar wegen om een
einde te maken aan dergelijke levens was zijn taak geworden. Hij
had zich nooit afgevraagd waarom.
Ghosn kreeg de sleutels van een in Tsjecho-Slowakije gemaakte
GAZ-66 vrachtwagen. Die was niet zo betrouwbaar als een Mercedes,
maar er was veel gemakkelijker aan te komen; in dit geval had zijn
organisatie hem jaren geleden via de Syriërs gekregen. Op de bak
was een hijssteIling in de vorm van een A-frame opgetrokken. Ghosn
stapte met de Amerikaan en de chauffeur in de cabine van de wagen.
Twee andere mannen klommen in de laadbak, waarna de vrachtwagen het
kamp uit reed. Marvin Russell bestudeerde het terrein met de ogen
van een jager die in een nieuw gebied is beland. De hitte was
slopend, maar niet echt erger dan in de Badlands met een kwalijke
wind uit Chinook, en de begroeiing — of het ontbreken daarvan —
verschilde niet veel van die in het reservaat van zijn jeugd. Wat
voor een ander onherbergzaam leek, was gewoon een stoffige plek
voor een Amerikaan die in zo’n landschap was opgegroeid. Behalve
dan dat ze hier niet de woeste stormen kenden — en de tornado’s die
daaruit voortkwamen — van de Amerikaanse vlakten. De heuvels waren
ook hoger dan die van de golvende Badlands. Russell had nooit
eerder bergen gezien. Nu zag hij ze: hoog en droog en heet genoeg
om een klimmer naar adem te doen snakken. De meeste klimmers, dacht
Marvin Russell. Hij kon het aan. Hij was in vorm, in betere vorm
dan die arabieren.
Van de andere kant leken de arabieren verzot op geweren te zijn.
Zoveel geweren, aanvankelijk voornamelijk Russische AK-47’s, maar
spoedig zag hij zwaar antiluchtmachtgeschut en soms een batterij
surface-to-air raketten, tanks en zelfrijdende veldkanonnen die van
het Syrische leger waren. Ghosn zag dat zijn bezoeker
geïnteresseerd was en gaf een toelichting.
“Die zijn er om de Israëli’s buiten de deur te houden,” zei hij,
zijn eigen overtuiging vertolkend. “Jouw land bewapent de
Israëli’s, en de Russen bewapenen ons.” Hij voegde er niet aan toe
dat dit in toenemende mate moeilijker ging.
“Ben je ooit aangevallen, Ibrahim?”
“Heel vaak, Marvin. Ze sturen hun vliegtuigen. Ze sturen
commando-eenheden. Ze hebben duizenden van mijn volk gedood. Ze
hebben ons van ons land verjaagd. Wij worden gedwongen in kampen te
leven die...”
“Ja, dat ken ik, man. Bij ons thuis noemen ze het
reservaten.”
Dat was iets dat Ghosn niet wist. “Ze kwamen naar ons land, het
land van onze voorouders, doodden onze buffel, stuurden hun leger
en roeiden ons uit. Meestal vielen ze kampen met vrouwen en
kinderen aan. We probeerden terug te vechten. We roeiden het hele
regiment van generaal Custer uit op een plaats die Little Big Horn
heet — dat is de naam van een rivier — en onze leider heette toen
Crazy Horse. Maar dat weerhield hen niet. Er waren er gewoon te
veel, te veel soldaten, te veel wapens, en ze pikten het beste land
in en lieten ons met de troep achter. Ze lieten ons als bedelaars
leven. Nee, dat is niet juist. Als dieren, alsof wij niet eens
mensen waren, omdat wij er anders uitzien, anders praten, een
andere godsdienst belijden. Ze deden dat gewoon omdat wij land
hadden waarop zij wilden wonen. En ze hebben ons weggeveegd zoals
je vuil wegveegt.”
“Dat wist ik niet,” zei Ghosn, verbaasd over het feit dat zijn volk
niet het enige was dat zo behandeld werd door de Amerikanen en hun
Israëlische vazallen. “Wanneer is dat gebeurd?”
“Honderd jaar geleden. Het begon eigenlijk rond 1865. We hebben
gevochten, man. We hebben gedaan wat we konden, maar we hadden geen
schijn van kans. Wij hadden geen vrienden, moet je weten. We hadden
geen vrienden zoals jullie. Niemand heeft ons geweren en tanks
gegeven. Dus maakten ze onze dapperste krijgers dood. Ze lokten de
leiders in de val en vermoordden hen toen; zo zijn Crazy Horse en
Sitting Bull om het leven gekomen. Ze hebben ons onder druk gezet
en uitgehongerd, tot we ons moesten overgeven. We mochten blijven
in stoffige, smerige plaatsen, we kregen net voldoende te eten om
in leven te blijven, maar niet voldoende om weer sterk te worden.
Toen enkelen onder ons probeerden terug te vechten, probeerden weer
man te zijn... nou ja, ik heb je verteld wat er met mijn broer is
gebeurd. Ze schoten hem vanuit een hinderlaag als een dier neer. Ze
vertoonden het zelfs op televisie, zodat de mensen goed konden zien
wat er gebeurde als een indiaan te veel praatjes kreeg.” Die man
was inderdaad een kameraad, besefte Ghosn. Dit was geen infiltrant
en zijn verhaal was niet anders dan dat van een Palestijn.
Verbazingwekkend! “En waarom ben je hiernaar toe gekomen,
Marvin?”
“Ik moest vertrekken voor ze mij oppakten, man. Ik ben daar niet
trots op, maar wat kon ik anders? Moest ik soms wachten tot ze me
in een hinderlaag lokten?” Russell haalde zijn schouders op. “Ik
dacht: laat ik maar naar een plek gaan zoeken, naar mensen die net
zijn als ik. Misschien leer ik dan wat, leer ik hoe ik terug kan
gaan, hoe ik mijn volk kan bijbrengen om terug te vechten.” Russell
schudde zijn hoofd. “Het is verdomme misschien allemaal hopeloos,
maar ik geef het niet op, begrijp je dat?”
“Ja vriend, ik begrijp het. Zo is het ook mijn mensen vergaan voor
ik geboren werd. Maar je moet goed begrijpen dat het niet hopeloos
is. Zolang je maar rechtop staat en terug vecht, is er altijd hoop.
Daarom jagen ze je op, omdat ze je vrezen.” “Ik hoop dat je gelijk
hebt, man.” Russell staarde uit het open raam en de stof stak in
zijn ogen, tienduizend kilometer van huis. “Wat gaan we nu
doen?”
“Toen jij tegen de Amerikanen vocht, hoe kwamen jullie krijgers
toen aan wapens?” “Voornamelijk door te gebruiken wat zij
achterlieten.”
“Dat is bij ons ook zo, Marvin.”
Fowler ontwaakte halverwege de Atlantische
Oceaan. Nou, dit was dan de eerste keer, hield hij zich voor. Dit
was hem nooit eerder in een vliegtuig overkomen. Hij vroeg zich af
of het een andere Amerikaanse president ooit was gelukt, of een
collega van hem het ooit gedaan had met zijn nationale
veiligheidsadviseur op weg naar de paus. Hij staarde uit het raam.
Het was heel helder, zo hoog in het noorden — het vliegtuig was
vlak bij Groenland — en hij vroeg zich even af of het al ochtend
was of nog nacht. Dat was bijna een metafysische vraag in een
vliegtuig waar de tijd sneller veranderde dan een horloge kon
bijhouden.
Maar zijn missie was ook metafysisch. Dit zou in de herinnering
blijven voortleven. Fowler kende zijn geschiedenis. Dit was iets
unieks. Het was nooit eerder gebeurd. Misschien was dit het begin
van het proces, misschien wel het einde, maar waar hij mee bezig
was, liet zich gemakkelijk vertellen. Hij zou een einde aan de
oorlog maken. J. Robert Fowlers naam zou aan dit verdrag verbonden
worden. Het was het initiatief van zijn regering geweest. Zijn
speech voor de VN had de naties van de wereld naar het Vaticaan
gevoerd. Zijn ondergeschikten hadden de onderhandelingen verricht.
Zijn naam zou boven aan de documenten van het verdrag staan. Zijn
strijdmachten zouden de vrede garanderen. Hij had zijn plaats in de
geschiedenisboeken werkelijk verdiend. Dit was onsterfelijkheid,
het soort dat alle mensen begeren, maar slechts weinigen verwerven.
Was het dan zo’n wonder dat hij opgewonden was? vroeg hij zich
peinzend en zonder hartstocht af. De grootste vrees van de
president was nu verdwenen. Hij had zich die vraag vanaf het eerste
moment gesteld, dat eerste ogenblik van een voorbijvliedende
gedachte over zichzelf, toen hij nog officier van justitie was en
de capo van een Cosa Nostra-familie in
Cleveland wilde pakken: als jij president
bent, kun je dan op die knop drukken? Had hij dat kunnen
doen? Had hij de beslissing kunnen nemen als de veiligheid van zijn
land de dood van duizenden, miljoenen andere menselijke wezens
vergde? Vermoedelijk niet, constateerde hij. Daarvoor was hij een
te goed mens. Het was zijn taak mensen te beschermen, hun de weg te
wijzen, hen over een zegenrijk pad te voeren. Ze zouden misschien
niet altijd begrijpen dat hij gelijk had en zij ongelijk, dat zijn
visie de juiste was, de meest logische. Fowler wist van zichzelf
dat hij in dergelijke zaken kil en hooghartig kon zijn, maar hij
had altijd gelijk. Dat wist hij zeker. Hij moest wel zeker zijn van
zichzelf en zijn beweegredenen. Als hij het ooit bij het verkeerde
eind had gehad, wist hij, dan zou zijn overtuiging louter
arrogantie zijn en die beschuldiging was hem vaak genoeg in het
gezicht geslingerd. Het enige waar hij onzeker over was, was zijn
vermogen een kernoorlog te ontketenen.
Maar dat was niet meer aan de orde. Hoewel hij dat nooit in het
openbaar had toegegeven, hadden Reagan en Bush een einde aan die
mogelijkheid gemaakt door de Sovjets te dwingen hun eigen
tegenstellingen onder ogen te zien, zich anders te gaan opstellen.
En dat was allemaal in vrede verlopen, omdat de mens uiteindelijk
logischer was dan een beest. Natuurlijk zouden er kritische
situaties overblijven, maar zolang hij zijn werk goed deed, zouden
die niet uit de hand lopen. En de reis die hij nu maakte, zou een
einde maken aan het gevaarlijkste probleem dat de wereld restte:
dat probleem waar geen enkele regering raad mee had geweten. Waarin
Nixon en Kissinger hadden gefaald, wat de dappere pogingen van
Carter had weerstaan, de halfslachtige probeersels van Reagan en de
goedbedoelde openingen van Bush en zijn eigen voorganger; wat geen
van allen gelukt was, daarin was hij, Bob Fowler, geslaagd. Dit zou
zijn tweede termijn ook zeker stellen: een meerderheid van
vijfenveertig staten, een solide beheersing van het Congres en het
restant van zijn allesomvattende sociale programma’s. Met een
historische prestatie als deze kwam internationaal prestige en een
immens aanzien in het eigen land met de daaraan gekoppelde macht.
Dit was macht van het beste soort, op de beste wijze verdiend en
van het soort dat hij ten volle kon benutten. Met een pennestreek —
diverse pennestreken in feite, want dat was de gewoonte — zou
Fowler grootheid bereiken: een reus te midden van goede mensen en
een goed mens te midden van de machtigen. Niet één keer in een
generatie kende een enkele man zo’n ogenblik. Wellicht niet één
keer in een hele eeuw. En niemand kon dit van hem afnemen. Het
vliegtuig vloog op een hoogte van 43 000 voet en had een
grondsnelheid van 633 knopen. Door de lokatie van zijn cabine kon
de president voor zich uit kijken, kon hij neerkijken op een wereld
waarvan hij de zaken zo voortreffelijk regelde. De vlucht verliep
uitermate soepel en Bob Fowler ging geschiedenis maken. Hij keek
naar Elizabeth die op haar rug lag, haar rechterhand boven haar
hoofd en de dekens tot aan haar middel teruggeslagen, waardoor haar
fraaie borst zichtbaar was. Terwijl het merendeel van de passagiers
ongelukkig in de stoelen zat in een poging wat te slapen, keek hij
zijn ogen uit. Fowler wilde niet meteen weer slapen. De president
had zich nog nooit zo op en top man gevoeld, een groot man, om
precies te zijn, maar op dit ogenblik uitsluitend een man. Zijn
hand gleed over haar borsten. Elizabeths ogen gingen wijd open en
ze glimlachte, alsof ze in haar dromen zijn gedachten geraden
had.
Net als thuis,
dacht Russell. Het huis was van natuursteen gemaakt in plaats van
baksteen en het dak was plat in plaats van spits, maar het stof was
hetzelfde en het zielige tuintje ook. En de man had gemakkelijk een
Sioux kunnen zijn, met zijn vermoeide ogen, de gebogen rug, de
oude, knoestige handen van iemand die door anderen was
verslagen.
“Dit moet het zijn,” zei hij toen de vrachtwagen vaart
minderde.
“De zoon van de oude man heeft tegen de Israëli’s gevochten en is
daarbij zwaargewond geraakt. Het zijn beiden vrienden van
ons.”
“Voor je vrienden moet je zorgen,” erkende Marvin. De vrachtwagen
bleef staan en Russell moest eruit springen om Ghosn gelegenheid te
geven uit te stappen. “Kom mee, ik zal je voorstellen.”
Het was verrassend formeel voor de Amerikaan. Hij verstond er geen
woord van, maar dat hoefde natuurlijk ook niet. Het respect van
zijn vriend Ghosn voor de oude was iets plezierigs om te zien. Na
enkele opmerkingen keek de boer naar Russell en boog hij zijn
hoofd, hetgeen de Amerikaan in verlegenheid bracht. Marvin pakte
hem zacht bij de hand en schudde die op de wijze van zijn volk,
waarbij hij iets mompelde dat Ghosn vertaalde. Toen ging de boer
hen voor, de tuin in.
“Verdomme,” zei Russell toen hij zag wat het was.
“Amerikaanse Mark 84 bom, 2000 pond, zo te zien...” zei Ghosn
losjes en wist toen meteen dat hij het mis had... die neus was niet
precies gelijk... ja natuurlijk, de neus was verbogen en
ingedeukt... maar toch raar... Hij bedankte de boer en gebaarde dat
die naar de vrachtwagen moest gaan. “Eerst moeten we hem
blootleggen. Voorzichtig, heel voorzichtig.”
“Ik doe dat wel, zei Russell. Hij liep terug naar de vrachtwagen en
koos een militaire vouwschop uit.
