-16-

Toen Tess eindelijk in haar kamer was, ging ze op bed naar het donkere plafond liggen staren en luisteren naar het schrille geluid van de bidsprinkhanen door de hor. Het was vreselijk benauwd en ook de grote staande ventilator gaf weinig verluchting. Ze lag op de dekens in haar sportbroekje en shirt, in afwachting van haar ontmoeting met Twee Beren om middernacht. Haar deur stond open en de gang erachter was stil en donker. Haar grootmoeder kon naar bed zijn, maar Tess wist dat niet zeker. Ze stelde zich haar voor zittend aan de keukentafel in het zachte, gefilterde licht van maan en sterren, sigaretten rokend, whisky drinkend en haar geheimen overdenkend.

Tess zag die geheimen als schimmen over het plafond dansen.

Was John Ross haar vader? Zo ja, waarom had hij haar dan in de steek gelaten?

De vragen bleven door haar hoofd malen en lieten haar geen rust.

Als John Ross haar vader was, waarom sprak haar grootmoeder dan zo bitter over hem? Waarom wantrouwde ze zijn bedoelingen zo? Wat had haar vader dan gedaan?

Ze sloot haar ogen, alsof ze in het donker eerder de antwoorden vond. Ze probeerde rustig te worden om het bonzen van haar hart en het jagen van haar bloed te onderdrukken, maar dat lukte niet.

Waarom was haar vader zo'n raadselachtige figuur, met zo'n schimmige rol in haar leven? Waarom wist ze zo weinig van hem?

Buiten klonk een uil, en Tess vroeg zich af of Daniël naar haar riep. Zo zocht hij soms contact, al begreep ze niet goed waarom. Maar ze stond nu niet op om te kijken, want ze deed haar uiterste best om de twijfels en verwarring te begrijpen die haar altijd hadden beziggehouden. Er was een onthulling ophanden, als een onweer dat zich boven de prairies ontwikkelt en naar het oosten trekt - donker, onheilspellend en machtig. Ze kon het voelen, het proeven als regen en ruiken als elektriciteit in de lucht. De toenemende driestheid van de Vreters, de achteruitgang van de gevangenis van de Maentwrog en de komst van John Ross en de demon gaven een verschuiving aan in het evenwicht van de dingen. En het hield allemaal verband met haar, op een manier die ze niet begreep. Ze kon het aanvoelen sinds haar samenzijn met Ross. Het lag in de woorden die hij gebruikte en de geheimen die hij met haar deelde. Hij had haar in vertrouwen genomen vanwege haar rechtstreekse betrokkenheid. Het ging er nu om hem ertoe te bewegen haar te zeggen waarom dat was.

Toen ze op haar lichtgevende wekker zag dat het tegen twaalven liep, stond ze op, liep naar de open deur en luisterde. Het huis was donker, op de lamp die Evelyn altijd bij de voordeur liet branden na. Tess ging terug naar haar bed om de kussens onder de dekens te stoppen die voor haarzelf moesten doorgaan. Vervolgens haalde ze de hor uit het raam, klom eruit, zette de hor terug en begaf zich naar het park.

In de verte blafte een hond met een doordringend geluid in de diepe nachtelijke stilte, en Tess moest opeens denken aan Riley, hun hond. Hij was een grote labrador met zware poten, droevige ogen en een zacht karakter. Ze had hem op haar derde verjaardag als puppy van haar grootouders gekregen. Ze hield van Riley vanaf het moment dat hij met zijn natte tong en zijn levendige, harige lijfje in haar armen was gesprongen. Met Riley groeide ze op. Hij wachtte haar op als ze thuiskwam, ging met haar mee naar haar vrienden en was aan haar zij als ze het park in ging. Hij was erbij toen ze de Vreters zag, en Kwit, en zelfs Rang, hoewel hij er niets van scheen te zien. Ze was bijna twaalf toen hij een tumor in zijn longen kreeg. Niet te opereren, luidde de diagnose. Samen met haar grootvader had ze haar trouwe vriend en metgezel weggebracht om hem te laten inslapen. Ze stond er volkomen beheerst bij toen de dierenarts Riley de injectie gaf, waarop zijn gladharige lijf verstijfde en zijn zachte ogen verstarden. Huilen deed ze later pas, maar toen wist ze ook van geen ophouden.

