dinsdag 5 juli
32
De volgende morgen brachten nieuwsdiensten tot Chicago toe het verhaal. Afgezien van woordkeus en presentatie kwam het overal vrijwel op hetzelfde neer. Een ontevreden vakbonder van MidCon Steel in Hopewell, Illinois, had sabotage gepleegd bij het door het bedrijf gesponsorde vuurwerk. Derry Howe, achtendertig jaar, woonachtig in Hopewell, kwam om het leven toen de bom die hij op het werkterrein wilde plaatsen afging. Gewond raakten Robert Freemark, vijfenzestig jaar, ook uit Hopewell, gepensioneerd lid van dezelfde bond, twee mannen van het vuurwerk, en verscheidene toeschouwers. In samenhang hiermee kwam een andere man, Junior Elway, zevenendertig, uit Hopewell, om het leven bij het plaatsen van een bom in de veertien inchfabriek van MidCon, tijdens een werkpauze. Men ging ervan uit dat de omgekomenen, bondsactivisten en vrienden, samenwerkten, en dat de bommen waren bedoeld om een poging van MidCon om de fabriek ondanks een staking weer in bedrijf te stellen te verijdelen en een nieuwe gespreksronde te bewerkstelligen. Het politieonderzoek duurde voort.
In het weerbericht werd gewag gemaakt van aanzienlijke schade in delen van Sinnissippi Park als gevolg van een onweersbui die rond middernacht over Hopewell trok. Harde windstoten en de bliksem velden een twee eeuwen oude eik en nog een aantal bomen in het dichtbeboste deel van het park. Het onweer was tegen de ochtend weggetrokken, maar sommige delen van de stad zaten nog steeds zonder stroom en telefoon.
Tess hoorde het in de televisiejournaals terwijl ze heen en weer ging tussen de hal van het ziekenhuis en de lunchroom, en wachtte tot haar grootvader wakker werd.
Het was die nacht bijna twaalf uur toen ze in de stromende regen naar huis liep. Het park was verlaten op wat politieauto's na bij het paviljoen en de rodelbaan, die daar stonden met rode en blauwe zwaailichten. Politiemannen met gele broeken aan spanden linten en zochten de grond af, maar ze hechtte er weinig belang aan, tot ze thuiskwam en er zo'n auto op hun oprit stond, terwijl er binnen agenten aan het zoeken waren. Ze kreeg te horen dat haar grootvader in het ziekenhuis lag met een gebroken schouder, gekneusde ribben en mogelijk inwendig letsel, als gevolg van een bomaanslag in het park, en dat zij als vermist was opgegeven, mogelijk door ontvoering.
Toen er niets met haar aan de hand bleek, brachten ze haar naar het ziekenhuis om haar grootvader te bezoeken. Bob was behandeld en had een slaapmiddel gekregen, en de verpleegsters zeiden dat hij wel tot de ochtend zou slapen. Ze had de tegenwoordigheid van geest Cass Minter te bellen om haar te laten weten waar ze was en dat ze het goed maakte. Cass was op dit late uur nog op. Brianna logeerde bij haar, en Robert zat thuis ook op nieuws te wachten. Robert had de politie gebeld en had verteld over de man die in het park bomen vergiftigde en misschien Tess te pakken had gekregen. Hij opperde zelfs dat de man misschien wel een verdovingsstok had.
Tess dommelde de rest van de nacht wat terwijl haar grootvader sliep. Cass kwam de volgende morgen langs met haar moeder, en toen mevrouw Minter Tess zag namen ze haar mee naar huis om te douchen en schone kleren aan te trekken. Ze maakten iets warms voor haar en brachten haar weer terug.
Toen ze in de middag weggingen, belde ze het Lincoln Hotel en vroeg naar John Ross, maar ze kreeg te horen dat deze al vroeg de bus had genomen naar de Quad Cities, zonder een adres achter te laten.