“Wij hebben mensen...” De Amerikaan onderbrak Ghosn.
“Laat mij het doen. Ik zal voorzichtig zijn.”
“Raak hem niet aan. Gebruik de schop om eromheen te graven, maar
haal met je handen de aarde van de bom weg, Marvin. Ik waarschuw
je, dit is uiterst gevaarlijk.” “Dan kun je beter een eind naar
achteren gaan,” zei Russell grinnikend terwijl hij zich omdraaide.
Hij moest deze man tonen dat hij moedig was. Het doden van die
politieman was een peuleschilletje geweest, geen enkele uitdaging.
Dit was anders. “En mijn kameraad in gevaar achterlaten?” vroeg
Ghosn retorisch. Hij wist best dat dit wel zo verstandig zou zijn.
En hij zou zich ook teruggetrokken hebben als zijn eigen mensen
hadden moeten graven, omdat zijn vaardigheden te waardevol waren om
ze op zo’n stomme manier te riskeren, maar hij kon geen zwakheid
tegenover die Amerikaan tonen. Bovendien kon hij zo een oogje in
het zeil houden en kijken of de man even moedig was als
scheen.
Ghosn werd niet teleurgesteld. Russell trok zijn overhemd uit en
ging op zijn knieën liggen om om de bom heen te graven. Hij lette
zelfs op de tuin, veel beter dan Ghosns mannen gedaan zouden
hebben. Na een uur had hij een ondiepe kuil rond de bom gegraven en
de aarde over vier keurige hopen verdeeld. Maar toen wist Ghosn al
dat er iets vreemds aan de hand was. Het was geen Mark 84. Hij had
ongeveer dat formaat, maar de vorm was anders en het omhulsel...
dat klopte niet. De Mark 84 had een stevig omhulsel van gietijzer
zodat, als de ontsteking ontbrandde, het omhulsel veranderde in een
miljoen scheermesscherpe scherven om mensen mee aan stukken te
rijten. Maar deze niet. Op twee plaatsen was het omhulsel duidelijk
gebroken en het was niet dik genoeg voor zo’n bom. Maar wat was het
verdomme dan wel?
Russell ging nu naar de bom zelf toe en gebruikte zijn hand om de
aarde van het oppervlak weg te halen. Hij was zorgvuldig en
voorzichtig. De Amerikaan begon overvloedig te zweten, maar zijn
inspanning bleef onverlet. De spieren in zijn arm golfden en Ghosn
bewonderde hem daarvoor. De man bezat een fysieke kracht die hij
nooit eerder had gezien. Zelfs Israëlische parachutisten zagen er
niet zo formidabel uit. Hij had er wel twee ton zand en stenen uit
gegraven, maar dat was nauwelijks aan hem te zien en zijn
bewegingen bleven even rustig en machtig als die van een
machine.
“Hou even op,” zei Ghosn. “ik moet mijn gereedschap
pakken.”
“Oké,” zei Russell. Hij ging zitten en keek naar de bom.
Ghosn kwam met een rugzak en een veldfles terug die hij aan de
Amerikaan overhandigde.
“Bedankt, man. Het wordt een beetje heet hier.” Russell dronk een
halve liter water. “En nu?”
Ghosn nam een verfkwast uit de rugzak en veegde hiermee de laatste
aarde van het wapen. “Nu moet je maar gaan,” waarschuwde
hij.
“Ik blijf liever hier, Ibrahim, als je dat niet erg
vindt.”
“Nu wordt het echt gevaarlijk.”
“Jij bent ook bij mij gebleven,” merkte Russell op.
“Zoals je wilt. Ik zoek naar de ontsteking.”
“Zit die niet voorin?” Russell wees naar de neus van de
bom.
“Niet daar. Meestal zit er eentje vooraan, maar die mis ik hier.
Dat daar is gewoon een afdichting die erop geschroefd is. En een in
het midden en een van achteren.” “Hoe komt het dat deze geen vinnen
heeft?” vroeg Russell. “Bommen hebben toch vinnen, net als een
pijl.”
“De vinnen zijn er vermoedelijk af gerukt toen hij de grond raakte.
Zo treffen we vaak bommen aan, omdat de vinnen eraf vliegen en op
de grond terechtkomen.” “Wil je dat ik de achterkant van dat ding
blootleg?”
“Heel, heel voorzichtig, Marvin. Alsjeblieft.”
“Oké, man.”Russell liep om zijn vriend heen en ging door met het
verwijderen van aarde bij de achterkant van de bom. Ghosn,
constateerde hij, was een koele kikker. Marvin was nog nooit zo
bang geweest, zo dicht bij een klotelading explosieven, maar hij
mocht hangen als hij iets dat op angst leek aan deze kerel zou
tonen. Ibrahim mocht dan wel een dun kippenekje hebben, maar de
gozer had echt lef. Moest je hem nou eens met die bom zien omgaan!
Hij zag dat Ghosn de aarde eraf veegde alsof hij met de borstel
over de borsten van een meisje wreef, en ging toen zelf even
behoedzaam verder. Tien minuten later had hij de achterkant
blootgelegd. “Ibrahim?”
“Ja Marvin?” zei Ghosn zonder op te kijken.
“Er is niets hier. De achterkant is gewoon een gat, man.”
Ghosn nam de borstel van het omhulsel af en draaide zich om om te
kijken. Dat was vreemd. Maar hij had andere dingen te doen.
“Bedankt. Hou nou maar op. Ik heb nog steeds geen ontsteking
gevonden.”
Russell liep een eindje achteruit, ging op een berg aarde zitten en
dronk de rest van de veldfles leeg. Hij kreeg een idee en liep naar
de vrachtwagen. Daar stonden de drie mannen die zij meegenomen
hadden met de boer te praten; de boer keek gewoon vanuit de open
deur toe en de anderen hadden zich behoedzaam achter de stenen
muren van het huis opgesteld. Russell wierp een man zijn lege
veldfles toe en kreeg op dezelfde wijze een volle geretourneerd.
Hij stak zijn duim omhoog en liep terug naar de bom.
“Stop er even mee en drink wat,” zei Marvin toen hij
terugkwam.
“Goed idee,” beaamde Ghosn en legde de borstel naast de
bom.
“Iets gevonden?”
“Misschien een verbinding van een plug, meer niet.” En dat was ook
vreemd, vond Ghosn toen hij de dop van de veldfles schroefde. Er
waren geen tekens op de bom geverfd, alleen een zilveren streep met
een rood vierkant bij de neus. Kleurcodes waren gewoon bij bommen,
maar deze had hij nooit eerder gezien. Wat was dit verdomde ding
dan? Misschien wel een FAE of een of andere munitiehouder. Het was
iets raars en verouderds en hij had zoiets nooit eerder gezien. En
hij was in 1973 neergekomen. Misschien maakten ze die dingen al
lang niet meer. Dat was erg slecht nieuws. Als het iets was dat hij
nooit eerder had gezien, kon het misschien een ontstekingssysteem
hebben waar hij niets van wist. Zijn handboek voor dit soort dingen
was van Russische makelij, maar in het arabisch gedrukt. Ghosn
kende het allang uit zijn hoofd, maar er stond geen beschrijving in
van iets als dit. En dat was werkelijk angstaanjagend. Ghosn nam
een ferme teug uit de veldfles en goot toen water over zijn
gezicht.
“Hou je rustig, man,” zei Russell die de spanning van de ander in
de gaten had. “Dit is nooit een gemakkelijke klus, vriend, en het
is altijd uiterst beangstigend.” “Je ziet er toch nog behoorlijk
rustig uit, Ibrahim.” Dat was geen leugen. Terwijl Ghosn de aarde
wegborstelde, leek hij bijna een dokter die met iets heel moeilijks
bezig was, dacht Russell, maar die het toch maar deed. Die kleine
klojo had echt lef, zei Marvin weer in zichzelf.
Ghosn draaide zich grijnzend om. “Dat is niet waar. Ik ben
doodsbenauwd. Ik heb hier echt de pest aan.”
“Je hebt echt ontzettend veel lef, man, en ik besodemieter je
niet.”
“Bedankt. Nu ga ik weer door. Als ik jou was, zou ik maar
weggaan.”
Russell spuwde op de grond. “Fuck it.”
“Dat zou heel moeilijk gaan,” grinnikte Ghosn. “En als de ‘dame’
erop ingaat, zou je dat misschien niet leuk vinden.”
“Ik denk dat de aarde echt beweegt als dit soort rotzakken
klaarkomt.” Ghosn kende wel zoveel Amerikaans idioom, dat hij
brullend van het lachen achteroverviel. “Toe Marvin, je moet niet
van die dingen zeggen terwijl ik aan het werk ben.” Ik mag die vent wel, dacht Ghosn. Wij hebben te weinig humor. Ik mag die Amerikaan.
Hij moest nog enkele minuten wachten eer hij zover gekalmeerd was
dat hij zijn werk kon hervatten.
Er ging weer een uur voorbij zonder dat er iets gebeurde. Het
omhulsel vertoonde naden, en zelfs een soort van luik... dat had
hij nooit eerder gezien. Maar geen ontsteking. Als er eentje was,
dan moest die aan de onderkant zitten. Russell spitte wat aarde weg
zodat Ghosn de bom nader kon inspecteren, maar ook dat haalde niets
uit. Hij besloot de achterkant te controleren.
“Ik heb een zaklantaarn in mijn zak...”
“Ik heb hem.” Russell overhandigde hem.
Ghosn lag op de grond en kroop zo ver naar voren dat hij in het gat
kon kijken. Het was daar natuurlijk donker en hij deed de lamp
aan... Hij zag elektrische bedrading en iets anders, een soort
metalen frame... latwerk, om precies te zijn. Hij dacht dat hij
niet dieper kon zien dan tachtig centimeter... en als dit een echte
bom was, zou er niet zoveel lege ruimte zijn. Nou nou! Ghosn wierp
de lamp naar de Amerikaan. “We hebben vijf uur verspild,” kondigde
hij aan.
“Hoezo?”
“Ik weet niet wat dit voor een ding is, maar het is geen bom.” Hij
ging rechtop zitten en begon even te beven, maar herstelde zich
snel.
“Wat is het dan?”
“Een soort elektronische sensor, misschien een alarmsysteem. Wie
weet een camera... dan moet het lenzenstelsel onderin zitten. Het
doet er niet toe. Wat telt, is dat het geen bom is.”
“En wat nu?”
“We halen hem weg en nemen hem mee. Misschien is hij waardevol.
Misschien kunnen we iets aan de Russen of Syriërs
verkopen.”
“De oude man heeft zich dus voor niets zorgen gemaakt?”
“Klopt.” Ghosn ging staan en de twee mannen liepen terug naar de
vrachtwagen. “Het is nu veilig,” vertelde hij de boer. Hij kon hem
maar beter vertellen wat hij wilde horen. Waarom zou hij hem met de
feiten in verwarring brengen? De boer kuste Ghosns vuile handen en
die van de Amerikaan, waardoor Russell weer in verlegenheid werd
gebracht.
De chauffeur keerde de vrachtwagen, reed achteruit de tuin in en
probeerde zo weinig mogelijk schade aan de rijen met groenten aan
te richten. Russell keek toe terwijl de twee mannen een stuk of zes
zakken met zand vulden en op de vrachtwagen smeten. Toen brachten
ze een band om de bom aan en krikten die omhoog. De bom, of wat het
ook was, was zwaarder dan verwacht en RusselI nam het werk aan de
hijsinstallatie over, waarbij hij opnieuw zijn kracht demonstreerde
door de bom in zijn eentje omhoog te takelen. De arabieren zwaaiden
het A-frame naar voren en hij liet de bom in het nest van
zandzakken zakken. Met enkele touwen werd de bom vastgesjord en dat
was dat.
De boer wilde hen niet zomaar laten gaan. Hij kwam met thee en
brood en stond erop de mensen eten te geven voor ze weggingen.
Ghosn accepteerde de gastvrijheid van de man met passende
nederigheid. Vier lammetjes werden op de vrachtwagen geladen toen
die vertrok.
“Dat heb je mooi gedaan,” zei Russell toen ze wegreden.
“Wie weet,” zei Ghosn vermoeid. Stress was veel vermoeiender dan
lichamelijke arbeid, hoewel de Amerikaan met beide even goed
overweg leek te kunnen. Twee uur later waren ze weer terug in de
Bekaa-vallei. De bom — Ghosn had er nog steeds geen andere naam
voor — werd zonder boe of ba voor zijn werkplaats gelegd en de
groep van vijf gaf zich over aan de geneugten van vers lamsvlees.
Tot Ghosns verbazing had de Amerikaan nooit eerder lam gegeten, en
kon dus nu op een passende manier kennis maken met de traditionele
arabische lekkernij.
“Ik heb iets interessants, Bill,” kondigde
Murray aan toen hij de kamer van de directeur betrad.
“Wat dan, Danny?” Shaw keek op van zijn agenda met afspraken. “Er
is een politieman in Athene vermoord en ze denken dat een Amerikaan
het gedaan heeft.” Murray bracht Shaw op de hoogte van de
technische details. “Zijn nek met zijn blote handen gebroken?”
vroeg Bill.
“Dat klopt. De diender was maar een mager ventje,” zei Murray,
“maar toch...” “Jezus. Oké, laat maar zien.” Murray overhandigde de
foto’s. “Kennen wij die gozer, Dan? Het is bepaald geen beste
foto.”
“Al Denton denkt dat het misschien Marvin Russell is. Hij heeft de
computer erbij gehaald. Verder geen vingerafdrukken of ander spul
voor de technische recherche. De wagen stond geregistreerd op naam
van een derde figuur, die verdwenen is, die vermoedelijk nooit
heeft bestaan. De chauffeur van het andere voertuig is een
onbekende. Hoe dan ook, het signalement van de dader lijkt op dat
van Russell: kort en gespierd en de jukbeenderen en kleur geven hem
het uiterlijk van een indiaan. De kleding is helemaal Amerikaans.
Net als de koffer.”
“Jij vermoedt dus dat hij het land uit is gevlucht nadat we zijn
broer... slimme jongen,” constateerde Shaw. “Hij was van de twee de
slimste, hè?”
“Slim genoeg om verder met een arabier op te trekken.”
“Denk je dat?” Shaw bekeek de andere foto. “Zou een Griek kunnen
zijn, of een ander mediterraan type. De huid is iets te licht voor
een arabier, maar het is een alledaags gezicht en volgens jou is
hij onbekend? Is dat je instinct, Dan?”
“Ja,” knikte Murray. “Ik ben het dossier nagegaan. Een informant
vertelde ons een paar jaar geleden dat Marvin een poos daarvoor een
reis naar de oostkust heeft gemaakt en daar contact heeft gehad met
de PFLP. Athene is een gemakkelijke stad om de kennismaking te
hernieuwen. Neutrale grond.”