Maar de reactie van haar grootmoeder bleef haar nog het meest bij. Ze was thuisgebleven en huilde in haar eentje: Tess kon dat zien aan haar roodomrande ogen en de tissues in de afvalbak naast de keukentafel, waar ze toen al altijd zat met haar whisky en sigaretten. Oma zei niets toen ze terugkwamen, maar bij het avondeten zei ze op besliste toon dat er geen hond meer in huis kwam. Katten waren wel genoeg en konden voor zichzelf zorgen. Een hond was te afhankelijk en te lastig, en je ging er te veel aan hechten. Ze had het over Riley, maar Tess was er vrij zeker van dat ze in zekere zin ook Caitlin bedoelde.

Ze bleef bij deze herinneringen even staan in de donkere zomernacht. Ze miste Riley nog elke dag, maar zei dat niet tegen haar grootmoeder. Ze wist dat ze dat niet wilde horen, omdat het haar zou doen denken aan het gemis van Caitlin.

Tess keek naar het stille huis en verwachtte half haar grootmoeder te zien, omdat die op de een of andere manier wist wat ze van plan was. Maar binnen roerde zich niets. Tess keerde zich weer om en sloop met zoekende ogen door de tuin. Minx kwam met haar lijf laag langs de grond onder een eik vandaan, gevolgd door een andere kat met merkwaardige strepen. Voorbij de heg baadden de sportvelden en speelterreinen van het park in een zilveren licht. Dat is mijn geheime wereld, dacht Tess, glimlachend bij het idee. Niemand kende die zoals zij, zelfs haar oma niet, die er afstand van had genomen. Tess vroeg zich af of zijzelf met haar jeugd haar kinderwereld zou kwijtraken, als de prijs die je betaalde voor volwassenheid. Tussen volwassenen en kinderen was altijd een kloof, met wederzijdse geheimen. Als je oud genoeg was, kreeg je toegang tot de geheimen van de volwassenen en werden die van kinderen taboe, zij het zonder een absolute scheidslijn. Zo ging dat. Dit had haar grootmoeder haar bijna een jaar geleden verteld, toen Tess voelde dat haar kinderlichaam veranderingen begon te vertonen in de richting van volwassenheid. Ze zei toen dat het leven je nooit alles gaf of alles afnam.

Ze glipte door het gat in de heg en Kwit liet zich met een geërgerde grom op haar schouder vallen.

'Dat werd tijd! Waar bleef je zo lang? De afspraak was middernacht, dat weet je toch? Kenirre!'

Ze bleef voor zich kijken. 'Waarom ben je zo kwaad?'

'Kwaad? Ik ben niet kwaad! Waarom denk je dat?'

'Je klinkt kwaad. '

'Ik klink net als anders!'

'Ja, je klinkt altijd kwaad. Vooral nu. ' Ze voelde hem wriemelen op haar schouder, met ritselende blaadjes en twijgjes. 'Vertel me over mijn vader. '

Hij blies als een kat. 'Je vader? Waar heb je het over?'

'Ik wil iets over mijn vader weten. '

'Nou, ik weet niets van jouw vader! Dat heb ik al gezegd! Vraag het maar aan je grootmoeder!'

Ze keek hoe hij gemelijk op haar schouder zat. 'Hoe komt het toch dat niemand ooit met me over mijn vader wil praten? Waarom wil niemand me iets over hem vertellen?'

Kwit schopte geërgerd tegen haar schouder. 'Het valt niet mee om over iemand te praten die je niet kent, dus dat zou in mijn geval de verklaring zijn! Je hoort toch nog wel goed?'

Ze gaf geen antwoord en begon te rennen. Ze snelde de dienstweg af tot voorbij het eerste vangscherm, en ging toen over het honkbalveld naar de rivier en de kliffen. De vochtige lucht trok langs haar gezicht terwijl haar voeten over het pasgemaaide gras vlogen. Ze rende alsof ze achtervolgd werd, haar armen losjes, diep ademend en met wild jagend bloed. Kwit maakte een verbaasd geluid en moest zich goed aan haar shirt vasthouden. Tess hoorde zijn gemopper in de luchtstroom langs haar oren. Ze ging op in de beweging van haar ledematen en het bonzen van haar hart. Ze kwam langs de honkbalvelden en speelterreinen, stak de hoofdweg over, sprong over afscheidingen en verdween in het geboomte bij de grafheuvels. Ze rende als een razende en kreeg het gevoel dat ze eeuwig zo door kon lopen.