Haar grootvader sliep nog steeds, dus zocht ze een rustig plekje in de hal om te wachten. Terwijl ze tijdschriften las en voor zich uit staarde, gingen haar gedachten voortdurend terug naar de gebeurtenissen van de afgelopen dagen. Gezichten en stemmen doken onverwacht op. De demon. John Ross. Rang. Twee Beren. Kwit. Ze probeerde te begrijpen wat ze haar vertelden om alle brokstukken tot een samenhangend geheel te maken. Ze zocht een lijn in wat ze had meegemaakt. Ze dacht vaak aan Evelyn, en daar werd ze triest en filosofisch van. Na de afgelopen nacht leek het alsof haar grootmoeder al heel lang dood was. Er was sinds gisteren ook zoveel gebeurd. Vandaag waren Derry Howe, Junior Elway en de bomaanslagen het grote nieuws. Morgen zou er weer wat anders zijn. Zo was uiteindelijk niets belangrijk, maar zo liepen die dingen nu eenmaal. Het leven ging door. Het was maar het beste herinneringen vast te houden die belangrijk voor je waren, zodat jij het tenminste wist als verder iedereen het was vergeten. Zij zou Evelyn nooit vergeten.
Ze zat doezelig in de hal te luisteren naar een bericht over dreggen in de rivier naar een vermiste stadgenoot, toen een verpleegster haar kwam zeggen dat haar grootvader wakker was en naar haar vroeg. Vlug stond ze op en liep naar zijn kamer. Hij zat rechtop in bed met zijn schouder en arm in het gips, verband om zijn ribben en slangetjes aan zijn arm. Zijn witte haar piekte warrig toen hij zijn hoofd naar haar omdraaide. Ze glimlachte dapper.
'Hai, opa, " zei ze.
'Het was me het nachtje wel, hè?' antwoordde hij. Hij zag de bezorgdheid op haar gezicht. 'Gaat het een beetje, Tess?'
'Het gaat prima. ' Ze ging naast hem op het bed zitten. 'En hoe is het met jou?'
'Stijf en pijnlijk, maar het komt wel goed. Je hebt zeker wel gehoord wat er is gebeurd?'
Ze knikte. 'Die vent wilde het vuurwerk opblazen en jij probeerde hem tegen te houden. ' Ze pakte zijn hand. 'Mijn opa is een held. '
'Nou, ik hield hem eigenlijk niet tegen. Welbeschouwd ging het mij erom dat de mensen weten waar hij eigenlijk op uit was. Misschien wordt de spanning daardoor een beetje minder. Hebben ze jou gezegd hoelang ik hier moet blijven?'
Ze schudde van nee. 'Ze hebben me niets verteld. '
'Ach, er valt ook niet veel te vertellen. Over een dag of twee gaat het wel weer, maar voor hetzelfde geld houden ze me een week. Ik denk dat ze me wel naar de begrafenis laten gaan. De dokter zei zoiets. ' Hij zweeg even. 'Red je je wel zonder mij? Moet ik iemand voor je bellen? Misschien kun je bij de Minters logeren. '
'Opa, maak je geen zorgen, ik red me prima, ' zei ze vlug. 'Ik kan wel voor mezelf zorgen. '
Hij bekeek haar even. 'Dat weet ik. ' Hij keek naar zijn nachtkastje. 'Geef me dat glas water even aan, wil je?'
Hij dronk, zijn hoofd iets opgeheven van de kussens. De kamer was wit en stil, en ze hoorde stemmen op de gang. Door kieren in de zonwering zag ze de blauwe lucht.
Toen hij had gedronken, keek Bob haar weer aan en zijn ogen verrieden onbehagen. 'Heb je vannacht je vader ontmoet?'
Ze kreeg een brok in haar keel en knikte.
'Heeft hij je kwaad gedaan?'
Ze schudde haar hoofd. 'Hij probeerde me over te halen met hem mee te gaan, zoals John Ross voorspelde. Hij bedreigde me. Maar ik weigerde en zei dat hij me niet kon dwingen. ' Ze fronste haar voorhoofd. 'Toen gaf hij het op en ging weg. '
Bob keek haar onderzoekend aan. 'Zomaar? Daar ging hij weer, terug naar de vergiftigde bomen in het park?'