“Ook een goede stad om connecties met de drugshandel aan te
knopen,” merkte Shaw op. “Wat hebben we nog meer over broeder
Marvin?”
“Niet veel. Onze beste CI (Confidential Informant: informant) zit
weer in de bak. Kreeg ruzie met een paar dienders van het reservaat
en verloor die.”
Shaw gromde. Het probleem met CI’s was natuurlijk dat de meesten
van hen misdadigers waren, die onwettige dingen deden en op gezette
tijden in de gevangenis belandden. Op die manier bewezen ze en
passant aan de onderwereld dat ze bona fide waren, maar even zo
goed waren ze dan een poos niet te gebruiken. Dat waren nu eenmaal
de regels van het spel. “Oké,” zei de directeur van de FBI, “jij
wilt iets. Kom ermee voor de dag.”
“Als we op de juiste plek wat druk uitoefenen, krijgen we onze CI
vrij wegens goed gedrag en dan kan hij weer naar het Genootschap
van Krijgers teruggaan. Als hier terroristen achter zitten, kunnen
we er maar beter nu al voor zorgen dat we erbij zijn. En dat geldt
ook voor drugs. Interpol is niet verder gekomen met die chauffeur.
Zijn gezicht is onbekend, ze weten niet of hij iets met terroristen
of drugs te maken heeft. Ze hebben een dode sergeant plus twee
gezichten waar geen naam aan vastzit. Ze hebben ons de foto’s
gestuurd omdat ze ten einde raad zijn. Ze hadden het idee dat het
een Amerikaan was...”
“Hotel?” vroeg de directeur, als altijd de rechercheur.
“Ja, dat hebben ze ontdekt. Zo’n middenklas geval. Tien mensen met
een Amerikaans paspoort hebben daar die dag uitgecheckt, maar het
zijn maar kleine hotelletjes waar van alles aankomt en vertrekt, en
ze hebben niets kunnen vinden om hem te identificeren. De staf van
het hotel weet niets. Zo’n tent is het. Wie zegt dat onze vriend
daar ooit gelogeerd heeft? De Grieken willen dat wij de namen van
het hotelregister natrekken,” besloot Murray.
Bill Shaw gaf de foto terug. “Dat is niet moeilijk. Haal ze maar
door de computer.” “Is al gebeurd.”
“Aangenomen dat wij weten dat deze twee iets met die moord te maken
hebben, nou, dan zullen we jouw instinct maar volgen. Goed, laat de
procureur-generaal maar weten dat onze CI zijn schuld aan de
maatschappij heeft betaald. Het wordt langzamerhand tijd dat we die
‘krijgers’ eens en voor altijd oprollen.” Shaw had zijn sporen
verdiend met terreurbestrijding,en die klasse misdadigers was nog
steeds het middelpunt van zijn diepste haat.
“Akkoord, en dan ga ik die drugsconnectie na. Over een week of twee
moet hij weer op vrije voeten zijn.”
“Dat lijkt me redelijk, Dan.”
“Wanneer gaat de president naar Rome?” vroeg Murray.
“Heel gauw. Het is me wat, hè?”
“Reken maar van yes. Kenny moet maar gauw naar een andere
betrekking uitzien. De vrede breekt uit.”
Shaw grinnikte. “Wie had dat kunnen denken! We kunnen hem altijd
nog een penning geven en een pistool. Dan kan hij tenminste eerlijk
zijn brood verdienen.”
De presidentiële veiligheid werd voltooid met
een op discrete afstand meevliegende formatie van vier
Tomcat-gevechtsvliegers van de marine. Zij volgden de VC-25A op een
afstand van acht kilometer, terwijl een radarsurveillancevliegtuig
ervoor zorgde dat niets Air Force One benaderde. Het gewone
commerciële luchtverkeer werd ter zijde gedirigeerd en de directe
omgeving van het militaire vliegveld dat voor de aankomst gebruikt
werd, was eerder gezeefd door een doek dan door een vergiet. Op de
grond stond de gepantserde limousine van de president, die enkele
uren eerder door een C-141B van de luchtmacht was binnengevlogen al
gereed, alsmede voldoende Italiaanse soldaten en politiemensen om
een regiment terroristen af te schrikken. President Fowler kwam
geschoren en met een roze geboend gezicht zijn privé-badkamer uit.
Zijn das was keurig gestrikt en hij glimlachte zoals Pete en Daga
hem nog nooit hadden zien glimlachen. En dat mocht ook wel, dacht
Connor. De agent moraliseerde niet zo intens als D’Agustino. De
president was een man, zoals de meeste presidenten, een eenzame man
— dubbel eenzaam na het verlies van zijn vrouw. Elliot mocht dan
een arrogant kreng zijn, maar ze was buiten kijf aantrekkelijk, en
als hierdoor de stress en druk die bij de baan hoorden iets werden
verlicht, dan moest het maar gebeuren. De president moest ook zijn
vertier hebben, want anders zou hij opbranden in zijn baan — zoals
anderen er door opgebrand waren — en dat was slecht voor het land.
Zolang HAWK geen belangrijke wet schond, zouden Connor en
D’Agustino zijn privacy en pleziertjes beschermen. Pete had er alle
begrip voor. Daga wenste alleen dat hij een betere smaak toonde.
E.E. had het presidentiële vertrek even tevoren verlaten en had
iets leuks aangetrokken. Ze voegde zich vlak voor de landing bij de
president in de eetsectie en gebruikte koffie en donuts. Het viel
niet te ontkennen dat ze aantrekkelijk was, vooral deze morgen. En
misschien was ze, dacht Helen D’Agustino, fantastisch tussen de
lakens. En buiten kijf waren zij en de president de best uitgeruste
mensen van de vliegreis. Die hufters van de media — de geheime
dienst had een ingeboren hekel aan verslaggevers — hadden de hele
reis ongelukkig in hun stoelen gedraaid en zagen er verfomfaaid
uit, ondanks hun opgewekte gezichten. Het gekweldst van allemaal
zag de presidentiële speechschrijfster eruit, die de hele nacht
zonder onderbreking, op koffie en wat gesprekjes na, had gewerkt en
die nauwelijks twintig minuten voor de landing haar speech aan
Arnie van Damm had gegeven. Fowler las hem tijdens het ontbijt door
en vond hem geweldig.
“Dit is prachtig, Callie!” De president keek stralend naar zijn
uitgeput staflid, dat de literaire elegance van een dichter bezat.
Fowler verbaasde iedereen die het zag door de jonge dame — ze was
aan de zonnige zijde van de dertig — een omhelzing te geven die
tranen opriep in Callie Westons ogen. “Rust maar lekker uit en
geniet van Rome.” “Graag gedaan, meneer de president.”
Het vliegtuig kwam op de aangewezen plaats tot stilstand. Een rode
loper werd van de trap uitgerold naar de grotere loper, die op zijn
beurt naar het podium voerde. De president en de premier van Italië
gingen op de hun aangewezen plaatsen staan, samen met de
Amerikaanse ambassadeur en de gebruikelijke aanhang, waaronder
enkele uitgeputte protocol-officieren die deze ceremonie werkelijk
tot op de seconde hadden uitgedokterd. De deur van het vliegtuig
werd door een sergeant van de luchtmacht geopend. Agenten van de
geheime dienst keken wantrouwend of er problemen waren en vingen de
blikken op van agenten van het ontvangstteam. Toen de president
verscheen, speelde de Italiaanse luchtmachtkapel de
aankomstmelodie, die verschilde van de traditionele Amerikaanse
‘Ruffles and Flourishes’. De president liep onbegeleid de trappen
af, op weg van werkelijkheid naar onsterfelijkheid, en het viel
verslaggevers op dat zijn tred veerkrachtig en ontspannen was. Zij
benijdden hem om het gerieflijke vertrek waarin hij in koninklijke
eenzaamheid had kunnen slapen. Slaap was het enige geneesmiddel
voor jetlag en de president had kennelijk uitstekend geslapen. Zijn
bij Brooks Brothers gekochte kostuum was geperst — de luchtmacht
bezat allerlei faciliteiten — zijn schoenen fonkelden en hij was
perfect geschoren en geknipt. Fowler liep naar de Amerikaanse
ambassadeur en diens vrouw, die hem naar de Italiaanse president
brachten. De kapel begon aan ‘The Star Spangled Banner’. Vervolgens
kwam de traditionele inspectie van de wacht en een kort
aankomstspeechje, dat slechts een voorproefje was van de
welsprekendheid die spoedig zou volgen. Bij elkaar duurde het
twintig minuten eer Fowler in zijn wagen stapte, samen met de
ambassadeur, dr. Elliot en zijn persoonlijke lijfwachten.
“De eerste waar ik echt van genoten heb,” was Fowlers evaluatie van
de ceremonie. Iedereen was het erover eens dat de Italianen hen
elegant ontvangen hadden. “Elizabeth, ik wil dat je in de buurt
blijft. Er zijn een paar puntjes van dat akkoord waar we ons nog
even over moeten buigen. En ik wil Brent er ook bij hebben. Hoe
gaat het met hem?” vroeg Fowier aan de ambassadeur.
“Vermoeid, maar best tevreden over zichzelf,” antwoordde
ambassadeur Coates. “De laatste zitting heeft ruim twintig uur
geduurd.”
“Wat schrijft de plaatselijke pers?” vroeg E.E.
“Ze zijn euforisch. Stuk voor stuk. Dit is een grote dag voor de
wereld.” Het gebeurt op mijn stekkie. En ik
ben erbij om alles mee te maken! zei Jef Coates in zichzelf.
Het gebeurt niet vaak dat je geschiedenis ziet
maken.
“Nou, dat was prettig.”
De National Military Command Center — NMCC —
bevindt zich in de D-ring van het Pentagon, vlak bij de
Rivieringang. Het is een van de weinige regeringsinstellingen die
er precies zo uitzien als Hollywood uitbeeldt. Het bestrijkt een
gebied ter grootte van een basketbalveld, maar dan twee
verdiepingen hoog. NMCC is in wezen de telefooncentrale van de
Amerikaanse strijdmachten. Het is niet de enige in zijn soort; het
dichtstbijzijnde alternatief bevindt zich op Fort Ritchie in de
heuvels van Maryland. Hoewel het centrum heel gemakkelijk uit te
schakelen is, is deze centrale het gunstigst gelegen. Het is een
vaste halte voor VIP’s die de spannender delen van het Pentagon
willen zien, tot ergernis van de staf, voor wie het gewoon de plek
is waar ze werken.
Naast de NMCC bevindt zich een kleine zaal met daarin een set IBM
PC/AT personal computers; oudjes met nog 5.25-floppy-drives. Zij
vormen de Hot Line, de directe verbinding tussen de Amerikaanse en
Russische presidenten. De NMCCcommunicatie was niet de enige, maar
wel de belangrijkste. Dat feit was niet alom in Amerika bekend,
maar was doelbewust doorgegeven aan de Sovjets. Een of andere vorm
van communicatie tussen de twee landen zou noodzakelijk zijn, zelfs
tijdens een kernoorlog. En enkele ‘deskundigen’ hadden al dertig
jaar geleden vastgesteld dat het feit dat de Russen wisten dat hier
de enig bruikbare computerverbinding was, een goede
levensverzekering voor het hele gebied inhield.
Maar dat was gewoon theoretisch gelul, vond kapitein ter zee James
Rosselli. Dat niemand hier ooit serieus vraagtekens bij had gezet,
was een tweede voorbeeld van al dat gelul waar Washington zich in
het algemeen en het Pentagon in het bijzonder mee afgaf. Bij al die
onzin die plaatsvond binnen de omgeving van Interstate 495, de
rondweg van Washington, was dit het zoveelste stukje data dat als
het evangelie werd gezien, ondanks het feit dat het zo weinig zin
had. Voor ‘Rosey’ Rosselli was Washington, D.C. ongeveer 300
vierkante mijl omringd door werkelijkheid. Hij vroeg zich af of de
wetten van de natuurkunde wel binnen die rondweg golden. De wetten
van de logica had hij al lang geleden opgegeven.
Gezamenlijke dienst, gromde Rosey in
zichzelf. De recentste poging van het Congres om de strijdmachten
te hervormen — iets waar die strijdmachten zelf volstrekt niet toe
in staat waren, griepte hij — had voorgeschreven dat geüniformeerde
officieren die ambitie hadden admiraal te worden — en wie van hen
wilde dat niet? — enige tijd moesten doorbrengen met even hoog
geplaatsten uit de andere geüniformeerde diensten. Er was Rosselli
nooit verteld hoe een poos optrekken met een veldartillerist hem
tot een betere onderzeeboot-commandant kon maken, maar dat had
niemand anders zich kennelijk afgevraagd. Het werd gewoon als een
geloofsartikel gezien dat kruisbestuiving nuttig was. En de beste
en slimste officieren werden daarom weggeplukt van hun
beroepsspecialisatie en in zaken gedonderd waar ze de ballen
verstand van hadden. Niet dat ze zich ooit echt zouden inwerken,
maar ze konden wel net voldoende leren om gevaarlijk te worden en
bovendien konden ze wel eens iets verliezen van hun eigen
vaardigheid. Dat was het idee van het Congres over militaire
hervormingen.
“Koffie, kapitein?” vroeg een legerkorporaal.
“Liever zonder caffeïne,” antwoordde Rosey. Als ik er nog meer de pest over in krijg, ga ik misschien
slaan.
Het werk hier was bevorderend voor zijn loopbaan. Dat wist Rosselli
best en ook dat het deels zijn eigen schuld was dat hij nu hier
was. Hij had zich zijn hele loopbaan hoofdzakelijk met
onderzeeboten beziggehouden en een beetje met spionagewerk. Hij had
al een rondleiding gehad op het inlichtingenhoofdkwartier van de
marine in Suitland, Maryland, vlak bij de luchtmachtbasis Andrews.
Hier was de huisvesting althans beter; hij had officieel
huisvesting gekregen op de luchtmachtbasis Bolling en de reis naar
het Pentagon was een betrekkelijk eenvoudige stap naar de voor hem
gereserveerde parkeerplaats, alweer een mazzeltje dat samenging met
werken op de NMCC; een mazzeltje, de moeite waard om daar bloed
voor te vergieten. Eens was het dienen hier betrekkelijk opwindend
geweest. Hij herinnerde zich nog hoe de Sovjets de 747 van Korean
Airlines uit de lucht hadden geschoten, plus andere incidenten, en
tijdens de Golfoorlog moest het hier een prachtige chaos geweest
zijn, dat wil zeggen: als de officier van dienst niet eindeloos
telefoontjes met ‘wat is er aan de hand?’ kreeg, gesteld door
iedereen die achter het directe nummer was gekomen. Maar
nu?