Maar dat was niet zo. Ze kwam bij de picknicktafels tegenover de grafheuvels en hield haar pas in, verhit maar ook rustig. Ze was haar onvrede en twijfel even kwijt. Kwit kefte tegen haar als een nijdig hondje, maar ze negeerde hem en keek rond of ze Twee Beren en de geesten van de Sinnissippi zag. Ze keek op haar horloge. Het was bijna twaalf uur en hij was nergens te zien. De grafheuvels staken stil en donker af in het maanlicht tegen de sterrenhemel in het zuiden. Het park was doodstil. Niets vertoonde zich. Er waren zelfs geen Vreters te zien.

Een sliert rook trok door de lucht, scherp ruikend en onzichtbaar.

'Waar is hij?' vroeg ze zacht, terwijl ze met bonzend hart links en rechts keek.

'Hier, Vogelnestje, ' antwoordde zijn bekende stem, en ze schrok hevig.

Hij stond recht voor haar, zo dichtbij dat ze hem kon aanraken. Hij was opgedoken uit het niets, uit de hitte van de nacht, uit de ether. Hij had zijn bovenlijf ontbloot en zijn gezicht, armen en borst beschilderd met een streeppatroon. Hij droeg zijn lange haar nog steeds in een vlecht, maar nu hingen er rijen veren aan. Ze had hem eerst al groot gevonden, maar nu was hij reusachtig. De koperen huid van zijn machtige borst en armen glansde tussen de strepen verf, en zijn gezicht leek een beeldhouwwerk van licht en schaduw.

'Je bent dus gekomen, ' zei hij zacht, terwijl hij nieuwsgierig op haar neerzag. 'En je hebt je verlegen vriendje meegebracht. '

'Dit is Kwit, ' stelde ze het bosmannetje voor, dat rechtop op haar schouder naar de grote man zat te gapen.

'Aangenaam, ' zei Kwit, maar het klonk niet of hij het meende. 'Hoe komt het dat jij me kunt zien en ieder ander niet?'

Er trok een vluchtig lachje over het gezicht van Twee Beren. 'Indiaanse magie. ' Hij keek Tess aan. 'Ben je er klaar voor?'

Ze haalde diep adem. 'Ik weet het niet. Wat gaat er gebeuren?'

'Wat ik je heb gezegd. Ik roep de geesten van de Sinnissippi op en ze zullen verschijnen. Misschien zullen ze tot ons spreken. Misschien ook niet. '

Ze knikte. 'Ben je daarom zo uitgedost?'

Hij bekeek zichzelf. 'Hoe bedoel je? Ah, ik snap het. Je bent bang dat dit een krijgstooi is, en dat ik misschien op strooptocht wil om wat bleekgezichten te scalperen. '

Ze fronste afkeurend. 'Ik stel gewoon een vraag. '

'Ik ben zo uitgedost omdat ik met de geesten wil dansen als ze dat toelaten. Ik zal heel even één met ze zijn. Wil je ook meedoen?'

Ze overwoog de mogelijkheid van dansen met de dode Sinnissippi. 'Dat weet ik niet. Mag ik je wat vragen O'olish Amaneh?'

Hij glimlachte weer bij het horen van zijn indiaanse naam. 'Je mag me alles vragen. '

'Denk je dat de geesten me zullen zeggen wie mijn vader is als ik het vraag? Vertellen ze zulke dingen?'

Hij schudde zijn hoofd. 'Je kunt ze niets vragen. Ze reageren niet op vragen of zelfs op stemmen, maar op wat in je hart is. Ze kunnen je over je vader vertellen, maar dat moeten ze zelf willen. Begrijp je?'

Ze knikte en werd opeens nerveus bij het vooruitzicht dat ze de onthulling van dit duistere geheim te horen zou krijgen. 'Moet ik iets doen?'

Hij schudde weer zijn hoofd. 'Niets. Ga gewoon met me mee. '

Ze liepen naar een ijzeren barbecue naast een picknicktafel. Daarin gloeide een houtvuur, wat de rook verklaarde. Twee Beren pakte een lange, bewerkte pijp van de tafel, keek even of de ingebrande kop goed was gestopt, stak hem in het vuur, stak het andere eind in zijn mond en zoog om de pijp aan te steken. Weldra kringelde de rook de lucht in.