'Nou, nee. ' Ze besefte hoe raar het klonk. Peinzend keek ze naar het raam. 'Hij ging niet zomaar weg. Het is een beetje moeilijk uit te leggen. ' Ze aarzelde. 'Er kwam wat hulp. '
Bob bleef haar vragend aankijken, maar er kwam niets meer. Ten slotte knikte hij. 'De rest vertel je me later maar een keer, als ik weer beter ben. '
Ze keek hem aan. 'Ik vergat nog iets. Hij vertelde me over oma. Hij zei dat hij achter mij aan zat, en dat ze hem had weggejaagd met een geweer. ' Ze keek in zijn ogen. 'Ze schoot dus niet zomaar in het wilde weg. '
Hij knikte weer, in zichzelf gekeerd. 'Het is goed om dat te weten, Tess. Fijn dat je me dat vertelt. Ik vermoedde al zoiets. '
Hij sloot even zijn ogen en Tess ademde langzaam uit. Het bleef even stil. Toen zei Tess: 'Opa, ik vroeg me iets af. ' Ze wachtte tot hij zijn ogen weer opendeed. 'Je weet van Jared Scott?' Bob knikte. 'Ze hebben zijn broertjes en zusjes meegenomen. Mevrouw Walker zegt dat die naar pleeggezinnen gaan. Ik vroeg me af of wij Bennett Scott niet in huis kunnen nemen, als je weer beter bent. '
Ze beet op haar lip, want haar ogen werden opeens vochtig. 'Ze is wel erg klein om naar vreemden te gaan, opa. '
Haar grootvader knikte en omklemde haar hand. 'Dat lijkt me een goed idee, Tess, ' zei hij zacht. 'We zullen zien. '
Toen haar grootvader weer sliep, liep ze het hele eind naar huis, want ze wilde alleen zijn. De zon stond weer aan een wolkeloze hemel en het was iets koeler na het onweer. Ze vroeg zich af wat voor weer John Ross op dit moment had.
Het huis was stil en leeg. De potten en pannen waren uit de keuken weggehaald door dominee Emery, die een aardig briefje voor haar had neergelegd, waarin stond dat hij die avond haar grootvader in het ziekenhuis zou bezoeken. Ze ging met een blikje fris op de trap van de achterveranda zitten. Krabber lag languit aan haar voeten en wist van niets. Ze keek herhaaldelijk het park in, maar maakte geen aanstalten erheen te gaan. Kwit zou wel druk zijn met het herstellen van de schade in het dichte woud. Misschien dat ze hem daar morgen ging opzoeken.
Toen het donker werd, maakte ze een boterham klaar en ging eten aan de keukentafel waaraan ze zo vaak met Evelyn had gezeten. Opeens hoorde ze een jong katje miauwen. Ze bleef even zitten, stond toen op en liep naar de achterdeur. Daar was Spook. Het kat je van Bennett Scott was vuil en broodmager, maar mankeerde verder niets. Tess pakte het beestje op en hield het tegen zich aan. Waar kwam het vandaan? Kwit was nergens te bekennen. Maar Spook kon nooit zomaar de weg hierheen hebben gevonden.
Ze schonk melk in een kommetje en zette Spook voor op de veranda. Het katje likte gretig en snorde luid. Tess keek toe. Dit zette haar aan het denken.
Na een tijdje pakte ze de telefoon en belde Robert.
'Hallo, ' zei ze.
'Tess?'
'Heb je zin om op de fiets mee te gaan naar Jared?'
Het bleef even stil. 'Wat heb je gisteravond met me uitgehaald?'
'Niets. Ga je mee of niet?'
'Jared mag helemaal geen bezoek hebben. Hij ligt op de intensive care. '
Tess keek naar de lange schaduwen in het park. 'Laten we het toch maar proberen. '
Ze hing op en toen de telefoon ging, nam ze niet meer op. Met Robert kon je beter niet discussiëren.