Nu stond de president, zoals hij zojuist op zijn bureautelevisie
had gezien, op het punt de grootste diplomatieke bom van de wereld
van zijn ontsteking te ontdoen. Binnen afzienbare tijd zou RosselIi
zich voornamelijk moeten bezighouden met telefoontjes over
botsingen op zee, neergestorte vliegtuigen, of de een of andere
boerenlul van een soldaat, die zo stom was geweest zich door een
tank te laten overrijden. Dat waren op zich ernstige zaken, maar
met zijn beroep had het weinig te maken. En hier zat hij dan. Zijn
papierwerk was klaar. Dat was iets waar Jim Rosselli heel goed in
was — bij de marine had hij geleerd papier naar elders te
verschuiven en hier had hij een uitmuntende staf die hem bijstond —
en de rest van de dag moest hij op zijn krent zitten en afwachten
tot er iets gebeurde. Het probleem was dat Rosselli een doener was,
geen wachter, en wie wilde er nu echt een ramp?
“Wordt een rustig dagje.” Dat was Rosselli’s XO, een piloot van de
luchtmacht, luitenant-kolonel Richard Barnes.
“Ik denk dat je gelijk hebt, Rocky.” Net wat
ik wilde horen! Rosselli keek op zijn horloge. Het was een
dienst van twaalf uur op en hij had nog vijf uur te gaan. “Het
wordt verdomme een echt rustige wereld.”
“Dat mag je wel zeggen.” Barnes draaide zich om naar de monitor.
Nou, ik heb mijn twee MiGs bij de Perzische
Golf gekregen. Ik heb tenminste niet al mijn lijd verspild.
Rosselli ging staan en besloot een eindje om te lopen. De
officieren van dienst verkeerden in de mening dat dit was om hen in
de gaten te houden, om er zeker van te zijn dat ze iets deden. Een
officier ging ostentatief door met het kruiswoordraadsel uit zijn
Post. Het was zijn ‘lunch’-pauze en hij
at liever hier dan in de doorgaans lege cafetaria’s. Hier kon hij
tenminste televisie kijken. Rosselli sloeg linksaf en liep naar de
kamer met de Hot Line, en voor de verandering had hij geluk. Er
werd een bericht aangekondigd door een belletje. Het bericht zelf
zag eruit als wartaal, maar de decoderingsmachine veranderde die
wartaal in een heldere Russische tekst die door een marinier
vertaald werd.
‘Jij denkt dus te weten
wat vrees werkelijk is? Ja, je denkt dat je het weet, maar dat
betwijfel ik. Je zit in een schuilkelder terwijl de bommen vallen.
En de huizen om je heen branden als toortsen. Ik geef toe dat je
afgrijzen en vrees ervaart
Want dergelijke ogenblikken zijn akelig, zolang ze duren. Daar
klinkt het signaal: alles veilig —- dan is het oké. Je haalt diep
adem, de stress is afgelopen.
Maar werkelijke vrees is een steen diep in je borst. Versta je me?
Een steen, dat is het. Niet meer.
“Ilya Selvinskiy,” zei de luitenant van de
mariniers.
“Hm?”
“Ilya Selvinskiy, Russisch dichter, schreef belangrijke dingen
tijdens de Tweede Wereldoorlog. Deze kende ik, Sprakh, is de titel, ‘Vrees’. Het is erg goed.” De
jonge officier grijnsde. “Mijn collega aan de overkant is tamelijk
literair begaafd. Dus... ‘TRANSMISSIE ONTVANGEN. DE REST VAN HET
GEDICHT IS ZELFS BETER, ALEKSEY, tikte de luitenant, STAND BY VOOR
ANTWOORD.’
“Wat stuur je terug?” vroeg Rosselli.
“Vandaag... misschien iets van Emily Dickinson. Dat was een
ziekelijk wijf dat het altijd over dood en ellende had. Nee, Edgar
Allen Poe, dat is beter. Daar zijn ze daarginds echt gek op. Hm,
welke deze keer...?” De luitenant opende een bureaula en pakte een
boekdeel.
“Doe je dat niet van tevoren?” wilde Rosselli weten.
De marinier grinnikte tegen zijn baas. “Nee meneer, dat zou bedrog
zijn. Dat hebben we vroeger wel gedaan, maar twee jaar geleden,
toen het opklaarde, hebben we het veranderd. Nu is het een soort
spel geworden. Hij pakt een gedicht en ik moet antwoorden met een
overeenkomend fragment van een Amerikaanse dichter. Het helpt ons
de tijd door te komen, kapitein. En het is goed voor ons allebei,
om de talen bij te houden. De vertaling van poëzie is barre
ellende, het is een prima oefening.” Aan de Sovjetzijde werden de
boodschappen in het Russisch doorgegeven en aan de Amerikaanse
zijde in het Engels. Hierdoor waren er aan beide kanten vaardige
tolken nodig.
“Heb je het druk vandaag?”
“Kapitein, ik heb niet veel meer gezien dan testen. O ja, en als de
minister van Buitenlandse Zaken over vliegt, controleren we wel
eens de weersverwachting. We hebben zelfs wel eens wat over hockey
gekletst toen hun nationale team afgelopen augustus tegen de NHL
kwam spelen. Maar meestal is het dood- en doodsaai, en daarom
wisselen we nu poëzie uit. Als we dat niet deden, zouden we
allemaal mesjokke worden. Jammer dat we niet zo over de CB of iets
dergelijks kunnen praten, maar regels zijn nu eenmaal
regels.”
“Dat zal wel. Is er nog iets over dat verdrag in Rome?”
“Geen woord. Dat doen wij ook niet, meneer.”
“Ik begrijp het.” Rosselli zag de luitenant een strofe uit ‘Annabel
Lee’ kiezen. Hij was verbaasd. Rosey had iets uit ‘The Raven’
verwacht. Nevermore...
De aankomstdag was er een van rust en ceremonie
— en mysterie. De voorwaarden van het verdrag waren nog niet
uitgelekt, en nieuwsagentschappen, zich bewust van het feit dat er
iets ‘historisch’ aan de gang was, deden verwoede pogingen om
erachter te komen wat er precies aan de hand was. Maar tevergeefs.
De staatshoofden van Israël, Saoedie-Arabië, Zwitserland, de
Sovjetunie, de Verenigde Staten van Amerika en hun gastheer,
Italië, rangschikten zich rond een massieve, vijftiende-eeuwse
tafel, bijgestaan door hun belangrijkste diplomaten en
vertegenwoordigers van het Vaticaan en de Grieks-orthodoxe kerk.
Uit respect voor de Saoedi’s werd er met water of jus d’orange
getoost, de enige dissonant van de avond. Sovjet-president Andrey
Il’ych Narmonov was uitzonderlijk uitbundig. De deelname van zijn
land aan het verdrag was een zaak van groot gewicht en het feit dat
de Russisch-orthodoxe kerk in de Commissie voor Christelijke
Broederschappen zou zitten, zou in Moskou een grote, politieke
uitwerking hebben. Het diner duurde drie uur, waarna de gasten,
zichtbaar voor de camera’s, vertrokken naar het achterste deel van
de galerij, en opnieuw stonden de media verbijsterd over de
getoonde kameraadschap. Een joviale Fowler en Narmonov reden samen
naar het hotel van de eerste, en maakten van de tweede gelegenheid
gebruik om nog eens zaken van bilateraal belang met elkaar door te
nemen.
“U bent achter met het ontmantelen van uw raketten,” constateerde
Fowler nadat de beleefdheden waren uitgewisseld. Hij verzachtte de
aanval door zijn gast een glas wijn aan te reiken.
“Dank u, meneer de president. Zoals we uw mensen de vorige week al
hebben meegedeeld, zijn onze faciliteiten voor ontmanteling
inadequaat gebleken. We kunnen die verdomde dingen niet snel genoeg
ontmantelen en de groenen in het parlement maken bezwaar tegen onze
methode om de stuwvloeistof te neutraliseren.” Fowler glimlachte
meelevend. “Ik ken het probleem, meneer de president.” De
milieubeweging was afgelopen lente in de Sovjetunie gestart, toen
het Russische parlement een nieuwe reeks wetten aannam,
gemodelleerd naar, maar veel strenger dan, de Amerikaanse statuten.
Het wonderbaarlijke was dat de centrale Sovjetregering zich
inderdaad aan de wetten hield, maar dat kon Fowler moeilijk zeggen.
De milieunachtmerrie, in dat land veroorzaakt door meer dan
zeventig jaren marxisme, zou een generatie van keiharde wetten
nodig hebben om te herstellen. “Zal dit problemen opleveren voor de
datum waarop het verdrag in werking treedt?” “Je hebt mijn woord,
Robert,” zei Narmonov plechtig. “Die raketten zullen voor de eerste
maart vernietigd zijn, al moet ik ze zelf opblazen.”
“Daar neem ik genoegen mee, Andrey.”
Het verminderingsverdrag, een overblijfsel van de vorige regering,
hield voor de komende lente een 50 procent-reductie in van
intercontinentale raketten. Alle Amerikaanse Minuteman-II-raketten
stonden op de lijst om vernietigd te worden, en de Amerikanen
hadden zich helemaal aan de afspraak gehouden. Net als bij het
Tussentijds Kernwapen Verdrag, werden de overtollige raketten
ontmanteld tot hun samenstellende delen die of verbrijzeld werden,
of anderszins vernietigd in het bijzijn van getuigen. De media
hadden die eerste vernietigingen verslagen en hadden er toen genoeg
van gekregen. De rakettensilo’s, die ook geïnspecteerd werden,
werden ontdaan van hun elektronische apparatuur en vijftien van die
Amerikaanse gebouwen waren reeds overtollig verklaard en verkocht.
In vier gevallen waren ze door boeren overgenomen en veranderd in
echte silo’s. Een Japans conglomeraat, dat grote bezittingen in
North-Dakota had, had tevens een commandobunker gekocht en die
veranderd in een wijnkelder voor het jachthuis dat haar
directieleden elke herfst gebruikten.
Amerikaanse inspecteurs in de Sovjetunie hadden gemeld dat de
Russen allemachtig hun best deden, maar dat de fabriek, gebouwd
voor de ontmanteling van Russische raketten, slecht was ontworpen;
reden waarom de Sovjets dertig procent op het schema achterlagen.
Honderd raketten lagen op trailers buiten de fabriek. De silo’s
waar ze uit gekomen waren, waren al tot ontploffing gebracht.
Hoewel de Sovjets in elk geval de geleidingsapparatuur hadden
verwijderd en verbrand voor de ogen van Amerikaanse waarnemers,
werd er hier en daar gemompeld dat het allemaal maar schijn was. De
trailers konden als het moest met hun hefmechanisme de raketten
onder de juiste hoek brengen en afvuren. Het wantrouwen jegens de
Russen zat zo diep, dat de Amerikaanse inlichtingendiensten zich
maar moeilijk soepel konden opstellen, en dat gold ongetwijfeld
evenzeer voor de Russen, dacht Fowler. “Dit verdrag is een grote
stap voorwaarts, Robert,” zei Narmonov nadat hij een slok van zijn
wijn had genomen. Nu ze alleen waren, konden ze zich als heren
ontspannen, dacht de Rus met een sluwe glimlach. “Jij en je volk
mogen best gefeliciteerd worden.”
“Zonder jouw hulp, Andrey, was het niet gelukt. Die is cruciaal
geweest,” antwoordde Fowler elegant. Het was een leugen, maar een
politieke, en beide mannen begrepen hem. Het was in feite geen
leugen, maar dat wist geen van beiden. “Een probleem minder om ons
zorgen over te maken. Wat zijn we toch blind geweest!” “Dat is
waar, vriend, maar dat ligt nu achter ons. Hoe vergaat het jouw
mensen met Duitsland?”
“Het leger is niet gelukkig, dat kun je je wel
voorstellen.”
“Dat geldt ook voor het mijne,” onderbrak Fowler hem en verkondigde
toen: “Soldaten zijn als honden. Nuttig, natuurlijk, maar ze moeten
weten wie de meester is. Net als honden zijn ze wel eens geneigd
dat te vergeten, en dan moeten ze er van tijd tot tijd aan
herinnerd worden.”
Narmonov knikte peinzend toen de vertaling hem bereikte. Die man
was toch verbazingwekkend arrogant. Precies wat zijn
inlichtingendienst hem verteld had, constateerde de
Sovjet-president. En ook zo neerbuigend! Nou ja, die Amerikaan had
de luxe van een stabiel politiek systeem, vertelde Andrey Il’ych
zichzelf. Daarom kon Fowler zo zeker doen, terwijl hij, Narmonov,
elke dag moest vechten met een systeem dat net niet in steen
gegoten was. Of zelfs maar in hout, dacht de Rus somber. Wat een
luxe om soldaten als honden te zien die de zweep moesten hebben!
Wist hij dan niet dat honden tanden bezaten? Wat waren die
Amerikanen toch voor vreemde lui! Toen het communisme heerste over
de Sovjetunie, hadden ze zich druk gemaakt over de politieke macht
van het Rode Leger, terwijl dat in feite geen enkele politieke
macht had nadat Stalin Tukhachevskiy had geëlimineerd. Maar nu
wezen ze dergelijke verhalen af, nu, op het moment dat het oplossen
van de ijzeren hand van het marxisme-leninisme soldaten toestond
dingen te denken die nog maar enkele jaren geleden met hun executie
beëindigd zouden zijn. Nou ja, dit was niet het moment om de
Amerikaan van zijn desillusies af te helpen.
“Vertel eens, Robert, dit verdrag, uit wiens koker kwam dat idee?”
vroeg Narmonov. Hij kende de waarheid en wilde zien hoe vaardig
Fowler als leugenaar was. “Het is op veel plaatsen tegelijk
ontstaan, dat heb je met dat soort ideeën,” antwoordde de president
luchthartig. “Maar de drijvende kracht daarachter is Charles Alden
geweest, de arme klootzak. Toen de Israëli’s dat vreselijke
incident hadden, activeerde hij zijn plan terstond... en het heeft
gewerkt, vind je niet?”
De Rus knikte weer en maakte in gedachten aantekeningen. Fowler
loog vaardig. Hij ontweek de kern van de vraag door een
waarheidsgetrouw, maar ontwijkend antwoord te geven. Chroetstjov
had gelijk gehad, zoals hij al wist. Politici in de hele wereld
verschillen niet wezenlijk van elkaar. Hij moest dit van Fowler
niet vergeten. Die gaf niet graag ere wie ere toekwam en was niet
te bleu om daarover tegenover een gelijke te liegen. En het was
zo’n klein punt. Narmonov was vaaglijk teleurgesteld. Niet dat hij
iets anders verwacht had, maar Fowler had zich menselijker en
gracieuzer kunnen opstellen. Daar kon hij per slot niets bij
verliezen. Maar hij was net zo miezerig als een plaatselijke
apparatchik van de Partij.