'Vredespijp, ' zei hij, haar wenkend. Hij nam nog wat trekjes en zoog de rook diep in zijn longen. Toen gaf hij de pijp aan haar. 'Nu jij. Een paar trekjes maar.'

Ze nam de pijp met tegenzin aan. 'Wat zit erin?' vroeg ze.

'Kruiden en gras. Daar ga je niet dood van. De pijp roken is een ritueel, meer niet. Het vergemakkelijkt de overgang van de geesten vanuit hun rustplaatsen naar onze wereld. Het maakt ons toegankelijker. '

Ze snoof boven de kop van de pijp en trok een vies gezicht, ik weet het niet. '

'Neem een paar trekjes. Je hoeft niet te inhaleren. Wees niet bang. Meneer Kwit waakt over je. '

Ze bekeek de pijp nog even voor ze hem aan haar lippen zette. Ze nam een paar heel kleine trekjes, trok haar neus op en gaf de pijp weer terug aan Twee Beren. 'Jakkes!'

De indiaan knikte. 'Je moet eraan wennen. ' Hij inhaleerde de scherpe rook en legde de pijp toen voorzichtig op de rand van de barbecue. 'Ziezo. '

Vervolgens liep hij naar het open veld en ging met gekruiste benen tegenover de grafheuvels zitten. Tess volgde zijn voorbeeld en zette zich vlak naast hem. Kwit zat nog steeds op haar schouder, maar was opmerkelijk stil geworden. Ze keek naar hem, maar hij lette er niet op en staarde de nacht in. Ze liet hem maar. Boven hun hoofd wierpen zware boomtakken vlekkerige schaduwen op de grond door het heldere maanlicht. Tess wachtte geduldig, zei niets en bleef braaf zitten.

Twee Beren begon in een zachte, gestage cadans woorden op te dreunen die Tess onbekend waren. Dat moest indiaans zijn, waarschijnlijk Sinnissippi. Ze keek niet naar Twee Beren, maar richtte haar blik net als hij over de weg heen naar de grafheuvels. Kwit zat doodstil op haar schouder, aan hem had ze geen kind. Ze voelde een lichte angst en vroeg zich ineens af of dit haar niet boven het hoofd zou groeien.

Twee Beren bleef doorgaan met zijn zware, monotone stem. Tess voelde nu niet alleen onbehagen, maar ook bekroop haar enige twijfel. Er gebeurde namelijk niets.

Toen kwam er een windvlaag over de rivier, koel en onverwacht, de geuren meevoerend van vergeten dingen uit haar kindertijd - van haar grootmoeders keuken, haar zandbak, Riley, haar cederhouten speelgoedkist, en de meren van Wisconsin in de zomer. Tess schrok verrast op. De wind streek langs haar heen en was verdwenen. In de stilte die volgde voelde ze kippenvel in haar nek.

Kleine lichtschijnsels verschenen aan de randen van de grafheuvels, rezen op in de nacht, flikkerden en doofden, en bewogen zich met ritmische gratie door het duister. Het begon heel klein, met onbestemde lichtverschijnselen, die langzaam vorm aannamen. Er werden armen en benen, en toen rompen en hoofden zichtbaar. Tess' keel werd dichtgeknepen en haar mond werd droog. Ze boog zich naar voren, tuurde vol verwachting en probeerde te onderscheiden wat ze zag. Op haar schouder slaakte Kwit een verrast kreetje.

En daar rezen de geesten van de Sinnissippi op en namen gestalte aan in een schimmige afspiegeling van hun vroegere lichamen. Ze verhieven zich van de grond en hingen in de lucht, wentelend met kleine bewegingen. Ze dansten, zag Tess, niet op de manier die ze had verwacht, zoals de indianen deden in de televisieshows en films die ze kende, met buigen en gestamp, maar totaal anders. Hun bewegingen waren meer balletachtig, sierlijker, en ze dansten los van elkaar, alsof ze ieder hun eigen verhaal vertelden. Tess keek toe, onder de indruk van deze schoonheid. Na enige tijd voelde ze dat ze werd meegetrokken in de dans. Ze dacht dat ze iets kon voelen van wat de dansers probeerden over te brengen. Ze voelde zich meedeinen, hoorde de geluiden van hun ademhaling en rook het zweet van hun lichamen. Ze wist dat het geesten waren, maar ze waren ook echt. Ze wilde naar hen roepen om gezien te worden en hun aandacht te trekken. Maar ze hield zich stil.