Twintig minuten later kwam hij aangereden. Hij liet zijn fiets in het gras vallen en liep naar de verandatrap, waar ze zat. Hij streek door zijn weerbarstige haar.
'Waarom gooide je de hoorn erop?' wilde hij weten.
'Ik ben een meisje, ' zei ze schouderophalend. 'Meisjes doen zulke dingen. Wil je een blikje fris?'
'Ja, paai me maar. ' Hij volgde haar naar de keuken. 'Hoe gaat het met je opa?'
'Goed. Hij moet misschien nog een week in het ziekenhuis blijven, maar hij maakt het goed. '
'Mooi zo. Ik wou dat ik hetzelfde kon zeggen. '
Ze trok vragend een wenkbrauw op. 'Wat is er dan? Heb ik je gisteravond pijn gedaan?'
'Ah, zie je! Je geeft het toe!' riep Robert opgewonden. 'Ik wist wel dat je iets uithaalde! Wat was het? Kom op, zeg het!'
Ze haalde een blikje uit de koelkast en gaf het aan hem. 'Ik heb een verdovingsstok gebruikt. '
Hij staarde haar met open mond aan. Toen werd hij rood. 'Niks van waar! Dat zeg je maar omdat ik dat tegen de politie zei! Hoe moet jij trouwens aan zo'n ding komen? Vertel op! Wat deed je?'
'Bedoel je dat je tegen de politie hebt gelogen?' vroeg ze hooghartig.
Hij bleef haar aanstaren, met een gezicht als een oorwurm. Toen wenkte hij met zijn vinger. 'Kom eens hier. '
Hij ging met haar naar buiten, de tuin in. Daar schudde hij het blikje uit alle macht, richtte het op haar en trok het open. Ze werd helemaal onder gesproeid. Hij wachtte tot ze weer keek, nam een flinke slok en zei: 'Okay dan staan we nu quitte. '
Ze ging naar binnen om zich te wassen en een droog shirt aan te trekken en toen ze terugkwam, was hij aan het spelen met Spook, wie hij een stukje touw voorhield. Spook bekeek het nieuwsgierig en argwanend. 'Ben je klaar?' vroeg ze, terwijl ze het katje opnam en in het huis zette.
Hij haalde zijn schouders op. 'Waarom doen we dit eigenlijk?' Hij liet het touwtje vallen en liep naar zijn fiets.
Ze gaf in het voorbijgaan een schop tegen zijn achterband. 'Omdat ik bang ben dat Jared niet uit zijn coma ontwaakt als wij ons er niet mee bemoeien. '
Ze stapten op en reden in de schemering via Sinnissippi Road en de Lincoln Highway naar de stad. Ze spraken niet en zagen de stad om hen heen donker worden, met mensen die achter verlichte ramen voor de televisie zaten. In de tuinen speelden kinderen, en grasmaaiers raasden. Spreeuwen kwetterden schril en bejaarde paren liepen langzaam over de betonnen trottoirs die hun leefwereld uitmaakten.
Bij het ziekenhuis maakten Tess en Robert hun fietsen vast aan het rek bij de hoofdingang en gingen naar binnen. Het was na negenen en de meeste bezoekers waren al naar huis. Samen liepen ze de gang in om even bij Tess' grootvader te gaan kijken, maar die sliep weer. Ze ontdekten het trappenhuis van het zes etages tellende ziekenhuis en bleven daar rondspiedend staan.
'Nou, wat is het plan?' vroeg Robert, een wenkbrauw optrekkend.
'Hij ligt op vijf-veertien, ' antwoordde Tess. 'Vlak bij het trappenhuis. Jij gaat met de lift naar boven en houdt de verpleegster bij de zusterpost aan de praat. Informeer maar wat naar Jared. Ik neem de trap en kan dan ongemerkt in zijn kamer komen. '
'Is dat je hele plan?' vroeg Robert schamper.