“Vertel me, Robert”, vroeg Narmonov met een pokergezicht waarmee
hij goud in Las Vegas had kunnen verdienen, “wat voor soort man ben
jij?”
“Het is al laat, mijn vriend,” constateerde Narmonov.
“Morgenmiddag, akkoord?” Fowler ging staan. “Morgenmiddag,
Andrey.”
Bob Fowler begeleidde de Rus naar de deur en zwaaide hem uit,
waarna hij naar zijn suite terugkeerde. Daar aangekomen pakte hij
de met de hand geschreven checklist om na te gaan of hij alle
vragen gesteld had.
“En?”
“Nou, dat rakettenprobleem. Hij zegt daarover precies hetzelfde als
onze waarnemers. Dat moet die lui van de DIA geruststellen.” Een
grimas; dat zou niet zo zijn. “Ik geloof dat hij zich zorgen over
zijn militairen maakt.”
Dr. Elliot ging zitten. “Nog iets?”
De president schonk haar een glas wijn in en ging toen naast zijn
nationale veilig heidsadviseur zitten. “De gewone beleefdheden. Hij
is een man die het erg druk heeft en die veel zorgen heeft. Maar
goed, dat wisten we al.”
Liz liet de wijn in haar glas ronddraaien en snoof eraan. Ze hield
niet van Italiaanse wijnen, maar deze was niet slecht.
“Ik heb nagedacht, Robert...”
“Ja, Elizabeth?”
“Wat er met Charlie gebeurd is... we moeten iets doen. Het is niet
fair dat hij zo maar verdwijnt. Hij heeft dit verdrag toch maar op
de rails gezet.”
,”Dat is waar,” stemde Fowler in en hij nipte aan zijn bijgevulde
glas. “Je hebt gelijk, Elizabeth. Het is echt zijn werk
geweest.”
“Ik vind dat we dat voorzichtig naar buiten moeten brengen, heel
voorzichtig althans. Op zijn minst...”
“Ja, hij zou toch voor iets anders herdacht moeten worden dan voor
het feit dat hij een studente zwanger heeft gemaakt. Dat is erg
chic van je, Elizabeth.” Fowler tikte met zijn glas tegen het hare.
“Jij zorgt voor de media. Geef je ze morgen voor de lunch de
voorwaarden van het verdrag?”
“Dat klopt, tegen negen uur, denk ik.”
“En als je klaar bent, neem dan een paar journalisten ter zijde en
geef hun wat achtergrond. Dan zal Charlie misschien wat prettiger
rusten.”
“Geen enkel probleem, meneer de president,” beaamde Liz. De demon
die haar zo gekweld had, was achteraf toch gemakkelijk uit te
bannen geweest. Was er nog iets waar ze hem niet mee kon
krijgen?
“Grote dag, morgen.”
“De grootste, Bob, de grootste.” Elizabeth leunde naar achteren en
maakte het sjaaltje om haar hals los. “Ik had niet kunnen denken
dat ik ooit nog eens zo’n groot moment zou meemaken.”
“Ik wel,” merkte Fowler met een twinkeling in zijn ogen op. Toen
kreeg hij even last van zijn geweten. Hij had dit met iemand anders
gedacht te delen, maar zo was nu eenmaal het lot. Lot? De wereld
was toch vreemd. Maar daar had hij geen controle over. En het lot
had bepaald dat hij hier op dat grote ogenblik zou zijn met
Elizabeth. Dat was toch zijn schuld niet? Daarom, constateerde hij,
was er ook geen schuld. Hoe zou er sprake van schuld kunnen zijn?
Hij maakte de wereld tot een oord waarin het beter, veiliger,
vreedzamer leven was. Dat kon toch niet met schuld gepaard gaan?
Elliot sloot haar ogen toen de hand van de president haar
aangeboden nek streelde. Zelfs in haar stoutste dromen had ze zich
zoiets nooit kunnen voorstellen. De gehele verdieping van het hotel
was voor de groep van de president gereserveerd, alsmede de twee
verdiepingen daaronder. Italiaanse en Amerikaanse wachten stonden
bij alle ingangen opgesteld en op diverse plaatsen in de gebouwen
elders in de straat. Maar de gang buiten de presidentiële suite was
het exclusieve domein van de persoonlijke lijfwacht van de
president. Connor en D’Agustino verrichtten hun laatste controle
voor ze zich terugtrokken. Een volledige groep van tien agenten
stond zichtbaar opgesteld en nog tien bevonden zich achter
verschillende gesloten deuren. Drie van de zichtbare agenten hadden
zwarte FAG-tassen rond hun borst. Deze tassen, officieel Fast
Action Gun-tassen genaamd, bevatten elk een Uzimachinepistool dat
binnen anderhalve seconde getrokken en afgevuurd kon worden.
Iedereen die zover kwam, kon op een warm onthaal rekenen.
“Ik zie dat HAWK en HARPIJ weer staatszaken bespreken,” merkte Daga
kalm op. “Helen, ik wist niet dat jij zo preuts was,” antwoordde
PeteConnor met een grijns. “Het zijn mijn zaken niet, maar in
vroeger dagen moesten mensen buiten de deur een eunuch of iets
dergelijks zijn.”
“Blijf zo praten en Sinterklaas doet niets meer in je
schoentje.”
“Ik zou graag die nieuwe automatische van de FBI hebben,” zei Daga
giechelend. “Het zijn net tieners. Het geeft geen pas.”
“Daga...”
“Ik weet het, hij is de Baas en hij is een grote jongen en wij
moeten maar de andere kant uitkijken. Rustig Pete, dacht jij dat ik
dat aan een verslaggever zou overbrieven?” Ze deed de deur naar de
brandtrap open en zag drie agenten, waarvan er twee hun FAG-tassen
open hadden.
“En ik had je nog wel iets te drinken willen aanbieden...” zei
Connor met een uitgestreken gezicht. Het was een grapje. Hij en
Daga dronken geen druppel als ze dienst hadden en ze hadden bijna
altijd dienst. Het was niet zo dat hij er nooit eens over gedacht
had in haar slipje te komen. Hij was gescheiden, net als zij, maar
het zou toch niets geworden zijn en dat was dat. Zij wist het ook
en keek hem grijnzend aan.
“Ik zou er best eentje kunnen gebruiken, het spul dat ze hier
hebben, daar ben ik mee opgevoed. Wat een klotebaan is dit toch!”
Ze wierp een laatste blik over de gang. “leder bevindt zich op zijn
plaats, Pete. Ik denk dat het mooi genoeg is voor vandaag.” “Vind
je die 10 millimeter echt zo geweldig?”
“Ik heb er vorige week nog mee geschoten, op Greenbelt. Met mijn
eerste salvo kreeg ik ze er vermoedelijk allemaal in. Veel beter
kan niet, schat.”
Connor bleef plotseling staan en lachte. “Jezus, Daga!”
“Mensen kunnen het zien?” D’Agustino knipperde met haar ogen tegen
hem. “Begrijp je wat ik bedoel, Pete?”
“God, wie heeft er ooit van een puriteinse spaghettivreter
gehoord?”
Helen D’Agustino gaf haar baas met haar elleboog een stoot tussen
de ribben en rende naar de lift. Pete had gelijk. Ze werd
langzamerhand verdomde preuts en zo was ze toch nooit geweest. Ze
was een hartstochtelijke vrouw geweest wier enige poging te trouwen
geflopt was omdat een huishouden niet groot genoeg was voor twee
assertieve ego’s — althans twee Italiaanse — en ze wist dat haar
vooroordeel haar inzicht kleurde. Dat was niet best, zeker omdat
het iets was dat om te beginnen triviaal was en ten tweede niets
met haar werk te maken had. Wat HAWK in zijn eigen tijd deed, was
zijn zaak, maar de blik in zijn ogen... Hij was helemaal stuk van
dat kreng. Daga vroeg zich af of enig president het ooit zover had
laten komen. Vermoedelijk wel, gaf ze toe. Dat waren ook maar
mannen geweest en mannen dachten soms meer met hun testikels dan
met hun hersens. Dat de president een lakei zou worden van zo’n
oppervlakkige vrouw, dat stak haar. Maar dat, gaf ze weer toe, was
even vreemd als inconsequent. Er was toch bijna geen vrouw die
geëmancipeerder was dan zij. Waarom zat het haar dan dwars? De dag
had waarschijnlijk te lang geduurd. Ze had slaap nodig en wist dat
ze slechts aan vijf tot zes uur slaap zou toekomen eer ze weer op
moest. Die verdomde reizen naar het
buitenland...
“Maar wat is het dan?” vroeg Qati bij het
aanbreken van de dag. Hij was de vorige dag weg geweest, een
bespreking met andere guerillaleiders, en hij had tevens een bezoek
aan de dokter gebracht, wist Ghosn, hoewel hij daar niet naar kon
vragen. “Ik weet het niet zeker,” antwoordde de technicus. “Iets om
elektronica te storen, denk ik.”
“Dat kan nuttig zijn,” zei de commandant terstond. Ondanks het
herstel van de vriendschappelijke betrekkingen tussen Oost en West,
of hoe ze dat ook noemden, waren zaken nog steeds zaken. De Russen
hadden nog steeds militairen en die militairen nog steeds wapens.
Contramaatregelen tegen die wapens waren belangrijke punten. Vooral
de Israëlische apparatuur bracht veel op, aangezien de Amerikanen
die kopieerden. Zelfs verouderde apparatuur toonde aan hoe de
Israëlische technici problemen oplosten, en dat kon waardevolle
aanwijzingen opleveren voor toekomstig gebruik.
“Ja, we zouden het misschien aan onze Russische vrienden kunnen
verkopen.” “Hoe is het met die Amerikaan verlopen?” vroeg Qati
vervolgens.
“Uitstekend. Ik mag hem graag, Ismael. Ik begrijp hem nu ook
beter.” De technicus legde uit waarom. Qati knikte.
“Wat gaan we dan met hem doen?”
Ghosn haalde zijn schouders op. “Wapentraining, denk ik. Laten we
eerst eens kijken of hij bij onze mannen past.”
“Prima. Ik stuur hem er vanmorgen op uit om te zien hoe goed hij is
in de strijd. En jij, wanneer denk je dat ding uit elkaar te
hebben?”
“Ik had gedacht dat vandaag te doen.”
“Uitstekend. Ik zal je niet ophouden.”
“Hoe voel je je, commandant?”
Qati fronste het voorhoofd. Hij voelde zich ellendig, maar hij
maakte zichzelf wijs dat dat misschien kwam door een vredesverdrag
met Israël. Kon dat waar zijn? Was dit echt mogelijk? De
geschiedenis zei van nee, maar er was al zoveel veranderd... Een
soort van akkoord tussen de zionisten en de Saoedi’s... nou ja, wat
had hij na dat gedoe met Irak anders kunnen verwachten? De
Amerikanen hadden hun rol gespeeld en nu presenteerden ze min of
meer de rekening. Teleurstellend, maar nauwelijks onverwacht, en
waar de Amerikanen ook mee bezig waren, het zou de aandacht van de
laatste Israëlische wreedheid afleiden. Dat volk dat zichzelf
arabier noemde, had als een vrouw zonder slag of stoot vuur en dood
aanvaard... Qati schudde zijn hoofd. Dat was geen manier om te
vechten. De Amerikanen hadden dus iets opgezet om de politieke
uitwerking van dat Israëlische bloedbad teniet te doen en de
Saoedi’s speelden mee als de schoothondjes die ze waren. Wat er ook
in de aanbieding zat, het kon de Palestijnse worsteling nauwelijks
beïnvloeden. Hij zou zich spoedig weer beter voelen, hield hij zich
voor.
“Dat is niet belangrijk. Bericht me wanneer je precies weet wat het
is.” Ghosn beschouwde dit als een teken dat hij maar beter kon
verdwijnen. Hij maakte zich zorgen over zijn commandant. De man was
ziek; dat wist hij wel van zijn zwager, maar hoe ziek precies, wist
hij niet. Hoe dan ook, hij had werk te doen. De werkplaats was een
gammel uitziende constructie van kale, houten muren en een dak van
golfplaten. Had het steviger geleken, dan zou de een of andere
Israëlische F16 piloot er misschien jaren geleden al iets op hebben
gegooid.
De bom — hij dacht nog steeds in die termen aan het ding — lag op
de aarden grond. Er was een A-frame overheen gebouwd, zoals
gebruikt werd door een garage, met een ketting om de bom indien
nodig te kunnen verplaatsen, maar gisteren hadden twee mannen hem
al volgens zijn instructies opgesteld. Ghosn draaide het licht aan
— hij hield van een helder verlichte werkplaats — en keek naar...
de bom.
Waarom blijf ik hem zo noemen? vroeg
hij zich af. Ghosn schudde zijn hoofd. De voor de hand liggende
plaats om te beginnen was die toegangspoort. Dat zou niet
gemakkelijk zijn. Door de botsing met de grond was het omhulsel in
elkaar gefrommeld en waren de inwendige hengsels ongetwijfeld
beschadigd... maar hij had alle tijd van de wereld.
Ghosn pakte een schroevedraaier uit zijn gereedschapskist en ging
aan de slag.
President Fowler viel pas laat in slaap. Hijwas
nog vermoeid van de vliegreis en... hij lachte bijna om zichzelf in
de spiegel. Grote hemel, drie keer in nog geen vierentwintig uur...
Hij maakte een rekensommetje, maar gaf het al voor de ochtendkoffie
op. Hoe dan ook, drie keer met betrekkelijk korte tussenpozen. Dat
was hem al heel lang niet gelukt. Maar hij had ook zijn rust
gekregen. Zijn lichaam was uitgerust en ontspannen na de
ochtenddouche, en het scheermes ploegde het scheerschuim van zijn
gelaat, waardoor een man zichtbaar werd met jongere, magere
gelaatstrekken die pasten bij de twinkeling in zijn ogen. Drie
minuten later koos hij een gestreepte das uit die paste bij het
witte overhemd en het grijze kostuum. Niet somber, maar passend bij
de ernst, was het motto van de dag. Hij zou de kerkleiders in hun
rode zijde de camera’s laten verblinden. Zijn speech zou des te
indrukwekkender zijn als die uitgesproken werd door een correct
geklede zakenman-politicus, zoals zijn politieke imago was, ondanks
het feit dat hij nooit een particuliere onderneming had geleid. Bob
Fowler, een serieus man, voor de gewone man weliswaar, maar
desalniettemin een serieus mens waar je op kon rekenen.