Plotseling kwam Twee Beren overeind en beende naar voren. Hij kwam bij de geesten en danste mee, met zijn grote, machtige lichaam net zo bevallig als zij. Tess stond versteld van het gemak waarmee hij zich bewoog en glimlachte om zijn gratie. Ze voelde de hitte van zijn lichaam in zich, als vermengde zijn bloedsomloop zich met de hare. Ze keek toe, geschokt, en toen met iets van afschuw, hoe zijn lichaam van vlees en bloed in het duister oploste en net zo ijl werd als de geesten van de dode Sinnissippi. Er klonk tromgeroffel op in de nacht, of misschien verbeeldde ze zich dat maar en hoorde ze het ritme van haar hartslag. Ze zag Twee Beren één worden met de doden, net zo worden als zij: doorzichtig en ijl, spookachtig en onwerkelijk. Gebiologeerd keek ze toe terwijl de dans voortduurde, het geluid van de trommels toenam en de dans sneller ging. Ze voelde de zomerhitte door zich heen stromen en ze moest haar ogen dichtknijpen tegen de rode en gouden flitsen.

Vervolgens sprong ze ook overeind, ging dansen met Twee Beren en bewoog zich tussen de geesten van de Sinnissippi. Ze voelde niet dat ze opstond of naar hen toe liep, ze wist niet hoe dat gebeurde, maar opeens bevond ze zich tussen de indiaanse geesten. Ze zweefde daarbij, raakte de aarde niet, hing in de lucht, gevangen tussen leven en dood. Ze hoorde dat ze het uitschreeuwde van vreugde en hoop. Ze leefde zich helemaal uit, reikend naar iets voorbij haar blikveld, herinneringen, haar leven, en alles wat ze wist...

Als een koortsdroom ontrolt het visioen zich voor haar ogen. Het komt uit het niets en vult haar geest met felle kleuren en beweging. Ze is in een ander deel van het park, dat ze niet herkent. Het is nacht, bewolkt en zwart, een duivelsnacht met zwavel en pek. Donkere, gebogen gestaltes schieten door het geboomte, lenig en soepel. Vreters, ziet ze, tientallen, met glinsterende gele ogen in het zwart. Ze voelt dat haar maag zich samentrekt als ze beseft dat ze haar zeker zullen zien. Snel en trefzeker springen ze over grasvelden en paden. Een jonge, energieke vrouw leidt ze. Haar beschaduwde gezicht glimlacht, haar ogen zijn extatisch en haar lange, donkere haar waaiert uit. Tess knippert met haar ogen — een mens die onbevreesd met Vreters dartelt. De vrouw draait en keert zich om, met de Vreters achter zich aan. Ze daagt ze plagend uit, en het is duidelijk dat ze dol op haar zijn. Tess staat gebiologeerd in het donkere park en kijkt ongelovig toe hoe de vrouw op haar toe snelt, een en al boosaardige glimlach en schatering. Ze ziet het leven van de vrouw blootliggen, ziet haar ziel bevrijd en haar hart onbevreesd. Ze wil alles durven, deze vrouw, en heeft al heel wat gewaagd. Ze laat zich er niet onder houden en wil zich nergens voor schamen.

Ze vliegt Tess in de armen en drukt haar stevig tegen zich aan. Tess krimpt ineen en is geschokt. Ze kent deze vrouw. Ze herkent haar gezicht. Dat heeft ze gezien op een ingelijste foto in de huiskamer, op de schoorsteenmantel. Het is Caitlin Freemark, haar moeder.

En toch ook niet. Niet helemaal. Er klop iets niet. Ze is bijna haar moeder, maar ook iemand anders. Tess reageert geschokt en weet niet goed wat ze ziet. De vrouw maakt zich los en haar gezicht is opeens een en al spijt en wanhoop. Achter haar, nauwelijks zichtbaar in het duister, verschijnt een man. Hij doemt plotseling op en de Vreters, die allemaal samendrommen rond de vrouw, maken dadelijk ruimte. Tess probeert zijn gezicht te onderscheiden, maar slaagt er niet in. De vrouw ziet hem en sist van woede en afschuw. Daarop vlucht ze de nacht in, snel als een schaduw, met de springende Vreters achter zich aan, en weg is ze.