'Als jij tenminste wilt helpen. '
Hij staarde haar aan. 'Weet je wat, ik help je als jij me vertelt wat je gisteravond met me uithaalde. Maar deze keer de waarheid. '
Ze keek terug en dacht erover na. Toen zei ze: 'Ik heb magie op je toegepast. '
Hij weifelde, en ze kon zien dat hij haar heel even geloofde. Toen werd hij weer schamper. 'Je bent nog gekker dan ik. Goed, laten we gaan. '
Ze wachtte tot ze hem voor de lift zag staan en begon aan de klim. Ze kwam op de vijfde verdieping, deed de deur op een kier en keek de gang in. Die was helemaal verlaten. Ze zag kamer 14 recht tegenover zich. Toen Robert even later uit de lift stapte en naar de zusterpost liep, sloop ze uit haar schuilplaats. Even later was ze in Jareds kamer.
Jared Scott lag doodstil in een ziekenhuisbed en zag er klein en verloren uit te midden van allerlei apparaten. Hij staarde met half gesloten ogen in het niets, bleek en weggetrokken. Alleen de monitors en een lampje bij de deur gaven wat licht. De blindering aan de straatkant was dicht en de luchtverversing zoemde zachtjes. Tess keek even rond in de kamer. De bovenste helft van Jareds hoofd zat in verband, en hij had lelijke plekken op zijn gezicht en armen. Ze keek wanhopig van zijn gezicht naar de monitors en weer terug.
Ze had er al sinds ze haar grootvader alleen had gelaten over gedacht bij hem langs te gaan. Spook gaf de doorslag. Ze dacht dat ze Jared kon helpen. Ze moest het proberen, misschien net zo goed voor haarzelf als voor hem. Ze moest uit de schaduw van haar vader treden, zich van zijn duistere erfenis ontdoen, en dat zou ze nooit kunnen als ze niet aanvaardde wat ze van hem had, en er heel anders gebruik van maakte.
Ze liep naar Jareds bed en deed het zijhek naar beneden, zodat ze bij hem kon zitten. 'Hé, Jared, ' zei ze zachtjes.
Ze raakte zijn hand aan, pakte hem vast en streelde zijn gezicht. Zijn huid voelde warm en zacht aan. Ze keek of hij reageerde, maar zag niets. Hij bleef liggen alsof hij sliep. Ze vocht tegen haar tranen.
Ze wist dat het riskant was wat ze ging doen. Maar diep vanbinnen wist ze ook dat ze Jared voorgoed zou verliezen wanneer ze niets deed. Hij zou zich niet op eigen kracht herstellen. Hij wachtte eigenlijk op haar.
Ze boog zich over hem heen, met zijn hand nog vast, en keek in de nietsziende ogen. 'Jared, ik ben het, Tess, ' fluisterde ze.
Ze zond haar magie naar hem uit, met gesponnen draden van geluid en beweging, die voorzichtig in hem drongen door zijn starende ogen. 'Jared, waar ben je?' vroeg ze zacht. 'We missen je. Ik, Cass, Robert, Brianna. We missen je. ' Ze drong iets meer aan. Ze voelde dat iets in hem verzet bood, dat het terugtrok en er een gordijn voor hing. Ze wachtte geduldig tot het gordijn openging. Toen probeerde ze het opnieuw. Ze streelde hem, streek licht over zijn broze bewustzijn, dat hij zo diep en veilig had weggeborgen.
'Ik ben hier, Jared. Kun je me horen?'
Ze had geen idee van de tijd, zo ging ze erin op hem te bereiken en door de schaal te breken waarin hij zich had teruggetrokken. Ze hoorde voetstappen op de gang, maar die gingen voorbij. Ze vergat de hele buitenwereld. Ze bleef waar ze was, en haar blik liet Jared geen moment los. Ze bleef tegen hem praten, noemde zijn naam en oefende met haar magie zachte drang uit om de deur van zijn bolwerk op een kier te krijgen.
'Jared, ' zei ze steeds maar weer. 'Ik ben het, Tess. '
Tot eindelijk zijn ogen haar zochten en hij fluisterde: 'Hé, Tess. ' Toen wist ze dat alles goed zou komen.