Dat zal ik ze in elk geval vandaag laten
merken, sprak de president van de Verenigde Staten terwijl
hij voor een andere spiegel zijn das omdeed. Hij draaide zijn hoofd
om toen hij de klop op de deur hoorde. “Binnen.”
“Goedemorgen, meneer de president,” zei agent Connor.
“Hoe gaat het ermee, Pete?” vroeg Fowler die zich weer tot zijn
spiegel wendde... de knoop zat niet precies goed en hij begon
opnieuw.
“Prima, dank u, meneer. Het is prachtig weer.”
“Jullie mensen krijgen nooit voldoende rust. En je kunt ook nooit
de stad bekijken. Dat is mijn schuld.” Zo, dacht Fowler, nu zit hij
volmaakt.
“Dat geeft niet, meneer de president. We zijn allemaal
vrijwilligers. Wat wenst u voor het ontbijt?”
“Goedemorgen, meneer de president!” Dr. Elliot kwam achter Connor
binnen. “Dit is de dag!”
Bob Fowler draaide zich glimlachend om. “Dat mag je verdomme wel
zeggen. Zin om te ontbijten, Elizabeth?”
“Dolgraag. Ik heb hier de ochtendsamenvatting... voor de
verandering mooi kort.” “Pete, ontbijt voor twee... een stevig
ontbijt. Ik heb honger.”
“Alleen koffie voor mij,” zei Liz tegen de bediende. Connor ving de
klank van haar stem op, maar knikte alleen maar en ging weg. “Bob,
je ziet er fantastisch uit. 1 “Jij ook, Elizabeth.” En dat was ook
zo, in haar allerduurste pakje, dat er zakelijk uitzag, maar toch
vrouwelijk genoeg was. Ze ging zitten en bracht hem op de hoogte.
“Volgens de CIA zijn de Jappen iets van plan,” zei ze toen ze
uitgesproken was. “Wat?”
“Ze hebben iets opgevangen, beweert Ryan en het heeft betrekking op
de komende handelsbesprekingen. De premier zou iets onvriendelijks
gezegd hebben.” “Wat precies?”
“’Dit is de laatste keer dat we van de ons toekomende plaats op het
wereldtoneel afgehouden worden, en ik zal ze er voor laten
betalen’,” citeerde Elliot. “Volgens Ryan is het
belangrijk.”
“Wat vind jij ervan?”
“Ik denk dat Ryan weer paranoïde doet. Hij mag niet meer meedoen
aan het slot van dit vredesverdrag en nu wil hij ons eraan
herinneren hoe belangrijk hij is. Marcus is het met mijn evaluatie
eens, maar stuurde het rapport in een aanval van objectiviteit toch
door,” besloot Liz op zwaar ironische toon.
“Cabot is toch eigenlijk een teleurstelling,” constateerde Fowler
toen hij het ochtendrapport doornam.
“Het schijnt hem niet best af te gaan om zijn mensen te laten weten
wie de baas is. Hij wordt belemmerd door de bureaucratie daar,
voornamelijk door Ryan.” “Je mag hem echt niet, hè?” merkte de
president op.
“Hij is arrogant, hij is...”
“Elizabeth, hij heeft een uiterst indrukwekkende staat van dienst.
Ik mag hem persoonlijk ook niet, maar als inlichtingenofficier
heeft hij een paar zaken heel, heel goed afgehandeld.”
“Hij is verouderd. Hij is James Bond of denkt dat hij het is.
Akkoord,” gaf Elliot toe, “hij heeft een paar belangrijke dingen
gedaan, maar dat soort zaken is geschiedenis. We hebben nu iemand
met een bredere kijk nodig.”
“Het Congres zal daarin niet meegaan,” zei de president toen het
ontbijt naar binnen werd gereden. Het voedsel was gecontroleerd op
radioactiviteit, elektronica en explosieven. Dat laatste door
speciaal op explosieven getrainde honden die, dacht de president,
daar allemachtig veel moeite mee zouden hebben aangezien ze net zo
verzot op worst waren als hij. “We bedienen onszelf wel, dank je
wel,” en de president stuurde de marine-steward weg voor hij
vervolgde: “Daar zijn ze dol op hem. Het Congres is werkelijk gek
op die man.” Hij hoefde er niet aan toe te voegen dat Ryan, in
diens functie als adjunct-directeur voor de CIA, niet zomaar een
figuur was die door de president was aangesteld. Ook hij had een
bevestigingshoorzitting van de Senaat moeten doorstaan. Sommige
mensen kon je niet zo gemakkelijk ontslaan. Er moest een goede
reden voor zijn.
“Ik heb dat nooit begepen. Vooral van Trent niet. Van alle mensen
die zo gek zijn op Ryan, begrijp ik hem het minst.”
“Vraag het hem maar,” stelde Fowler voor en beboterde zijn
pannekoek. “Dat heb ik gedaan. Hij draait om dat punt heen als de
prima ballerina van het New Yorks Ballet.” De president moest hier
uitbundig om lachen.
“Jezus, vrouw, laat niemand ooit horen dat je zoiets
zegt.”
“Robert, we accepteren allebei de seksuele voorkeur van de geachte
heer Trent, maar hij is een preutse klootzak en dat weten we
allebei.”
“Dat klopt,” beaamde de president. “En wat wil je hiermee zeggen,
Elizabeth?” “Dat het tijd is dat Cabot Ryan op zijn nummer
zet.”
“Hoe zwaar speelt de jaloezie over Ryans aandeel in het
vredesverdrag mee, Elizabeth?”
Elliots ogen vlamden op, maar de president keek naar zijn bord. Ze
haalde diep adem voor ze sprak en probeerde er ondertussen achter
te komen of ze wel of niet werd opgejut. Vermoedelijk niet, maar de
president was geen man die zich in dit soort zaken door emoties
liet leiden. “Bob, daar hebben we het over gehad. Ryan heeft een
paar ideetjes van anderen aan elkaar geknoopt. Het is een
inlichtingenofficier, christus nog aan toe! Het enige wat die doen
is rapporteren wat anderen doen.” “Hij is meer.” Fowler zag waar
dit op uitliep, maar het was leuk een spelletje met haar te
spelen.
“Akkoord, hij heeft mensen gedood! Is dat zo bijzonder aan hem?
James godverdommese Bond. Je hebt zelfs die anderen laten
executeren die...” “Elizabeth, die terroristen hadden ook nog eens
zeven agenten van de geheime dienst vermoord. Mijn leven hangt van
die mensen af en het zou verdomd ondankbaar, om niet te zeggen
krankjorem van mij geweest zijn om gratie te verlenen aan mensen
die hun collega’s vermoord hadden.” Daar moest de president bijna
het voorhoofd over fronsen. En hoe zit het met
dat krachtige principe van ,je, Bob? vroeg een stemmetje in
hem, maar hij slaagde erin zich te beheersen.
“En nu kun je het helemaal niet meer doen, want anders zeggen de
mensen dat je dat een keer hebt verzaakt vanwege persoonlijk
belang,” merkte ze op. O God, hij had haar op de kast gejaagd en ze
wilde hem nu een koekje van eigen deeg geven, maar Fowler trapte
daar niet in.
“Elizabeth, ik ben misschien de enige openbare aanklager in Amerika
die niet in de doodstraf gelooft, maar... wij leven in een
democratie en de mensen zijn er voor.” Hij keek op van zijn maal.
“Die mensen waren terroristen. Ik kan niet zeggen dat ik blij ben
dat ik hen heb laten executeren, maar als iemand het verdiend
heeft, dan waren zij het. De tijd was niet rijp om met zo’n
standpunt voor de dag te komen. Misschien in mijn tweede termijn.
We zullen op de juiste zaak moeten wachten. Politiek is de kunst
van het haalbare. Dat betekent één ding tegelijk, Elizabeth. Dat
weet je net zo goed als ik.”
“Als je niet ingrijpt, dan word je op een dag wakker en dan merk je
dat Ryan de CIA voor jou runt. Hij is bekwaam, dat geef ik toe,
maar hij is iemand uit het verleden. Hij is de verkeerde voor de
tijd waarin we nu leven.”
God, wat ben jij een jaloerse vrouw,
dacht Fowler. Maar we hebben allemaal onze
zwakke punten. Het werd tijd haar van die kast te halen; het
was niet handig om haar te diep te krenken.
“Waar denk je aan?”
“We kunnen hem wegpromoveren.”
“Ik denk erover na, Elizabeth, maar laten we deze dag niet
verpesten door zo’n gesprek, oke?” Hoe wil je de voorwaarden van
het verdrag bekend maken?” Elliot leunde achterover en dronk van
haar koffie. Ze verweet zichzelf dat ze te ongeduldig was en te
emotioneel in dit soort zaken. Ze had enorm de pest aan Ryan, maar
Bob had gelijk. Het was niet de juiste tijd, noch de juiste plaats.
Ze had tijd genoeg om haar slag te slaan en ze wist dat ze dat
uiterst behendig moest doen. “Een kopie van het verdrag, denk
ik.”
“Kunnen ze zo snel lezen?” lachte Fowler. De media zaten vol
ongeletterden. “Je moet de beschouwingen eens lezen. De opening van
de Times kreeg ik vanmorgen overgefaxt.
Ze zijn door het dolle. Ze vreten het. Bovendien heb ik het zaakje
opgepept met enkele sensationele kanttekeningen.”
“Je doet maar wat je wilt,” zei de president toen hij zijn worst op
had. Hij keek op zijn horloge. Timing was alles. Er was een
verschil van zes uur tussen Rome en Washington. Dat betekende dat
het verdrag op zijn vroegst om twee uur in de middag ondertekend
kon worden om het ochtendnieuws nog te halen. Maar het Amerikaanse
volk moest voorbereid worden op het nieuws en dat betekende dat de
t.v.-ploegen al tegen drie uur ‘s ochtends de details van het
verdrag in handen moesten hebben om alles volledig te kunnen
opnemen. Liz zou het eerste nieuws om negen uur brengen, over
twintig minuten. “En jij zorgt ervoor dat Charlie’s aandeel wordt
vermeld?” “Klopt. Het is alleen maar eerlijk dat hij de eer krijgt
die hem toekomt.” En daar gaat Ryans aandeel
in de glorie, merkte Bob Fowler geluidloos op. Maar goed, Charlie was toch de man die het zaakje echt aan
het rollen heeft gebracht? Fowler voelde vaag iets van
medeleven met Ryan. Hoewel hij de DDCI ook iemand uit het verleden
vond, was hij onder de indruk van wat hij allemaal over de man had
gehoord. Ook Arnie van Damm gaf hoog van Ryan op en Arnie bezat de
meeste mensenkennis in de regering. Maar Elizabeth was zijn
nationale veiligheidsadviseur en hij kon niet hebben dat zij en de
DDCI elkaar naar de keel vlogen, of wel? Nee, dat kon hij niet. Zo
eenvoudig was dat.
“Verblind ze, Elizabeth.”
“Dat zal niet moeilijk zijn.” Ze glimlachte tegen hem en
vertrok.
Het werk bleek veel moeilijker dan hij verwacht
had. Ghosn overwoog hulp te vragen, maar besloot dat uiteindelijk
toch niet te doen. Een deel van zijn uitstraling in deze
organisatie bestond uit het feit dat hij alleen met deze dingen
werkte. Alleen als er gesjouwd moest worden, dan had hij een paar
stevige ruggen nodig. De bomsignaalverstoorder leek van sterker
materiaal dan hij verwacht had. Hij nam de tijd om hem onder de
krachtige lampen met water schoon te wassen en hij trof een aantal
onverklaarbare punten aan. Zo waren er schroefgaten die
dichtgeplugd waren met bouten. Toen hij er een weghaalde, zag hij
nieuwe elektrische bedrading. En wat hem nog meer verbaasde, was
dat het omhulsel dikker was dan hij verwacht had. Hij had al eens
eerder een Israëlische stoorzender uit elkaar gehaald, en hoewel
die meestal uit aluminium vervaardigd was, waren er ook diverse
plaatsen waar het omhulsel van fiberglas of plastic was gemaakt die
elektronische straling doorlieten. Hij staarde naar het
toegangsluik, maar kon dat bijna niet open krijgen. Daarom
probeerde hij iets gemakkelijkers. Maar ook dat viel allesbehalve
mee. Hij wendde zich weer tot het luik, gefrustreerd omdat hij na
uren werken nog niet veel verder was.
Ghosn ging zitten en stak een sigaret op. Wat
ben jij toch? vroeg hij aan het voorwerp Hij had zoveel van
een bom weg, besefte hij. Het zware omhulsel — waarom had hij niet
beseft dat het zo verdomde zwaar was, veel te zwaar voor een
stoorzender... maar het kon geen bom zijn. Geen ontsteking, geen
detonator. Wat hij binnenin had gezien, waren alleen maar
bedradingen en verbindingen. Het moest
een elektronisch apparaat zijn. Hij trapte de peuk op de grond uit
en liep naar zijn werkbank. Ghosn had een grote hoeveelheid
gereedschap en een daarvan was een op benzine werkende cirkelzaag
die uitstekend geschikt was om staal mee te snijden. Het was in
feite een stuk gereedschap voor twee mensen, maar hij besloot het
alleen te gebruiken en wel op het luik, dat toch minder stevig dan
de kast moest zijn. Hij stelde de zaagdiepte op negen millimeter in
en startte het gereedschap dat hij boven het luik had opgesteld.
Het lawaai van de zaag was oorverdovend en nam toe naarmate het
blad, dat met diamantstof was afgezet, door het staal sneed. Het
gewicht van de zaag was zo groot, dat hij niet van de bom af
geslingerd werd. Langzaam ging hij over de rand van het luik. Het
kostte hem twintig minuten eer hij een cirkel had gezaagd. Hij
zette de zaag uit en legde hem opzij. Toen stak hij een dunne draad
door de gleuf. Eindelijk! dacht hij.
Hij was erdoor. Hij had het goed geraden. De rest van het
bomomhulsel leek zo’n vier centimeter dik te zijn, maar het luik
zelf was maar een kwart daarvan. Ghosn was zo blij dat hij althans
iets gepresteerd had, dat hij zich niet afvroeg waarom een
stoorzender een volle centimeter verhard staal om zich heen moest
hebben. Voordat hij weer begon, deed hij oorbeschermers aan. Zijn
oren deden pijn van het lawaai van dat gezaag en hij wilde niet dat
hoofdpijn een toch al moeilijk karwei nog moeilijker zou maken.
De logo’s, behorend bij het ‘Speciale Rapport’,
verschenen op alle t.v.-netwerken binnen enkele seconden van
elkaar. De presentatoren die vroeg waren opgestaan — vergeleken
althans met hun verblijf in Rome — om door dr. Elliot op de hoogte
te worden gebracht, snelden letterlijk ademloos naar hun stands en
overhandigden hun aantekeningen aan hun respectieve producers en
onderzoekers.