Tess kneep haar ogen dicht tegen de duisternis en de stekende pijn in haar ogen. Beelden wervelden en vervaagden, en haar visioen loste op. Ze zat weer met gekruiste benen in het gras, met haar handen gevouwen als in gebed. Twee Beren zat naast haar met zijn gebeeldhouwde lichaam en zijn ogen dicht. Op enige afstand verhieven de grafheuvels zich, stil en zonder enig leven. Over de groene hellingen bewogen zich geen lichten meer en in de lucht erboven dansten geen krijgers. De geesten van de Sinnissippi waren verdwenen.

Twee Beren opende zijn ogen en staarde onverstoorbaar in het duister. Tess greep zijn arm.

'Heb je haar gezien?' vroeg ze gespannen.

De grote man schudde zijn hoofd. Zijn beschilderde koperkleurige gezicht baadde in het zweet en zijn voorhoofd was gefronst, ik kon je visioen niet zien, Vogelnestje. Kun je me er iets over vertellen?'

Ze probeerde te praten, maar merkte dat ze het niet kon. Langzaam schudde ze haar hoofd. Ze voelde zich verlamd. Haar huid was verhit en tintelde, en haar gezicht zag rood van schaamte en verwarring.

Hij knikte. 'Soms is het beter niet te spreken over wat we in onze dromen zien. ' Hij nam haar hand in de zijne. 'Soms zijn onze dromen alleen voor onszelf. '

'Is het echt gebeurd?' vroeg ze zacht. 'Zijn de Sinnissippi gekomen? Hebben we met ze gedanst?'

Hij glimlachte vaag. 'Vraag het aan je kleine vriend als je hem terugvindt. '

Kwit. Tess was hem helemaal vergeten. Ze keek op haar schouder, maar het bosmannetje was verdwenen.

ik ben vannacht veel wijzer geworden, Vogelnestje, ' zei Twee Beren toen hij haar aandacht weer had. 'Mij werd verteld over het lot van de Sinnissippi, mijn volk. Hun geschiedenis werd me getoond. ' Hij schudde zijn hoofd. 'Maar het is veel ingewikkelder dan ik dacht, en ik kan de woorden niet vinden om het uit te leggen, zelfs niet aan mezelf. Ik heb de beelden veilig opgeslagen. ' Hij raakte zijn voorhoofd aan. 'Maar ze zijn verward en vaag, en hebben tijd nodig om zich te openbaren. ' Hij fronste zijn voorhoofd. 'Maar zoveel weet ik wel: een volk wordt niet zomaar of rechtstreeks vernietigd, maar door een ingewikkeld stelsel van gebeurtenissen en omstandigheden, en dat is voor een deel de oorzaak. Omdat we niet vooruit kunnen zien om het te voorkomen. Omdat we er niet genoeg voor waken. Omdat we het niet werkelijk begrijpen. Omdat we, minstens ten dele, de vijand zijn die we vrezen. '

Ze kneep in zijn hand. ik denk niet dat ik iets wijzer ben geworden over wat ons zou kunnen vernietigen of wat ons bedreigt. Er was niets over Hopewell of wat dan ook. Alleen... ' Ze schudde haar hoofd.

Twee Beren stond op en tilde haar overeind alsof ze zo licht was als een veertje. De zwarte verf glansde op zijn gezicht. 'Misschien is je meer getoond dan je beseft. Misschien moet je het meer tijd gunnen, zoals ik. '

Ze knikte. 'Misschien. '

Ze stonden tegenover elkaar in de drukkende stilte en overdachten wat ze wisten en wat niet. Ten slotte zei Tess: 'Kom je morgen terug om de geesten weer op te roepen?'

Twee Beren schudde zijn hoofd. 'Nee, ik vertrek nu. '

'Maar misschien dat de geesten... '

'De geesten zijn verschenen, en ik heb met ze gedanst. Ze hebben me verteld wat ze wilden. Ik heb hier niets meer te zoeken. '

Tess haalde diep adem. Ze wilde dat hij bleef, want ze vond troost in zijn aanwezigheid, zijn stem, en in zijn overtuigingskracht. 'Kun je niet tot na de vierde blijven? Een paar dagen nog?'