In een Greyhoundbus ten westen van Denver en Salt Lake City zat John Ross in de nacht te staren, naar de lichten van boerderijen en dorpen die aan de voet van het gebergte in het donker voorbijflitsten. Hij zat alleen achterin, met zijn staf tegen de zitting naast hem. Het gebrom van de motor en het geraas van de wielen overstemden het gesnurk van zijn medereizigers. Het liep tegen twaalven en hij was als enige wakker.
Hij zuchtte vermoeid. Ook hij zou straks gaan slapen. Omdat het moest. Omdat zijn lichaam het eiste en hem geen keus liet.
Er waren bijna twee dagen verstreken sinds hij Tess Freemark in het verregende Sinnissippi Park had achtergelaten. Hij ging terug naar zijn hotel, verzamelde zijn bagage en wachtte in de lobby op de vroege bus. Toen die kwam, stapte hij in. Hij keek bij het wegrijden niet om. Zijn herinnering aan Hopewell en de mensen daar vervaagde al. Van het totaalbeeld bleven alleen wat momenten over die hij kon wegstoppen en met zich meenemen. Bob, die hem die eerste dag bij Josie begroette omdat hij dacht dat hij een vriend van Caitlin was geweest. Evelyn, die hem met haar scherpe oude ogen aftastte om door zijn façade heen te kijken. Josie Jackson, zoals ze die laatste dag naast hem had gelegen, warm en met slaapogen. Kwit, het bosmannetje dat over Sinnissippi Park waakte. Daniël. Rang. De demon.
Maar het meest bleef Tess Freemark hem bij, een veertienjarig meisje dat magie bezat en daarmee de waarheid over haar familie verwerkte, waar ze anders aan kapot was gegaan. Haar gezicht zag hij duidelijk voor zich, met sproeten, een guitige glimlach en krullend, bruinachtig haar. Hij zou zich de lange, soepele passen herinneren waarmee ze rende, en haar manier van doen als het er echt op aankwam. In een wereld waarin zoveel van wat hij tegenkwam alleen maar zijn vrees versterkte dat de toekomst in zijn dromen onafwendbaar was, gaf Tess hem hoop. Vele anderen zouden zijn bezweken onder hun angst en wanhoop, maar Tess niet. Ze vormde een kleine overwinning, gemeten aan de gigantische strijd tussen het Woord en de Leegte, maar kleine overwinningen gaven soms de doorslag. Zoals ook de kleine gebeurtenissen die de balans in het leven deden doorslaan de wereld echt konden veranderen.
Ik wou dat ik je vader had kunnen zijn,zei hij tegen haar, en hij meende het.
Hij vroeg zich af of hij haar ooit terug zou zien.
Hij ging rechtop zitten en keek over het gangpad langs de uitgezakte slapers naar de chauffeur, die van achter zijn stuur op de weg keek. In het felle licht van de koplampen was de snelweg een eindeloze strook beton die in het donker verdween. De ochtend was nog ver weg; het werd tijd om te slapen. Dat had hij sinds zijn vertrek uit Hopewell nog niet gedaan, en hij kon het nu niet meer uitstellen. Hij huiverde onwillekeurig bij het vooruitzicht. Het zou erg worden. Verschrikkelijk. Hij moest het zonder zijn toverkracht stellen, na zijn gevecht met de Maentwrog. Hij was dan gedwongen te vluchten en zich te verbergen voor de achtervolging van zijn vijanden; hij zou alleen en weerloos tegenover hen staan. Misschien dat ze hem deze nacht vonden. Misschien zouden ze hem doden. In de wereld van zijn dromen was alles mogelijk.
Moedeloos en berustend legde hij zijn slechte been op de bank en ging tegen de zijkant van de bus aan zitten. Hij was bang, maar hij liet niet toe dat de angst hem de baas werd. Hij als Ridder van het Woord vond wel een manier om het te overleven.
John Ross, de strijder die door de tijd reisde, sloot zijn ogen en zakte weg in een droom over een toekomst die hij nooit werkelijk hoopte te zien.
366