“Ik wist het,” zei Angela Miriles. “Rick, ik heb het je nog
gezegd.”
“Angie, ik ben je een lunch, een diner en misschien wel een ontbijt
verschuldigd in elk restaurant dat je maar bedenken
kunt.”
“Daar houd ik je aan,” lachte de eerste onderzoeker. De schoft kon
het best betalen . “Hoe pakken we het aan?” vroeg de
producer.
“Ik gooi het gelijk in de ether. Geef me twee minuten en we kunnen
beginnen.” “Shit,” merkte Angie binnensmonds op. Rick vond het niet
leuk om voor de vuist weg voor de camera te spreken. Maar hij vond
het wel leuk om de geschreven pers voor te zijn en dankzij het
tijdstip van deze gebeurtenis was dat een makkie. Wat zeg je daarvan? New York Times! Hij zat net
lang genoeg stil om make-up aan te laten brengen en keek toen de
camera’s in, terwijl de deskundige van het station — een mooie
deskundige! dacht Miriles smalend — zich bij Rick in de
presentatiecabine voegde.
“Vijf!” zei de assistent-regisseur. “Vier, drie, twee, een!” Zijn
hand schoot naar de presentator.
“Het is nu bewaarheid geworden,” kondigde Rick aan. “Over vier uur
zal de president van de Verenigde Staten, samen met de president
van de Sovjetunie, de koning van Saoedie-Arabië en de premiers van
Israël en Zwitserland, plus de leiders van twee grote godsdiensten
een verdrag ondertekenen dat hoop biedt op een volledige regeling
van de betwiste gebieden in het Midden-Oosten. De details van dit
verdrag zijn verbijsterend.” Hij vervolgde zo drie ononderbroken
minuten en sprak snel, alsof hij een wedstrijd hield met zijn
collega’s op andere netten.
“Zoiets is nooit in de geschiedenis van de mensheid voorgevallen.
Dit is een wonder, nee, het is alweer een mijlpaal op de weg naar
wereldvrede. Dick?” De presentator richtte zich tot zijn
deskundige, een voormalig ambassadeur in Israël. “Rick, ik lees het
nu al een half uur en ik kan het nog niet geloven. Misschien is dit
wel een wonder. We hebben er in elk geval de juiste plek voor
uitgezocht. De concessies die de Israëlische regering heeft gedaan,
zijn verbijsterend, maar dat geldt evenzeer voor de garanties die
Amerika geeft om de vrede te waarborgen. De wijze waarop de
onderhandelingen geheim zijn gehouden, zijn zo mogelijk nog
indrukwekkender. Waren deze details een paar dagen eerder
bekendgemaakt, dan was de hele zaak misschien vlak voor onze ogen
in duigen gevallen, maar hier en nu, Rick, hier en nu, geloof ik
het. Het is werkelijk waar. Dat heb je juist gezegd. Het is
werkelijkheid. Het gebeurt echt en over een paar uur zullen we de
wereld opnieuw zien veranderen.
Dit zou onmogelijk zijn geweest zonder de nooit eerder vertoonde
medewerking van de Sovjetunie en we zijn duidelijk enorm veel dank
verschuldigd aan de strijdbare Sovjet-president, Andrey
Narmonov.”
“Wat vind jij van de concessies die de religieuze groeperingen
hebben gemaakt?” “Bijna niet te geloven, Rick. Zolang we de
geschiedenis vastleggen, zijn er in die regio godsdienstoorlogen
gevoerd. Maar hier moeten we toch wel even vermelden dat de
architect van dit alles wijlen doctor Charles Alden is geweest. Een
vooraanstaand regeringswoordvoerder heeft de man die nog geen twee
weken geleden overleed, in schande overleed, uitvoerig voor zijn
rol geprezen. Wat een wrede ironie is het toch dat de man die
werkelijk het basisprobleem in de regio heeft onderkend als zijnde
de kunstmatig veroorzaakte incompatibiliteit van de godsdiensten,
die allemaal in dit zorgelijke gebied zijn ontstaan, dat die man
niet meer in ons midden vertoeft nu zijn visioen werkelijkheid is
geworden. Alden is kennelijk de drijvende kracht achter dit akkoord
geweest en men kan alleen maar hopen dat de geschiedenis niet zal
vergeten dat het doctor Charles Alden van Yale is geweest die,
ondanks het tijdstip van en de omstandigheden rond zijn dood, dit
wonder heeft laten geschieden.”
De voormalige ambassadeur was ook een Yalie geweest, een klasgenoot
van Charlie Alden.
“En die anderen dan?” vroeg de presentator.
“Rick, als er iets van deze grootte gebeurt, en dat gebeurt
verdraaid weinig, dan zijn er altijd mensen die hun eigen rol
vervullen, en al die rollen zijn belangrijk. Het Vaticaans verdrag
is ook het werk geweest van minister Brent Talbot, bekwaam
bijgestaan door zijn staatssecretaris Scott Adler, die, tussen twee
haakjes, een briljant diplomaat is en Talbots rechterhand. Maar het
is president Fowler geweest die dit initiatief heeft goedgekeurd,
die, waar dat nodig was, de daad bij het woord heeft gevoegd en die
Charlie’s visie ook na diens dood overnam. Geen president heeft
ooit de politieke moed en de verblindende visie gehad om zijn
politieke reputatie op zo’n waagstuk in te zetten. Was dit mislukt,
dan had men nauwelijks de politieke ramp kunnen overzien, maar
Fowler heeft het klaargespeeld. Dit een grote dag voor de
Amerikaanse diplomatie, een grote dag voor de Oost-West verhouding
en wellicht het grootste ogenblik voor de wereldvrede in de
geschiedenis van de mensheid.” “Ik had het niet beter kunnen
verwoorden, Dick. Maar hoe zit het met de Senaat die het Vaticaans
verdrag moet goedkeuren, en hoe zit het met het bilaterale
defensieverdrag tussen de Verenigde Staten en Israël?”
De commentator schudde geamuseerd zijn hoofd. “Dat zal zo snel
aangenomen worden, dat de president misschien de inkt op het
akkoord besmeurt. Het enige dat het kan vertragen, is de retoriek
die je in de commissies en in de Senaat zult horen.” “Maar de
kosten van het stationeren van Amerikaanse troepen...”
“Rick, we hebben strijdmachten om de vrede te handhaven. Dat is hun
taak en om die taak in dat gebied uit te oefenen, zal Amerika
betalen, wat het ook moge kosten. Dit is geen offer voor de
Amerikaanse belastingbetaler. Het is een privilege, een historische
eer om het stempel van de Amerikaanse kracht te mogen zetten op de
wereldvrede. Rick, dit is nu precies datgene wat Amerika betekent.
Natuurlijk doen we het.”
“En dat is het voorlopig,” zei Rick en wendde zich tot camera Een.
“Over tweeënhalf uur komen we weer terug voor een live-verslag van
de ondertekening van het Vaticaans verdrag. We geven u nu terug aan
New York. Dit is Rick Cousins vanuit het Vaticaan.”
“Godverdomme!” lispelde Ryan. Maar deze keer
had de t.v. jammer genoeg zijn vrouw wakker gemaakt die met
belangstelling de gebeurtenis op de buis gadesloeg. “Jack, hoeveel
heb jij...” Cathy stond op om koffie te zetten. “Ik bedoel, jij
bent daarnaar toe gegaan en jij...”
“Schatje, ik was erbij betrokken. Ik kan niet zeggen in welke
mate.” Jack wist dat hij woedend moest zijn omdat Alden alle eer
was toegezwaaid als de opsteller van het grondplan, maar Charlie
was een aardige vent geweest, ook al had hij nogal wat menselijke
zwakheden gehad, en Alden had de zaak een duwtje gegeven toen dat
nodig was. Bovendien, vertelde hij zichzelf, komt de geschiedenis
er toch wel een beetje achter, dat is altijd zo gebeurd. De echte
spelers wisten het. Hij wist het. Hij was eraan gewend om achter de
coulissen te werken, dingen te doen die anderen niet konden doen en
waar ze ook niets van mochten weten. Hij wendde zich tot zijn vrouw
en glimlachte.
En Cathy wist het. Ze had hem er enkele maanden geleden al op horen
zinspelen. Jack wist niet dat hij tijdens het scheren in zichzelf
mompelde en hoewel hij haar niet wakker maakte als hij vroeg op
moest, had ze hem toch elke keer zien vertrekken, zelfs zonder haar
ogen te openen. Cathy vond de manier waarop hij haar kuste als hij
dacht dat ze sliep, prettig en wilde dat niet bederven. Hij had het
toch al moeilijk genoeg. Jack was van haar en de goedheid van de
man was geen geheim voor zijn vrouw.
Het is niet eerlijk, zei de andere dr.
Ryan haar. Het was Jacks idee geweest, althans
voor een deel. Hoeveel zaken waren er waar zij geen weet van
had? Dat was een vraag die Caroline Muller Ryan, doctor in de
medicijnen en chirurg, zichzelf zelden stelde. Maar ze kon niet
doen of Jacks nachtmerries niet echt waren. Hij had moeite met het
slapen, dronk te veel en als hij sliep, werd zijn slaap altijd
verstoord door dingen waar ze nooit over vroeg. Dat beangstigde
haar enigszins. Wat had haar echtgenoot gedaan? Welke schuld torste
hij mee?
Schuld? vroeg Cathy zich af. Waarom had
ze zich die vraag gesteld?
Ghosn kreeg het luik na drie uur losgepeuterd.
Hij had het zaagblad moeten vervangen, maar de vertraging was
voornamelijk ontstaan omdat hij te trots was geweest om hulp te
vragen. Hoe dan ook, het was nu klaar en met een koevoet maakte hij
de klus af. De technicus pakte een looplamp en keek in het ding.
Toen trof hij een nieuw mysterie aan.
De binnenkant van het apparaat was een metalen latwerk — titanium?
vroeg hij zich af — dat een cilindrische massa op zijn plaats
hield... een massa vastgezet met zware bouten. Ghosn gebruikte zijn
looplamp om achter de cilinder te kijken en zag nog meer draden,
allemaal verbonden met de cilinder. Hij zag de rand van een groot,
elektronisch mechanisme... een soort radarzender/ontvanger,
vermoedde hij. Aha! Dit was dus een soort... maar waarom dan?...
Plotseling wist hij dat hij iets miste... iets groots. Maar wat? De
markeringen op de cilinder waren in het Hebreeuws en die andere
Semitische taal kende hij niet goed. Hij begreep de betekenis van
die markeringen ook niet. Het frame, zag hij nu, was deels
ontworpen als schokbreker... en dat had het uitstekend gedaan. Het
frame was helemaal verwrongen, maar de cilinder erin leek
grotendeels intact. Beschadigd weliswaar, maar geen breuk... Wat er
ook in die cilinder zat, het moest tegen schokken bescherrnd
worden. Dat maakte het breekbaar en dat
betekende dat het een kwetsbaar soort elektronisch mechanisme was.
Hij kwam weer terug op zijn gedachte dat het een stoorzender was.
Ghosn had zich daar zo op geconcentreerd, dat zijn geest andere
opties uitsloot; zijn technisch brein was zo op de taak gericht,
dat hij bepaalde mogelijkheden en de signalen die daarop wezen
negeerde. Wat het ook was, hij moest het eruit halen. Hij koos een
sleutel uit en ging aan het werk aan de bouten die de cilinder op
zijn plaats hielden. Fowler zat in een zestiende-eeuwse stoel en
keek naar de protocolbeambten die heen en weer fladderden als
fazanten die niet wisten of ze nu moesten lopen of vliegen. De
mensen dachten meestal dat zaken als deze soepel geleid werden door
beroeps, die alles van tevoren hadden gepland. Maar Fowler wist wel
beter. Natuurlijk verliepen de zaken soepel als er voldoende tijd
was, een paar maanden of zo, om alle details uit te werken. Maar
deze affaire was in enkele dagen opgezet, niet in maanden, en de
stuk of tien protocolbeambten hadden nog niet eens uitgemaakt wie
van hen de baas was. Vreemd genoeg waren de Russische en Zwitserse
beambten voor de ogen van de Amerikaanse president het kalmst. Zij
waren degenen die bij elkaar schurkten en snel een verbond sloten,
waarna ze hun voorstel — wat dat dan ook was — aan de anderen
overbrachten die het vervolgens uitvoerden. Het leek wel een goed
voetbalteam, glimlachte de president in zichzelf. De
vertegenwoordiger van het Vaticaan was te oud voor zo’n klus. Die
gozer — een bisschop, vermoedde Fowler, misschien wel een
monseigneur — was over de zestig en leed aan een angstaanval die
wel zijn dood kon betekenen. De Rus nam hem tenslotte even ter
zijde, er werden hoofdknikken uitgewisseld, handen geschud, waarna
mensen in beweging kwamen alsof ze een gemeenschappelijk doel
hadden. Fowler concludeerde dat hij achter de naam van die Rus
moest komen. Dat leek een echte prof. Maar wat belangrijker was:
het was ontzettend grappig om te zien en het kalmeerde de president
op een ogenblik waarop hij behoefte aan ontspanning had.
Ten slotte — slechts vijf minuten te laat, en dat was een wonder,
overdacht Fowler met een onderdrukte grijns — kwamen de diverse
staatshoofden van hun stoel overeind, opgetrommeld als de
deelnemers aan een trouwpartij door de nerveuze toekomstige
schoonmoeder, en kregen te horen wat hun plaats in de rij was. Er
werden nog meer verplichte handen geschud en er werden grapjes
gemaakt die door de afwezigheid van tolken niet geheel uit de verf
kwamen. De Saoedische koning keek gemelijk naar de vertragingen. En
daar had hij gelijk in, dacht Fowler. De koning had vermoedelijk
andere zaken aan zijn hoofd. Hij was al diverse malen met de dood
bedreigd. Maar op het gezicht van de man was geen vrees te lezen,
zag Bob Fowler Het was misschien een humorloze man, maar hij bezat
de houding en de moed — en de klasse, bedacht de president — die
met de titel gepaard gingen. Het was de koning geweest die, na een
gesprek van twee uur met Ryan, zich als eerste achter het akkoord
had gesteld. Dat was toch doodjammer. Ryan was ingevallen voor
Charlie Alden, had diens opdracht zonder inleiding op zich genomen
en de klus geklaard alsof hij er volledig op voorbereid was. De
president vermaande zichzelf. Hij had vergeten onder hoeveel
spanning en razernij die eerste manoeuvres tot stand waren gekomen.