Hij schudde zijn hoofd. 'Daar is geen reden voor. Ik hoor hier niet thuis. '

Hij liep naar de barbecue en pakte zijn pijp, die hij leeg klopte en tussen zijn gordel stak. Hij nam een doek en veegde zorgvuldig de zwarte verf van zijn gezicht, armen en borst, waarna hij zijn gescheurde legerjack aantrok. Hij haalde zijn ransel en slaapzak op en hing ze om. Tess kon niet meer denken of iets zeggen en keek toe hoe hij weer de man werd van de eerste ontmoeting, het type haveloze zwerver dat langs 's Heren wegen trok.

'Hier zou je thuis kunnen zijn, ' zei ze ten slotte, met de wil om hem te overtuigen.

Hij liep naar haar toe en keek haar in de ogen. 'Spreek mijn naam uit, ' beval hij zacht.

' O'olish Amaneh. '

'En de jouwe. '

'Nest Freemark. '

Hij knikte. 'Namen met macht. De jouwe is sterker. Vogelnestje. De jouwe bevat ware magie. Ik kan niets meer voor je doen. Wat nog gedaan moet worden, is aan jou. Ik kwam hier om te spreken met de doden van mijn volk, en dat heb ik gedaan. Ik zag dat het je zou helpen als je daarbij aanwezig was, en daarom heb ik je daartoe uitgenodigd. Ik heb je gegeven wat ik te bieden had. Nu moet je daar je voordeel mee doen, en daar heb je mij niet bij nodig. '

Ze staarde naar zijn krachtige, gezicht en de onwrikbare zekerheid in zijn ogen. ik ben bang, ' zei ze.

'Ja, ' beaamde hij. 'Maar angst is een rem op moed en dadendrang. Gebruik hem als zodanig. Spreek mijn naam nog een keer uit. '

Ze slikte. 'O'olish Amaneh. '

'Ja. Spreek hem vaak uit als ik er niet meer ben, zodat ik niet word vergeten. '

Ze knikte.

'Vaarwel, Vogelnestje, ' fluisterde hij.

Toen keerde hij zich om en liep weg.

Tess keek hem na tot hij uit het gezicht verdween. Ze kon hem zien tot aan de rand van het park, waarna hij in het duister leek op te lossen. Ze kreeg sterk de neiging hem terug te roepen of achterna te rennen, maar ze wist dat hij dat niet zou willen. Ze voelde zich moe, leeg en gevoelloos en vroeg zich af of ze Twee Beren ooit zou terugzien.

'O'olish Amaneh, ' fluisterde ze.

Ze aanvaardde de terugtocht en vroeg zich opnieuw af waar Kwit was gebleven. Het ene moment zat hij nog op haar schouder en ging hij doodstil op in de dans van de geesten, en het volgende moment was hij verdwenen. Wat was er gebeurd? Ze stapte door het park, naar huis en naar bed, want ondanks de dramatische belevenissen kreeg ze nu toch slaap. Ze probeerde iets te begrijpen van het visioen met de jonge vrouw, de Vreters en de schimmige gestalte, maar het lukte niet. Ze probeerde ook het nut te zien van wat Twee Beren haar had verteld, maar ook daar slaagde ze niet in. Alles kwam haar zo chaotisch voor; de ene vraag lokte de andere uit, en geen ervan leidde tot de antwoorden die ze zocht.

In de schaduwpartijen rondom haar volgde een handjevol Vreters, als roofdieren die afwachten tot hun prooi wankelt. Ze sloegen haar gade met hun strakke, meedogenloze blik, en ze kon hun honger voelen. Ze wist dat ze niet zouden aanvallen; ze keken alleen maar. Meestal had ze er geen last van, maar deze nacht werkten ze haar op de zenuwen.

Ze was het park uit en liep door de achtertuin naar het huis toen ze ineens wist wat er niet klopte met de jonge vrouw in haar visioen. Ze bleef stilstaan en staarde met grote ogen het donker in. Ze had een droge keel en kippenvel. Natuurlijk kende ze de vrouw; ze had het wel goed gezien. En ze had ook de foto van de vrouw op de schoorsteenmantel gezien. Maar die foto was niet van haar moeder. Die was van een andere vrouw, die lang geleden jong was geweest, toen Tess en haar moeder nog niet eens geboren waren.

Die foto was van haar grootmoeder.