Scott Adler in Moskou, Rome en Jeruzalem en Jack Ryan in Rome en
Riyadh. Ze hadden hun taak uitstekend verricht en ze zouden
daarvoor nauwelijks de erkenning krijgen die hun toekwam. Maar dat
waren de regels van de geschiedenis, concludeerde Fowler. Als zij
de glorie wilden, dan hadden ze maar moeten proberen om zijn baan
te krijgen.
Twee Zwitserse gardisten in livrei openden de immense bronzen
deuren, waardoor de corpulente gedaante van Kardinaal Giovanni
D’Antonio zichtbaar werd. De t.v.lampen, zo fel als de zon,
omringden hem met een door de mens gemaakt halo, hetgeen bijna een
proestbui bij de president van de Verenigde Staten van Amerika
veroorzaakte. De processie in de kamer zette zich in beweging.
Wie dit ding ook gebouwd had, dacht Ghosn, hij wist het een en ander over hoe je iets kon ontwerpen dat met brute kracht te maken had. Het was vreemd, dacht hij. Israëlische apparatuur had altijd iets delicaats gehad; foutieve term, de Israëli”s waren slimme, efficiënte, elegante technici. Ze maakten de dingen zo sterk als nodig was, niet meer, niet minder. Zelfs hun in elkaar geflanste spullen toonden een vooruitziende blik en precies vakmanschap. Maar dit hier... dit was op het ongelooflijke af over-geconstrueerd. Het was snel ontworpen en in elkaar gezet. Het was bijna slordig te noemen. Daar was hij dankbaar voor. De demontage werd er gemakkelijker door. Niemand zou er aan gedacht hebben om een zichzelf vernietigend element in te bouwen dat hij eerst moest uitdokteren; de zionisten werden daar langzamerhand duivels handig in. Zo’n sub-systeem had Ghosn nog geen vijf maanden geleden bijna gedood, maar zoiets zat hier niet in. De bouten die de cilinder op zijn plaats hielden, zaten vast, maar waren nog recht, en dat betekende gewoon een sleutel die groot genoeg was. Hij spoot olie op elke bout en een kwartier en twee sigaretten later zette hij de sleutel vast. In het begin kreeg hij er nauwelijks beweging in, maar toen liet de bout zich verwijderen. Hij moest er nog vijf doen.
Het zou een lange middag worden. De speeches kwamen eerst. De paus begon, want hij was de gastheer en zijn retoriek was verbazingwekkend bescheiden. Hij schetste rustig lessen uit de Heilige Schrift en concentreerde zich weer op de gelijkenissen tussen de drie vertegenwoordigde religies. Via een oortelefoontje kregen de staatshoofden en kerkelijke leiders een simultane vertaling, hetgeen volstrekt onnodig was, want ieder van hen had een geschreven exemplaar van de diverse speeches. De mannen rond de tafel deden hun best niet te geeuwen, want speeches waren toch maar speeches en politici hebben moeite met het luisteren naar andermans woorden, zelfs als die van andere staatshoofden zijn. Fowler had er de meeste moeite mee. Hij zou de laatste zijn. Behoedzaam keek hij op zijn horloge, maar hij hield zijn gezicht zorgvuldig neutraal terwijl hij over die anderhalf uur nadacht die hij nog moest wachten.
Het kostte hem veertig minuten, maar toen waren alle bouten er eindelijk uit. Grote, zware, van niet-roestend materiaal. Dat ding was voor de eeuwigheid gebouwd, dacht Ghosn, maar dat werkte alleen maar in zijn voordeel. En nu moest de cilinder eruit. Hij keek zorgvuldig of er misschien veiligheidsmaatregelen waren ingebouwd om te voorkomen dat met de bom geknoeid werd — voorzichtigheid was de enige verdediging bij een klus als deze — en voelde aan de binnenkant. Het enige dat daaraan vastzat, was de radar-zender/ontvanger, maar hier waren drie andere pluggaten, allemaal leeg. In zijn vermoeidheid ervoer Ghosn het niet vreemd dat ze alle drie naar hem toegekeerd waren en gemakkelijk toegankelijk. De cilinder zat op zijn plaats vastgeklonken omdat het omhulsel verfrommeld was, maar toen de bouten eenmaal los waren, was het een kwestie van een beetje kracht om hem los te trekken.
Andrey Il’ych Narmonov hield het kort. Zijn verklaring, vond Fowler, was eenvoudig en uiterst waardig en toonde opmerkelijke bescheidenheid die zeker reacties van de commentatoren zou oproepen.
Ghosn zet een tweede takel met blok op het
A-frame. De cilinder had gelukkig een oog waaraan hij opgehesen kon
worden. Goddank verspilden de Israëli’s net zo min tijd als hij.
Het laatste stuk van de bom was minder zwaar dan hij verwacht had,
maar binnen een minuut had hij de cilinder zover opgetakeld dat hij
de gehele bom door wrijving meenam. Dat kon niet lang zo duren.
Ghosn spoot nog meer kruipolie op het inwendige frame en wachtte
toen tot de zwaartekracht... maar na een minuut gaf hij er de brui
aan. Hij vond een opening, zo groot, dat er een koevoet in paste,
en wrikte nu het frame van de wanden van de cilinder, millimeter
voor millimeter. Binnen vier minuten hoorde hij een kort gekrijs
van protesterend metaal en de bom viel op de grond. Nu was het
alleen maar een kwestie van de ketting optrekken om de cilinder
vrij te krijgen.
De cilinder was groen geverfd en bezat een eigen luik, wat hem niet
geheel en al verbaasde. Ghosn zocht de juiste sleutel uit en ging
werken aan de vier bouten die het luik op zijn plaats hielden. Die
bouten zaten stevig vast, maar gaven zich snel gewonnen toen hij
kracht zette. Ghosn ging nu sneller werken en de opwinding die
altijd bij het einde van het werk kwam, nam bezit van hem, ondanks
zijn gezonde verstand dat hem vertelde dat hij het rustig aan moest
doen.
Ten slotte was het Fowlers beurt.
De president van de Verenigde Staten wandelde naar de katheder met
een bruinlederen map in zijn hand. Zijn overhemd was goed gesteven
en schuurde al zijn nek, maar dat kon hem niet schelen. Dit was het
ogenblik waarop hij zich zijn hele leven had voorbereid. Hij keek
recht in de camera, met een ernstige, maar niet plechtige
uitdrukking, opgetogen, maar niet vrolijk, trots, maar niet
arrogant. Hij knikte naar zijn gelijken.
“Heilige Vader, Majesteit, meneer de president,” begon Fowler.
“Geachte eerste ministers en alle mensen in onze zorgelijke, maar
hoopvolle wereld:
We hebben elkaar ontmoet in deze oeroude stad, een stad die
drieduizend jaar en langer oorlog en vrede heeft gekend, een stad
waarin een der grootste beschavingen van de wereld is ontstaan en
die vandaag de woning is van een godsdienstig geloof, dat nòg
groter is. Wij zijn allen van verre gekomen, van woestijnen en van
bergen, van uitgestrekte Europese vlakten en van een andere stad
aan een brede rivier, maar in tegenstelling tot de vele
vreemdelingen die naar deze oeroude stad trokken, zijn wij in vrede
gekomen. Wij komen hier voor één enkel doel: om een einde aan de
oorlog en aan het lijden te maken, om de zegeningen van de vrede te
brengen naar een verscheurd gebied dat nu nog badend in bloed uit
een geschiedenis verrijst, maar verlicht wordt door de idealen die,
als een creatie naar Gods evenbeeld, de mensen onderscheiden van de
dieren.” Hij keek alleen omlaag om de pagina’s om te slaan. Fowler
wist hoe je een speech moest brengen. Hij had in de afgelopen
dertig jaar heel veel ervaring opgedaan en deze speech bracht hij
met hetzelfde zelfvertrouwen waarmee hij honderd jury’s had
toegesproken. Hij mat zijn woorden en zijn cadansen, voegde
emotionele inhoud toe die zijn imago als IJsman logenstrafte en
gebruikte zijn stem als een muziekinstrument, iets lichamelijks dat
ondergeschikt was aan en onderdeel van zijn intense sterke
wil.
“Deze stad, deze Vaticaanse staat, is gewijd aan de dienst van God
en de mens, en vandaag heeft het die functie beter dan ooit
vervuld. Want vandaag, medebewoners van de Aarde, vandaag hebben
wij weer een deel van de droom bereikt die alle mannen en vrouwen
delen, waar zij ook wonen. Met behulp van uw gebeden, middels een
visioen ons zoveel eeuwen geleden gegeven, zijn wij gaan inzien dat
vrede beter is dan oorlog, een doel zelfs een machtiger inspanning
waardig, een doel dat een veel grotere moed vergt dan nodig is voor
het vergieten van menselijk bloed. Dat wij ons van de oorlog
afwenden en naar vrede streven, is de maatstaf van onze kracht.
Vandaag is het mij een eer en een voorrecht, dat wij allen delen,
om de wereld kond te doen van een verdrag dat een definitief einde
maakt aan de onrust die een gebied, ons allen heilig, zo droevig
heeft besmet. Met dit akkoord komt er een definitieve oplossing,
gebaseerd op gerechtigheid en geloof, en het woord van God die wij
allen onder een verschillende naam kennen, maar die ons allen
kent.
Dit verdrag erkent de rechten van alle mannen en vrouwen in de
regio op veiligheid, vrijheid van godsdienst, vrijheid van het
woord, van de waardigheid die onze basis is en die ligt opgesloten
in de wetenschap dat wij allen Gods schepselen zijn, dat ieder van
ons uniek is, maar dat we allen in Zijn ogen gelijk
zijn...”
Het laatste luik ging eindelijk open. Ghosn sloot zijn ogen en
fluisterde een vermoeid dankgebed. Hij was nu vier uur bezig
geweest en had zijn middagmaal overgeslagen. Hij legde het luik
neer en legde de bouten op het holle oppervlak, zodat ze niet
verloren zouden raken. Ghosn, in alles de technicus, was keurig en
precies in al zijn handelingen. Binnen het luik zat een plastic
pakking die nog steeds goed afsloot, merkte hij bewonderend op. Dit
was een pakking die vocht- en weerbestendig was. En dàt maakte dit
helemaal tot een hypermodern, elektronisch apparaat. Ghosn raakte
het zachtjes aan. Het stond niet onder druk. Hij gebruikte een
klein mesje om in het plastic te snijden en pelde het zorgvuldig
weg. Hij keek voor de eerste keer in de cilinder en het was alsof
een hand van ijs plotseling zijn hart greep. Hij keek naar een
verwrongen bol van geelgrijs... het leek wel vuil
brooddeeg.
Het was toch een bom!
Op zijn minst een zichzelfvernietigend apparaat. Uitermate
krachtig. Vijftig kilo van de zwaarste explosieven...
Ghosn deinsde achteruit en kreeg plotseling dringend behoefte om te
urineren. De technicus zocht met trillende hand een sigaret die hij
pas bij zijn derde poging aan kreeg. Hoe had hij dit... wat, kunnen
missen? Wat had hij gemist? Niets. Hij was even zorgvuldig te werk
gegaan als altijd. De Israëli’s hadden hem nog niet gedood. Hun
ontwerpers waren slim, maar dat was hij ook.
Geduld, hield hij zichzelf voor. Hij
begon aan een nieuw onderzoek van het exterieur van de cilinder.
Daar was de kabel, nog steeds verbonden, van het radarapparaat en
drie extra gaten voor pluggen, allemaal leeg.
Wat weet ik van dit ding?
Radarzender/ontvanger, zware kast, toegangsluik... explosieve bol
verbonden met... Ghosn leunde weer naar voren om het
voorwerp te bestuderen. Op regelmatige en symmetrische afstanden
bevonden zich detonators op de bol... de draden daaruit
waren...
Het is niet mogelijk. Nee, dat kan het niet
zijn!
Ghosn verwijderde de detonators een voor een. Hij ontkoppelde alle
draden en legde ze zorgvuldig en langzaam op een deken, want
detonators waren de kwetsbaarste dingen die de mens ooit
vervaardigd had. Het zware explosief was daarentegen zo veilig te
gebruiken, dat je er rustig een stuk van kon afbreken en aansteken
om een ketel water mee te verwarmen. Hij gebruikte het mes om de
verrassend harde blokken los te wrikken.
“Er bestaat een oude legende van Pandora, een
vrouw uit de mythologie die een doos kreeg. Hoewel haar verteld was
die niet te openen, was ze zo dwaas dit wel te doen, waardoor twist
en oorlog en dood in onze wereld werden losgelaten. Pandora was
wanhopig, tot zij helemaal alleen en onder in de bijna lege doos,
de geest van de hoop zag. Wij hebben allemaal te veel oorlog en
ellende meegemaakt, maar nu kunnen we eindelijk gebruik van de hoop
maken. Het is een lange weg geweest, een bloedige weg, een weg
gemarkeerd door wanhoop, maar het is altijd een weg omhoog geweest,
omdat hoop het gezamenlijke visioen van de mensheid is geweest, het
visioen van hoe het kan, behoort en moet zijn. En hoop heeft ons
naar dit punt gevoerd. De oeroude legende kan dan een heidense
oorsprong hebben, maar haar waarheid is vandaag duidelijk
zichtbaar. Op deze dag stoppen wij oorlog en twist en onnodige dood
weer terug in de doos. We sluiten het conflict weer op en behouden
de hoop: Pandora’s laatste en belangrijkste geschenk aan de gehele
mensheid. Deze dag is de vervulling van de droom van de gehele
mensheid.
Op deze dag accepteren wij uit Gods hand het geschenk van de vrede.
Dank u.” De president glimlachte warm tegen de camera en liep naar
zijn zetel onder het meer dan beleefde applaus van zijn gelijken.
Het was tijd om het verdrag te tekenen. Het ogenblik was
aangebroken en omdat hij de laatste spreker was, was Fowler ook de
eerste die tekende. J. Robert Fowler werd een man van de
geschiedenis.
Nu ging hij niet langzaam meer te werk. Hij
trok de blokken weg en wist dat hij roekeloos was en spilziek, maar
nu wist hij — dacht hij te weten — wat hij in zijn handen
had.
En daar was het: een bal metaal, een glanzende, met nikkel beklede
bol, niet verroest of beschadigd door al die jaren in de tuin van
de druze, beschermd door de plastic pakking van de Israëlische
technici. Het was geen groot voorwerp, niet veel groter dan een bal
waar een kind mee speelt. Ghosn wist wat hij nu moest doen. Hij
stak zijn hand helemaal in de verbrokkelde massa explosieven en
raakte met zijn vingers het glanzende nikkelen oppervlak
aan.
Ghosns vingers beroerden de bal van metaal. Die voelde warm
aan.
“Allahu akhbar!”